Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA 2002.869
datum
15-03-2002
onderwerp
Beleidsreactie op rapport B&A-Groep inzake Evaluatie mond- en
klauwzeer-crisis
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
1. Inleiding
De afgelopen maanden heeft - in mijn opdracht - de B&A Groep een evaluatie verricht van de mond- en klauwzeer-crisis van 2001. Aan de hand van documentenstudies, interviews, regiobijeenkomsten en een schriftelijke enquête is een rapportage gemaakt waarin een gedegen beschrijving van de aanpak en het verloop van de mond- en klauwzeer-crisis wordt gegeven. Een chronologisch overzicht van gebeurtenissen - startend bij de voorbe-reiding op een crisis en eindigend bij de opheffing van het laatste mond- en klauwzeer-toezichtsgebied in Nederland - is op waardevolle wijze gecombineerd met meer themati-sche beschrijvingen en bijbehorende conclusies. Het uiteindelijke resultaat vormt daarmee een goed fundament voor een essentieel element in ons staatsrechtelijk bestel: verant-woording over ondernomen acties en gevoerd beleid, in dit geval betreffende de mond- en klauwzeer-crisis die ons land teisterde. Daarnaast kan uit de evaluatie lering worden getrokken voor toekomstig beleid. Over acties die in dit kader reeds ondernomen zijn heb ik u bij brief van 26 februari jl. geïnformeerd.
Bij deze bied ik u het rapport van de B&A Groep aan, alsmede de kabinetsreactie daarop.
datum
15-03-2002
kenmerk
VVA 2002.869
bijlage
2. Algemene teneur van het rapport
In het rapport loopt als rode draad door beschrijvingen, conclusies en
aanbevelingen de telkens aanwezige spanning tussen de aandacht voor
noodzakelijke veterinaire maatrege-len en het gegeven dat nadrukkelijk
ook de maatschappelijke gevolgen daarvan in ogen-schouw moeten worden
genomen.
Waar het gaat om de veterinaire aanpak van de crisis is de teneur van
het rapport duide-lijk positief: de crisis is daadkrachtig bestreden
en relatief snel onder controle gekregen en beëindigd. Centrale en
decentrale overheden, maatschappelijk middenveld en vele private
personen hebben zich allen sterk ingezet om Nederland - gegeven de
aard van een (uit-braak van een) besmettelijke dierziekte als mond- en
klauwzeer - relatief snel in rustiger vaarwater te loodsen. De B&A
Groep signaleert op verschillende onderdelen onvoldoende
voorbereiding. Voor een groot deel konden overigens de gevolgen
daarvan worden opge-vangen door de grote flexibiliteit, creativiteit
en enorme inzet van alle bij de crisis betrok-kenen. De B&A Groep
heeft daarmee de kern van een goede crisisbestrijding te pakken: alle
voorbereidingen ten spijt zal het in tijden van crisis altijd aankomen
op inzet, wil en capaciteiten van de mensen zelf.
Kritisch is het rapport over de aandacht voor de maatschappelijke
dimensie. Zo wordt be-schreven dat, parallel aan de bestrijding van de
mond- en klauwzeer, een maatschappelij-ke crisis ontstond. De steun
voor het bestrijdingsbeleid vloeide weg gaandeweg de crisis, deels
vanwege de aard van de bestrijdingsmaatregelen, deels vanwege de wijze
waarop de crisisbestrijding verliep.
Het kabinet memoreert dat over de aanpak van de mond- en
klauwzeercrisis vele malen overleg is gevoerd met de Tweede Kamer. Bij
voortduring is het parlement op de hoogte gehouden van het verloop van
de epidemie en de aanpak van de zijde van de Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij.
Dit neemt niet weg dat het kabinet oog moet hebben, en ook heeft, voor
de gevolgen van de crisisbestrijding voor de samenleving in haar
geheel. Het kabinet onderkent en erkent nadrukkelijk het daar levende
spanningsveld waarbinnen een aanpak van een uitbraak van mond- en
klauwzeer plaatsvindt. Van de erkenning van dat spanningsveld is reeds
blijk gegeven in de brief van 6 januari 2000 (kamerstukken 1999-2000,
26 800 XIV, nr. 83), waarmee het maatregelenpakket voor de bestrijding
van mond- en klauwzeer aan uw kamer werd aangeboden. Binnen het thans
nog vigerende Europese non-vaccinatiebeleid is de nationale ruimte
voor andere bestrijdingsstrategieën dan die, gebaseerd op het
zo-genaamde stamping out-principe, in de praktijk niet aanwezig.
Drastische maatregelen als het ruimen van, zo nodig, grote aantallen
dieren, waren en zijn in die zin dan ook feitelijk de enige remedie.
