---

Brieven aan de Kamer
---

Project tweede "Landing Platform Dock,"

19-03-2002

Inleiding Het project tweede Landing Platform Dock (LPD-2) behelst de bouw en indienststelling van een tweede amfibisch transportschip voor de Koninklijke marine. De behoefte aan een tweede LPD komt enerzijds voort uit de noodzaak op grote afstand van het eigen grondgebied te kunnen opereren en anderzijds uit een bondgenootschappelijke behoefte aan uitbreiding van strategische zeetransportcapaciteit. Zoals de Defensienota 2000 aankondigde, moet het schip in 2007 operationeel zijn.

Met mijn brief van 18 december 2000 (Kamerstuk 27 564, nr. 1) heb ik u geïnformeerd over de behoeftestelling van het LPD-2. Op 2 mei 2001 heb ik geantwoord op schriftelijke Kamervragen over dit onderwerp (Kamerbrief nr. DEF 01-77). Een B/C brief met informatie over de gecombineerde voorstudie- en studie fase heb ik u op 25 september 2001 aangeboden (Kamerstuk 27 564, nr. 3). Thans informeer ik u over de resultaten van de verwervingsvoorbereiding.

Behoefte De operationele behoefte is sinds de A-brief niet gewijzigd. Zowel nationaal als internationaal bestaat er behoefte aan uitbreiding van amfibische capaciteit en strategische transportcapaciteit. Daarnaast is er behoefte aan zeegaande commandofaciliteiten voor combined en joint optreden. Het LPD-2 moet in deze behoeften voorzien. Om het voortzettingsvermogen te garanderen moet het schip minimaal over dezelfde functionaliteiten beschikken als Hr.Ms. Rotterdam. In de amfibische rol moeten beide LPD´s samen in staat zijn om in één keer een volledig uitgerust mariniersbataljon, inclusief de benodigde logistieke en gevechtsondersteunende elementen, te transporteren en aan land te zetten. Daarnaast kan het LPD-2 in het kader van de strategisch-maritieme transporttaak worden ingezet voor het transport van personeel en materieel van de gehele krijgsmacht. Verder moet het schip een (inter)nationale commandostaf kunnen accommoderen en faciliteren. Ten slotte moet het LPD-2 kunnen worden ingezet als platform bij humanitaire hulpverlening en evacuaties.

Invulling van de behoefte Op grond van de behoefte zijn functionele eisen vastgesteld die hebben geleid tot het ontwerp van het LPD-2. De eisen voor het platform en de eisen voor de Sewaco-systemen en de commandofaciliteiten worden hieronder toegelicht.

Platform Het ontwerp van het LPD-2 is gebaseerd op dat van Hr.Ms. Rotterdam. Tijdens de B/C-fase werd uit doelmatigheidsoverwegingen besloten om dit ontwerp te combineren met elementen van het door de Koninklijke Schelde Groep (KSG) uitgewerkte Enforcer-concept. De B/C-brief meldde dat er nog aanvullend onderzoek zou worden verricht naar de hydrodynamische eigenschappen, zoals de lekstabiliteit en het zeegangsgedrag. Uit dit onderzoek bleek dat het gecombineerde ontwerp van de B/C-fase op beide gebieden verbeteringen behoefde. Daarnaast werd tijdens de verwervingsvoorbereiding duidelijk dat de kostenraming van het geplande ontwerp aanzienlijk boven het beschikbare budget lag. Deze problemen zijn opgelost door het ontwerp aan te passen.

De scheepskarakteristieken zijn niet wezenlijk veranderd ten opzichte van de B/C-fase van het project. Het LPD-2 is in vergelijking met Hr. Ms. Rotterdam nog steeds circa 12 meter langer en circa 1 meter breder, is voorzien van een versterkt helikopterdek en van davits voor landingsvaartuigen en heeft een korter en breder dok. Het schip wordt voorzien van een extra dek in de bovenbouw voor de hoofdkwartierfunctie. Door een efficiëntere indeling zijn de afmetingen van de bovenbouw van het schip kleiner dan die uit de B/C-fase. De meer doelmatige indeling van het schip heeft onder meer geleid tot een afname van het scheepsvolume, het staalgewicht en de waterverplaatsing.

