Ministerie van Buitenlandse Zaken
charset="iso-8859-1"
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag DIE/IN Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 18 maart 2002 Auteur M.J. Boef
Kenmerk DIE-118/02 Telefoon (070) 348 48 60
Blad /1 Fax (070) 348 40 86
Bijlage(n) 1 E-mail Maarten.boef@minbuza.nl
Betreft Schriftelijke vragen van het lid Stellingwerf over art. 'Subsidies
boeren afschaffen'
Zeer geachte voorzitter,
Graag bied ik u hierbij mede namens de minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het
lid Stellingwerf het afschaffen van subsidies voor boeren. Deze vragen
werden ingezonden op 25 februari 2002 met kenmerk 2010206880.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de heer Brinkhorst, Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
en de heer Pronk, Minister van Volkshuisvesting, Ruimelijke Ordening en
Milieubeheer op vragen van het lid Stellingwerf (2010206880)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel 'Subsidies boeren afschaffen'?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Welke beleidsmatige status heeft dit artikel gezien het feit dat het is
ondertekend door "Dr. M.A. de Ruyter van Steveninck als econoom verbonden
aan het ministerie van Buitenlandse Zaken", terwijl tegelijkertijd wordt
vermeld dat het artikel op persoonlijke titel is geschreven?
Vraag 3
Is de betreffende ambtenaar beleidsmatig betrokken bij de formulering en/of
uitvoering van het door de regering voorgestane landbouwbeleid? Welke
beleidsvrijheid hebben ambtenaren die zich op een bepaald beleidsterrein in
een publieke discussie mengen?
Vraag 4
Verwoordt het artikel op enige manier een door Nederland beoogde
beleidsrichting met betrekking tot het (Europese) landbouwbeleid? Zo neen,
bent u dan van mening dat een dergelijk artikel, waar zulke vergaande
uitspraken worden gedaan over het toekomstige landbouwbeleid op enige manier
in relatie mogen worden gebracht met het formele regeringsbeleid?
Vraag 5
Indien u van mening bent dat het standpunt zoals door de heer De Ruyter van
Steveninck is verwoord afwijkt van kabinetsbeleid, wat doet u om te
voorkomen dat ambtenaren uitlatingen doen waarmee op zijn minst de indruk
wordt gewekt dat opvattingen van de regering worden verwoord?
Antwoord
Het artikel van de heer De Ruyter van Steveninck is op persoonlijke titel
geschreven. Zijn artikel is derhalve geen uiting van het Nederlandse
regeringsbeleid inzake de (Europese) landbouw. Bij het ministerie van
Buitenlandse Zaken vervult hij geen functie waarin hij betrokken is bij de
formulering of de uitvoering van het Europese landbouwbeleid. Het is
medewerkers van het ministerie toegestaan om op persoonlijke titel
opinie-artikelen te schrijven. Voor de voorschriften verwijs ik naar de
ambtenarenwet (artikel 125a, lid 1) en de aanwijzingen Externe Contacten
Rijksambtenaren (Staatscourant 1998, nr. 104, pagina 8).
Vraag 6
Wat is uw mening over de opvatting van de heer De Ruyter van Steveninck dat
gesubsidieerde landbouw zoveel mogelijk uit West- en Oost-Europa dient te
verdwijnen, dat de voedselproductie uiteindelijk buiten Europa zal dienen
plaats te vinden en dat de landbouw binnen de Europese Unie geen bedrijfstak
met toekomst is?
Vraag 7
Vindt u het terecht dat de vergelijking wordt gemaakt tussen de
landbouwsector en het lot dat de scheepsbouw- en textielsector in Nederland
hebben ondergaan? Wordt, met deze vergelijking het eigen karakter van de
landbouwsector en de verantwoordelijkheid van de landbouw met betrekking tot
publieke taken als de zelfvoorziening inzake de primaire voedselproductie en
het behoud van Nederlandse landschap, geen grof onrecht aangedaan?
Antwoord
Het Nederlands landbouwbeleid is gericht op een veilige, kwalitatief
hoogwaardige en competitieve voedselproductie aan de ene kant en het
maatschappelijk verantwoorde beheer van de groene ruimte aan de andere kant.
Door zijn bijzondere positie en specifieke kenmerken laat de landbouwsector
zich niet zonder meer vergelijken met de Nederlandse scheepsbouw- en
textielsector. Dit laat onverlet dat de regering van mening is dat
marktwerking in het landbouwbeleid versterkt moet worden en dat het proces
van vermindering van de steun en bescherming van de landbouw, zoals in
EU-kader in gang gezet met de MacSharry-hervormingen van 1992 en de
maatregelen in het kader van Agenda 2000, met kracht moet worden voortgezet.
Tijdens de recente ministeriële conferentie te Doha is afgesproken dat
gewerkt zal worden aan verdere liberalisatie in de landbouw door verbetering
van de markttoegang, afbouw van de interne steun en uiteindelijke
uitfasering van alle vormen van exportsubsidies. In dit licht streeft de
regering naar de omvorming van het Europese landbouwbeleid naar een Europees
beleid voor 'voedselveiligheid, landbouw en platteland'. Dat beleid moet
ruimte bieden voor meerdere beleidsdoelstellingen als: veiliger voedsel, een
meer milieu- en diervriendelijke productie, behoud en verbetering van de
groene ruimte. Tegelijkertijd mogen de overheidsmaatregelen die in dit kader
genomen worden niet handelsverstorend werken, multifunctionaliteit mag niet
worden aangewend als middel om het huidige steunbeleid onder een andere naam
te laten voortbestaan. Een vergrote marktgerichtheid en liberalisatie
versterken de kansen voor de dynamische Nederlandse landbouwsector, die zich
meer en meer zal richten op de afzet van hoogwaardige producten op de
Nederlandse markt, de Europese binnenmarkt en de wereldmarkt.
Vraag 8
Hoe denkt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer over de suggestie dat de landbouw in Nederland kan worden
afgeschaft zodat wij die ruimte kunnen bebouwen? Druist dat niet in tegen
het ruimtelijke ordeningsbeleid?
Antwoord
De suggestie dat de landbouw in Nederland kan worden afgeschaft zodat die
ruimte kan worden bebouwd druist geheel en al in tegen het Nederlandse
ruimtelijk ordeningsbeleid.
===