Juist die remedie biedt echter onmiskenbaar het fundament voor
emo-ties en onrustgevoelens in brede lagen van de maatschappij. Het
omgaan daarmee, zowel in de voorbereidingsfase als in de fase van een
daadwerkelijke crisis, staat voor het kabi-net centraal waar het gaat
om de toekomst van het dierziektebestrijdingsbeleid. De stra-tegie is
daarbij ook nadrukkelijk gericht op de Europese Unie. Een belangrijke
impuls in dat kader werd overigens al gegeven met de Europese mond- en
klauwzeer-conferentie van december vorig jaar waarbij met name onder
druk van Nederland uitvoerig gediscus-sieerd is over een fundamentele
herziening van het non-vaccinatiebeleid. Op het maat-schappelijk
aspect rondom de crisisbestrijding wordt verderop in deze brief nader
inge-gaan.
Alvorens te reageren op de door de B&A Groep in hoofdstuk 3,
respectievelijk hoofdstuk 9, getrokken conclusies en aanbevelingen is
het nuttig meer ten algemene in te gaan op het fenomeen dierziekten en
de bestrijding daarvan.
Een uitbraak van besmettelijke dierziekten, maar ook elke aanpak van
zo'n uitbraak, is per definitie met onzekerheden omgeven. Het is een
illusie te denken dat een nul-risico haal-baar is waar het gaat om het
voorkomen van een uitbraak. Alle technische hulpmiddelen ten spijt,
blijft ook heden ten dage de verspreiding van dierziekten in zekere
mate aan toeval of aan onbeheersbare factoren onderhevig. Dat geldt
zeker voor een land als Ne-derland dat met zijn zeer hoge
veedichtheid, forse aantallen diertransporten en hoog in- en
exportvolume van dieren en dierlijke producten. Terecht stelt het
B&A-rapport dat het mond- en klauwzeer-virus zich onzichtbaar
verspreidt, uitbraken onvoorspelbaar zijn en zich in onverwachte
aantallen en op onverwachte plaatsen kunnen voordoen. Het is dit
gegeven dat ook centraal stond, staat en in de toekomst zal staan bij
het LNV-beleid ten aanzien van preventie van besmettelijke
dierziekten. In de discussies met uw Kamer naar aanleiding van het
pakket aan preventieve maatregelen, getroffen na afloop van de mond-
en klauwzeer-crisis, heb ik deze notie ook een en andermaal naar voren
gebracht; beper-ken van risico's vormde het adagium dat bijvoorbeeld
ten grondslag lag aan de thans gel-dende stringente regels omtrent
veemarkten en andere verzamelplaatsen, de aange-scherpte regels inzake
het transport van dieren en de maatregel waarbij bedrijven 30 da-gen
'op slot' gaan indien zij dieren aanvoeren. Dezelfde notie is
uiteraard van toepassing waar het gaat om de bestrijding van een
uitbraak van een besmettelijke dierziekte als mond- en klauwzeer. Ook
voor het verloop en de duur van zo'n uitbraak zijn geen absolu-te
garanties te geven. Tegen deze achtergrond moet bijvoorbeeld het
voornemen tot het 'standaard' instellen van een fokverbod in geval van
een uitbraak van mond- en klauw-zeer in Nederland worden bezien. Dit
voornemen is opgenomen in het aan uw Kamer bij brief van 26 februari
jl. toegezonden concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer.
3. Conclusies en aanbevelingen uit het rapport
Hoofdstuk 3 gaat specifiek over de voorbereiding op de crisis.
Geconstateerd wordt dat de voorbereiding over het geheel genomen een
aantal tekortkomingen vertoonde. Op basis daarvan wordt het hoofdstuk
afgesloten met een aantal specifieke aanbevelingen:
1. Stel naast het draaiboek mond- en klauwzeer een beleidsmatig
draaiboek op waarin het maatregelenpakket, flankerende maatregelen
als compartimentering, evenemen-entverbod, natuurterreinen,
etcetera, en handhaving en openbare orde centraal staan. Dit
draaiboek dient verstrekt te worden aan betrokkenen.
2. Bereid de interne en externe communicatie voor en leg dit vast in
een draaiboek com-municatie tijdens crisis.
3. Breid de twee FTE voor de LNV-coördinatie van het crisismanagement
in vredestijd uit.
4. Selecteer vooraf de juiste mensen voor sleutelfuncties en leidt ze
op.
5. Oefenen.
6. Maak de overgang tussen crisisfasen minder abrupt. In vredestijd
continu en intensief aandacht voor crisismanagement. In de
aandachtsfase schaduwdraaien met de kern van de crisisorganisatie,
inclusief DCC, voorlopig gehuisveste RCC's en het crisiscentrum
van de RVV.
7. Maak de status, onderlinge samenhang en afhankelijkheid van alle
hand- en draaiboe-ken volledig helder en toegankelijk.
Hoofdstuk 9 van het B&A-rapport bevat meer in algemene zin de
conclusies en aanbeve-lingen van de B&A Groep en is onderverdeeld in
een vijftal hoofdonderdelen.
