Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: PHILIPS IN STADSKANAAL EN HOOGEVEEN Nummer: 41 Datum: 18-03-2002
De leden van de Tweede Kamer, Witteveen-Hevinga en Hindriks (beiden PvdA), hebben aan de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken op 21 februari 2002 de volgende schriftelijke vragen gesteld.
1 Heeft u kennis genomen van de voorgenomen ontslagen bij Philips Stadskanaal en Hoogeveen? 1)
2 Wat is het verlies aan arbeidsplaatsen dat hiermee gemoeid zal zijn?
3 Deelt u de visie van de burgemeesters van de gemeenten Hoogeveen en Stadskanaal dat Philips een handreiking moet doen? 1)
4 Bent u bereid hierin een actieve rol te vervullen? Zo ja, waaraan kan gedacht worden?
5 Zijn er technologiesubsidies verstrekt? Zo ja, om welke bedragen gaat het? Aan wie en onder welke voorwaarden zijn deze eventuele subsidies verstrekt? Is terugvordering mogelijk in relatie tot de voorgenomen verplaatsing van de productieactiviteiten?
6 Bij wie berusten de eigendomsrechten van de ontwikkelde technologie?
7 Wat zijn de gevolgen voor het betrokken kenniscluster?
8 Wat zijn de gevolgen voor het vestigings- en industrieklimaat in Noord-Nederland en Nederland als geheel? Wat is uw mening over de snel slechter wordende situatie in de maakindustrie?
9 Zijn er openstaande Technologisch Ontwikkelings Kredieten? Zo ja, hoeveel? Gaat u die terugvragen?
10 Wat zijn de gevolgen voor de relatie tussen het Philips-concern en de Nederlandse overheid, in het bijzonder met betrekking tot de algemene R&D ondersteuning?
11 Bent u bereid om met de Philips-concernleiding, de werknemersorganisaties en de betrokken overheden overleg te plegen over compenserende maatregelen?
12 Dit is na Philips Terneuzen de volgende verplaatsing van productieactiviteiten; wat zijn naar uw oordeel de oorzaken van dit beleid? Wat zullen in de toekomst verdere gevolgen zijn? Is er in zijn algemeenheid sprake van compenserend beleid ?
13 Welke concrete maatregelen treft u om de industriële werkgelegenheid in het noorden van het land op peil te houden, uiteraard ook tegen de achtergrond van de doelstelling van het Langman -akkoord om in 2010 de achterstanden te hebben weggewerkt door de creatie van 43.000 extra arbeidsplaatsen? Kan de toegezegde voortgangsrapportage m.b.t. de realisering van de programma's plattelandsontwikkeling, stedelijke ontwikkeling en versterking economische infrastructuur z.s.m. naar de Kamer worden gezonden?
---
1) Het Financieele Dagblad, 19 februari jl.
De minister van Economische Zaken , A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen als volgt beantwoord.
Ministerie van Economische Zaken
1 en 2
Ik heb kennis genomen van de voorgenomen ontslagen van werknemers in Stadskanaal en Hoogeveen. Over een periode van drie jaar worden verschillende productiewerkzaamheden naar Polen en het Verre Oosten verplaatst. In totaal zijn hiermee 145 arbeidsplaatsen voor de vestiging in Stadskanaal en 185 voor de vestiging in Hoogeveen gemoeid.
3 en 4
In relatie tot de voorgenomen afslanking heeft Philips besloten zich te concentreren op de volgende kernkwaliteiten:
- Centre of competence met R&D structuur: innovatie in producten (stofzuigers, koffiezetters,
broodroosters, friteuses en waterketels) en motoren (stofzuigers)
- Modellijn (aanloop-assemblage voor nieuwe producten)
- Nieuwe productielijn van motoren
- Supply chain management wereldwijd.
Ik heb vernomen dat de DAP (Domestic Appliances and Personal Care)-directie bereid is de daarvoor benodigde investeringen te doen. Tevens heb ik vernomen, dat het bijbehorende overleg met Noord-Nederlandse instanties in een vergevorderd stadium verkeert.
5 Jaarlijks wordt technologiesteun in het kader van micro-elektronica-stimulering aan Philips Electronics Nederland B.V. verleend (zie laatste meldingsbrief aan de VcEZ (EZ-01-613). Het betreft steun voor brede basistechnologieën in het kader van m.n. strategische internationale programma's (bijvoorbeeld EUREKA) met een breed scala aan toekomstige toepassingsmogelijkheden. Terugvordering is dus niet aan de orde.
6 De eigendomsrechten berusten bij de onderneming. Bij samenwerkingsprojecten is Philips verplicht samen met haar partners de verdeling van de intellectuele eigendomsrechten in de projecten te regelen.
7 Zoals ik hierboven heb aangegeven, zal de omvang van de productieactiviteiten in Noord-Nederland bij Philips afnemen. Daartegenover staat dat Philips in Hoogeveen een Centre of competence met R&D-structuur opzet. Daarbij staat innovatie in producten als stofzuigers, koffiezetters, broodroosters, friteuses, waterketels en motoren voor stofzuigers centraal. De DAP-directie geeft aan bereid te zijn de hiervoor benodigde investeringen te doen. Deze bereidheid bestaat tevens voor de bovenvermelde modellijn voor aanloop-assemblage voor nieuwe producten en een nieuwe productielijn van motoren.
