Partij van de Arbeid
Geachte redactie/beste mensen,
Bijgaande nota van de PvdA-kamerleden Adri Duivesteijn, Staf Depla en Harm
Evert Waalkens wordt op dit moment gepresenteerd.
In de nota wordt verwezen naar drie kaarten. Deze zijn niet mailbaar en
ontbreken dus. U kunt ze, evenals een gedrukt exemplaar, via mij opvragen.
Met vriendelijke groeten,
Fridy van Hapert
PvdA-afdeling Voorlichting
070-318 2694
Rubiks ruimte:
Naar een andere combinatie
van stad, glas en land in de Deltametropool
Nota van de Tweede-Kamerfractie van de Partij van de Arbeid
in het kader van de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening
Adri Duivesteijn,
Staf Depla
Harm Evert Waalkens
Den Haag, 21-3-2002
Inhoud
Deel I
Ten geleide 3
1. Principe: contrast en bundeling 5
2. Elementen: verspreid en versnipperd 10
3. Compositie: het combinatiescenario 16
4. Vervolg: onderwerpen voor debat en onderzoek 22
Deel II
Zoekgebieden glastuinbouw Haarlemmermeer 25
Kaart: Haarlemmermeer
Kaart: PKB Schiphol en omgeving
Bundelingsprincipe rondom geluidsbronnen
Deel I
Ten geleide
De gedachtegang die op de volgende bladzijden wordt uitgewerkt, is ontstaan uit onvrede met de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening. Nederland staat in de komende decennia voor grote ruimtelijke opgaven. De manier waarop deze in de Vijfde Nota worden aangepakt, zal naar wij menen te weinig effectief zijn in het bewaren en scheppen van ruimtelijke contrasten. Hoe het anders kan heeft de PvdA eerder aangegeven in de nota Open land, groene steden van de commissie-Peper (2001). Daarin staat een gebiedsgewijze benadering centraal. Soms kunnen echter betere oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken worden gevonden door de grenzen van afzonderlijke gebieden en afzonderlijke sectoren te overstijgen. Dat gebeurt in de Vijfde Nota te weinig. Wij zijn ervan overtuigd dat het anders, beter en voor een langere toekomst bevredigender kan. Daarover gaat deze nota Rubiks ruimte.
We zouden de redenering van deze nota concreet kunnen beginnen in het Westland, bij de problemen die er spelen en onze onvrede over de thans voorgestelde oplossingen. Maar we kunnen even goed ergens anders beginnen, op een andere plaats, of in een andere sector. Bijvoorbeeld bij de Bollenstreek, de Legmeerpolders, de Haarlemmermeer of het huidige vliegveld Valkenburg. Of niet in de glastuinbouwsector, maar bijvoorbeeld bij de woningbouwbehoefte of het behoud van open en cultuurhistorische waardevolle gebieden.
Waar we ook beginnen, de redenering strekt zich al snel uit tot meerdere gebieden en meerdere sectoren. In deze nota zullen wij betogen dat zij op een andere manier kunnen worden gecombineerd dan in de Vijfde Nota wordt voorgesteld. Het is mogelijk om met dezelfde kwantiteiten andere kwaliteiten tot stand brengen. Om met dezelfde elementen een andere compositie te maken.
Het gaat om de kunst van het combineren. We werken een cluster van vraagstukken en oplossingen uit. Deze nota is te zien als een gedachteoefening, een case study, een concrete illustratie van een werkwijze die ook elders kan worden gevolgd. Tegelijkertijd is het een aanzet voor een concreet ordeningsvoorstel in het kader van de Vijfde Nota. Dat deze aanzet nog tal van vragen openlaat, en dat er nog veel studie nodig is, spreekt vanzelf.
De opbouw van de nota is als volgt. Deel I bevat het eigenlijke voorstel. In hoofdstuk 1 wordt het principe uiteengezet. In hoofdstuk 2 beschouwen we de sectorale en gebiedsopgaven waarvoor Nederland thans staat, met de door het kabinet voorgestelde oplossingen en de bedenkingen daarbij. In hoofdstuk 3 komt de alternatieve ordening aan bod die wij uitgewerkt zouden willen zien. In hoofdstuk 4 schetsen we wat ons inziens nodig is om deze aanzet verder uit te werken. Deel II van de nota bevat kaarten en toelichtingen op onderdelen.
Bij de voorbereiding van de nota leverde Yap Hong Seng voor de planologische en stedebouwkundige aspecten waardevolle adviezen, vanuit zijn langjarige bemoeienis met onder meer de Schiphol-regio. Hij maakte voor ons een voorstudie van het gebied binnen de geluidscontouren en de Haarlemmermeerpolder. De tekst van de nota werd verzorgd door Fred Feddes, die eerder de auteur was van Open land, groene steden. Uiteraard komt de inhoud van de nota geheel voor onze verantwoordelijkheid.
Adri Duivesteijn, Staf Depla en Harm Evert Waalkens
Leden van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid
1. Principe: contrast en bundeling
Inleiding: Open land, groene steden
De Partij van de Arbeid heeft in de nota Open land, groene steden van de commissie-Peper gepleit voor blijvende ruimtelijke contrasten tussen stedelijk en landelijk gebied. We erkennen in die nota dat stad en land functioneel en cultureel nauw met elkaar zijn verweven, en dat hun vroegere ruimtelijke contrast sterk is geërodeerd. Maar dit betekent niet dat we ieder ruimtelijk onderscheid moeten opgeven, en lijdzaam moeten toezien hoe zich geleidelijk aan een vlekkenpatroon van anonieme suburbane woonwijken en bedrijfsterreinen over het land uitvloeit. Wij willen het contrast tussen 'stedelijk' en 'landelijk' een nieuwe betekenis en inhoud geven. Daartoe willen we onder meer de nagestreefde contrastwerking verschuiven naar een hoger schaalniveau, met grote eenheden groen en met steden in een ruime, groen gezoomde jas. Niet alleen overal een beetje van beide, maar ook op ruimere schaal markante contrasten.
Een belangrijk argument voor deze visie is de waarde die veel Nederlanders hechten aan ruimtelijke contrasten. Burgers willen verschillen kunnen ervaren. Ze beseffen ook dat zij individueel niet bij machte zijn om de stad-landrelaties op dit schaalniveau te bewaken of te maken. Daarvoor is de overheid nodig. Het gaat om ruimtelijke waarden en opgaven die per definitie tot het publieke domein behoren. Van de overheid mag daarom een sturende visie worden verwacht. Wij menen bovendien dat er in de ruimtelijke ordening voldoende mogelijkheden bestaan om ruimtelijke verschillen en contrasten ook werkelijk te behouden, en nieuwe te maken.
In feite veronderstelt Open land, groene steden een cultuuromslag in de werkwijze van de ruimtelijke ordening. Het ruimtelijke beleid van het Rijk is sinds eind jaren vijftig hoofdzakelijk gericht geweest op spreiding. Het principe van de 'verdelende rechtvaardigheid' dat - vaak impliciet - werd gehanteerd, had in eerste instantie betrekking op een sociaal ideaal van nabijheid en toegankelijkheid van voorzieningen. Dit leidde vrijwel altijd tot spreiding in de ruimtelijke ordening.
Het spreidingsideaal is inmiddels ter discussie komen te staan. Ook al streven we nog altijd naar sociale rechtvaardigheid, deze heeft niet per se een één-op-één-relatie met ruimtelijke spreiding. In het ruimtelijk beleid staan nu ook andere waarden op de voorgrond, zoals ruimtelijke diversiteit. Dit veronderstelt meer inzet op bundeling en contrastwerking. Het betekent, in de woorden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, dat we afscheid nemen van 'generiek' beleid dat verschillen tussen gebieden verkleint en overstappen op beleid dat specifiek op gebieden (of gebiedstypen) is toegesneden.
Dat pleidooi is niet nieuw. Het rijk heeft zich vaker bundeling en contrastwerking voorgenomen. Denk aan de 'gebundelde deconcentratie' uit de Tweede Nota over de ruimtelijke ordening. En de 'compacte stad'-benadering uit de Nota Verstedelijking uit 1983. In de praktijk blijken de mechanismen die spreiding bevorderen echter bijzonder sterk en hardnekkig. De omslag in cultuur en werkwijze die met Open land, groene steden wordt bepleit, richt zich dan ook hierop: hoe kunnen we niet alleen verbaal, maar ook feitelijk bundeling en contrast bewerkstelligen? Welk aantrekkelijk en effectief alternatief is mogelijk voor de huidige, schijnbaar onbeheersbare ruimtelijke ontwikkelingen, het verlies van gewaardeerde ruimtelijke kwaliteiten en de 'verrommeling' van het landschap?
