Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen Afdeling Internationale Financiële Instellingen Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland

Datum 21 maart 2002 Auteur Martijn Dadema

Kenmerk DVF/IF-070/02 Telefoon 070-3485764

Blad /1 Fax 070-3484803

Bijlage(n) 1 E-mail martijn.dadema@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Karimi over de betrokkenheid van IMF bij ontbossing

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Financiën, de

antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi over betrokkenheid van IMF bij ontbossing. Deze vragen werden ingegezonden

op 28 februari 2002 met kenmerk 2010207190.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

Antwoord van mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Zalm, Minister van Financiën, op vragen van het lid Karimi

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het artikel "IMF stimuleert ontbossing"?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Bent u bekend met de inhoud van het geciteerde rapport van de American Lands Alliance? Zo ja, wat is uw mening over dit rapport? Zo neen, bent u bereid zich van de inhoud op de hoogte te stellen en uw mening aan de Kamer te doen toekomen? Wat is uw reactie op de stelling dat de cijfers in dit rapport niet door het IMF weerlegd kunnen worden? Wat vindt u van de reactie van het IMF, dat het rapport gebaseerd is op foutieve en verouderde gegevens?

Antwoord

De inhoud van het aangehaalde rapport van de American Lands Alliance (ALA) is mij bekend. Rapporten over de rol van internationale financiële instellingen ten aanzien van het milieu hebben mijn aandacht, omdat bestrijding van armoede geen succes kan hebben zonder dat gedegen rekening wordt gehouden met de noodzaak tot bescherming van het milieu.

Dergelijke kritische rapporten zijn nodig, omdat zij als resultaat hebben dat politiek, maatschappij en onderhavige instellingen vanuit andere gezichtspunten naar de effecten van eigen handelen kijken. Dit rapport geeft echter een te oppervlakkige analyse van de relatie tussen de Structurele Aanpassingsprogramma's van het IMF en ontbossing. Aan het grote probleem van ontbossing ligt een veelheid van factoren ten grondslag die soms ook nog verschilt per land. De analyse van ALA richt zich eenzijdig op de rol van het IMF en gaat voorbij aan dit complex van factoren.

De primaire verantwoordelijkheid van het IMF is het bevorderen van macro-economische en financiële stabiliteit. Stabiliteit moet bijdragen aan een houdbare externe positie, economische groei bevorderen en armoede verminderen. Binnen de met het IMF overeengekomen kaders zijn het in principe de overheden zelf die de begrotingsprioriteiten stellen. Soms gaan de bezuinigingen die overheden in ontwikkelingslanden toepassen ten koste van zwakke ministeries en sectoren, zoals milieu, of treden negatieve effecten op van investeringen of exportbevorderende maatregelen, zoals bij die van wetgeving op het terrein van houtexport. Bij navraag bij een aantal Nederlandse ambassades in de in het rapport genoemde landen blijkt echter dat de gesuggereerde verbanden tussen de Structurele Aanpassingsprogramma's van het IMF en ontbossing niet kunnen worden hard gemaakt. Onderbesteding aan milieuprogramma's in Brazilië is eerder een gevolg van de begrotingssystematiek en bureaucratie, dan een effect van het IMF-beleid; en de illegale houtkap in het Amazonegebied is eerder een resultaat van het ontbreken van controle en een zeer ingewikkelde wetgeving op het gebied van bosbeheer dan een gevolg van het IMF-beleid. Berichten uit Tanzania wijzen vooral op kappen van bomen voor land- en veeteeltdoeleinden door toenemende bevolkingsdruk. In Madagaskar is de ontbossing reeds gestart in de koloniale tijd en daarna door de centraal geleide regering voortgezet. In het hervormingsprogramma van Indonesië is juist getracht het bossenprogramma te ontzien en is zeer veel aandacht besteed aan een sociaal vangnet voor de allerarmsten.

Natuurlijk onderschrijf ik uw stelling dat de negatieve effecten van de bezuinigingen, investeringen en exporten zo veel mogelijk dienen te worden voorkomen. Een balans moet worden gevonden tussen de kosten voor het milieu en de opbrengsten voor armoedebestrijding en ontwikkeling -een balans op zowel nationaal als op lokaal niveau, en tussen korte en lange termijn. De zogenoemde Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP's) zijn zeer geschikt om aandacht te besteden aan de complexe relatie tussen macro-economisch beleid en milieuproblemen.

