Vlaamse overheid
Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mieke Vogels, kondigt samen met haar groene collega van leefmilieu en landbouw, Vera Dua, vandaag het Steunpunt Milieu en Gezondheid aan. Dit wetenschappelijke Steunpunt valt onder de rechtstreekse bevoegdheid van Minister Vogels maar gezien de thematiek werden de administratie en kabinet van minister Dua van in de beginfase actief bij de ontwikkelingen betrokken.
Bedoeling van het steunpunt is dat verder onderzocht
wordt welke soort effecten een vervuild milieu hebben op
de menselijke gezondheid. Zijn er bijvoorbeeld verhoogde
pcb-waarden in ons lichaam te meten en hoe schadelijk is
dat? Zijn er sporen van dioxines, pesticiden, lood en
benzeen terug te vinden bij mensen? Binnen enkele maanden
starten de eerste grootschalige onderzoeken op dat vlak.
Binnen afgebakende regio's zullen urine- of bloedstalen
anoniem worden gerelateerd aan omgevings- en
leeftijdskenmerken. Het monitoringsysteem wordt zo
ontwikkeld dat gebiedsgerichte analyse mogelijk is. Door
de globale milieu- en bevolkingsgegevens in te delen in
type gebieden (verstedelijkt gebied, gebied met intense
landbouw,...) krijgen we gegevens over de relatie tussen
vervuilende componenten in de omgeving en de vervuiling
die deze veroorzaken in de mens. Een milieubeleid
gebaseerd op deze resultaten wordt zo een preventief
gezondheidsbeleid.
Het steunpunt bestaat uit een consortium van zes Vlaamse
universiteiten en onderzoeksinstellingen zijnde: de Vrije
Universiteit Brussel, de universiteit Gent, de Katholieke
Universiteit Leuven, de Universiteit Antwerpen, het
Limburgs Universitair Centrum en het Vlaams Instituut
voor Technologische ontwikkeling. Ook de Universiteit
Maastricht en het Provinciaal Instituut voor Hygiëne
zullen hun medewerking aan dit project verlenen. Het
steunpunt is officieel gehuisvest op de VUB-campus te
Jette. Het operationele centrum voor het veldwerk is in
het VITO gevestigd.
De Vlaamse Gemeenschap verbindt er zich toe om jaarlijks
een subsidie van 866.358 euro, oftewel 35 miljoen
Belgische frank, voor het steunpunt te voorzien als
aandeel in de gemaakte kosten.
Context: Het milieu-gezondheidsonderzoek in Vlaanderen
(2000)
Dit grootschalige milieu -en gezondheidsonderzoek dat in
opdracht van de vorige Vlaamse regering werd uitgevoerd,
vormde een belangrijke impuls voor de oprichting van het
steunpunt Milieu en Gezondheid.
Naar aanleiding van de bekendmaking, einde 2000, van het
onderzoeksrapport van bovengenoemd onderzoek, werd een ad
hoc Commissie Milieu en Gezondheid opgericht die werd
voorgezeten door Johan Malcorps (Agalev). Binnen deze
commissie werden verscheidene hoorzittingen georganiseerd
en op basis hiervan stelden externe deskundigen een
basisrapport op met specifieke beleidsaanbevelingen.
Concrete werking van het Steunpunt Milieu en Gezondheid
In haar werking zal het Steunpunt zich toespitsen op
centrale topics die overeenstemmen met de 6 strategische
doelstellingen van haar meerjarenplan. Elke
onderzoeksinstelling of universiteit draagt de
verantwoordelijkheid voor één van deze doelstellingen.
Men onderscheidt zes onderzoeksluiken:
1. Beleidsondersteuning o.l.v. Prof. Van Larebeke - RUG
Het opzetten van een vraagbaak die de aan de
verschillende overheidsdiensten inlichtingen verschaft
omtrent de gezondheidseffecten van bepaalde polluenten,
vormt een belangrijk onderdeel van dit luik. Deze
vraagbaak zal opgesplitst worden in een toxicologisch en
een epidemiologisch gedeelte.
2. Ontwikkeling van beleidsinstrumenten o.l.v. Prof. Hens
- VUB
De doelstelling van dit luik is om een follow-up te doen
van de bestaande gegevens omtrent de milieutoestand.
Tevens wil men de Vlaamse milieu-indicatoren in verband
brengen met de internationale litteratuur.
3. Monitoring en Surveillance o.l.v. Prof Schoeters -
VITO
Teneinde nieuwe gegevens te bekomen inzake de interne
blootstelling aan gezondheids-bedreigende milieufactoren,
zal over heel Vlaanderen een biomonitoringsprogramma
opgezet worden. In concreto zal men hiervoor een lang
termijn onderzoek uitvoeren bij drie leeftijdgroepen.
Hierdoor valt dit programma uiteen in drie entiteiten.
Vooreerst is er de deelstudie pasgeborenen die gegevens moet opleveren over het effect van micropolluenten op de verstandelijke ontwikkeling, het gedrag en het voorkomen van astmatische en allergische problemen. In september 2002 kunnen de eerste metingen worden aangevat, ongeveer een jaar later verwacht men de eerste resultaten.
Voorts onderscheidt men de deelstudie adolescenten waarbij vooral onderzocht zal worden welk effecten milieuverontreiniging kan hebben op de groei en ontwikkeling. Tot slot wordt er in de deelstudie volwassenen gepeild naar het cumulatieve effect van (jarenlange) blootstelling aan polluenten.
Aan de keuze van de studiegebieden ging heel wat
discussie vooraf. Uiteindelijk werden volgende 7
typegebieden geselecteerd:
- de Gentse kanaalzone (met oa: Oostakker, Wachtebeke en
Zelzate enz.)