Op elk van de onderdelen zal hierna een kabinetsreactie worden
gegeven. De specifieke aanbevelingen uit hoofdstuk 3 zullen worden
meegenomen in de reactie op de meer al-gemene conclusies en
aanbevelingen van hoofdstuk 9.
9.1 Het oog van de naald
In dit hoofdstuk wordt een aantal hypotheses weergegeven: situaties en
risico's die zich niet hebben voorgedaan tijdens en na de crisis, maar
waar we, aldus de B&A Groep, dicht bij in de buurt zijn geweest.
Het is, ook gelet op hetgeen hierboven is geschreven, op zichzelf
juist dat de mond- en klauwzeer-crisis veel langer, omvangrijker en
met grotere economische en maatschappe-lijke gevolgen gepaard had
kunnen gaan dan nu het geval is geweest. Dergelijke redene-ringen gaan
immers op voor elke gebeurtenis, crisis of ramp omdat daaraan altijd
in meer of mindere zin de factor onzekerheid, onvoorspelbaarheid of -
zo men wil - de factor geluk verbonden is.
Hoewel, kijkend naar de feiten, de crisis relatief snel onder controle
is gekregen en - zo leest het kabinet het B&A-rapport - doeltreffend
en voortvarend optreden daarbij essenti-eel is geweest, is niettemin
het signaal in deze paragraaf van het B&A rapport helder: pre-pareer
je zoveel mogelijk ook op 'worst case scenario's'.
Van dat signaal neemt het kabinet serieuze nota. Het u inmiddels
toegezonden concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer geeft al in
belangrijke mate invulling daaraan. Dit draaiboek, dat is gebaseerd op
het in Europees kader op dit moment vigerende non-vaccinatiebeleid,
beschrijft diverse mogelijke situaties, scenario's, die zich met
betrekking tot uitbraken van mond- en klauwzeer kunnen voordoen.
Daarin is ook beschreven de voor ons land meest ingrijpende situatie:
opdoemende mond- en klauwzeer-uitbraken, verspreid over het land (in
het concept-draaiboek beschreven als het scenario 'Buitenge-wone
omstandigheden'). Specifiek voor die situatie, en - in tegenstelling
tot percepties die in sommige media leefden - overigens uitsluitend in
die situatie, is ook voorzien in een apart beslismoment, de beslissing
over het al of niet inzetten van het instrument 'protec-tive
vaccination': het vaccineren van dieren die vervolgens in leven worden
gelaten. In de situatie waarin de verspreiding van mond- en klauwzeer
zeer ernstig is, is een nadrukkelijk moment van reflectie noodzakelijk
op de zin en de mogelijkheden van voortzetting van de reguliere
bestrijdingsstrategie, mede tegen de achtergrond van maatschappelijke
en eco-nomische aspecten.
Met het u recent eveneens toegezonden concept-LNV-handboek
communicatie bij crises wordt sterker dan voorheen het belang van een
snelle en adequate communicatie bena-drukt met een scherpere
communicatiestrategie als resultaat.
In de sfeer van de uitvoering is bij de RVV reeds sprake van een
permanente unit die con-tinu de vinger aan de pols houdt aangaande
dierziekteverdenkingen en -uitbraken met als doel zo snel en adequaat
mogelijk ernstige situaties te onderkennen en de noodzakelijke
signalen af te geven en actie te (doen) ondernemen.
9.2 Een dubbele crisis en 9.4 De maatschappelijke crisis
De paragrafen 9.2 en 9.4 gaan specifiek in op de bredere maatschappelijke context waar-binnen zich de bestrijding van mond- en klauwzeer heeft afgespeeld. Geconstateerd wordt dat LNV succesvol is geweest in de bestrijding van het mond- en klauwzeer-virus maar dat in dat proces in onvoldoende mate rekenschap is gegeven van maatschappelijke gevoe-lens die daarbij speelden. Als elementen van maatschappelijke weerstand die in het rap-port van de B&A Groep zijn opgenomen worden genoemd de kritiek op en het verzet te-gen de uitvoering van bestrijdingsmaatregelen door agrariërs, een laag niveau van loyali-teit bij medebestuurders en de negatieve beeldvorming. Aan vermindering van het maat-schappelijk draagvlak voor de wijze van mond- en klauwzeer-bestrijding heeft - aldus de B&A Groep - ook bijgedragen dat de kwaliteit van de beleidsbepaling en de uitvoering teveel te wensen overliet en de 'goodwill' bij veel externen (deels) wegviel als gevolg van gebrekkige communicatie.
Voor het kabinet blijft voorop staan dat de bestrijding van mond- en
klauwzeer in Neder-land in de eerste plaats een veterinair adequate
aanpak vereist. In het denken over en toepassen van
bestrijdingsstrategieën zal dan ook centraal blijven staan het zo snel
moge-lijk uitroeien van een eventueel mond- en klauwzeer-virus in
Nederland.
