---
Toespraken
---
Staatssecretaris Van Hoof van Defensie over de relatie van Defensie en de
Kop van Noord-Holland
20-03-2002
Inleiding van de Staatssecretaris van Defensie, H.A.L. van Hoof, over de relatie van Defensie en de regionale economie in de Kop van Noord-Holland, in Den Helder op 20 maart 2002
Dames en Heren,
Het doet mij altijd goed in Den Helder te zijn. Het bestuur van VNO-NCW-Noordwest-Holland refereert in zijn uitnodiging niet voor niets aan mijn tijd als oud-marineofficier. Mijn belangstelling voor deze regio blijkt voorts uit het feit dat ik, zoals u misschien weet, in Alkmaar woon. Hier heb ik zelfs de regelmatige reis naar het Haagse voor over, met alle verkeersperikelen van dien. Maar vanavond ben ik in ieder geval snel thuis, althans, als het verkeer op de N-9 een beetje meezit.
Dames en heren,
Ik ben gevraagd mijn visie te geven op de relatie tussen Defensie en de regionale economie in de Kop van Noord-Holland. Als handreiking heeft de organisatie van hedenmiddag mij in haar uitnodiging punten aangereikt als: de toekomst van vliegveld De Kooy, de gevolgen van de PKB Waddenzee, het aantal arbeidsplaatsen binnen Defensie, de veiligheid rondom munitieopslagplaatsen en vooral de kansen die de relatie tussen Defensie en deze regio biedt. Dit zijn inderdaad zeer actuele onderwerpen voor de regio, zeker gezien het Kamerdebat van vorige week over de PKB Waddenzee en het Kamerdebat over de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening van aanstaande maandag. In mijn betoog loop ik deze en nog enige andere punten langs.
Dames en Heren,
Defensie staat midden in de maatschappij. Aanpassingen zijn aan de orde van de dag. Dat geldt ook voor de relatie tussen Defensie en het bedrijfsleven. Daarbij is het de kunst om steeds het juiste perspectief voor ogen te houden. Ofwel, is de verandering een bedreiging of biedt deze juist kansen? Ik behoor tot degenen die het glas het liefst halfvol zien in plaats van halfleeg. Anders zou ik het wellicht ook niet in de politiek hebben uitgehouden.
Vanzelfsprekend zijn er met veranderingen ook allerlei belangen gemoeid. Het zal u niet bevreemden, als ik zeg dat de staatssecretaris van Defensie meer invalshoeken bekijkt, dan alleen het ondernemersbelang. Zo heeft Defensie te maken met milieuwetgeving en arbonormen, maar, sinds de opschorting van de dienstplicht, ook heel nadrukkelijk met de arbeidsmarkt.
Het personeel komt niet meer automatisch naar Defensie toe, zoals de meeste onder u wellicht zelf hebben ervaren, maar ook Defensie moet het personeel nu zelf werven, letterlijk van de markt plukken. Want zonder voldoende opgeleid personeel kunnen wij ons primaire product gevechtskracht niet leveren.
In haar streven naar een modern en aantrekkelijk werkgeverschap, onderzocht Defensie ook de samenwerkingsmogelijkheden met het bedrijfsleven. Aanvankelijk had Defensie daarbij vooral oog voor samenwerking op personeelsgebied. Geleidelijk groeide echter het inzicht dat de samenwerking en de contacten moesten worden verbreed en werd er gezocht naar een vaste structuur. In dat licht heb ik in 1999 samen met de voorzitter van het VNO-NCW het platform Defensie/Bedrijfsleven opgericht: een permanent adviesorgaan waarin de samenwerkingsmogelijkheden tussen Defensie en het bedrijfsleven worden besproken. Daarbij staat de bevordering van onze wederzijdse belangen voorop onder, en ik benadruk dit, de inachtneming van onze wederzijdse verantwoordelijkheden.
Vanaf het begin staat daarbij ook regionale samenwerking tussen Defensie en het bedrijfsleven centraal, in dit geval die met VNO-NCW-West. De bedoeling is onderwerpen die in het landelijk Platform aan de orde zijn, te verbreden en te toetsen aan regionale ontwikkelingen en belangen. Omgekeerd geldt overigens hetzelfde: initiatieven op regionaal niveau kunnen heel goed op landelijk niveau worden geagendeerd.
