Ministerie van Financiën

Persbericht
PERS-2002-069
Den Haag, 20 maart 2002

Antwoorden van de staatssecretarissen van Financiën en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op vragen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Mosterd en De Haan over belastingaanslagen van gehandicapten

Vragen:


1.
Weet u dat gehandicapten die vanwege hun handicap gedwongen zijn om meer kilometers te rijden en een duurdere aangepaste auto moeten gebruiken door de fiscus hoger worden aangeslagen?


2.
Weet u dat gehandicapte door een woningaanpassing ten gevolge van hun handicap een hogere WOZ aanslag krijgen?


3.
Vindt u de in vraag 1 en 2 genoemde situaties aanvaardbaar uitgaande van gelijke behandeling van gehandicapten?


4.
Bent u bereid deze ongelijke, nadelige situaties voor gehandicapten op te heffen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe en op welk moment?

Antwoorden


1.
Het komt voor dat een gehandicapte van zijn werkgever een auto van de zaak heeft en dat die auto zodanig ruim is dat bijvoorbeeld een scootermobiel voor verder vervoer kan worden meegenomen. Dat kan betekenen dat hem een duurdere auto ter beschikking is gesteld dan gebruikelijk. Dat zal in beginsel inderdaad doorwerken naar de bijtelling privé gebruik auto voor de inkomstenbelasting. Een en ander vloeit voort uit de enigszins ruwe werking van de autokostenfictie.

Anderzijds zal, als aannemelijk is dat deze belastingplichtige ook voor privé doeleinden de auto meer gebruikt dan met hem vergelijkbare belastingplichtigen met een auto van de zaak, maar die niet gehandicapt zijn, de belastingplichtige deze extra kosten van vervoer als buitengewone uitgaven in aftrek kunnen brengen. In lijn met hetgeen daarover in het besluit van 12 december 2001, nr. CPP 2001/2139M, V-N 2002/7.13, al is uitgedragen, kunnen deze extra kosten van vervoer op een evenredig deel van diezelfde bijtelling privé gebruik auto worden gesteld. Of dit per saldo tot een hogere belastingaanslag zal leiden, kan ik zo in het algemeen niet beoordelen.


2.
Het is mij bekend, dat door uitbreiding van een woning met een aanbouw in verband met de handicap deze woning in waarde vermeerderd kan zijn. De wijze waarop de woning is ingericht (er is b.v. een traplift aangebracht of een aangepaste keuken) wordt niet in deze waardering betrokken. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsruimte om te oordelen of aan de eigenaar/bewoner van een aangepaste woning een bijdrage in het kader van de Wvg wordt verstrekt voor de hogere WOZ-aanslag. Bij sociale woningbouw wordt er rekening mee gehouden dat bewoners beperkingen kunnen hebben of krijgen. Noodzakelijke aanpassingen zijn dan geen reden om groter te gaan wonen. 


3 en 4.
Het uitgangspunt van het beleid van de regering is een gelijke behandeling van mensen met beperkingen vergeleken met alle andere Nederlanders. De beschreven oplossingen doen recht aan de gelijke behandeling. In breder verband vormt de diversiteit in extra kosten van mensen met functiebeperkingen onderwerp van overleg met de CG-Raad. In vervolg op het rapport van de interdepartementale werkgroep "Inkomenspositie van gehandicapten en chronisch zieken" (IGCZ) dat in juni 2001 aan de Tweede Kamer is aangeboden, worden in samenspraak met de CG-Raad beleidsalternatieven verkend ter oplossing van de kostenproblematiek.

Woordvoerder: drs. P.A.W. Lamers