Dat neemt echter niet weg dat met de maatschappelijke gevolgen van een
grootschalige veterinaire aanpak van een mond- en klauwzeer-uitbraak
meer dan tot dusverre rekening zal moeten worden gehouden. De
opmerkingen van de B&A Groep aangaande de aan-dacht voor de
maatschappelijke dimensie rondom de bestrijding van mond- en klauwzeer
zijn dan ook zeer waardevol en bieden nuttige handvatten voor de
toekomst. De bestrij-ding van varkenspest in '97 en de daaruit
voortvloeiende maatschappelijke signalen waren voor LNV reeds
aanleiding tot aanpassingen in het denken over
bestrijdings(strategieën). In de toekomst zullen deze signalen nog
nadrukkelijker een veel centralere plaats krijgen, uiteraard binnen de
context van Europese regelgeving.
Tegen de achtergrond daarvan volgt het kabinet nadrukkelijk de
aanbeveling van de B&A Groep op om de bestrijdingsstrategieën
nauwgezet uit te werken, hierover intensief in overleg te treden met
externe betrokkenen en intensief te oefenen. De eerste belangrijke
stappen zijn daartoe al gezet met de totstandkoming van het
concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer en het
concept-LNV-handboek communicatie bij crises. Voor beide
concept-boeken geldt dat bespreking heeft plaatsgevonden met een
bredere selectie van doelgroepen dan voorheen gebruikelijk was. Zo
zijn nadrukkelijk ook andere overheden in het proces betrokken,
evenals maatschappelijke organisaties die niet traditioneel het
ge-spreksforum inzake veterinaire aangelegenheden vormden, zoals
natuurbeschermingsor-ganisaties. Deze bespreking moet overigens gezien
worden als een eerste ronde in een continu proces, gericht op het
'up-to-date' blijven houden van het beleidsdraaiboek.
Concreet neemt het kabinet zich ter uitwerking van de aanbeveling van
B&A Groep voor:
* daar waar het noodzakelijk is te anticiperen op
dierziekte-uitbraken (b.v. in het geval van mond- en klauwzeer of
klassieke varkenspest), zal een beleidsdraaiboek worden
geconcipieerd waarin de beleidsmaatregelen zijn opgenomen die
zullen worden ge-troffen in geval van een uitbraak van de
betrokken dierziekte. Met betrekking tot mond- en klauwzeer is
daaraan inmiddels gevolg gegeven;
* in het proces tot uitwerking van een beleidsdraaiboek zal
expliciet een omgevingsana-lyse worden opgesteld waarin de
verschillende betrokken doelgroepen worden onder-kend die in geval
van een uitbraak van de betrokken dierziekte door de bestrijding
daarvan specifiek en in meer dan algemene zin in hun belangen
worden geraakt;
* beleidsdraaiboeken zullen worden afgestemd met alle in de
omgevingsanalyse betrok-ken partijen. Een en ander betekent dat in
ieder geval ook, naast de interdepartementale afstemming, in het
afstemmingsproces ook decentrale overheden als gemeenten (via de
VNG), de provincies (via het IPO) en de waterschappen (via de Unie
van Waterschappen) zullen worden betrokken;
* vastgestelde beleidsdraaiboeken - te beginnen met het binnenkort
vast te stellen be-leidsdraaiboek mond- en klauwzeer - zullen
voortaan ook standaard ter beschikking worden gesteld aan alle
partijen waarmee in het totstandkomingsproces is gesproken.
Verspreiding zal tenminste plaatsvinden aan alle gemeenten,
provincies en water-schappen;
* ten aanzien van het oefenen van de aanpak van mond- en
klauwzeer-uitbraken zullen nadrukkelijk, naast de aandacht voor
training van medewerkers van de diverse betrok-ken LNV-diensten,
ook andere overheden en het maatschappelijk middenveld betrok-ken
worden .
9.3 De MKZ-crisis
9.3.1 Maatregelen
A Preventie
Onder de noemer 'preventie' bespreekt de B&A Groep de fase waarin
mond- en klauw-zeer in het Verenigd Koninkrijk aanwezig was, maar de
ziekte nog niet was uitgebroken in Nederland. Zo meldt het rapport
'Het in het algemeen voortvarend optreden van LNV in deze fase heeft
(vermoedelijk) voorkomen dat in Nederland op grotere schaal dan nu het
geval geweest is uitbraken van MKZ plaatsvonden'.
De voornaamste oorzaak van het uitbreken in Nederland van mond- en
klauwzeer wordt overigens gezocht in het onvoldoende zicht hebben op
internationale diertransporten in relatie tot de besmettingshaarden.
Daarnaast worden vraagtekens geplaatst bij de veteri-naire
risico-analyse die destijds heeft plaatsgevonden omtrent de situatie
in Mayenne en Ierland. Ook wordt de I&R-situatie bij kleine herkauwers
als onvoldoende gekwalificeerd waardoor de tracering bemoeilijkt werd.
