Arthur Andersen
Persbericht
Amerikaanse Justitie besluit tot aanklacht tegen Andersen
Andersen presenteert feiten van de documentvernietiging; onderzoek advocaten
voltooid
Rotterdam, 14 maart 2002 - Andersen is in De Verenigde Staten aangeklaagd door de
US Department of Justice voor obstructie van de rechtsgang bij het onderzoek naar de
documentenvernietiging binnen Andersen. Andersen is van mening dat de aanklacht
volstrekt onterecht is en volledig voorbij gaat aan de feiten die eigen onderzoek heeft
opgeleverd. Andersen beraadt zich thans op verder te nemen stappen, waarover op
korte termijn mededelingen gedaan zullen worden.
Op internationaal niveau voert Andersen besprekingen met branchegenoot KPMG over
de mogelijkheden tot een eventueel samengaan van beide ondernemingen. Andersen in
Nederland volgt evenals de rest van het internationale netwerk de ontwikkelingen op de
voet en ziet ondanks de ernst van de huidige situatie, de toekomst met vertrouwen
tegemoet. Zoals in vrijwel alle landen buiten de Verenigde Staten heeft ook in Nederland
geen enkele klant van Andersen de relatie beëindigd als gevolg van de Enron-
verwikkelingen. Jan Dalhuisen, bestuursvoorzitter Andersen Nederland: het Europese
netwerk van Andersen is sterk en diverse opties voor samenwerking met andere partijen
zijn beschikbaar indien op mondiaal niveau geen overeenkomst met KPMG zou worden
bereikt.
Andersen meldde uit eigener beweging aan zowel de Amerikaanse Justitie als aan de
Security and Exchange Comittee dat nadat een intern onderzoek door de SEC was
gelast, er in haar vestiging in Houston nog Enron-gerelateerde documenten waren
vernietigd en emailberichten waren gewist. Sindsdien heeft Andersen haar volledige
medewerking gegeven aan het onderzoek door justitie om alle feiten boven tafel te
brengen.
Andersen is van mening dat de aanklacht onterecht is en volledig voorbij gaat aan de
feiten die eigen onderzoek heeft opgeleverd. Andersen beraadt zich thans op verder te
nemen stappen, waarover op korte termijn mededelingen gedaan zullen worden.
Uit het door Andersen zelf geïnitieerde onderzoek, uitgevoerd door twee
gerenommeerde advocatenkantoren (Davis, Polk & Wardwell, en Mayer, Brown, Rowe
&Maw) is vast komen te staan dat de documentvernietiging zich heeft beperkt tot enkele
personen in haar kantoor in Houston en niet met medeweten van of op last van
hogerhand was gebeurd. Er is geen bewijsmateriaal aangetroffen dat deze employees
met een vooropgezet doel om onderzoek door de overheid te beletten, de documenten
hebben vernietigd noch dat de doc umenten waarvan een belangrijk deel is
teruggevonden belastende informatie zouden bevatten. De advocatenteams hebben ruim
80 personen ondervraagd en duizenden documenten onderzocht.
Het onderzoek toont aan dat de documentvernietiging is niet gelast door Andersen
managers of haar topmanagement in Chicago. Het initiatief lag bij haar kantoor in
Houston onder supervisie van de bij Enron betrokken partners en de leider daarvan,
David Duncan. Er is geen enkel bewijs aangetroffen dat zij overleg hebben gevoerd met
senior Andersen officials in Chicago, Houston, of elders over de vernietiging van de
documenten, niet vooraf en niet tijdens dit proces. De documentvernietiging gedurende
deze periode is niet het gevolg geweest van het emailbericht van Nancy Temple op 12
oktober 2001. David Duncan die heeft aangegeven door deze email juist getriggerd te
zijn geweest in het documentvernietigingsproces heeft niet gezegd dat welke andere
communicatie dan ook binnen Andersen heeft gewezen op de versnelde vernietiging van
Enrondocumenten. Temple wilde met haar emailbericht het team ondersteunen door het
documentenbeleid nadrukkelijk onder de aandacht brengen: "It might be useful to remind
the engagement team of our documentation and retention policy". Het bovenstaande
geldt tevens voor de Enron-documenten vernietiging die op drie plaatsen buiten Houston
heeft plaatsgevonden.
Documentenbeleid
Zoals vele ondernemingen kent Andersen een documentenbeleid (papier en
elektronisch).
Dit beleid zoals dat in 2001 bestond vereiste dat Andersen medewerkers in 1 centrale file
alle einddocumenten van het auditwerk bewaren en alle niet langer benodigde
conceptversies moesten vernietigen. Het beleid voorzag er ook in dat alle
verantwoordelijke partners er op toezagen dat alle documenten die niet in de centrale file
waren opgenomen werden vernietigd.
Het beleid gaf ook aanwijzigingen in geval er sprake was van gerechtelijk onderzoek of
wanneer er daartoe aanleiding zou ontstaan. Deze instructies hebben aan duidelijkheid
te wensen over gelaten. Zo werden de termen "related information" en "threatened
litigation," in het documentenbeleid niet nader gespecificeerd.
Dit documentenbeleid dat niet voldoende helder was en niet voor slechts 1 uitleg vatbaar
was, heeft een cruciale rol gespeeld in de vernietiging van de Enron-gerelateerde
documenten eind 2001 en de daaruit voortvloeiende overtreding van de regels.
Andersen heeft sindsdien een verduidelijkt en verscherpt interim-documentenbeleid
ingevoerd voorafgaande aan een definitive vorm waarin ook adviezen en opdrachten
voortvloeiend uit de maatregelen van het comite o.l.v. Paul Volcker zijn opgenomen.
Inlichtingen:
Andersen Nederland, Paul Vermeij, director Externe Betrekkingen, 010 8801107 / 06 515
16 422