De open vragen van de Vijfde Nota
De antwoorden moeten komen van de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening (deel 3) die binnenkort door het parlement wordt behandeld. De nota biedt een indringend beeld van de verwachte toekomstige ruimtebehoeften. Deze zullen samen ongeveer een kwart van het Nederlandse oppervlakte van functie en/of aanzien doen veranderen. Om dit in goede banen te leiden, neemt het kabinet zich inderdaad bundeling voor, met name met het concept van de stedelijke bundelingsgebieden. Toch is het de vraag of de Vijfde Nota in zijn huidige vorm een afdoende en effectief antwoord geeft op de ruimtelijke vraagstukken waar Nederland voor staat.
De Vijfde Nota leunt in feite nog sterk op de aloude principes van verdelende rechtvaardigheid, ook al zijn de omstandigheden veranderd en ook al zijn de instrumenten waarover de rijksoverheid beschikt niet langer toereikend. Het betekent concreet dat de massa van de veronderstelde ruimtebehoefte in middelgrote stukken wordt gesneden, zodat het profijt en de lasten over een groot aantal gebieden worden verdeeld. Overal komt van alles wat. We zien het bijvoorbeeld bij de nieuwe woningbouw in het westen van het land, bij bedrijfsterreinen, en ook bij de herordening van de glastuinbouw. Het wordt verspreid over vele locaties waarvan de omvang vaak nét voldoende is om levensvatbaar te zijn.
Hierachter kunnen we geen uitgesproken ruimtelijk of sociaal ideaal vinden, maar veeleer bestuurlijke pragmatiek. Er is sprake van conflicterende belangen, maar ook dit conflict wordt versnipperd; het wordt in middelgrote stukken opgedeeld om vervolgens op het bijpassende middelgrote schaalniveau te worden uitgevochten. Met overal van alles wat kan de noodzaak van geprononceerde keuzen worden ontlopen. Hiermee verdwijnt echter ook al bij voorbaat de mogelijkheid van geprononceerde oplossingen.
Sterker nog, het nadenken over en verbeelden van optimale ruimtelijke oplossingen wordt onmiddellijk vleugellam gemaakt, door het ondergeschikt te maken aan de overlegcarrousel waarin bestuurders van gemeenten, provincies, kaderwetgebieden, waterschappen en anderen zich moeten storten. In de Randstad kunnen we een Poolse landdag verwachten met vier à vijf bestuurslagen en in totaal honderden bestuurlijke participanten. Het zal een zware opgave zijn, waarbij het rijkskader nauwelijks houvast biedt. De procedure heeft slechts de schijn van een democratische aanpak van onderop, en is in feite vooral bureaucratisch.
De uitkomst kan als bestuurlijk compromis wellicht een kunststukje zijn, maar de kans op een aansprekend ruimtelijk plan dat bestand is tegen de tijd, is in zo'n proces zeer klein. Een trefzekere en integrale benadering van de ruimtelijke ordening is hiermee niet gediend. Sommige hoogst belangrijke vraagstukken zijn in deze werkwijze niet of nauwelijks bespreekbaar.
Het betekent ook dat de ruimtelijke gevolgen van de genoemde ruimteclaims lange tijd volstrekt onduidelijk blijven. De effecten zullen ooit op tal van plaatsen indringend zichtbaar worden, maar de Vijfde Nota licht hooguit een tipje van de sluier op. Bestuurders beginnen inmiddels langzaamaan zicht te krijgen op de werkelijke gevolgen van bijvoorbeeld het woningbouwlocatiebeleid, maar burgers zijn er vaak nog geheel onwetend van. Veel te laat worden de feitelijke gevolgen zichtbaar van keuzen die nu reeds worden gemaakt.
Een belangrijk slachtoffer is de open ruimte. Ook die wordt, als resultante van de methodiek van de verdelende rechtvaardigheid, tot middelgrote stukken versneden. Overal wordt de open ruimte een beetje aangetast en een beetje in tact gelaten. Er kan steeds minder open ruimte van een echt grote maat worden gegarandeerd.
De buit wordt verdeeld, het leed evenzeer. Het conflict wordt versnipperd door de spanningen die, het sterkste in de Randstad, per definitie tussen de verschillende ruimteclaims bestaan, over een groot gebied uit te smeren. Zodat overal ontevredenheid over het resultaat kan ontstaan en nergens een werkelijke oplossing wordt gevonden. De vroegere contrasten van stad en land, en de contrasten binnen stedelijk resp. landelijk gebied, zijn verwaterd en de verrommeling zal eerder nog toe- dan afnemen. Het is voor ons reden om het principe van de verdelende rechtvaardigheid ter discussie te stellen.
De kunst van het combineren
Ruimtelijke ordening moet de kunst van het combineren zijn. Het is de kunst om met één slag meerdere doelen tegelijkertijd te bereiken. Dat kan in sommige gevallen beter door op een hoger schaalniveau dan gebruikelijk naar oplossingen te zoeken. Zodra we de beknelling van sectorale of territoriale grenzen kunnen overwinnen, wordt de ruimte groter voor betere oplossingen. Dan wordt het mogelijk om bovensectoraal te werken en langs de weg van de ruimtelijke ordening tot een integrale oplossing te komen.
Bij vraagstukken die zich verspreid over meerdere delen van het land afspelen, ligt het in de rede dat de rijksoverheid de rol op zich neemt van spelbepaler. Zij draagt verantwoordelijkheid voor het scenario waarin de afzonderlijke belangen niet worden ontkend of weggedrukt maar worden gecombineerd. Uitgaande van de afzonderlijke belangen wordt gezocht naar de intrinsiek beste oplossing, in een menging van belangen. In zo'n benadering blijken er wel degelijk oplossingen met een grote mate van vanzelfsprekendheid voorhanden te zijn.
In de nationale ruimtelijke ordening heeft de rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid. Het gaat ons niet om een karikaturale machtsstrijd tussen de bestuurslagen; de discussie 'decentraal of centraal' is niet relevant. Het gaat erom op welk niveau vraagstukken het best, en voor een lange termijn, kunnen worden opgelost. Zeer veel ruimtelijke vragen kunnen optimaal op lokaal, regionaal of provinciaal niveau worden aangepakt. Die zaken laten wij in deze nota onaangeroerd. Wij concentreren ons op vragen die, naar onze overtuiging, alleen afdoende worden opgelost wanneer dat gebeurt over de grenzen van afzonderlijke sectoren en van afzonderlijke gebieden heen.
De taak van de rijksoverheid als spelbepaler past in de werkwijze die in Open land, groene steden is voorgesteld. Een gebiedsgewijze ruimtelijke ordening staat hierin centraal, waarbij het primaat ligt bij de autoriteiten in het gebied zelf (de 'gebiedsautoriteit'), binnen een door het Rijk aangegeven nationaal ruimtelijk kader. Tot dit nationaal ruimtelijk kader behoort de taak van het Rijk om combinatiemogelijkheden op hogere schaalniveaus te onderzoeken en op te nemen in het ruimtelijk kader (het 'programma van eisen') voor de gebiedsuitwerking.
Naar een andere compositie in de Deltametropool
In deze nota zullen wij als casus een aantal vraagstukken combineren die zich tijdens de behandeling van de Vijfde Nota opdringen. Namelijk de locatieproblematiek van woningbouw, bedrijfsterreinen, glastuinbouw en grote eenheden open landschap. Wij gaan op zoek naar alternatieven voor het te versnipperde locatiebeleid in de Vijfde Nota.
Deze case study is 'oppervlakteneutraal'. Dat wil zeggen dat we de kwantitatieve ruimtebehoeften zoals die in de Vijfde Nota worden verondersteld, onveranderd overnemen. Of er werkelijk zo veel ruimte nodig is, kan ter discussie worden gesteld. Maar in deze nota doen we dat niet. Het gaat ons hier niet om de hoeveelheid, maar om de werkwijze. Het gaat om de locatiekeuze en de ruimtelijke gevolgen daarvan. Wij zullen betogen dat die keuze ook bij de thans gehanteerde totaaloppervlakten anders kan. Bij het uitwerken van een andere werkwijze willen we het onszelf niet te gemakkelijk maken door eenvoudig de omvang te reduceren.
