Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT)
Persbericht van de AWT
18 maart 2002
Universiteiten kunnen de schijnbare weelde aan onderzoekssubsidies
niet dragen
Wanneer universiteiten een subsidiebedrag krijgen voor onderzoek,
moeten ze eenzelfde bedrag bijpassen. Met die eigen bijdrage laten ze
zien dat ze het onderzoek zelf ook echt belangrijk vinden en niet
louter uit zijn op extra inkomsten. Voor die eigen bijdrage wordt de
vrije onderzoeksruimte in de eerste geldstroom aangesproken. Dit
betekent dat er minder ruimte is voor fundamenteel, risicodragend
onderzoek. Die ruimte is door de stapeling van subsidies tot een
zorgwekkend niveau gedaald.
Dit schrijft de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid
(AWT) in een brief aan de ministers van OCenW en EZ.
Er bestaan allerlei subsidies voor onderzoek aan universiteiten en
instituten daarbuiten. Hiermee wordt het onderzoek thematisch gestuurd
en de kwaliteit bevorderd. Met de subsidies worden echter niet alle
kosten betaald. De instellingen moeten het ontbrekende uit eigen
middelen bijpassen. Dit gaat meestal met een gesloten beurs: de
instellingen zorgen voor huisvesting, begeleiding, ondersteuning e.d.
Als vuistregel geldt dat bij elke euro aan subsidie de instellingen
zelf één euro moeten bijpassen. Dit wordt wel matching genoemd.
Daardoor is er minder ruimte voor vrij onderzoek.
Een ruwe schatting is dat het gaat om ruim 800 mln. euro aan
subsidies. Dit betekent dat de instellingen bijna eenzelfde bedrag
naar schatting een tegenwaarde van 700 mln. euro uit eigen middelen
moeten bijpassen. Volgens de AWT legt dit een te groot beslag op de
ruimte voor vrij onderzoek, met als probleem dat de toekomst voor
wetenschappelijke vernieuwingen in gevaar komt.
Wat betreft de oorzaken van dit probleem zijn er diverse
perspectieven te onderscheiden en daarmee ook uiteenlopende
aangrijpingspunten voor oplossingsrichtingen te benoemen. Allereerst
is de stapeling van subsidies voortdurend toegenomen, terwijl de
geldstromen voor vrij onderzoek hooguit constant zijn gebleven. De
verhouding tussen de subsidiestromen en de reguliere budgetten voor
vrij onderzoek is scheef gegroeid.
Een tweede invalshoek is dat van de instellingen verwacht mag
worden dat zij strategische keuzes maken en niet op elke
subsidieregeling inspelen. Maar het managementinstrumentarium hiervoor
is onvoldoende ontwikkeld. Met name bij de universiteiten is het
financieel inzicht op microniveau in de interne en externe
geldbestedingen gebrekkig.
De AWT wil dat het onderwerp hoog op de beleidsagenda komt. De
omvang van de subsidieregelingen is dusdanig groot geworden dat een
aantal fundamentele vragen aan de orde moeten komen. Wat betreft de
sturing via subsidies kan gevraagd worden of het beoogde effect
bereikt wordt. Raakt het onderzoeksbestel niet overstuurd? Is sturing
via een stapeling van subsidieregelingen wel effectief? Wat betreft de
bekostigingssystematiek is de vraag of in de reguliere bekostiging
rekening moet worden gehouden met de matchingsverplichtingen of dat
juist de matchingseis (gedeeltelijk) moet worden afgeschaft en de
overheidssubsidies voortaan de integrale kosten voor hun rekening
nemen.
Binnenkort organiseert de AWT een conferentie met de betrokken
partijen voor een nadere gedachtewisseling over de ernst van het
probleem in de onderscheiden disciplines en over de bescherming van de
financiële ruimte voor risicodragend vrij onderzoek.
Het briefadvies over matching is te raadplegen op de website van de
AWT.
Meer informatie is verkrijgbaar bij dr.ir. B.P.Th. Veltman (voorzitter
AWT) of bij mw. dr. V.C.M. Timmerhuis (secretaris AWT). Telefoon:
070-3110929