Volgens de B&A Groep zouden beide elementen de kans op uitbraken
hebben vergroot.
Terecht vraagt de B&A Groep aandacht voor een gedegen preventie van
dierziekten, een lijn die al enige tijd één van de wezenlijke punten
van het LNV-beleid t.a.v. dierziekten vormt. Niet alleen nationaal
zijn aanzienlijke aanscherpingen doorgevoerd om insleep en
verspreiding van dierziekten te voorkomen, maar ook in Europees
verband lopen diverse acties om op structurele wijze risico's te
beperken. Ik heb u daarover nader bericht bij brief van 26 februari
jl. Eén van die acties betreft overigens de invoering van een adequaat
I&R-systeem voor kleine herkauwers (schapen, geiten) waarmee al
tijdens de crisis een aanvang werd gemaakt. Nederland dringt al enige
tijd aan op een uniform Europees sys-teem van individuele
identificatie en registratie van met name schapen en geiten. Op dit
moment is de Europese Commissie ook daadwerkelijk druk doende met de
uitwerking daarvan. Nationaal is de verantwoordelijkheid voor
identificatie en registratie van land-bouwhuisdieren overgegaan naar
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en zijn, zoals ik u
bij brief van 28 februari jl. heb gemeld, inmiddels aanzienlijke
aanscherpin-gen doorgevoerd. Een traject is uitgezet dat uiteindelijk
voor de meeste landbouwhuisdie-ren moet leiden tot een I&R-systeem aan
de hand van electronische identificatie met indi-viduele unieke
nummers in combinatie met een centrale database.
Meer ten algemene functioneert binnen de Europese Unie, waar het gaat om internationa-le diertransporten, het zogenaamde Animo-systeem: alle internationale diertransporten worden binnen de EU door het verzendende land vooraf in dit geautomatiseerd systeem gemeld. Bij het ontvangende land is dan bekend wat er aan landbouwhuisdieren binnen-komen. De uitbraak in Nederland heeft de gevolgen van een duidelijke tekortkoming van het systeem, namelijk dat halteplaatsen niet worden aangegeven, onderstreept. Het feit dat het transport van kalveren uit Ierland in Mayenne was geweest, de plaats van de uit-braak in Frankrijk, is te lang niet bekend geweest, omdat daarbij moest worden gewacht op de resultaten van het Franse onderzoek en niet rechtstreeks de gegevens uit het Ani-mo-systeem konden worden gehaald. Een aanpassing van het systeem mede op dit onder-deel, is in Europees verband in 1997 al aan de orde geweest, als onderdeel van de totale herziening van de Animo systematiek. Het betreft hier echter een omvangrijk systeem, dat in alle landen van de Gemeenschap operationeel is. Hoewel een wijziging derhalve niet snel is door te voeren, is het kabinet niettemin van oordeel dat een extra impuls in dat opzicht geboden is. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zal daarop dan ook bij de Europese Commissie aandringen.
Het zal duidelijk zijn dat het kabinet zich, tegen de achtergrond van
bovengeschetste ont-wikkelingen, kan vinden in het belang van een
gedegen zicht op (inter)nationale transpor-ten van dieren. Met
betrekking tot de door de B&A Groep gelegde relatie tussen een
gro-tere kans op uitbreken van mond- en klauwzeer in Nederland en de
risico-analyse van het 'Ierse spoor' en het Mayenne spoor' is het
kabinet van oordeel dat de analyse en daarbij gehanteerde
inschattingen ook nadrukkelijk geplaatst moeten worden in het kader
van de kennis en de situatie van destijds. Het blijft lastig, zo niet
onmogelijk, verspreidingsroutes en gevaren 'keihard en onweerlegbaar'
aan te tonen. De door de B&A Groep gelegde relatie valt ook moeilijk
te rijmen met het betoog van de B&A Groep in paragraaf 4.9.2, waarin
immers wordt geconcludeerd dat, als de theorie over de insleep met
Ierse kalveren via Mayenne klopt, insleep alleen voorkomen had kunnen
worden met een afkondiging van een importstop van alle evenhoevigen,
direct na de uitbraak in het Verenigd Konink-rijk. Zo'n rigoreuze
maatregel past echter niet in het communautaire beleid, aldus de B&A
Groep.
B Preparatie
In deze subparagraaf gaat de B&A Groep nader in op de situatie in de
laatste weken voor de eerste uitbraak op 21 maart 2001. Geschetst
worden de toenmalige onzekerheden. Op een drietal punten was naar het
oordeel van de B&A Groep en nadrukkelijk met de kennis achteraf
alerter optreden nodig geweest.