Het zwaartepunt van deze casus ligt in het gebied van de zogeheten Deltametropool. Dat wij ons hoofdzakelijk op het westen van het land richten, is niet uit voorkeur of als ontkenning van de problematiek elders. We constateren wel dat de vraagstukken in het westen het meest intens zijn en de meest complexe puzzel vormen. De regisserende taak van de rijksoverheid ligt hier wel zeer voor de hand en dus leggen we hier het zwaartepunt van de case study. Van de bevindingen zullen, naar wij verwachten, ook andere delen van het land kunnen profiteren.
Het doel van deze nota is zoals gezegd tweeledig. Wij stellen een methodiek voor de ruimtelijke ordening voor waarbij we het principe van de 'verdelende rechtvaardigheid' achter ons laten. Voortaan willen we, overigens met behoud van het rechtvaardigheidsstreven, ruimtelijke ordening bedrijven als 'de kunst van het combineren'. Tegelijkertijd doen we een concrete aanzet om in het gebied van de Deltametropool meerdere vraagstukken te herschikken, met het voorstel om deze aanzet in het kader van de Vijfde Nota nader te onderzoeken en uit te werken. Met dezelfde kwantiteiten zoeken we naar andere kwaliteiten, met dezelfde elementen bouwen we aan een andere compositie.
2. Elementen: verspreid en versnipperd
Inleiding: de versnipperde ruimte
De ruimtelijke opgaven die de Vijfde Nota voor het hele land aangeeft, bestaan in verhevigde mate in het westen van het land, in het gebied dat wel de Deltametropool wordt genoemd. De ruimtelijke en maatschappelijke puzzel die moet worden opgelost, is hier uiterst complex. Onwillekeurig dringt zich de vergelijking op met de Rubik's Cube, de schuif- en draaipuzzel uit de jaren zeventig, waarbij het de bedoeling was om op ieder vlak van de kubus één kleur te krijgen.
In dit hoofdstuk verkennen we welke functies of sectoren en welke gebieden in het spel zijn. We laten zien welke oplossing de Vijfde Nota in zijn huidige vorm voor deze puzzel voorstelt, en we geven aan wat onze bezwaren hiertegen zijn. Versnippering van de ruimte, en daarmee verlies aan karakter en contrast, blijkt de rode draad.
De puzzel van de ruimtelijke ordening heeft een zeer groot aantal variabelen. In het kader van deze kleine nota moeten we ons uiteraard beperkingen opleggen in de mate van complexiteit en detaillering. Toch zijn ook nu al de hoofdlijnen vérstrekkend. We brengen achtereenvolgens vier 'functies' in stelling, en staan kort stil bij het lot van de meest betrokken gebieden.
Ruimte voor wonen
Volgens de Vijfde Nota moeten tot 2030 in het landsdeel West één tot twee miljoen nieuwe woningen worden gebouwd. Hoewel landsdeel West en de Deltametropool niet geheel samenvallen, zal toch een aanzienlijk deel van deze woningbouw in het gebied van de Deltametropool worden gerealiseerd. In de Deltametropool moet 40 procent van de nieuwe woningen in het bestaande stedelijke gebied terechtkomen, en 60 procent erbuiten op nieuwe locaties die verdichtingslocaties worden genoemd. Doordat de feitelijke verdichtingslocaties niet uitputtend in de nota worden aangegeven, behoudt de omvang van deze nieuwe bouwstroom een zekere abstractie. De impact op concrete gebieden is niet direct inzichtelijk.
De aanwijzing van de locaties moet worden uitgewerkt door de provincies. De provincie Noord-Holland heeft inmiddels voor de periode 2010-2020 een voorlopige locatiekeuze gemaakt. Er wordt gedacht aan locaties bij Purmerend, Edam-Volendam en elders in de regio Zaanstad/Waterland, aan de Bloemendalerpolder tussen Weesp en Muiden, de Legmeerpolders bij Aalsmeer, de Haarlemmermeer en de Bollenstreek. De meeste van deze locaties zullen 1000-3000 woningen omvatten. Een vergelijkbaar overzicht voor Zuid-Holland is er nog niet, maar een aantal potentiële locaties wordt reeds genoemd, zoals de Zuidplaspolder, delen van het Westland en het huidige marinevliegkamp Valkenburg, en Rijnenburg in de provincie Utrecht.
Het algemene beeld in beide provincies is dat van versnippering. Er zijn veel verschillende woningbouwlocaties die elk tot een aanzienlijk verlies van open ruimte leiden, tegen een relatief kleine omvang in woningaantallen. Meerdere locaties roepen meteen al specifieke problemen op, zoals die ten noorden van het Noordzeekanaal in de regio Zaanstad/Waterland: ze lijken een gegarandeerde bijdrage aan verdere groei van automobiliteit en congestie, aangezien de werkgelegenheid vooral ten zuiden van het Noordzeekanaal ligt.
Ruimte voor bedrijvigheid
De Vijfde Nota biedt weinig zicht op een krachtig bundelingsbeleid voor bedrijfsterreinen. Er wordt te weinig een alternatief uitgewerkt voor de huidige praktijk waarin vrijwel iedere gemeente met succes naar eigen (eigenlijk te kleine) bedrijfsterreinen streeft. De terreinen zijn vooral langs de snelwegen uitgespreid, zodat ze automobiliteit verder aanjagen en als een lineaire visuele landschapsvervuiling worden ervaren. Ook hier wordt de versnippering dus niet gestuit.
De Vijfde Nota geeft evenmin richtlijnen voor de invulling van deze gebieden. Ook hier dreigt de huidige praktijk te worden voortgezet. Dat betekent dat de terreinen een onnodig grote aanslag doen op de beschikbare ruimte, met hun 'platte dozen' (bedrijfsgebouwen met niet meer dan één laag) omgeven door uitgestrekte parkeerruimte, vaak ook nog op openbaar terrein.
Het resulteert in gebieden zonder veel toekomstwaarde. Als ze eenmaal in onbruik raken ervaringen met vergelijkbare bedrijfsterreinen van enkele tientallen jaren oud laten dit zien - is het risico groot dat het probleemgebieden en no go area's worden. De kosten die de investerende bedrijven zich nu besparen, zullen dan op de gemeenschap worden afgewenteld teneinde een herstructurering mogelijk te maken.
Ruimte voor glastuinbouw
De betreffende sector, provincies, gemeenten en het kabinet worstelen al enige jaren met de toekomst van de glastuinbouw. Deze 'stedelijke' tak van tuinbouw is economisch interessant en innovatief, maar ze is ook op een aantal punten verouderd en ze kampt met tekortkomingen in de waterhuishouding en de infrastructuur. Bovendien is een groot deel van het kassenareaal geconcentreerd in het Westland, een gebied waarin naast al deze vraagstukken ook een sterke verstedelijkingsdruk heerst.
Dit is voldoende reden voor een vérreikende nieuwe visie op de Nederlandse glastuinbouw. Het kabinet heeft onlangs een herstructureringsplan gepresenteerd, eerst binnen het sectorale kader van het ministerie van LNV, en daarna is dit sectorale plan zonder wijzigingen in het integrale kader van de Vijfde Nota RO opgenomen. Het was beter geweest indien de problematiek van de glastuinbouw in het ruimere kader van de ruimtelijke ordening ook in een bredere aanpak was ingebed. De sectorale grenzen worden wel overstegen in het Integrale Ontwikkelingsplan Westland (IOPW) van de provincie Zuid-Holland, maar daar blijft het gebied beperkt.
De plannen behelzen onder meer verkleining van het glasareaal in het Westland (met 750 ha), gedeeltelijke verplaatsing naar elders in Zuid-Holland (de B-Driehoek/Zuidplaspolder), en aanwijzing door het Rijk van tien 'projectvestigingslocaties' verspreid over het land. Deze locaties moeten elk tussen 100 en 500 ha groot worden, en samen 2.500 ha.