Ik heb begrepen dat het regionale Platform in enkele regios al heel actief is, maar dat er bij de regio West op dit vlak nog volop mogelijkheden tot ontwikkeling liggen. Hopelijk dragen mijn woorden van vanmiddag bij aan de verdere invulling hiervan.
Want juist op regionaal en lokaal niveau is Defensie zichtbaar aanwezig. Daarom hebben van defensiezijde de hoogste regionale commandanten, aangevuld met de regionaal directeur Gebouwen Werken en Terreinen, zitting in het regionale Platform. Goede onderlinge contacten met de samenleving verstevigen immers de maatschappelijke inbedding van Defensie.
Dames en heren,
De Kop van Holland is belangrijk voor Defensie. Den Helder, door sommigen ook wel de hoofdstad van de Noordzee genoemd, is al sinds het begin van de negentiende eeuw de vlootbasis van de Koninklijke marine. Daarnaast bevindt zich in de Kop ook Marinevliegkamp De Kooy, het drukst bevlogen militaire vliegveld van Noord- en West-Nederland. In Den Helder werken ongeveer 8.200 burgers en militairen voor de marine en het overgrote merendeel (77%) daarvan woont tevens in de Kop van Noord-Holland. Berekend is dat ongeveer 45% van de werkgelegenheid in Den Helder direct of indirect verband houdt met de aanwezigheid van de Koninklijke marine. Den Helder en de marine zijn kortom innig met elkaar verbonden, wat ook tot uiting komt in de regelmatig en vruchtbare contacten tussen de gemeente en de marine.
Dat zal in de toekomst zeker niet anders zijn. Om redenen van doelmatigheid en werkgelegenheid concentreert de Koninklijke marine haar activiteiten zoveel mogelijk rondom de vlootbasis Den Helder. Al onze marineschepen hebben hier hun thuisbasis, de meeste onderhoudsfaciliteiten zijn hier gevestigd en ook de bevoorrading vindt hier plaats. Ook internationaal speelt de haven een belangrijke rol als bevoorradingspunt voor onze Navo-partners.
Eind vorig jaar heb ik het ontwerp Tweede Structuurschema Militaire Terreinen naar het parlement gestuurd waarin dit concentratiebeleid nog eens wordt bevestigd. In dit kader zijn de afgelopen jaren honderden miljoenen guldens in de Nieuwe Haven geïnvesteerd. Ook de Navo heeft hieraan meebetaald. Deze versterking van de infrastructuur is niet alleen voor de marine van betekenis, maar ook voor de regio Den Helder. Een groot deel daarvan is in Nederland aanbesteed, een deel daarvan in deze regio. Dat betekent extra inkomsten en werkgelegenheid.
Het rijksbeleid is erop gericht de regio Den Helder sociaal-economisch te steunen. Daarbij biedt samenwerking tussen de drie betrokken partijen: het bedrijfsleven, de lokale overheid en de nationale overheid de meeste kansen. Samen kunnen we elkaar helpen.
Een goed voorbeeld hiervan is de bevordering van het toerisme door middel van de ontwikkeling van natuurgebieden. De Kamer heeft hiervoor vorige week bij de behandeling van de PKB Waddenzee speciaal aandacht gevraagd. Overtollige defensieterreinen en -complexen kunnen daarbij een rol spelen. De afstoting, enkele jaren geleden, van de Grafelijkheidsduinen past prima in dat beeld. Ook de transformatie die Fort Kijkduin heeft doorgemaakt, mag enige naam hebben, evenals de plannen voor de ontwikkeling van de Oude Rijkswerf Willemsoord tot een nautisch themapark Nederland Overzee. Hiervoor heeft het Rijk miljoenen euros uitgetrokken.
Defensie en de Waddenzee Bij deze initiatieven staat een verantwoord evenwicht tussen sociaal-economische- en ecologische belangen voorop. Bij het debat in de Kamer over de nieuwe Planologische Kernbeslissing (PKB) Waddenzee bleek echter opnieuw dat sommigen pas tevreden zijn als Defensie geheel uit het Waddengebied is verdwenen.