Het kabinet ziet geen aanleiding naar aanleiding van de geschetste
aspecten specifieke, aanvullende maatregelen voor de toekomst te
treffen. Elke uitbraak van besmettelijke dierziekten zal
onvermijdelijk met onzekerheden gepaard gaan en ook leiden tot
beslis-singen die - achteraf gezien - wellicht minder gelukkig zijn
geweest. Van groter belang acht het kabinet het bestaan van een
gedegen systeem waarmee verdenkingen en besmet-tingen snel kunnen
worden gemeld en kunnen worden aangepakt. Over zo'n systeem beschikt
Nederland: via het LNV-dierziektemeldingspunt en een zeventigtal
speciaal daar-toe opgeleide dierziektedeskundigen is alertheid
vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week verzekerd. Het
systeem is erop gericht elke door een veehouder of dierenarts gemelde
mond- en klauwzeer-verdenking binnen twee uur af te handelen.
C Bestrijding
Met betrekking tot de periode van feitelijke bestrijding is de B&A
Groep van oordeel dat vanaf het moment van de eerste uitbraken,
doeltreffend is opgetreden: schaal en duur van de uitbraak zijn
beperkt gebleven. Uitgaande van de op ieder moment aanwezige
infor-matie zijn steeds doeltreffende maatregelen getroffen.
Aantoonbaar, noch aannemelijk is het dat door andere inzet van het
maatregelenpakket of door andere maatregelen het aantal uitbraken
minder zou zijn geweest of met minder ruimingen of met minder
afge-sloten gebieden volstaan had kunnen worden. Ook is de B&A Groep
van oordeel dat Ne-derland in de relatie met de Europese Unie
succesvol is geweest omdat steeds, waar no-dig, toestemming verkregen
werd voor doeltreffende maatregelen.
Bij het geheel worden overigens kanttekeningen geplaatst. Door
onvoldoende aandacht in de beleidsvoorbereidende fase voor dieren in
natuurgebieden of in dierentuinen, de aan- en afvoer van mest, melk en
voer, en de wijze waarop met dierenwelzijn moet worden omgegaan,
hebben deze onderwerpen meer tijd gevraagd dan wenselijk was bij de
crisis-organisatie, bij de externe betrokkenen en in de publieke
opinie.
Daarnaast constateert de B&A Groep dat, als gevolg van de vele en
snelle opeenvolging van nieuwe of aangepaste maatregelen verwarring in
het veld ontstond omtrent de gel-dende regelgeving. Zij stellen
daarnaast dat de juridische taal waarin de regels waren op-gesteld de
begrijpelijkheid niet ten goede kwam.
Het kabinet aanvaardt het oordeel van de B&A Groep over de
crisisbestrijding. Wij mogen de ogen niet sluiten voor de
maatschappelijke, sociale en financiële gevolgen die de mond- en
klauwzeer had en bij velen nog steeds heeft. Bredere aandacht voor de
maat-schappelijke context waarbinnen het landbouwbeleid, ook het
dierziektebestrijdingsbe-leid, moet worden vormgegeven past geheel in
de door het kabinet aanvaarde visie, neer-gelegd in de Nota voedsel en
groen.
Met het opstellen van het concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer
zijn de door de B&A Groep gesignaleerde aandachtspunten reeds
opgepakt. Zo wordt in het draaiboek thans nader ingegaan op dieren in
natuurterreinen en dierentuinen, mest, melk en voer, alsmede het
element van dierenwelzijn. Doordat de maatregelen veel gedetailleerder
uit-gewerkt zijn in het beleidsdraaiboek dan in het voorheen geldende
en aan uw kamer ge-zonden maatregelenpakket zal het bij een eventueel
nieuwe uitbraak van mond- en klauwzeer veel minder noodzakelijk zijn
om vele, elkaar snel opvolgende maatregelen te treffen.
9.3.2 Uitvoering
In het algemeen geldt, aldus het rapport van de B&A Groep, dat de
uitvoering zodanig is verlopen dat de maatregelen effectief konden
zijn. Door velen - medewerkers van LNV en medewerkers van andere
organisaties - is met grote inzet, flexibiliteit en inventiviteit
ge-werkt aan een zo goed mogelijke uitvoering. Niettemin zijn de B&A
Groep tijdens de eva-luatie vele voorbeelden - naar zijn oordeel niet
representatief maar wel illustratief - onder ogen gekomen van zaken
die tijdens de uitvoering niet goed zijn gegaan.
De B&A Groep constateert terecht dat, gezien de complexiteit en de schaal van de uitvoe-ring, redelijkerwijs een volledig vlekkeloze uitvoering niet mag worden verwacht. Het is juist dat in de uitvoering niet altijd alles naar wens verliep. Niettemin blijft het streven van het kabinet erop gericht, juist gelet op de gevoeligheden rondom mond- en klauwzeer, de 'foutenmarges' zoveel mogelijk te verkleinen. Om die reden is LNV inmiddels begonnen met een aantal acties waarbij zeer veel aandacht zal worden besteed aan praktische oplei-dingen, trainingen en oefeningen van bestrijdingsmedewerkers.