Deze plannen overtuigen om meerdere redenen niet. De glastuinbouw wordt voornamelijk behandeld als een probleem dat zo veel mogelijk moet worden beheerst. Dit terwijl de sector goed rendeert en een aanzienlijke bijdrage levert aan de Nederlandse economie. Ook heeft het beleid een kortetermijnkarakter: de kabinetsplannen reiken slechts tot 2010. Wat daarna moet of kan gebeuren, blijft buiten beschouwing. Met deze plannen kan de glastuinbouw, en ieder ander die ermee te maken heeft, dus een aantal jaren vooruit, maar er is geen garantie dat de huidige problematiek zich na 2010 niet opnieuw, of nog klemmender, zal opdringen.
Een belangrijk bezwaar is ook hier de versnippering. Schaal- en nabijheidsvoordelen komen in het gedrang en mobiliteit over grotere afstanden wordt aangewakkerd. Het is de vraag of verdere versnippering - doordat er op veel plaatsen in het land nog ruimte voor glastuinbouw in de 'pijplijn' van bestemmingsplannen zit - kan worden verhinderd.
Voorts is het bezwaarlijk dat de toekomst van de glastuinbouw geïsoleerd wordt gezien van andere (al dan niet agrarische) sectoren. Er is bijvoorbeeld niet gekeken naar de mogelijke integratie van glastuinbouw en eiwitproductie, oftewel intensieve veehouderij. Dit terwijl er door een betere concentratie van deze twee activiteiten elders ruimte vrij kan blijven voor natuurontwikkeling, recreatie of wonen in het groen. Bundeling en concentratie van de glastuinbouw is in onze visie van belang omdat deze intensivering van het ruimtegebruik op een beperkt aantal goed gekozen plaatsen, elders extensivering van het grondgebruik mogelijk maakt. Dat geldt niet alleen in de Randstad, maar zeker ook voor de te ontwikkelen Glazen Steden buiten de Randstad.
Wij menen dat voor de glastuinbouw moet worden gekozen voor een beperkt aantal locaties. Deze moeten voldoen aan de eisen van bundeling en concentratie. Bovendien moeten ze worden geselecteerd op de mogelijkheden van reductie van transportstromen, het gebruik van restwarmte en de economische impulsen die de glastuinbouw genereert in en nabij de te ontwikkelen Glazen Steden. Van het huidige voorstel kan niet worden gezegd dat het hieraan met glans voldoet.
Tenslotte zijn sommige van de genoemde locaties nu al omstreden. Dit geldt onder meer voor de Zuidplaspolder en Nieuwdorp. De Zuidplaspolder geldt ook als mogelijke woningbouwlocatie en heeft een lastige waterhuishouding, zodat nu reeds is te voorzien dat zich hier in de toekomst een zelfde spanning zal voordoen tussen glas, water en woningen als thans in het Westland. Alleen doordat de plannen nog moeten worden uitgewerkt is dit nu nog niet zichtbaar. Momenteel is de Zuidplaspolder onderdeel van het Groene Hart; als hier al verstedelijking geoorloofd is, dan moet eerder worden gedacht aan 'dunne' woningbouw met een landschappelijk karakter. Ook de grootste voorgestelde locatie, Nieuwdorp in Zeeland, 500 ha, is onzeker sinds de provincie en de gemeenten zich er op basis van een haalbaarheidsonderzoek tegen uitspraken.
Ruimte voor rust en reflectie
In de sterk verstedelijkte gebieden van de Deltametropool wonen miljoenen mensen die, naast de voorzieningen, het avontuur en de snelheid van het stedelijke leven en de geoliede middelmaat van het suburbane woonmilieu, ook ruimte willen voor rust, recreatie, reflectie. Open ruimte, ruimte waar de tijd langzamer gaat, en waar geschiedenis en natuur te ervaren zijn.
Deze ruimte kan niet beperkt blijven tot daartoe speciaal ingerichte recreatiegebieden, noch tot marktcondities alleen. Stedelijke en landschappelijke gebieden zouden bij voorkeur overal aanlokkelijk moeten zijn voor recreatief medegebruik. Parken en pleinen zijn binnenstedelijke voorbeelden, evenals volkstuinen. Ook buiten de steden (en ermee verbonden) moet voldoende gelegenheid zijn om te wandelen, fietsen, kanoën enz., met tevens voldoende variatie in schaal.
De mogelijkheden hiertoe staan steeds meer onder druk. Dit geldt vooral voor grote 'groene' eenheden en structuren, die steeds meer gefragmenteerd dreigen te worden. Spreiding van locaties voor wonen en werken werkt deze versnippering van de groene ruimte in de hand.
Het aanwijzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de vanuit cultuurhistorische optiek waardevolle Belvederegebieden biedt een goed houvast bij het bewaren van royale ruimte voor rust en reflectie. Wel bestaat het gevaar dat deze bijzondere gebieden het alibi worden om de overige open ruimte als vogelvrij te behandelen. Daarom moet ook de openheid zelf als waarde worden erkend, zoals de PvdA dat ook in Open land, groene steden heeft gedaan. Enerzijds gaat het om de eigen waarden van de open ruimte voor bewoners en bezoekers, anderzijds om de betekenis als 'contramal' die tegendruk biedt tegen te diffuse vormen van stedelijke ontwikkeling.
Gebiedsgewijze effecten
In het voorgaande was de versnippering van functies de rode draad. Een gebiedsgewijze analyse laat de effecten hiervan nader zien en maakt duidelijk dat er geen bestendige oplossing wordt geboden die de kwaliteiten van de gebieden optimaal tot hun recht laat komen. Dat geldt het sterkst voor het Groene Hart, maar ook voor het Westland, de Haarlemmermeer, en een groot aantal kleinere gebieden.
Het Groene Hart is al decennia een kwetsbaar gebied. Officieel wordt het ontzien en het Groene Hart-beleid heeft inderdaad een vertragende werking gehad op de verstedelijkingsdruk. Toch wordt het Groene Hart voortdurend aangevreten, van buitenaf en van binnenuit, stukje bij beetje. Deze ruimtelijke nederlagenstrategie heeft twee nadelige gevolgen. Enerzijds wordt de open ruimte kleiner, anderzijds wordt er zelden met overtuiging, trots en vreugde aan de nieuwe woon- en werkgebieden gebouwd. Er hangt telkens een zweem van schuldgevoel over de nieuwe ontwikkelingen. Het Groene Hart speelt hiermee vaak de halfslachtige rol van een slecht geweten in de ruimtelijke ontwikkeling die toch wel doorgaat. Ook de Vijfde Nota knabbelt aan het Groene Hart (zie Zuidplaspolder), niet uit overtuiging maar met argumenten van onvermijdelijkheid.
Het Westland is in zichzelf al een ingewikkelde puzzel, een strijdtoneel van conflicterende belangen. De verstedelijking in de vorm van nieuwe woonwijken rukt op, zowel van buitenaf als van binnenuit. Het gebied heeft met 110.000 inwoners nu reeds het inwonertal van een middelgrote stad. De glastuinbouw wordt steeds meer opgesloten, haar functioneren komt onder druk te staan, en het draagvlak voor voorzieningen zoals de veiling kalft hiermee af. Dat zal in de komende jaren nog sterker worden. De strijd om de ruimte komt boven op twee andere klemmende problemen in dit gebied: de waterhuishouding is nu dikwijls al ontoereikend en zal dat bij verdere klimaatsveranderingen nog meer worden, en de infrastructuur is niet meegegroeid in de intensivering van de glastuinbouw.
Tegelijkertijd is het Westland een uniek gebied, dat het niet verdient om hoofdzakelijk als een probleem te worden benaderd. Het Westland verdient een toekomstvisie waarin glas, stad en water in een overtuigend verband worden gebracht, en waarin de problemen maar vooral ook de kwaliteiten van het gebied worden erkend. Het gebied heeft een tuinbouwgeschiedenis van vele generaties en de 'glazen stad' is een fenomeen met internationale faam. Dergelijke culturele facetten kunnen richtinggevend zijn bij het zoeken naar een duurzame oplossing. Deze kwaliteiten komen tot dusver nog niet voldoende uit te verf. Weliswaar heeft de provincie Zuid-Holland in het IOPW terecht aandacht voor zaken als de toegankelijkheid en 'doorlaatbaarheid' van het gebied voor fietsers en wandelaars. Echter, het IOPW geeft maar beperkt antwoord op de grote veranderingsdruk, het is planologisch zwak geïntegreerd en bovendien reikt ook dit plan slechts tot 2010.