Deze nieuwe activiteiten versterken naar mijn mening de basis van het kenniscluster.
8 Sluiting of inkrimping van bedrijven is met name in het Noorden van Nederland een ongewenste ontwikkeling. Het EZ beleid is juist gericht op het scheppen van de optimale randvoorwaarden voor het ontplooien van economische activiteiten in het Noorden, oftewel het EZ beleid richt zich op het aantrekkelijk maken en houden van het Noorden als vestigings- en investeringslocatie. In de afgelopen jaren is door de gunstige economische ontwikkeling het aantal arbeidsplaatsen in het Noorden toegenomen. Dat neemt niet weg, dat naast vestiging en uitbreiding van bedrijven zich ook sluiting en inkrimping zullen blijven voordoen. Dit vormt een normaal onderdeel van een dynamisch economisch proces.
In dit verband wijs ik u op het volgende: terwijl de beroepsbevolking in het Noorden in de periode 1996-2000 met 45.000 personen steeg, is de geregistreerde werkloosheid in dit tijdvlak met bijna 32.000 personen gedaald. Deze daling in combinatie met de gestegen beroepsbevolking (met 45.000 personen) resulteert in een toename van het aantal arbeidsplaatsen met ongeveer 77.000 in vijf jaar.
9 Nee, er staan geen TOK's open bij Philips Stadskanaal en Hoogeveen.
10 Bij de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie speelt Philips een prominente rol. Philips neemt namelijk circa. een kwart van alle Nederlandse R&D bij bedrijven voor haar rekening. Het belang van samenwerking met andere partijen bij deze kennisontwikkeling wordt door Philips onderschreven. Dit blijkt onder meer uit de grote deelname van Philips aan nationale en internationale samenwerkingsprojecten. Ook de ontwikkeling van de High Tech Campus in Eindhoven, draagt bij aan de aard en omvang van de R&D-activiteiten van Philips. In deze campus investeert Philips ? 600 miljoen.
We zien nu concreet op nationaal niveau hoe de internationale marktwerking de Philips-vestigingen in Nederland raakt, en specifiek de minder kennisintensieve vormen van productie van Philips beïnvloeden. Kennisintensieve activiteiten blijven gespaard of worden zelfs gestimuleerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat Philips weliswaar productieactiviteiten uit Hoogeveen verplaatst, maar tevens een Centre of Competence creëert. Tevens mag niet worden vergeten dat Philips in 2000 al meer dan 40% van haar R&D in Nederland uitvoerde. Ik zie dan ook geen enkele aanleiding om de relatie tussen het Philips-concern en de Nederlandse overheid te herzien.
11 Gelet op de substantieel toenemende R&D door Philips in Nederland in de afgelopen jaren, is overleg over compenserende maatregelen niet aan de orde.
12 Bij het type ondernemingen als Philips die mondiaal opereren zullen altijd afwegingen en heroverwegingen plaatsvinden ten aanzien van de vraag wat de beste productie locatie van bepaalde vormen van activiteiten zal zijn. Het is niet aan de overheid in de overwegingen en verantwoordelijkheden te treden die ten grondslag liggen aan het verplaatsen van productie-activiteiten. Dit betreft primair een zaak van Philips. Zie verder ook mijn antwoord bij vraag 10. Wel moet de overheid zorg blijven dragen voor een gunstig vestigings- en investeringsbeleid in Nederland.
13 Door Noord-Nederland is als uitvloeisel van de Langman-afspraken, met name die over een programmatische inzet van middelen van het rijk en regio, een concreet uitvoeringsprogramma opgesteld: Kompas voor het Noorden 2000 - 2006. Mijn departement heeft zich er in 2000 toe verbonden de door staatssecretaris Ybema voor de hele periode aan het Noorden toegezegde middelen (ruim ? 544 mln.) daadwerkelijk in te zetten voor dit programma, dat wordt uitgevoerd door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, het Noorden zelf dus. De EZ-Kompasgelden worden voornamelijk ingezet in het deelprogramma 'Economische kernzones en versterking van de marktsector', afgekort tot deelprogramma 'Markt'.
Via een deel van de daarin onderscheiden 26 maatregelen kan industriële bedrijvigheid worden gestimuleerd/versterkt. De IPR-regelingen (centrale en decentrale investeringspremieregelingen) maken daar qua volume een groot deel van uit. De budgetten van deze maatregelen vormen (jaarlijks) de aanbodkant van dit Marktprogramma. Ruim 75% van de verwachte werkgelegenheidseffecten van het totale Kompasprogramma moet van dit deelprogramma komen.
Naast de maatregelen inzake de IPR zijn voor de industrie eveneens van belang:
- Aanleg en revitalisering bedrijventerreinen;
- Realisatie sectorgebonden infrastructuur;
- Acquisitie- en promotieprogramma van de NOM;
- De regelingen NIOF en HRM;
- Taskforces voor bepaalde sectoren en kennistransfer-initiatieven.
Ook in het deelprogramma 'Stad', zijn maatregelen opgenomen die (indirect) de industrie kunnen versterken, zij het in mindere mate dan in deelprogramma Markt. Via projectvoorstellen uit het Noorden wordt een beroep gedaan op het Kompas-budget.
Ik verwacht dat de heer Ybema de brief over de voortgang van het Kompasprogramma (toezegging tijdens AO Langman 5-7-2001) u in april 2002 zal sturen.