Veterinaire maatregelen
De veterinaire maatregelen waartoe op managementniveau werd besloten
zijn, aldus de B&A Groep, over het algemeen conform besluit
uitgevoerd. Als gevolg van maatschappe-lijke weerstanden, enkele
tientallen juridische procedures en tekorten in de capaciteit van de
uitvoeringsorganisatie ontstonden op een aantal momenten vertragingen
in de uitvoe-ring. Waar het betreft het voorhanden hebben en bekend
zijn met actuele protocollen was, aldus het rapport, sprake van
onvoldoende voorbereiding, waarbij gelijktijdig wordt opgemerkt dat
een flink deel van de tekortkomingen in de voorbereiding werd
opgevan-gen door flexibiliteit, creativiteit en ervaring in de
LNV-organisatie en bij de uitvoerders.
De door de B&A Groep in deze paragraaf geschetste aspecten worden
feitelijk ondervan-gen door enerzijds de inmiddels doorgevoerde en nog
door te voeren wijzigingen in het technisch uitvoerende RVV-draaiboek
mond- en klauwzeer, waarover ik u bij brief van 26 februari jl. heb
bericht. Daarnaast is hierbij het inmiddels in gang gezette
LNV-opleidings- en trainingstraject van belang.
9.3.3 Organisatie
De crisisorganisatiestructuur op hoofdlijnen (besluitvorming centraal,
uitvoering regio-naal) wordt in het B&A-rapport over het algemeen als
'goed' gekwalificeerd. Een vijftal kanttekeningen wordt terzake
geplaatst. Zo werd het besluit tot opzet van de crisisorgani-satie
eerst genomen op het moment van de eerste uitbraak waardoor kostbare
tijd zou zijn verstreken vooraleer de organisatie volledig
operationeel was. Daarnaast is een zeke-re onbalans aangetroffen
tussen centraal en regionaal niveau; het was relatief lastig
regi-onale kwesties op de agenda van de centrale crisisstaf te
krijgen. Als derde kanttekening wordt gemeld dat de
communicatiefunctie in de regionale organisatie onvoldoende plaats had
gekregen. Verwarring zou er bovendien zijn geweest als gevolg van het
naast elkaar bestaan van twee crisismanagement systemen: die van LNV
enerzijds en die van BZK-NCC anderzijds. Tenslotte constateert de B&A
Groep enige mate van spanning tussen de lijnen in de crisisorganisatie
en die in de staande organisatie.
Het is per definitie onbekend waar en wanneer de eerste uitbraak van
een besmettelijke dierziekte plaats zal vinden. Was in de mond- en
klauwzeercrisis van 2001 Nederland, door de uitbraak in het VK, ruim
van tevoren gewaarschuwd, zo kunnen zich ook situaties voordoen
waarbij een uitbraak zonder een dergelijke aandachtsfase, direct in
Nederland plaatsvindt. Het blijft derhalve altijd maatwerk in het
zoeken naar een juiste balans tussen enerzijds het snel operationeel
krijgen van de crisisorganisatie en anderzijds het effectief en
efficiënt omgaan met overheidsmiddelen. Niettemin is het kabinet van
oordeel dat de door de B&A Groep gedane suggestie om aan de hand van
schaduwdraaien de overgan-gen tussen crisisfasen minder abrupt te
maken een interessante is. De Minister van Land-bouw, Natuurbeheer en
Visserij zal de bestaande structuur van hand- en draaiboeken ver-der
optimaliseren in welk proces bezien zal worden op hoe de betreffende
aanbeveling kan worden meegenomen. In datzelfde proces zal de nadruk
ook liggen op verhoging van het crisisbewustzijn in de hele
LNV-organisatie. Het is deze lijn die het kabinet verkiest boven de
door de B&A Groep gesuggereerde lijn waarbij slechts de LNV
coördinatie cri-sismanagement in vredestijd wordt uitgebreid.
Ten aanzien van de relatie tussen centraal en regionaal niveau alsmede
de relatie tussen staande organisatie en de crisisorganisatie is
gaandeweg de crisis een betere balans ont-staan. In aanvulling daarop
is in het actuele handboek crisisbesluitvorming de relatie tus-sen het
regionale crisiscentrum en de centrale crisisstaf nadrukkelijker
aangegeven. Zo is de coördinerende rol van de directeur RCC
duidelijker vastgelegd, de vaste vertegenwoor-diging van de
coördinerend regiodirecteur in de centrale crisisstaf geregeld, de
koppeling tussen het regionale beleidsteam en het centrale beleidsteam
opgenomen alsmede de koppeling tussen het centrale beleidsteam en de
centrale crisisstaf.
In het concept-LNV-handboek communicatie bij crises is de
verantwoordelijkheid voor en het moment van instelling van een
regionaal communicatieteam duidelijk omschreven.