Gelukkig worden de overheden in de ontwikkelingslanden zich in toenemende mate bewust van het belang van het milieu. Een goed voorbeeld hiervan is het recente Poverty Reduction Strategy Paper van Honduras. Hierin wordt onder andere gesteld dat het tegengaan van ontbossing de hoogste prioriteit verdient en dat duurzaam gebruik van de bossen een positieve bijdrage kan leveren aan economische groei, werkgelegenheid en armoedebestrijding. Ook in Brazilië worden door de overheid pogingen gedaan om het tij te keren en de ontbossing van het Amazonegebied tegen te gaan.

De stelling dat de cijfers omtrent milieuschade niet kunnen worden weerlegd door het IMF bevreemdt mij. De kernvraag is immers niet of de cijfers volledig kloppen, maar of de opgetreden milieuschade kan worden toegerekend aan het IMF-beleid. Zoals eerder aangegeven, kan een dergelijk eenduidig verband niet hard gemaakt worden. Desalniettemin erken ik natuurlijk dat ontbossing een groot probleem is dat mijn continue aandacht behoeft.

Navraag bij het IMF leert dat het IMF van mening is dat een aantal nieuwe ontwikkelingen in bepaalde landen niet zijn opgenomen in het rapport van de ALA en dat er voor een aantal andere landen meer recente informatie beschikbaar is. Derhalve stelde het IMF dat dit rapport gebaseerd is op foutieve en verouderde gegevens. Ik kan dezerzijds bevestigen dat dit correct is, zoals ook blijkt uit bovenstaande beschrijving van de ontwikkelingen in Brazilië en Honduras en die in Cambodja (zie antwoord op vraag 3). Derhalve is naar mijn mening de reactie van het IMF feitelijk juist.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u het beleid van het IMF daar waar blijkt dat maatregelen t.a.v. exportbevordering buitensporige milieuschade tot gevolg hebben?

Antwoord

Het IMF gaat binnen het kader van zijn mandaat en expertise momenteel adequaat om met de milieuproblematiek van zijn leden. Het IMF beziet ernstige milieuproblemen als een potentiële bedreiging voor een sterke en stabiele macro-economische situatie en betalingsbalans. Indien het betreffende land deze ernstige milieuproblemen niet zou aanpakken, zou dat namelijk negatieve effecten op economische ontwikkeling, werkgelegenheid en armoedebestrijding kunnen hebben.

Dit betekent dat het IMF eisen kan stellen aan bijvoorbeeld het bosbeleid van landen, zoals gebeurde in Cambodja. Cambodja had midden jaren '90 grote problemen met ongecontroleerde kap van bomen voor de export, wat leidde tot grootschalige en snelle ontbossing. De overheid heeft toen op aandringen van het IMF besloten om het bosbeleid te hervormen. Deze hervormingen vormen nog steeds een onderdeel van de beoordeling van het beleid van Cambodja.

Vraag 4

Bent u bereid om u in te zetten voor een strenge(re) milieutoets waar het IMF-beleid aan zou moeten voldoen? Bent u tevens bereid om u in te zetten voor een fundamentele beleidswijziging die beter rekening houdt met eventuele milieuschade in ontwikkelingslanden?

Antwoord

Het voorkomen van milieuschade in de ontwikkelingslanden heeft reeds mijn grootste aandacht. Zoals gesteld kan armoedebestrijding niet succesvol zijn zonder gedegen rekening te houden met het milieu. Ook het IMF is van mening dat het niet alleen om de kwantiteit maar ook om de kwaliteit van economische ontwikkeling moet gaan.

In het Nationaal Milieuplan 4 wordt reeds gesteld dat het kabinetsbeleid erop gericht is om milieuoverwegingen in de praktijk van intergouvermentele financiële instellingen waaronder de Wereldbank en het IMF te integreren. Binnen dat kader zal ik mij waar mogelijk ook inzetten voor het mainstreamen van milieuoverwegingen in alle sectoren.

Hierbij dient te worden aangetekend dat milieubeleid geen kerncompetentie is van het IMF. Hoewel het IMF milieuaspecten meeneemt in zijn beleid, behoort het IMF adviezen over milieumaatregelen en specifieke milieuprogramma's over te laten aan landen zelf en gespecialiseerde multilaterale instellingen en bilaterale organisaties. De eerder genoemde PRSPs vormen een uitstekend instrument om tot betere donorcoördinatie op dit terrein te komen, uitgaande van de bestaande verdeling van verantwoordelijkheden.


Kenmerk DVF/IF-070/02

Blad /1
Onze Wereld, maart j.l.

===