De Haarlemmermeerpolder heeft een opmerkelijke plaats in de ruimtelijke ordening. Het is een soort planologisch niemandsland, dat vaak buiten het reguliere kader van de ruimtelijke ordening valt. In plaats daarvan heerst er in hoge mate het eigen planologisch regime van Schiphol en Verkeer en Waterstaat. In deze 'staat binnen de staat' voltrekken zich spectaculaire ontwikkelingen waarvan echter de bredere potenties niet optimaal worden benut. De Haarlemmermeer wordt te weinig gezien als een vanzelfsprekend en cruciaal tussengebied tussen de Noordvleugel en de Zuidvleugel. Ook in locatiediscussies speelt het een relatief kleine rol.
Gedeeltelijk overlappend met de Haarlemmermeer kan een andersoortig gebied worden onderscheiden, namelijk het geluidscontourgebied veroorzaakt door Schiphol. Een visie op dit bijzondere, steeds markantere gebiedstype, en de specifieke condities waaronder ruimtelijke ontwikkelingen hier plaatsvinden, staat nog in de kinderschoenen.
Er zijn nog tal van andere gebieden in het geding, zoals de regio Zaanstad/Waterland, Bloemendalerpolder, Legmeerpolders, Bollenstreek, Zuidplaspolder, Rijnenburg, marinevliegkamp Valkenburg in verband met mogelijke woningbouw en daarnaast locaties over het hele land die genoemd zijn in verband met de herstructurering van de glastuinbouw. Elk van deze gebieden kan onderwerp zijn van nadere beschouwing en afweging (landschappelijke en cultuurhistorische waarde, behoud en ontwikkeling) die per locatie anders kan uitvallen.
Wij vragen ons af of het wel gewenst is om zó veel gebieden aan dergelijke afwegingen bloot te stellen: kunnen we het niet zo organiseren dat tenminste een aantal van deze gebieden ongemoeid blijft? Ook wordt de discussie vaak gedicteerd door voldongen feiten, zodat er van een open gedachtevorming op basis van reële alternatieven nauwelijks nog sprake is. Het vermogen van de politiek om werkelijke keuzen voor de toekomst te scheppen, wordt veel te weinig aangesproken. Het is ons streven om voor al deze locaties de armslag voor wezenlijke keuzen te verruimen.
3. Compositie: het combinatiescenario
Inleiding
In dit hoofdstuk stellen wij een nieuwe compositie voor, waardoor de Deltametropool er anders zal uitzien en anders zal functioneren. Het gezichtspunt is dat van het helicopterperspectief: op een hoger schaalniveau zoeken we de kansen voor contrast en bundeling. De methode is die van de herschikking en de ruil: dezelfde kwantiteit maar andere kwaliteiten, dezelfde ingrediënten maar een ander recept.
Alle genoemde sectoren en gebieden spelen een rol, maar actieve hoofdrollen zijn er voor het gebied van de Haarlemmermeer, en voor de sectoren woningbouw en glastuinbouw. Zij kunnen de hefbomen of meekoppelende belangen zijn waarmee het hier voorgestelde scenario in gang kan worden gezet.
We concentreren ons in dit hoofdstuk op de ruimtelijke aspecten van het combinatiescenario. Het spreekt vanzelf dat het voorstel ook nogal wat formele (bijvoorbeeld bestuurlijke) voeten in de aarde zal hebben. Die komen later aan de orde; ze worden in hoofdstuk 4 aangestipt.
Optimalisering van de Haarlemmermeer
De Haarlemmermeer viert dit jaar zijn 150ste verjaardag maar is nog lang niet bezadigd en gestabiliseerd. De ruimtelijke ontwikkelingen gaan in een hoog tempo verder. Ze voltrekken zich echter, zoals we zagen, voor een groot deel buiten de reguliere ruimtelijke ordening om. We kunnen in zekere zin spreken van een staat in de staat, waar Schiphol en Verkeer en Waterstaat de dienst uitmaakt. Met alle respect voor de dynamische wijze waarop zij zich van hun taak kwijten, het moet gezegd dat dit een belemmering is voor een optimale, integrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de Haarlemmermeer. Zeker als we deze willen plaatsen in het bredere kader van de Deltametropool.
In onze visie is de Haarlemmermeer een cruciaal gebied, een scharnierpunt voor een andere toekomst voor de Deltametropool. De polder kan een nieuwe periode ingaan in zijn toch al bijzondere en eigenzinnige geschiedenis. Veel van de grote 19de- en 20ste-eeuwse ambities van ons land zijn juist in dit gebied geprojecteerd: de droogmaking zelf als veiligheidsmaatregel tegen het woeste binnenwater, de daarop volgende kolonisering, de integratie in het polderontwerp van de Stelling van Amsterdam als laatste linie van de landsverdediging, en uiteraard het duizelingwekkend expanderende Schiphol met bijbehorende landzijdige bedrijvigheid en infrastructuur.
Deze traditie van gedurfde, radicale ingrepen kan in de 21ste eeuw een vervolg krijgen. In onze visie wordt in zekere zin de kolonisering van de polder voortgezet en de aanhechting van dit 'nieuwe land' aan het oude voltooid. Juist in het ingrijpende karakter van deze visie schuilt culturele continuïteit.
Wij willen de Haarlemmermeer intensiever in de ruimtelijke ordening betrekken. Hiermee komt substantiële manoeuvreerruimte beschikbaar voor andere scenario's dan dat van de Vijfde Nota. In de polder kan een nieuwe glazen stad ontstaan, terwijl de bestaande plaatsen Hoofddorp en Nieuw-Vennep kunnen uitgroeien tot een volwaardige Haarlemmermeerstad. Dankzij deze bundeling kunnen in tal van andere gebieden juist de landschappelijke waarden prevaleren.
Ook krijgt Schiphol een beter beredeneerde plaats in het geheel van de Haarlemmermeer. Wij gaan hier niet in op de ruimtelijke ontwikkeling van Schiphol op zichzelf; daarover is in het kader van de PKB-Schiphol al ruimschoots nagedacht. Wat wij nastreven is een ruimtelijke visie waarbij Schiphol niet langer als een soort koekoeksjong in zijn ruimtelijke omgeving ligt.
In de volgende paragrafen werken we deze visie verder uit. Daarbij maken we binnen de Haarlemmermeer gebruik van de scheidslijnen die door actuele én historische vrijwaringszones worden getrokken. Dit leidt tot een onderscheid tussen de delen binnen en buiten de geluidscontour van Schiphol. Tegelijkertijd kan de Geniedijk, onderdeel van de Stelling van Amsterdam, naast historische ook een nieuwe structurerende betekenis krijgen.
Wij zijn niet de eersten die zich over het gebied van de Haarlemmermeer buigen. In het recente verleden zijn er vaker vergaande plannen, visies en visioenen op dit gebied geprojecteerd. Ze laten zien dat de Haarlemmermeer de verbeelding prikkelt en ruimte kan bieden aan een grote variëteit aan behoeften en dromen. Ze laten ook zien dat de Haarlemmermeer het waard is om in een hoogwaardig, integraal ontwerp te worden benaderd. Bij de uitwerking van ons voorstel kan alle in deze plannen samengebalde knowhow en creativiteit dankbaar worden ingezet.
Een nieuwe glazen stad
De glastuinbouw verdient een grondiger visie dan het kabinet nu biedt, gericht op een duurzame ruimtelijke oplossing. Aan de orde is de structurele positie van de glastuinbouw in ons land en haar gewenste positie op de lange termijn. De economische betekenis is een belangrijk uitgangspunt. Wanneer glastuinbouw wordt beschouwd als een economisch en maatschappelijk belangrijkere activiteit, dan is in het kader van de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening een locatiebeleid vereist dat aanzienlijk verder reikt dan 2010. Er moet in feite voor de lange duur een rustsituatie worden gecreëerd, met locaties die lang meekunnen zodat er op afzienbare termijn geen nieuwe locatiediscussie hoeft op te duiken.