Het kabinet merkt op dat de nationale structuur die we kennen voor
rampen en crises op landelijk niveau, rijksbreed geldt, ongeacht de
aard van de crisis. De structuur voor crisis-beheersing van BZK/NCC
staat ook voor een dergelijke veterinaire crisis ten dienste van LNV .
Deze structuur biedt immers het voordeel dat onder aansturing van het
betrokken vakdepartement een crisissituatie met ondersteuning van alle
betrokken ministeries en alle andere overheden kan worden bestreden.
Dat de B&A Groep mede op basis van ge-luiden in het veld concludeert
dat er toch sprake was van een gepercipieerde scheiding tussen de
crisismanagement systemen van LNV en de BZK/NCC betreurt het kabinet.
In een onverhoopte nieuwe crisis zal LNV zich inspannen om de
ondersteunende en informeren-de mogelijkheden van de structuur voor
crisisbeheersing van BZK/NCC nog intensiever te gebruiken. Tegen deze
achtergrond is het voornemen om in een dergelijk geval de voor-bereide
en geoefende structuren van het Nationaal VoorlichtingsCentrum vrijwel
direct bij de aanvang van de crisisfase operationeel te maken.
Daarnaast is een oefening in voorbe-reiding, die het doel heeft de
samenwerking op regionaal niveau tussen het RCC-LNV en de regionale
(of provinciale) organisatie voor crisisbeheersing onder leiding van
de coördine-rend burgemeester (of de Commissaris der Koningin) te
verbeteren en beter te structure-ren. LNV zal in de toekomst de
structuren van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvor-ming meer en
intensiever gebruiken.
Overigens is, in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, een evaluatie verricht die zich toespitst op het
aspect van de openbare orde en veiligheid (het
bijstandsverleningsproces). De reactie op dit rapport zal op een later
tijdstip aan uw Kamer worden toegezonden.
9.3.4 Dossiervorming
Het B&A rapport gaat, tegen de achtergrond van de financiële bijdragen
vanuit de Europe-se Unie, ook in op de dossiervorming. Ook daar
rapporteert de B&A Groep feitelijk dat naar het resultaat gemeten de
dossiervorming doeltreffend heeft plaatsgevonden (begin oktober 2001
leidde een controlebezoek vanuit de EU tot een positieve conclusie) ,
maar dat tegelijkertijd geconcludeerd moet worden dat de tijdige
voorbereiding op het aspect van de dossiervorming onvoldoende was.
Het kabinet realiseert zich dat een gedegen functionerend financieel-administratief com-plex een essentieel procesbegeleidend element vormt van de crisisbestrijding. Om die reden is LNV dan ook al enige tijd bezig met het opstellen van een handboek Administra-tieve Organisatie waarin helder en eenduidig verantwoordelijkheden en acties zullen zijn neergelegd. Daarnaast is het kabinet overigens van oordeel dat ook met betrekking tot het financieel-administratief aspect in tijden van crisis regelmatige oefening aan de orde dient te zijn. Dit element zal dan ook worden meegenomen in het oefentraject.
Aanbevelingen
In algemene zin memoreert de B&A Groep dat op vele terreinen
aanpassingen moeten plaatsvinden. Gelijktijdig wordt geconstateerd dat
die aanpassingen al plaatsvinden zodat daarop niet verder wordt
ingegaan. De totstandkoming van het concept-beleidsdraaiboek mond- en
klauwzeer, het concept-LNV-handboek communicatie bij crises en de
diverse lopende logistieke en administratieve verbetertrajecten bij
onderdelen als RVV en LASER maken daar onderdeel van uit.
Centraal in de aanbevelingen uit hoofdstuk 9 staat de notie dat de
bestrijding van besmet-telijke dierziekten als mond- en klauwzeer niet
louter een veterinaire kwestie is, maar óók een maatschappelijke
crisis betekent. De B&A Groep acht in dat kader een
optiekverschui-ving binnen LNV noodzakelijk en een investering vanuit
LNV in de relaties met derden.
Het kabinet, meer in het bijzonder de Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, is zich terdege bewust van de belangen die
nu en in de toekomst spelen rondom een uit-braak van mond- en
klauwzeer. Aspecten als 'optiekverschuiving' en 'investering in
rela-ties met derden' zijn in dat kader geen onbekende grootheden; zij
passen binnen de al veel langer bestaande ontwikkeling van LNV en het
'Impuls voor vernieuwing-proces' waarbij een open omgaan met de
omgeving één van de speerpunten was en is.Binnenkort zal worden
gestart met een LNV-project dat tot doel heeft de kaders te bieden die
voor Nederland richtinggevend zullen zijn in discussies omtrent het
nationale en internationale dierziektebestrijdingsbeleid.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
Bijlage:
Raport van de B&A-Groep (PDF-formaat, 5397 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2002/par02080.htm
.
De samenvatting uit het raport (PDF-formaat, 112 Kb)
De conclusies uit het raport (PDF-formaat, 144 Kb)
---