Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DL. 2002/1041
datum
19-03-2002

onderwerp
Voortgang mestbeleid
TRC 2002/2457

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Met deze brief beantwoord ik, mede namens mijn collega van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), de verzoeken van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 11 maart jl. om informatie over de stand van zaken in het overleg over de derogatie Nitraatrichtlijn (09-02-LNV) en over de aanwijzing van uitspoelingsgevoelige gronden (12-02-LNV).

datum
19-03-2002

kenmerk
DL. 2002/1041

bijlage

1. Derogatie Nitraatrichtlijn
Zoals aangegeven in mijn brief van 26 februari jl. is het overleg met de Europese Commissie over de Nederlandse derogatie van de Nitraatrichtlijn nog gaande.
Bij het bezoek van commissaris Wallström aan Nederland is afgesproken dat collega Pronk en ik spoedig nader politiek overleg met haar zullen voeren.
Inzet bij dit overleg is een derogatie van 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare grasland, als onderdeel van de Nederlandse implementatie van de Nitraatrichtlijn. De hoogte van de derogatie is welbewust gekozen en wetenschappelijk onderbouwd. De Nederlandse regering is ervan overtuigd dat zij met het ingezette beleid voldoet aan de Nitraatrichtlijn. Uiteraard is zij bereid in te gaan op constructieve voorstellen van de Commissie. Ten overvloede, collega Pronk en ik verschillen daarover volstrekt niet van opvatting. Ter voorbereiding op het politieke overleg met mevrouw Wallström is opnieuw ambtelijk overleg gevoerd, waarbij de wederzijdse standpunten en argumenten en mogelijke oplossingen nader in kaart zijn gebracht. Na afloop van het overleg met mevrouw Wallström zullen collega Pronk en ik u nader informeren over de resultaten.

2. Aanwijzing uitspoelingsgevoelige gronden
Zoals gemeld in mijn brief van 26 februari jl. zal door het Wageningse onderzoeksinstituut Alterra gekeken worden naar alle meldingen door boeren van vermeende onjuiste aanwijzingen. Alterra heeft mij op 18 maart 2002 gerapporteerd over haar bevindingen van de eerste 1200 meldingen.

Op basis van die tussenrapportage zal ik conclusies trekken over de noodzaak tot aanpassingen in de aanwijzing te komen. Ik zal de Tweede Kamer hierover nader informeren in de brief die ik zal zenden voorafgaand aan het Algemeen Overleg van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op donderdag 11 april a.s.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst


---