De PvdA vindt daarom dat de glastuinbouw landelijk gezien op een beperkt aantal grote locaties moet worden geconcentreerd. Dat is ook in de afgelopen tijd ons standpunt geweest. Tot dusver hield dit concreet in: behoud van dat deel van het glastuinbouwcomplex in Zuid-Holland dat direct verbonden is aan de veilingen, en voor zo ver er moet en kan worden verplaatst, moet dat gebeuren naar een beperkt aantal royale locaties (Noordoostpolder, Zeeland, Moerdijk, Emmen en Venlo). Bij voorkeur streven we echter naar verdere bundeling en dus een beperking van het aantal locaties.
Verdere bundeling is mogelijk door de Haarlemmermeer in de toekomstvisie te betrekken. Hier is in onze optiek ruimte voor hoogwaardige, innovatieve en mondiaal georiënteerde glastuinbouw. Er is een nieuwe Glazen Stad denkbaar binnen de geluidscontour van Schiphol, met een oppervlakte van minimaal 1.500 ha.
De combinatie van glastuinbouw en luchthaven versterkt de internationale betekenis van de glastuinbouw. Ook als geavanceerde, kennisintensieve bedrijfstak is de glastuinbouw in de Haarlemmermeer op zijn plaats. Gezien het exportbelang is de glastuinbouw te beschouwen als een luchtvaartgebonden activiteit; zeker als bij inplaatsing van bedrijven kwalitatieve voorrangscriteria worden gehanteerd op basis van o.m. innovatieve waarde, exportwaarde, mate van bederfelijkheid en daarmee samenhangend de afhankelijkheid van snel transport. De aansluiting op de nationale en internationale infrastructuur is op deze plaats optimaal; niet alleen beter dan in het Westland maar ook beter dan op de tien voorgestelde locaties. Concentratie van glastuinbouw in dit gebied geeft bovendien een extra impuls aan het plan voor een Ondergronds Logistiek Systeem (OLS) tussen Aalsmeer, Schiphol en Hoofddorp. Omgekeerd kan het OLS bijdragen aan de distributie en het logistieke vervoer van goederen zonder de weginfrastructuur te belasten met vrachtwagens.
De combinatie van glastuinbouw en luchthaven betekent tegelijkertijd een bundeling van activiteiten die elk afzonderlijk hinder veroorzaken in of aan bevolkingsconcentraties. Door ze te combineren zal de som van hun hinder lager uitvallen dan wanneer ze elk afzonderlijk een plaats krijgen. Conflicten met woningbouw bestaan hier niet, aangezien er in de vrijwaringszone van de luchthaven geen woningbouw en slechts beperkt bedrijfsbouw is toegestaan. De kassencomplexen kunnen, als deze als landschappelijke ontwerpopgave worden opgevat, juist bij de internationale luchthaven een beeld opleveren dat even krachtig en indrukwekkend is als dat van het Westland thans. De luchthaven ingebed in glas als beeldmerk van Nederland.
Elders in het land kan de glastuinbouw worden geconcentreerd op een beperkt aantal locaties. Voor de regio Venlo/Noord-Limburg is het project Gelre Voedt voor de projectlocaties Californie en Siberië een goed voorbeeld van een langetermijn-ontwikkelingsperspectief voor de glastuinbouw en de intensieve veehouderij. Gelre Voedt biedt voordelen zoals reductie van transportstromen, meer ruimte voor dieren en daardoor beter dierwelzijn, reductie van veterinaire risico's en kansen voor kennisontwikkeling. In West-Brabant/Moerdijkse Hoek en Emmen-Klazienaveen is eenzelfde ontwikkelingsperspectief mogelijk. In het eerste geval kan de industriële productie van het 'agro-specialty-park' goed worden gesitueerd in het havengebied Moerdijk: glastuinbouw gecombineerd met een DeltaPark met daarin eiwitproductie. Deze combinatiestrategie kan worden uitgewerkt in de vorm van een herallocatie van de suikerindustrie in combinatie met glastuinbouw (evt. intensieve veehouderij) en optimaal gebruik van de goede ontsluiting en de aanwezige afvalwarmte. Voor de regio Emmen-Klazienaveen (Veenkoloniën) bieden de uitstekende vestigingsvoorwaarden voor de glastuinbouw ondersteuning aan de economische ontwikkeling van het gebied. Ook voor de herstructurering van sectoren als de glastuinbouw en de intensieve veehouderij blijkt op deze manier dat de omschakeling van het verdelen van armoede naar het toedelen van kansen voor een groot deel bereikbaar is via het spoor van ruimtelijke herordening.
Haarlemmermeerstad
Het is niet de vraag óf de Haarlemmermeer verstedelijkt; dat is al volop gaande, bijvoorbeeld met een blijvend sterke groei van de bedrijvigheid. Het is wel de vraag hoe de Haarlemmermeer op een kwalitatief goede manier kan verstedelijken. De gemeente Haarlemmermeer streeft er al enige tijd naar om Hoofddorp een stadser karakter te geven, maar loopt aan tegen de beperkingen van het proces van 'verstadsing' wanneer dat verloopt via het moeizame herstructureringsproces van naoorlogse woonwijken.
Wij pleiten ervoor om de Haarlemmermeer aan te wijzen als - de terminologie van de Vijfde Nota volgend - een superieur bundelingsgebied van verstedelijking. Door een sterke bundeling van de woningbouwopgave voor (de Noordvleugel van) de Deltametropool wordt het mogelijk om hier méér te doen dan alleen bouwvolume wegzetten. Er kan een echte stad groeien, met alle dynamiek en gelaagdheid en de bijpassende voorzieningen, vervoersmogelijkheden en culturele allure van dien.
Met name het gebied tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep (ten westen van de A4 en buiten de geluidscontour) biedt ruimte aan 30.000 tot 40.000 woningen. Het kan samen met de bestaande kernen uitgroeien tot een volwaardige 'Haarlemmermeerstad' van 175.000 inwoners, vergelijkbaar met de stad Groningen. Ook ontstaan er mogelijkheden voor bedrijvigheid, voorzieningen, parken, water, openbaar vervoer, enzovoorts. Zowel de geluidscontour als historische structuren zoals de Geniedijk kunnen in het stadsplan hun ordenende en begrenzende waarde bewijzen.
Voor het woningbouwprogramma tot 2030 hebben wij een voorkeur om dit principieel via individueel opdrachtgeverschap uit te werken. De verkaveling kan in dichtheden variëren van 'Wassenaar' tot 'Borneo-Sporenburg'; ook zelfbeschikkingsmodellen zoals in Villa El Salvador (Lima, Peru) dienen als referentie. Deze basis van individueel opdrachtgeverschap wordt aangevuld met appartementen, woonzorgvoorzieningen, wonen gecombineerd met werken en winkels, enz.. Het zal niet zozeer een anti-projectontwikkelaarsstad zijn, als wel een stad waarin iedereen zijn of haar eigen project kan ontwikkelen, individueel of met zelfgekozen partners, binnen een overtuigend en ruimhartig stedebouwkundig stramien.
Landschap, groen en ruime marges: de open omlijsting van de Haarlemmermeer
Door glastuinbouw en stedenbouw te bundelen in de nieuwe Glazen Stad en de Haarlemmermeerstad, worden op veel andere plaatsen waardevolle landschappen, groene gebieden en open ruimte veiliggesteld. Vermorsing van ruimte wordt omgezet in optimalisering; gebundelde verstedelijking in één gebied gaat samen met afnemende verstedelijkingsdruk elders. Relatief grote eenheden landelijk gebied kunnen gevrijwaard blijven van verstedelijking; hier kan een andere, 'groene' koers prevaleren. Dat draagt in landschappelijke, ecologische en/of natuurlijke zin bij aan de kwaliteit van de Deltametropool als geheel.
Het effect wordt duidelijk als we de nieuwe Haarlemmermeer vergelijken met de gebieden er omheen: de duinstrook Haarlem-Leiden in het westen, de Bovenkerkerpolder en de Legmeerpolders in het oosten, het gebied rond de Kagerplassen in het zuiden. Deze gebieden kunnen zich ontpoppen tot een open, landschappelijke omlijsting van de Haarlemmermeer.
