Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid

Persbericht

Het kleine bouwbedrijf in de B&U

---

Hoge werkdruk belast de ondernemer in het kleine bouwbedrijf

Een groot aantal directeuren van kleine bouwbedrijven ervaart een hoge tot zeer hoge werkdruk. Dit heeft deels te maken met de grote bedrijfsdrukte op dit moment maar ook met oorzaken van meer blijvende aard. Dit is één van de conclusies uit een onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) naar de positie van kleine bouwbedrijven en hun directeuren.

Structurele oorzaken zijn de administratieve rompslomp uit regelgeving, traag verlopende procedures bij de voorbereiding van werken en de afhankelijkheid van onderaannemers en leveranciers bij het nakomen van verplichtingen jegens opdrachtgevers. De werkdruk uit zich vooral in het gegeven dat de ondernemer te veel werkzaamheden zelf en binnen een kort tijdsbestek moet doen. Gebleken is dat het merendeel (53 procent) van de ondernemers in het kleinbedrijf zich rechtstreeks met de uitvoering van de werken bemoeit. De mogelijkheden tot delegeren of uitbesteden zijn beperkt. Problemen bij de aansturing van hun organisatie (de span of control) manifesteren zich vooral bij ondernemers in bedrijven met 15 tot 20 werknemers. Werkzaamheden die de ondernemer het liefst zou willen delegeren vloeien voort uit regelgeving, calculatie en activiteiten op de bouwplaats.

Ondanks de hoge werkdruk zijn de meeste ondernemers tevreden over hun bedrijf en hun eigen functioneren daarin. Velen zien het ondernemerschap als een uitdaging. De drang tot zelfstandigheid en vrijheid was voor veel directeuren de belangrijkste reden om een eigen bedrijf te beginnen. Anderen zijn ondernemer geworden omdat zij het al langer bestaande familiebedrijf voortzetten.

De meeste ondernemers hebben vertrouwen in de toekomst. Velen rekenen op een groei van hun bedrijf. Weinigen overwegen inkrimping. Het optimisme wordt gevoed door de goede gang van zaken in de afgelopen jaren. De winstmarges lagen in 2000 aanzienlijk hoger (5,2 procent) dan het gemiddelde over de laatste twintig jaar (1,8 procent).

Het onderzoek betrof kleine, algemene aannemersbedrijven in de burgerlijke en utiliteitsbouw (b&u). De bedrijven varieerden in grootte van één tot en met twintig werknemers. De branche telt 5.000 van dergelijke ondernemingen. Zij hebben een gezamenlijke arbeidscapaciteit van 30.000 werknemers. Het marktaandeel van de groep beloopt circa 12 procent. De hoofdactiviteit van de meeste bedrijven bestaat uit het verrichten van onderhoudswerken (burgerwerk) en het uitvoeren van kleine aannemingen op het gebied van herstel, verbouw en nieuwbouw.

De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het rapport: 'Het kleine bouwbedrijf in de B&U'.
Zie publicatie: Het kleine bouwbedrijf in de B&U