Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken
Richtlijnen opgesteld voor sportbonden voor verdeling dopingcontroles
Het aantal door NOC*NSF gesubsidieerde dopingcontroles voor het jaar 2002 is vastgesteld op 2500. Het vaststellen van dit absolute aantal alsmede de verdeling van dit aantal over de topsportbonden vindt plaats op advies van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo). Het NeCeDo gebruikt voor deze verdeling het door haar ontwikkelde wiskundig verdeelmodel. De dopingcontroles worden verdeeld over die sportbonden die de verplichting hebben tot het voeren van een actief anti-dopingbeleid, 32 Olympische en 32 niet-olympische sportbonden. De sportbond dient vooralsnog het toegewezen aantal dopingcontroles zelf verder te verdelen over de categorie I en II topsportonderdelen. Voor deze verdeling heeft het NeCeDo richtlijnen opgesteld. Het NeCeDo hoopt hiermee een actieve bijdrage te leveren aan het dopingcontrolebeleid van de sportbonden.
VMet de uitvoering van dopingcontroles wordt 'nagegaan' of sporters
het dopingreglement van hun sportbond naleven. Buiten het feit dat
dopingcontroles worden ingezet om overtreders op te sporen (het
'opsporingseffect'), worden dopingcontroles ook ingezet om juist
sporters ervan te weerhouden doping te gebruiken (preventief effect).
Om beide effecten te optimaliseren heeft het NeCeDo een richtlijn
opgesteld. Hierbij is mede gekeken naar een aantal
'handhavingstrategieën', zoals de politie die hanteert bij het
tegengaan van winkeldiefstal en/of snelheidsovertredingen. Met behulp
van deze richtlijn kunnen sportbonden het aan hun toegewezen aantal
dopingcontroles optimaal verdelen over de categorie I en II
topsportonderdelen. Tevens geeft deze richtlijn een handvat voor het
verdelen van de controles binnen een topsportonderdeel. De richtlijn
is opgebouwd uit:
1. een verdeling over de topsportonderdelen;
2. een verdeling binnen de topsportonderdelen;
3. verhogen van de subjectieve pakkans.
Een aantal belangrijke aspecten die meegenomen is in deze richtlijn,
zijn de aspecten sportspecifieke inzet en controlespreiding. Op dit
moment wordt 60% van het toegewezen aantal dopingcontroles buiten
wedstrijdverband (tijdens trainingen, thuis of een andere
verblijfplaats) ingezet en 40% binnen wedstrijdverband. Deze
standaardverdeling gaat echter niet altijd op, vanwege de
sportspecifieke kenmerken van de topsportonderdelen. Met andere
woorden, bij sommige topsportonderdelen is het effectiever om juist
meer controles binnen wedstrijdverband te laten plaatsvinden. Een
ander belangrijk aspect is dat dopingcontroles gespreid ingezet dienen
te worden. Sportbonden moeten het accent leggen op meer
controlemomenten, in plaats van meer controles uit te voeren per
controlemoment. Hierbij kan gedacht worden aan het instellen van een
maximaal aantal controles per controlemoment. Eveneens mogen
dopingcontroles niet voorspelbaar ingezet worden, maar op steeds
verschillende tijdstippen, andere locaties, alsmede niet steeds op
dezelfde evenementen.
Buiten een optimale distributie van de dopingcontroles kan het
verhogen van de zichtbaarheid alsmede het gebruik van gerichte
communicatie ook leiden tot een hogere subjectieve pakkans. De
subjectieve pakkans is de gevoelde (gepercipieerde) pakkans, oftewel
de inschatting van een sporter om wel of niet gecontroleerd te worden.
Deze inschatting is mede bepalend voor het gedrag van de sporter om
wel of niet dopinggeduide stoffen tot zich te nemen. Het verhogen van
deze subjectieve pakkans is dan ook essentieel en levert een
belangrijke bijdrage aan het preventieve effect van dopingcontroles.
De richtlijn voor de verdeling van de gesubsidieerde dopingcontroles is in maart 2002 naar de sportbonden gecommuniceerd.