De duinstrook bevat vele kleine 'steden in het zand', zoals Hillegom, Lisse en Aerdenhout, waar het voor de ruimtelijke kwaliteit zeer nauw luistert hoe de toekomstige inrichting zal zijn. Voor het Zuid-Hollandse deel is op gebiedsniveau 'het Pact van Teylingen' gesloten, een PPS-convenant tussen provincie, gemeenten en private partijen. Doel ervan is om het beroemde bloembollengebied in dit geestgrondenlandschap achter de strandwallen in stand te houden, gezien het economisch belang (bollen, toerisme) en de kwaliteit van het landschap. Dat sluit grootschalige verstedelijking uit. Dankzij de Haarlemmermeerstad kan deze ontwikkelingsrichting voor de héle duinstrook worden gekozen.
De Bovenkerkerpolder en de Legmeerpolders in het oosten kunnen eveneens worden ontlast; grootschalige woningbouw is hier niet nodig. Ook de Kagerplassen kunnen beter worden ontzien. Sinds de Tweede Nota RO wordt dit gebied gezien als de 'natuurlijke' scheiding die tussen de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad moet worden gehandhaafd. Even verderop, in de richting Voorschoten, is de HSL ondertunneld omdat het een cultuurhistorisch waardevol landschap betreft. De Haarlemmermeerstad maakt het eenvoudiger om hier volop een groene koers te (blijven) varen.
Ook op andere, verder gelegen locaties worden de keuzemogelijkheden ruimer en aantrekkelijker.
Het Westland kan een toekomst tegemoet gaan als een uniek gemengd woonwerkgebied. Het is gunstig gelegen, met een zacht en zonnig klimaat, het heeft een fijnmazig wegennet en een dito waternet. In een ontspannen combinatie van wonen en het blijvende glasareaal kunnen bijzondere woon- en woonwerksferen ontstaan De beklemming waarin de glastuinbouw in dit gebied thans verkeert, zal worden verlicht. Het areaal zal afnemen, maar dit proces kan een meer ontspannen karakter krijgen zodra er voor vertrekkende glastuinbouwbedrijven een hoogwaardige alternatieve locatie is. De herstructurering van het blijvende glasareaal in Westland en van de waterhuishouding kunnen een ontspannener tempo krijgen. Voor de bewoning zijn nieuwe strategieën mogelijk, met nieuwe vormen van grondbeleid en meer ruimte voor individueel opdrachtgeverschap. De verscheidenheid die sinds Kattenbroek met kunst en vliegwerk in nieuwe woonwijken wordt nagestreefd, is hier reeds aanwezig.
De nieuwe Glazen Stad in de Haarlemmermeer verruimt de marges voor het glastuinbouwbeleid als geheel. Ook voor de andere, bestaande en nieuwe glastuinbouwlocaties worden betere keuzen denkbaar dan thans mogelijk lijken. Er kan afzonderlijk per locatie worden beslist. Zodra de druk afneemt om als overloop van het Westland te fungeren, kunnen daarbij de specifieke kenmerken van het gebied beter in ogenschouw worden genomen. Bezwaarlijke locaties zoals de Zuidplaspolder en Zeeland kunnen vervallen, andere kunnen bescheiden van omvang en/of regionaal van betekenis blijven.
De Zuidplaspolder kan eenvoudig tot het Groene Hart blijven behoren. Woningbouw is er ook mogelijk, maar de keuze staan niet langer onder druk van noodzaak en haast. Door er nu geen glastuinbouw te plaatsen, blijft de keuze voor landschap of stedelijke bewoning voor de toekomst bestaan.
De Bloemendalerpolder kan open blijven. Ook voor de andere locaties die in hoofdstuk 2 zijn genoemd, zoals in de regio Zaandam/Waterland en het vliegkamp Valkenburg, kan op een meer ontspannen en weloverwogen manier keuzen worden gemaakt nu de dringende noodzaak tot bebouwing wegvalt.
4. Vervolg: onderwerpen voor debat en onderzoek
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken hebben we in gedachten een omvangrijke ruil voltrokken. In gedachten hebben we een nieuwe Glazen Stad in de Haarlemmermeer gesticht, met ernaast een nieuwe Haarlemmermeerstad, en daarmee hebben we tal van andere gebieden de kans gegeven om als open ruimte en gewaardeerd landschap verder te bestaan.
De uitkomst is, nogmaals, niet méér verstedelijking dan er toch al plaatsvindt, maar een betere richting en lokalisering voor de verstedelijkingsprocessen. Dezelfde elementen, een andere compositie. Dezelfde kwantiteiten, een andere kwaliteit.
Het voorstel is vérstrekkend en nog niet alle relevante aspecten zijn erin betrokken. Vanuit ons helikopterperspectief waren de grote lijnen zichtbaar, maar lang niet alle details. Er moet dus nog veel worden uitgewerkt en doorgesproken, zowel in de vorm van maatschappelijk debat als door middel van onderzoek en ontwerpstudies, om onze gedachte te toetsen en realiseerbaar te maken. Intussen moet de aanzet die wij met deze nota geven, alvast worden opgenomen en uitgewerkt in het kader van de Vijfde Nota.
Daarbij gaan wij uit van de amendementen op de Vijfde Nota die de PvdA op basis van Open land, groene steden wil indienen. Wij bepleiten hierin een nieuwe werkwijze voor de ruimtelijke ordening, met als kern gebiedsgewijze visie- en planvorming, binnen een nationaal ruimtelijk kader. Voor het nationale kader stelt het Rijk een 'programma van eisen' (pve) op waaraan de gebiedsvisies moeten voldoen; de uitgewerkte visies krijgt vervolgens de PKB-status.
In dit hoofdstuk geven we beknopt aan wat de onderwerpen zijn die in het vervolg aan de orde moeten komen.
A. Kameruitspraak
Studie: Wij vragen de Kamer om zich uit te spreken een nadere studie te laten maken naar de ruimtelijke mogelijkheden in de Haarlemmermeer, en van de landschappelijke perspectieven voor de omliggende gebieden, op basis van de uitgangspunten in deze nota. Zo moet duidelijk worden of dat wij voorstellen ook werkelijk kan worden gerealiseerd. Wij stellen voor om de uitwerkingsstudie te laten uitvoeren door het Ruimtelijk Planbureau.
Vijfde Nota: In de Vijfde Nota RO moet ruimte worden gereserveerd voor de verwerking van onze voorstellen en de resultaten van de uitwerkingsstudie.
B. Procedureel vervolg
PKB: Wij stellen voor om binnen de Deltametropool afzonderlijke gebiedsvisies met PKB-status te onderscheiden: voor de Noordvleugel, Zuidvleugel, Oostvleugel (Utrecht e.o.) en Haarlemmermeer. De PKB-status voor het uitwerkingsplan Haarlemmermeer is gerechtvaardigd gezien de unieke ligging van dit specifiek gebied tussen de 'vleugels'. Op dit moment bestaat een afzonderlijke PKB Schiphol; wij stellen voor deze om te zetten in een PKB Haarlemmermeer waarin een integrale ontwikkeling van het gebied wordt uitgelegd, inclusief zowel de luchtzijde als de landzijde. De uitwerkingsstudie die wij hier voorstellen, moet ook doorwerken in het prorgramma van eisen van het Rijk voor de Noordvleugel en de Zuidvleugel.
Nieuwe vormen van betrokkenheid van burgers: Wij vinden het heel belangrijk om de voordelen van de combinatiestrategie ook ten goede te laten komen van de betrokken burgers. De bestaande vormen van participatie zijn niet goed toegesneden op een werkwijze die, zoals hier, over de grenzen van afzonderlijke gebieden en sectoren heenspringt. Innovatie in de vormen van betrokkenheid is noodzakelijk. Hiervoor zijn nadere voorstellen nodig. Waar mogelijk worden deze gekoppeld aan de inhoudelijke, conceptuele betrokkenheid die hierna aan de orde zal komen (zie hieronder, manifestatie 'Mensen maken de stad').
Grondbank: Onderzocht moet worden hoe de voorgestelde ruiltransacties in concreto zouden kunnen worden uitgewerkt. Voor de glastuinbouw kan worden gedacht aan ruil onder regie van de rijksoverheid in samenwerking met de betreffende sectoren, waarbij het rijk een actief aankoop- en uitgiftebeleid van grond voert, met behulp van een grondbank. De mogelijkheden hiertoe moeten nader worden onderzocht.