Het resultaat is een ontwerp voor het LPD-2 met een lengte van ongeveer 177 meter en een breedte van ongeveer 27,2 meter bij een maximale waterverplaatsing van ongeveer 15.500 ton. De voortstuwing vindt plaats door middel van podded propulsors (pods) in plaats van met schroefassen zoals bij Hr.Ms. Rotterdam. Door het gebruik van pods, die tevens dienst doen als roer, neemt de wendbaarheid van het schip toe. Zo kan worden volstaan met één boegschroef. Deze dieselelektrische voortstuwing geeft het schip een maximale snelheid van ongeveer 19,5 knopen. Modelproeven tijdens de verwervingsvoorbereiding hebben voorts aangetoond dat het brandstofgebruik bij het gebruik van pods lager is dan bij voortstuwing door schroefassen. Evenals Hr.Ms. Rotterdam krijgt het schip de beschikking over een hospitaalcomplex met een operatiekamer, een high care-afdeling, behandelingskamers en een ziekenboeg. Voor de bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische (NBC) aanvallen wordt het schip uitgerust met een overdruksysteem.

Sewaco-systeem Evenals Hr.Ms. Rotterdam zal het LPD-2 beschikken over systemen voor navigatie en voor amfibische en helikopteroperaties. Het ontwerp gaat uit van de plaatsing van Link-11, een systeem dat een algemeen omgevingsbeeld van maritieme eenheden presenteert. Verder houdt het ontwerp al rekening met de opvolger daarvan, namelijk Link-22. Ook is voor wat betreft de benodigde ruimte, koeling en energie al rekening gehouden met de installatie van Link-16. Dit systeem is bestemd voor de aansturing van luchtoperaties en wordt onder andere door jachtvliegtuigen als de F-16 gebruikt.

Omdat het schip in principe onder bescherming van een maritieme taakgroep opereert, kan met een zelfverdedigingscapaciteit worden volstaan. Daartoe wordt het schip voorzien van twee gekoppelde Goalkeeper-systemen en een aantal posities voor mitrailleurs. De Goalkeeper-systemen zullen worden overgeplaatst van af te stoten S-fregatten. Daarnaast wordt ruimte vrijgehouden voor chaff (een radarmisleidingssysteem), een torpedodefensie-systeem, een infra rood scanner en de mogelijkheid voor een degaussing-systeem, dat het magnetisch veld onder water reduceert.

Commandofaciliteiten Op het gebied van commandofaciliteiten voor de inzet als zeegaand hoofdkwartier, wijkt het schip af van Hr. Ms. Rotterdam.

Zo worden in de bovenbouw werkruimten ingericht voor een (inter)nationale staf van 400 personen voor het leiden van operaties tot op divisieniveau. Deze staf krijgt de beschikking over eigen commandocentrales en ruimten voor conferenties, briefings en ondersteuning. De ruimten worden voorzien van verplaatsbare wanden zodat ze aan de aard en omvang van de missie kunnen worden aangepast. Waar mogelijk worden de ruimten geïntegreerd met ruimten voor de amfibische rol.

Aan de accommodatie voor geëmbarkeerde eenheden worden andere eisen gesteld dan bij Hr.Ms. Rotterdam. De inzet als zeegaand hoofdkwartier, de personele samenstelling van een (inter)nationale staf en de langere verblijfsduur van die staf aan boord verschillen immers van de amfibische inzet. De accommodatie kan daarom worden aangepast: bij inzet als commando-platform worden de hutten ingericht voor maximaal zes bewoners.

De permanent aan boord beschikbare middelen op het gebied van Command, Control, Communications, Computers and Information (C4I) zijn voldoende om een amfibische operatie te leiden en om te voorzien in de externe verbindingen van een (inter)nationale staf. Voor de hoofdkwartierfunctie is het schip verder onder meer voorzien van satellietcommunicatieapparatuur in de vereiste militaire frequentiegebieden en, in vergelijking met Hr. Ms. Rotterdam, van extra zenders en ontvangers. Voor de interne communicatie wordt het schip uitgerust met automatiserings- en presentatiemiddelen. Deze zijn gekoppeld aan een netwerkstructuur met universele koppelingsmogelijkheden, waaraan een (inter)nationale staf volgens het plug and fight principe naar behoefte eigen hard- en software kan koppelen. Dit systeem biedt de nodige flexibiliteit om een hoofdkwartier een operatie tot op divisieniveau te laten leiden.