Hierop antwoord ik dat de afgelopen tien, vijftien jaar de militaire activiteiten in het Waddengebied al sterk zijn verminderd. De schietrange De Noordvaarder op Terschelling is gesloten, het gebruik van de schietrange en het cavalerieschietkamp op Vlieland is gehalveerd, de minimum vlieghoogte is verhoogd van 300 naar 450 meter en er wordt niet meer geschoten over de Lutjeswaard. Daarmee geeft Defensie wat mij betreft een behoorlijke invulling aan het streven om de militaire activiteiten in het Waddengebied te verminderen. In het nieuwe Structuurschema Militaire Terreinen wordt verder de opheffing van de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen aangekondigd evenals het voornemen de Vliehors vaker over de Noordzee aan te vliegen om zo de Waddenzee te sparen.
Maar we moeten wel realistisch blijven. Uitspraken om alle militaire activiteiten in de Waddenzee zo snel mogelijk te staken, getuigen mijns inziens van weinig verantwoordelijkheidsbesef.
Want als Kamer en regering vinden dat Nederland wél in staat moet zijn militairen naar bijvoorbeeld Afghanistan te sturen - een gecompliceerde operatie waar de militaire risicos als aanzienlijk zijn omschreven - kortom, als Kamer en regering een verantwoorde bijdrage aan internationale crisisbeheersingsoperaties willen leveren, dan is dat alleen verantwoord als ook het personeel voldoende is opgeleid en getraind.
Dat gebeurt voor een belangrijk deel al in het buitenland. Maar praktisch gezien ontkomen we niet aan oefeningen in ons eigen land. Daarbij kunnen de oefenfaciliteiten in het Waddengebied, zoals het amfibisch oefenkamp van de mariniers en de schietrange voor de jachtvliegtuigen, ondanks uitgebreide simulatietechnieken niet worden gemist.
Ik daag dan ook iedereen uit om mij in Nederland de namen van realistische alternatieve locaties voor te leggen. Het kabinet heeft ze bij de voorbereiding van de PKB Waddenzee en het nieuwe Structuurschema Militaire Terreinen in ieder geval niet kunnen vinden. Terwijl tijdens de voorbereiding hiervan wel degelijk grondig is gestudeerd op de mogelijkheden om de oefenactiviteiten in het Waddengebied elders onder te brengen. Daaruit bleek dat er aan verplaatsing, zo dit fysiek al mogelijk is, naar die andere locaties minstens even grote bezwaren kleven. Voor het gemak ga ik dan nog maar even voorbij aan de kosten die eventuele verplaatsingen met zich mee zouden brengen. Hoe moeilijk deze materie is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat ik de gemeente Zijpe - die het schieten in die gemeente ook wel weg wil hebben - heb gevraagd mij een vervangende andere plaats in Nederland aan te bieden. Vooralsnog heb ik op dit verzoek nog geen reactie van de gemeente mogen ontvangen.
Samen met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) concludeer ik dan ook, dat bepaalde militaire activiteiten in het Waddengebied moeten blijven. Die conclusie staat zowel in de PKB Waddenzee als in het Structuurschema van Defensie. Bovendien heeft minister Pronk tijdens het debat over de Waddenzee nog eens benadrukt, dat allerlei mogelijke nieuwe onderzoeken naar alternatieve locaties verwachtingen kunnen wekken, die niet kunnen worden waargemaakt.
Dus al diegenen die roepen NIMBY: not in my backyard, beantwoord ik met TINA: there is no alternative. Overigens vormt Den Helder hierop een positieve uitzondering. Deze stad neemt zijn verantwoordelijkheid op dit gebied namelijk wel.
Let wel, ik verheel niet dat sommige militaire oefeningen overlast bezorgen. Dat is nu eenmaal de keerzijde van de keuze voor een operationeel inzetbare krijgsmacht. Een keuze die maatschappelijk breed wordt gedragen. Dat bleek uit de steun in het parlement tijdens de behandeling van de Defensienota-2000, maar dat blijkt keer op keer ook uit opinieonderzoeken over dit onderwerp. Een bekend gezegde luidt, dat je geen omelet kunt maken, zonder eieren te breken. Dat gaat in dit geval soms met veel kabaal gepaard. In overleg met lokale overheden en belangengroepen proberen we de geluidsoverlast steeds zo goed mogelijk in te kaderen en beheersbaar te maken.