C: Conceptueel vervolg
Op de schouders van reuzen: Er zijn, zoals in hoofdstuk 3 opgemerkt, in het recente verleden meerdere visies, plannen, visioenen, manifestaties enz. geweest die zich richtten op de potenties van de Haarlemmermeer. Genoemd zijn studies van O.M.A. en Vista, en de manifestaties 'De Reus wordt wakker' en 'De Reus maakt zich'. Het kan nog worden aangevuld met tal van andere studies, met beeldendekunstmanifestaties zoals 'Transformaties' (1999) en met bijvoorbeeld de unieke fotoreeks van Theo Baart. Als onontbeerlijke stap voor verdere uitwerking willen we al dit materiaal inventariseren en zo veel mogelijk beschikbaar maken.
Manifestatie Mensen maken de stad: De ideeën die wij voor de Haarlemmermeer (Glazen Stad, Haarlemmermeerstad) hebben ontvouwd, zijn veel te ingrijpend om ze alleen in een beperkte kring van deskundigen te behandelen. Daarom pleiten wij voor een grootscheepse culturele manifestatie, door een onafhankelijke organisator gesteund door de gemeente, de provincies, de Deltametropool en het Rijk. Referenties zijn eerdere culturele manifestaties in de Haarlemmermeer (zoals) en ook o.m. AIR Zuidwaarts over de Hoeksche Waard. Het centrale thema kan zijn: mensen maken de (Haarlemmermeer-)stad. Gezocht wordt naar nieuwe stedebouwkundige concepten, concepten voor (particulier of groeps-) opdrachtgeverschap in de woningbouw, en vormen van zelforganisatie en -beheer. Dit zowel voor het Westland als de Haarlemmermeer, in beide gevallen rekening houdend met de specifieke omstandigheden. Onderdeel hiervan kan het volgende zijn:
Culturele continuïteit: De Haarlemmermeer heeft een traditie van grote, gedurfde ontwikkelingen. Ze heeft inmiddels ook een geschiedenis. Hoe verhouden zich verleden en toekomst, cultuurbehoud en cultuur 'maken'? Het cultuurhistorisch perspectief dat met deze Belvedereske vraag wordt opgeroepen heeft ook voor de Haarlemmermeer grote betekenis. Hier bevinden zich immers zowel delen (Geniedijk, forten) van de Stelling van Amsterdam, UNESCO-Werelderfgoed, als Schiphol, een van de krachtigste motoren van ruimtelijke dynamiek. Dat pleit voor onderzoek naar de actuele betekenis van cultuurhistorische elementen in de nieuwe ontwikkeling van de Haarlemmermeer. Voor het Westland is onderzoek op z'n plaats naar de vraag hoe, in de transformatie van glastuinbouw- naar gemengd woonwerkgebied, de kwaliteit kan worden behouden of getransformeerd die de Glazen Stad in de loop der tijd heeft ontwikkeld.
Watertoets: Onderzoek is nodig naar de waterhuishouding in het Westland, in de Haarlemmermeer en op andere locaties.
Sociale en werkgelegenheidsaspecten: Nader onderzoek naar o.m. de sociale en werkgelegenheidseffecten in de glastuinbouw.
Deel II
Zoekgebieden glastuinbouw Haarlemmermeer
Bij het zoeken naar mogelijke locaties voor glastuinbouw in de Haarlemmermeer gaan wij uit van de vrijwaringszone. De PKB vermeldt onder meer:
'De selectiviteit ten aanzien van nieuwe bedrijven en kantoren binnen de vrijwaringszone dient voor zover het niet gaat om vigerende bestemmingsplannen in principe gebaseerd te zijn op het weren van niet-Schipholgebonden bedrijvigheid uit de nabijheid van de luchthaven en het op afstand houden van bedrijven en kantoren met veel werknemers per hectare.' (PKB Schiphol, 23 552, nrs 51-52, pagina 29).
Kassenbouw past in dit beeld.
Een eerste berekening van oppervlakten levert het volgende op:
OPPERVLAKTE VRIJWARINGSCONTOUR (59 Lden): 15.620 ha
AF: Rijksbuffer Spaarnwoude (binnen de geluidscontour): 3.912 ha
AF: Schiphol-gebied: 1.850 ha
AF: Groene Hart (binnen de geluidscontour): 1.718 ha
TOTAAL AF: 7.480 ha
RESTEREND GEBIED BINNEN DE GELUIDSCONTOUREN: (incl. bestaande wegen, bebouwingen) 8.140 ha
Binnen de vrijwaringszone verfijnen de vereisten in verband met de veiligheid- en overlast zich. Daar gelden stringentere vereisten: er zijn maxima gesteld aan het aantal werkzame personen per hectare. Kassenbouw is een van de zeer weinige functies die hieraan voldoet.
Optie Vrijwaringszone-Noord
Het betreft het gebied dat ligt tussen de Ringvaart, Zwanenburg, Badhoevedorp, het directe Schipholareaal, Hoofddorp, de Stelling van Amsterdam (Unesco Werelderfgoed) en Vijfhuizen. Uiteraard gaat het alleen om het areaal binnen de vrijwaringszone.
Thans vormt dit gebied het zuidelijk deel van de bufferzone Amsterdam-Haarlem. In de Vijfde Nota is voorgesteld deze rijksbufferszone om te zetten in een regionaal park. (In het noordelijk deel liggen de recreatiegebeiden Spaarnwoude, Buitenhuizen, historische polderlandschappen en het dorp Spaarndam.) Ons gaat het bij een studie naar mogelijkheden voor kassenbouw om het zuidelijk deel dat samenvalt met de grens van de vrijwaringszone en een zeer laag recreatief gebruik kent. Ook over toekomstige recreatieve mogelijkheden zijn wij niet optimistisch aangezien midden in dit gebied de Vijfde Baan en de Verlengde Westrandweg (A5) komen te liggen. Bovendien wordt er al geknibbeld aan dit gebied: 500 hectare valt vrij 'voor realisering van circa 500 hectare droge bedrijventerreinen' (Vijfde Nota, 27 578, nr. 4, pag. 53).
Optie Vrijwaringszone-Midden
Het gaat om het gebied dat ligt in de vrijwaringszone tussen Hoofddorp, het Schipholareaal, Rijsenhout, N207, Nieuw Vennep en de Hoofdvaart. De A4 loopt dwars door dit gebied heen. De gronden ten oosten van de A4 zijn in het streekplan van de provincie Noord Holland in 1995 al aangemerkt als kassengebied (zo'n 500 hectare). Voor het gebied westen van de A4 zijn grote delen bedoeld (deels al in uitvoering) als bedrijvenlokaties. Uitgezocht moet worden hoe hard de plannen al zijn, en welke ruimte er nog mogelijk is voor kassenmbouw. In de studie kunnen ook de gebieden worden meegenomen die direct ten zuiden van het Schiphol areaal aan weerszijden van de 201 zijn gelegen. Bijzondere aandacht in de studie voor de kwetsbaarheid voor de Stelling van Amsterdam (Unesco- werelderfgoedlijst) die aan de noordkant van dit gebied is gelegen.
Optie Zuid
Het gaat om de gehele zuidpunt van de Haarlemmermeer: het gebied ten zuiden en westen van Nieuw-Vennep (de Venneperweg), binnen de Ringvaart en ten oosten van Lisserbroek. In tegenstelling tot de opties Noord en Midden gaat het hier ook om een gebied dat buiten de vrijwaringszone ligt. Belangrijk bij de afwegingen over dit gebied is dat het deel uitmaakt van het Groene Hart. Hier willen wij vooral ook de ecologische (vogels!) en recreatieve, landschappelijke waarde in beeld gebracht hebben. Bij de nadere studie moeten de opties uit de Vijfde Nota - die ervoor kiest om de Bloemendalerpolder, Rijnenburg en de Zuidplaspolder uit het Groene Hart te halen worden vergeleken met het alternatief om het Groene Hart te verkleinen bij de zuidpunt van de Haarlemmermeer. De recreatieve en landschappelijke waarden van dit gebied lijken minder relevant omdat het wordt gedomineerd door infrastructuur: de A44, de A4, de spoorlijn Schiphol-Leiden en het toekomstige HSL-tracé. De direct aangrenzende Kaagse Plassen zijn in dit verband van veel grotere betekenis. Nadere studie moet hier meer duidelijkheid over geven.