European Commission

IP/02/440

Brussel, 20 maart 2002

Commissie verwerpt klacht over plannen tot aanbouw van een tweede passagiersterminal op de luchthaven van Dublin

De Europese Commissie heeft ertoe besloten een klacht te verwerpen van Huntstown Air Park and Omega Aviation Services, twee maatschappijen die in het bezit zijn van de Ierse zakenlui de McEvaddy-broeders, tegen de weigering van de Ierse regering om een vergunning te verlenen tot het bouwen van een tweede passagiersterminal op de luchthaven van Dublin. De Commissie verwierp in het bijzonder beweringen dat de weigering neerkwam op misbruik van een machtspositie door de luchthavenautoriteit Aer Rianta, alsook een inbreuk op artikel 86, lid
1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

In hun klacht betwistten Huntstown Air Park Ltd en Omega Aviation Services Ltd, twee maatschappijen die land bezitten in de onmiddellijke nabijheid van de luchthaven van Dublin, een besluit dat in 1997 door de Ierse minister van Vervoer werd genomen waarbij de klagende partijen de toegang werd ontzegd tot de banen van de luchthaven van Dublin. Het Ierse besluit werd genomen in het kader van de procedure die werd gevolgd door de plaatselijke planningsautoriteiten -- Fingal County Council -- die waren opgezet met het oog op het onderzoek van het verzoek van Huntstown Air Park voor de uitwerking van een planningsvergunning tot het aanleggen van een tweede passagiersterminal op de luchthaven van Dublin.

De minister van Vervoer was destijds van mening dat zowel uit een oogpunt van luchthavenplanning als economisch standpunt de bestaande terminal tot de hoogst mogelijke capaciteit moest worden ontwikkeld alvorens kon worden overgegaan tot de totstandbrenging van een tweede terminal.

Bij de klacht is ook betrokken Aer Rianta, een overheidsinstelling die volledig in het bezit is van de Ierse staat en die de luchthaven van Dublin exploiteert. Deze is momenteel de enige verstrekker van diensten inzake passagiersterminals op de betrokken luchthaven.

De klagende partijen hebben de afwijzing betwist van de toegang tot de banen van de luchthaven van Dublin door de Ierse minister van Vervoer. Zij hebben in het bijzonder aangevoerd dat de banen een essentiële faciliteit waren waartoe zij recht op toegang dienden te hebben, alsook dat de houding van de Ierse regering in strijd was met artikel 82 (misbruik van machtspositie) en artikel 86 van het EU-Verdrag. Laatst bedoeld artikel eist dat de lidstaten geen maatregelen invoeren of in stand houden die tot gevolg kunnen hebben dat de mededingingsregels worden overtreden, in het bijzonder van artikel 82, door ondernemingen die exclusieve rechten verkregen.

Na onderzoek concludeerde de Commissie dat een en ander niet in strijd was met de EU-mededingingswetgeving. Het besluit van de Fingal County Council om Huntstown Air Park Ltd geen vergunning te verlenen om op de luchthaven van Dublin een tweede terminal aan te leggen, was gebaseerd op tien redenen, onder meer veiligheid van de luchtvaart, algemene planning en invloed op het milieu. Zonder planningvergunning was elke vergunning voor toegang tot banen op de luchthaven van Dublin door Huntstown Air Park Limited and Omega Aviation Services Ltd slechts denkbeeldig geweest.

Ierland heeft onlangs aangekondigd dat het thans de aanleg van een tweede terminal op de luchthaven van Dublin overweegt met het oog op de toekomstige toeneming van het passagiersvervoer. De aanbouw ervan zal het voorwerp uitmaken van een aanbestedingsprocedure.