Zo sluit ik op 8 mei met de burgemeester van Texel een convenant over de Noordpunt van Texel. Dit ter aanvulling op een al langer bestaand convenant over de Zuidpunt van Texel. In het nieuwe convenant is opgenomen dat Defensie en de gemeente Texel samen met enkele lokale instanties streven naar een doelmatig opererende schietrange op de Vliehors onder gelijktijdige verbetering van de leefbaarheid op de Noordpunt van Texel. Om deze doelstelling te bereiken zijn in het te tekenen convenant een aantal concrete maatregelen vastgelegd. Over de uitvoering hiervan zullen de partners regelmatig met elkaar overleggen, zodat er zo min mogelijk misverstanden kunnen ontstaan.
Maar, hoewel we er alles aan doen om de overlast binnen de perken te houden, de lawaaioverlast helemaal uitsluiten is onmogelijk. Dat betekent namelijk dat we niet meer kunnen oefenen wat ten koste zou gaan van de operationele gereedheid van de krijgsmacht.
Dat laat onverlet dat we vanzelfsprekend bijzonder zorgvuldig gebruikmaken van de faciliteiten in het Waddengebied. Dat is defensiebeleid en dat voeren we ook uit. Wie de rapporten leest over de natuurwaarden die op die terreinen worden aangetroffen, vaak ook of juist na tientallen jaren militair gebruik, kan niet anders dan vaststellen dat natuurbehoud en militair gebruik prima samengaan. Laten we tot slot ook niet vergeten dat het Structuurschema een inkrimping van het areaal aan militaire oefenterreinen aankondigt van 5.000 hectare.
Valkenburg/De Kooy Ik zei het zojuist al: Defensie staat midden in het maatschappelijk krachtenveld waar allerlei belangen samenkomen. Komende maandag (25 maart) wordt de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening in de Kamer besproken. Daarin staat ook het besluit tot sluiting van Marinevliegkamp Valkenburg in Zuid-Holland en het principebesluit om de daar gestationeerde Orions naar het Marinevliegkamp De Kooy bij Den Helder te verplaatsen. Zoals u ongetwijfeld uit de media heeft vernomen, hebben enkele Kamerfracties een voorschot op dit debat genomen. Tijdens het debat vorige week over de PKB Waddenzee werd gepleit voor het openhouden van Marinevliegkamp Valkenburg. Verder heerste Kamerbreed de opvatting dat De Kooy niet de nieuwe locatie voor de Orions zou moeten zijn.
In reactie hierop heeft minister Pronk gezegd, dat het debat hierover volgende week tijdens het overleg over de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening moet worden gevoerd. Hoewel de Kamer niet uitsloot dat De Kooy bij een nader onderzoek naar de toekomst van vliegkamp Valkenburg (al dan niet in de vorm van een project-PKB) kan worden betrokken, heeft zij niettemin een onmiskenbaar signaal afgegeven. Als het debat over de Vijfde Nota is gehouden, zullen we de verdere marsroute bepalen.
Een belangrijke overweging die meespeelde bij het voorstel de Orions naar De Kooy over te brengen, was de verwachte werkgelegenheidsimpuls. Den Helder zou er honderden arbeidsplaatsen bij krijgen. Daarnaast wordt in dat geval een economische spin off in de vorm van extra bedrijvigheid verwacht voor het civiele deel van de basis.
Met het oog op de intensivering van het civiele medegebruik van Vliegkamp De Kooy zijn in het verleden de openingstijden al verruimd en is het aantal toegestane civiele vluchten vergroot. Defensie steunt deze verruiming als deze maar binnen de gestelde voorwaarden past. Ik noem er enkele. De geluidszone mag niet worden overschreden, het burgermedegebruik moet worden gedragen door de regio en het moet passen binnen het rijksbeleid. De minister van Verkeer en Waterstaat vervult hierbij overigens de hoofdrol. Zo wordt de De Kooy steeds meer een katalysator van regionale economische bedrijvigheid.
