DIERENBESCHERMING

Rapport Dierenbescherming: wetsvoorstel drijfjacht rammelt!

Den Haag, 20 maart 2002 - Donderdag 21 maart stemt de Tweede kamer over een wetsvoorstel van staatssecretaris Faber van Natuurbeheer waarin een beperkte vorm van drijfjacht mogelijk blijft op wilde zwijnen. Volgens Faber blijft deze vorm van drijfjacht noodzakelijk om de wilde zwijnenpopulatie op de Veluwe te beheren. Uit zeer recent onderzoek van onderzoeksinstituut Alterra, uitgevoerd in opdracht van de Dierenbescherming, blijkt echter dat als er al gejaagd moet worden op wilde zwijnen, dat niet met de zeer dieronvriendelijke en inefficiente drijfjacht moet gebeuren. Dan heeft de zogenaamde aanzitjacht de voorkeur. De Dierenbescherming heeft Faber en de kamerleden inmiddels op de hoogte gesteld van de uitkomsten van het onderzoek.

Drijfjacht is een verzamelterm voor vormen van jagen waarbij wild wordt opgejaagd in de richting van een linie jagers. De drukjacht, maar ook de zogenaamde klopjacht zijn varianten van de drijfjacht. Hoewel bij een drukjacht minder lawaai wordt gemaakt, is er nog steeds sprake van drijvers die dieren opjagen in de richting van jagers. In Nederland zijn ongeveer 600 jagers die elk jaar opnieuw het zogenaamde
zwartwildbrevet halen om aan de drijfjacht op zwijnen mee te mogen doen. Deze vorm van jagen is voor de Dierenbescherming onacceptabel. Tijdens een drijfjacht is van deskundig en gericht afschot geen sprake. Opgejaagde zwijnen rennen met grote snelheid voorbij, wat de kans op gewonde, aangeschoten dieren vergroot.

Dierenbescherming vindt de drijfjacht, in alle vormen, zeer dieronvriendelijk. De staatssecretaris deelt die mening, maar neemt aan dat de negatieve effecten bij een beperkte vorm van drijfjacht verminderen. Zij stelt dat deze vorm van drijfjacht noodzakelijk is voor het beheer van wilde zwijnen met name bij omvangrijke populaties. Uit het onderzoek van Alterra, dat is uitgevoerd in opdracht van de Dierenbescherming, blijkt echter dat op basis van effectiviteit en dierenwelzijn de verschillende vormen van drijfjacht de minste voorkeur verdienen. Als er in de populatie wilde zwijnen al zou moeten worden ingegrepen, dan zou dat middels de aanzitjacht moeten gebeuren. Dat is een vorm van jagen waarbij de jager vanuit een hoogzit met een schot gericht het dier kan doden. Een vorm waarbij stress van het dier en het risico op aanschieten tot een minimum beperkt blijft en het

Daarnaast is het huidige voorstel van Faber erg onduidelijk en daarmee niet handhaafbaar. Nergens is vastgelegd hoeveel jagers en drukkers per oppervlakte-eenheid maximaal aanwezig mogen zijn. Dat betekent dat het mogelijk is om met 10 jagers en 10 drijvers 10 dieren te doden. Het is met de huidige formulering gemakkelijk het verbod op de drijfjacht te omzeilen. Ook om deze reden is het naar de mening van de Dierenbescherming onwenselijk een beperkte vorm van drijfjacht op wilde zwijnen toe te staan.

De Dierenbescherming heeft inmiddels staatssecretaris Faber en de Kamerleden en op de hoogte gesteld van de uitkomst van het onderzoek en gaat ervan uit dat dit donderdag tijdens de stemming wordt meegenomen.


- Einde persbericht -

Het rapport van Alterra ' Ethische aspecten bij het beheer van wilde zwijnen' is op verzoek beschikbaar.