VVD

20 mrt 2002 - VVD wil flexibelere cultuursubsidies

Tweede Kamerlid Atzo Nicolaï wil voor kleinere instellingen af van de zware bureaucratische procedure van de 4-jaarlijkse cultuurnota.

De VVD Tweede-Kamerfractie wil voor de kleinere instellingen af van de zware bureaucratische procedure van de 4-jaarlijkse cultuurnota. Gezelschappen die minder dan ¤ 250.000 subsidie aanvragen en nog geen drie keer een fondssubsidie hebben gekregen, kunnen terecht bij het Fonds voor de Podiumkunsten. Dit fonds kan veel sneller en flexibeler beslissen. Voorkomen wordt daarmee de rompslomp van de cultuurnotaprocedure (van ministerie naar Raad voor Cultuur naar staatssecretaris naar Tweede Kamer), die voor dit soort gevallen toch geen meerwaarde heeft. Het gaat om ongeveer tweederde van alle instellingen en om een budget van ongeveer ¤ 20 miljoen (10% van het instellingsbudget) dat toegevoegd wordt aan het Fonds voor de Podiumkunsten.

De VVD stelt dit voor in een vandaag uitgebracht plan ter verbetering van de cultuurnota-systematiek. De Tweede Kamer heeft staatssecretaris Van der Ploeg een notitie hierover gevraagd, maar de zojuist verschenen brief biedt volgens de VVD geen enkele verbetering. "Als we nu niets doen, zal het de volgende keer precies zo gaan als vorig jaar," aldus woordvoerder Nicolaï. Vorig jaar kwamen er meer dan anderhalf keer zo veel aanvragen en vielen er meer dan anderhalf keer zoveel instellingen in de prijzen als vier jaar geleden. Er was veel kritiek op de gang van zaken. Nicolaï: "Nederland heeft zo'n 430 rijkscultuurinstellingen, waaronder veel kleine wisselende gezelschappen en bijvoorbeeld strijkkwartetten. Dat is waarschijnlijk meer dan in enig ander land. De procedure die bedoeld was voor instellingen van nationaal belang, dreigt dicht te slibben en door de hoeveelheid komt de zorgvuldigheid in het gedrang." Daarom wil de VVD dat als er negatieve advisering dreigt de instelling halverwege de vier jaar een 'gele kaart' krijgt en een negatief advies eerst aan de instelling wordt voorgelegd voordat het wordt uitgebracht.

12 maart 2002

VVD-plan verbetering cultuurnotasystematiek

1) Dichtslibben cultuurnotaprocedure

De cultuurnotasystematiek dreigt dicht te slibben. Belangrijkste factor daarbij is het toenemende enorme aantal aanvragen en subsidies dat loopt via de zware, bureaucratische procedure van de cultuurnota (van ministerie naar Raad voor Cultuur naar bewindspersoon naar Tweede Kamer). Deze ronde meer dan anderhalf keer zoveel als vorige ronde: ongeveer 750 aanvragen en ongeveer 430 rijksgesubsidieerde instellingen (waarschijnlijk relatief veel meer dan in enig ander land). Voor een groot aantal kleinere instellingen heeft deze zware procedure voor niemand meerwaarde. Zij kunnen beter op een flexibelere manier worden bediend, mits de mogelijkheid van meerjarige financiering behouden blijft. Daarom moet een grens worden aangebracht tussen wat beter kan lopen via de cultuurnota en wat beter via de fondsen (met name Fonds voor de Podiumkunsten).

Een instelling komt slechts in aanmerking voor een cultuurnotasubsidie als zij van nationale en/of internationale betekenis is en een essentieel onderdeel vormt van het landelijk cultureel bestel. Hiervan is sprake als: 1. de aanvraag minimaal ¤ 250.000 bedraagt én 2. de instelling minimaal drie keer subsidie van een rijkscultuurfonds heeft ontvangen of 3. niet wordt voldaan aan 1 en 2, maar naar het oordeel van de staatssecretaris of Raad voor Cultuur desalniettemin sprake is van 'nationale betekenis' en 'essentieel onderdeel'.

Dit zou er toe leiden dat in de huidige situatie ongeveer 2/3 van de subsidies niet meer via de cultuurnota-molen maar direct via de fondsen loopt. Er zouden nog steeds zo'n 180 rijkscultuurinstellingen over blijven. Met deze verschuiving is een bedrag gemoeid van ruim ¤ 20 miljoen (10% van het instellingsbudget). De fondsen krijgen dit er bij en worden uitgebreid. Zij hebben het grote voordeel dat niet alles tegelijk eens per vier jaar behandeld hoeft te worden en hebben geen last van het heen-en-weer verkeer met ministerie, staatssecretaris en Tweede Kamer.

2) Zorgvuldiger omgang instellingen / heroverweging

Ten behoeve van een zorgvuldiger omgang met instellingen, vooral in geval van mogelijke of voorgenomen negatieve advisering, moeten tenminste twee verbeteringen worden doorgevoerd: 1. De Raad voor Cultuur moet halverwege de vier jaar met elke gesubsidieerde instelling spreken en het gespreksverslag aan de instelling voorleggen ('gele kaart'); 2. De Raad voor Cultuur moet in geval van voorgenomen negatieve advisering van een reeds gesubsideerde instelling het conceptadvies eerst aan de betrokken instelling voorleggen en desgewenst bespreken alvorens het uit te brengen. 12 maart 2002