Regionale werkgelegenheid Het was overigens niet de eerste keer dat bevordering van de werkgelegenheid in de Kop van Noord-Holland een belangrijk argument was om onderdelen van Defensie naar Den Helder over te brengen. Defensie is altijd bereid dit soort initiatieven te overwegen. Zo is nog niet zo lang geleden het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB) met zon 500 arbeidsplaatsen uit Oegstgeest hierheen verplaatst. Recent is ook de Kustwacht van IJmuiden naar Den Helder gegaan. De vestiging van het derde mariniersbataljon in Den Helder in plaats van in Doorn of in Rotterdam is weer een ander voorbeeld.
Kortom, Defensie doet wat ze kan om het verlies aan arbeidsplaatsen op te vangen. Het is echter geen kerntaak van Defensie om de werkgelegenheid in deze regio te bevorderen. De tijden dat Defensie hiervoor alleen verantwoordelijk werd gehouden, liggen achter ons. De Kop is de monocultuur voorbij. De steven moet gericht zijn op de ontwikkeling van een meer pluriforme en duurzame economische infrastructuur.
Dit is ook de doelstelling van het programma Kop en Munt: een Regionaal Economisch Stimuleringsprogramma voor de Kop van Noord-Holland. De aansturing hiervan ligt bij een stuurgroep waarin ook Defensie zitting heeft, naast de Kamer van Koophandel, de negen gemeenten, de provincie en de ministeries van Economische Zaken en van Verkeer en Waterstaat. De overheid en het bedrijfsleven zetten zich met vereende kracht in voor dit stimuleringsprogramma. Ik noemde in dit verband al Fort Kijkduin en de Oude Rijkswerf Willemsoord als goede voorbeelden van zo´n gezamenlijke aanpak.
Defensie is altijd bereid te kijken of ze kan helpen. Over het verzoek om gebruik van kaderruimte, om maar eens een actueel voorbeeld te noemen, wordt thans overlegd tussen de marineleiding en de gemeente. Voorts hebben zowel het bedrijfsleven als de gemeente de afgelopen jaren belangstelling getoond voor de mogelijkheden van Public-Private-Partnership in relatie tot de bestaande infrastructuur van het Marinebedrijf. Ik begrijp dit, maar dit aspect en de mogelijke voordelen daarvan, komen aan de orde tijdens het onderzoek naar Competitieve Dienstverlening (CDV) dat voor het Marinebedrijf in 2004 staat gepland. De werf wordt namelijk gereorganiseerd en moet vooruitlopend op het CDV onderzoek wel eerst de kans krijgen zich te bewijzen.
Veiligheidszones Dan de veiligheidszone rondom de munitieopslag ´t Kuitje, dat in deze regio ook wel met het foeilelijke woord plofzone wordt aangeduid.
Met de beelden van de vuurwerkramp in Enschede nog scherp op ons netvlies getekend, rekent Defensie, samen met het ministerie van VROM, alle veiligheidszones rondom munitiecomplexen na. Als blijkt dat er huizen, bedrijven of activiteiten in die zones liggen die er eigenlijk niet gewenst zijn, dan voert TNO een risicoanalyse uit om te zien of de veiligheidsnormen niet worden overschreden. Bij ´t Kuitje is dat inmiddels gebeurd.
Waar actie nodig was, is die inmiddels ondernomen of is uitvoering van de maatregelen in voorbereiding. De woonwagens, waarmee de hele discussie over de veiligheidszone is begonnen, hoeven op grond van het externe veiligheidsbeleid hun huidige locatie niet te verlaten.
Dames en heren,
U verzocht mij mijn visie te geven over de regionale samenwerking tussen Defensie en het Bedrijfsleven in de Kop van Noord-Holland. Ik stel vast dat Den Helder zeer belangrijk is voor Defensie. De Koninklijke marine concentreert haar activiteiten zoveel mogelijk rondom de vlootbasis Den Helder. Defensie is steeds bereid om te bezien of er mogelijkheden zijn om defensieonderdelen naar Den Helder te brengen. Ik noemde bijvoorbeeld het MEOB en meer recent het derde mariniersbataljon.
Daarmee geeft Defensie op een verantwoorde manier inhoud aan het Rijksbeleid om de Kop van Noord-Holland sociaal-economisch te steunen. Defensie is echter niet alleen aan de bal. Het is een samenspel van het bedrijfsleven, de lokale overheid en de nationale overheid. We moeten er samen uit komen. Defensie neemt in ieder geval ten volle haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de Kop van Noord-Holland.
Nieuws
Ministerie van Defensie