Personeel De vaste bemanning telt 146 personen. Voor de hoofdkwartierfunctie zal accommodatie worden geboden aan circa 400 stafleden. In de amfibische rol kan het schip naast de vaste bemanning 555 personen accommoderen. Deze aantallen zijn voor beide configuraties inclusief de ondersteunende elementen zoals een helikopterdetachement.

Verwervingsvoorbereiding Verwervingsstrategie In het kader van de overname van de KSG door de Damen Shipyards Group (Damen) is de Staat voornemens het LPD-2 aan te besteden bij de KSG, mits er sprake is van redelijke voorwaarden en een aanvaardbare prijs. De Koninklijke marine heeft de KSG bij het contractbestek betrokken. De KSG zal als bouwmeester zorgdragen voor de verwerving van de platformsystemen. De Nederlandse industrie is door de bouwmeester, na overleg met de Stichting Nederlandse Industriële Inschakeling Defensieopdrachten, ingeschakeld voor delen van de uitrusting van het schip.

Resultaat Met de KSG bestaat overeenstemming over de voorwaarden en de prijs. Omdat de initiële aanbieding van de KSG het beschikbare budget te boven ging, is een aantal bezuinigingen in het ontwerp uitgevoerd. De bezuinigingen lagen vooral op het technische vlak, maar er zijn ook besparingen bereikt door een eenvoudiger vorm van projectmanagement, een doelmatiger wijze van ontwerpen, een kortere bouwtijd en de onderbrenging van een groter deel van de cascobouw bij een dochteronderneming van het Damen-concern, Damen Shipyard Galatz, te Roemenië. Daarnaast heeft de eerder genoemde aanpassing van het schip ten opzichte van het ontwerp uit de B/C-fase in belangrijke mate bijgedragen aan de reductie van de kosten. De bezuinigingen op technisch gebied hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van de technische installaties en de inrichting van het schip en hebben niet geleid tot een aanpassing van operationele en functionele eisen. De bezuinigingen en de commerciële onderhandelingen over het contract hebben geleid tot een contractprijs voor het LPD-2 van 167,5 miljoen (prijspeil 2001).

Internationale samenwerking Met mijn brief van 25 juni 2001 (Kamerstuk 27400, nr.48) meldde ik dat de EVDB-voorziening ruimte biedt voor de volledige financiering van de commandofaciliteiten van het LPD-2. Niettemin is met het oog op de bevordering van de Europese doelmatigheid internationale co-financiering gewenst. Tot nu toe heeft Duitsland als enige land interesse getoond om financieel bij te dragen aan de commandofaciliteiten van het LPD-2 danwel intensiever samen te werken met deze en andere faciliteiten. Nederland onderzoekt thans samen met Duitsland de mogelijkheden daartoe.

Exploitatiekosten De totale exploitatiekosten voor het LPD-2 worden geraamd op 11,8 miljoen per jaar. Voor de commandofaciliteiten is hierbij rekening gehouden met exploitatiekosten van ongeveer 0,5 miljoen per jaar. De operationele levensduur van het schip is gesteld op 25 jaar. De totale levensduurkosten worden geraamd op 527,9 miljoen (prijspeil 2001).

Budget Het projectbudget voor het LPD-2 is vastgesteld op taakstellend 232,9 miljoen (prijspeil 2001). Van dit bedrag is 34,9 miljoen bestemd voor de realisatie van de commandofaciliteiten. De verwerving van boord- en reservedelen is bij het projectbudget inbegrepen. Verder zijn de gebruikelijke kosten voor onder meer initiële opleiding, onderzoek, aanbouwverzekering en proeftocht in het projectbudget opgenomen.

Tijdschema De contractsluiting voor de bouw van het LPD-2 is voorzien in het tweede kwartaal van 2002. De detail-engineering wordt uitgevoerd in de periode 2002-2004. Het schip wordt in de periode 2003-2006 gebouwd en begint in 2006 met de proefvaart. De overdracht aan de Koninklijke marine staat medio 2006 gepland, waarna het schip in 2007 operationeel inzetbaar zal zijn.

Slotopmerking Ik ben voornemens, eventueel na overleg met u, het tweede Landing Platform Dock bij de KSG aan te besteden.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,

H.A.L. van Hoof

Nieuws Ministerie van Defensie