- de Gentse agglomeratie(Gent fusiestad, exclusief
havengebied en verbrandingsovens)
- de verbrandingsovens (met oa: Wilrijk, Sint-Niklaas,
Harelbeke, .)
- invloedsgebied Olen ( + omliggende gemeenten,
criterium: hoogte loodgehalte, oa: Herentals, Geel,
Westerlo enz)
- De Antwerpse agglomeratie( =Antwerpse fusiestad met
uitzondering van het havengebied en Hoboken)
- het Antwerpse havengebied ( met oa: Zwijndrecht, Doel,
Zandvliet, . niet Hoboken)
noot: Hoboken is in geen van deze strata omvat omdat daar
momenteel nog een onderzoek lopende is (de resultaten
hiervan worden in het voorjaar verwacht). Bovendien zijn
er, dankzij voorgaande onderzoeksresultaten reeds
voldoende gegevens voorhanden omtrent deze regio.
- de fruitstreek ( omvat natuurlijk heel wat Limburgse
gemeenten waaronder: Sint-Truiden, Zoutleeuw en Voeren
maar ook een aantal Brabantse gemeenten als bvb. Tienen)
- de landelijke gemeenten( met oa: Diksmuide, Huldenberg
en Ruiselede)
Het steunpunt M&G heeft expliciet gekozen om strata te
onderzoeken met een (gekende) hoge emissie. De
verwachting is dat men op die manier realistische
gegevens genereert omtrent de globale impact van
milieufactoren.
Men mag gerust stellen dat dit onderzoek een primeur is
voor Vlaanderen. Voor het eerst zullen immers in heel
onze regio mensen getest worden op de aanwezigheid van
vervuilende stoffen in hun lichaam. Bovendien zullen de
bekomen onderzoeksresultaten ons in de gelegenheid
stellen om duidelijke uitspraken te doen over de
prioritair te behandelen gebieden alsook over de te nemen
maatregelen.
4. Medisch-Milieukundig Onderzoek o.l.v. Prof. Comhaire-
RUG en Prof. Kleinjans- UMA
Binnen deze strategische doelstelling onderscheidt men
drie delen. Een eerste deelproject concentreert zich op
de ontwikkeling van biomarkers die het effect van
blootstelling aan kankerverwekkende stoffen meten. Een
volgende entiteit behelst de testing van voeding en
milieu op de aanwezigheid van stoffen die ons inwendig
stelsel kunnen verstoren. Tot slot werd binnen dit luik
ook een projectvoorstel ingediend inzake astma en
allergieën.
5. Sociaal-en Gezondheidseconomisch onderzoek o.l.v.
Prof. Loots- UIA
Binnen dit onderzoeksluik is het centrale thema de
risicocommunicatie. Er zal op verschillende plaatsen in
Vlaanderen concreet onderzoek gedaan worden naar de
perceptie van gezondheidsrisico's alsook naar de
achterliggende argumentatie hiervoor.
6. Methodologie-Ontwikkeling o.l.v. Prof. De Backer-RUG
Het karakter van dit laatste luik is in hoofdzaak
exploratief en innovatief. Globaal gezien wil men binnen
dit luik instrumenten op punt stellen die kunnen leiden
tot de uitbouw en verbetering van de biomonitoring.
Aan het hoofd van het steunpunt staat professor Bayens.
Als promotor-coördiator treedt hij op als aanspreekpunt
van het steunpunt naar de overheden en draagt hij de
verantwoordelijkheid met betrekking tot de kosten en
geplande mijlpalen. Voor wat betreft de externe
communicatie, zal professor Vlietinck optreden als
woordvoerder van het consortium.
In afwachting van de eerste resultaten van het Steunpunt,
kan het beleid natuurlijk al veel doen. En er is zeker al
veel gebeurd. Bijvoorbeeld wordt in Vlaanderen de strenge
Europese norm rond de uitstoot van benzeen al gehaald,
terwijl dit pas tegen 2010 opgelegd wordt. De Europese
grenswaarde bedraagt voor benzeen van 5 ¹g/m'. De hoogste
jaargemiddeld werd in 2000 in Borgerhout gemeten en
bedroeg 1,7 ¹g/m'.
Er zijn heel wat acties ondernomen om de uitstoot van
benzeen en fijne stofdeeltjes te doen verminderen.
(richtlijn mbt brandstofkwaliteit van benzine en diesel;
het gefaseerd uitrusten van tankstations met een
damprecuperatiesysteem; het bevorderen van roetfilters
voor bussen bij De Lijn; nieuwe samenwerkingsakkoorden
met gemeenten om milieuvriendelijke voertuigen aan te
schaffen.)
Ook in de nabije toekomst staan tal van projecten en
nieuwe initiatieven op stapel. Van het fiscaal stimuleren
van milieuvriendelijke voertuigen tot het stimuleren van
wetenschappelijk onderzoek naar milieuvriendelijke
brandstoffen en voertuigen. En bijvoorbeeld het
ontmoedigen van vervuilende voertuigen.
Het debat over de verkeersveiligheid mag niet enkel gaan
over de onmenselijke tol die we ieder jaar moeten betalen
voor onze mobiliteit. Maar wordt het ook tijd dat we de
indirecte, misschien minder zichtbare maar toch
aanwezige, oorzaken van veel gezondheidsleed mee in
rekening nemen. Niet alleen veiliger rijden, maar ook
minder rijden is hier de politieke boodschap.
info : Sylvie Fabré, woordvoerster van
minister Vogels - tel. 02/553 24 11
e-mail: persdienst.vogels@vlaanderen.be
info : Ann Bats, woordvoerder van
minister Dua - tel. (02) 553 27 81
e-mail: persdienst.dua@vlaanderen.be
---