European Commission
IP/02/401
Brussel, 13 maart 2002
Commissie sluit onderzoek naar gasinterconnector Verenigd
Koninkrijk/België af
De Europese Commissie heeft haar onderzoek afgesloten naar de werking
van de grote gaspijpleiding die het Verenigd Koninkrijk en België
verbindt, nadat zij tot de bevinding gekomen was dat er geen bewijzen
zijn voor kartelgedrag van de ondernemingen die gas via deze
interconnector transporteren. De Commissie constateerde dat er een
zekere starheid was in de overeenkomsten voor het gebruik van de
pijpleiding, met name voor flow reversals en kortlopende
capaciteitsoverdrachten, maar dat wordt verholpen in een nieuwe
overeenkomst die de betrokken transportbedrijven (shippers) sloten.
Kortom, het ziet er naar uit dat de prijsstijgingen op de Britse
loco-markt voor gas in 2000-2001 toe te schrijven zijn aan de
structuur van de Britse en West-Europese gasmarkten, en met name in de
verschillen tussen de beide markten wat betreft openstelling van de
markt.
"De uitkomsten van dit grondige onderzoek laten nogmaals zien dat de
volledige liberalisatie in de energiesector snel voltooid moet
worden", verklaarde de heer Mario Monti, EU-Commissaris voor
concurrentiezaken. "Dit illustreert ook de prioriteit die de Commissie
geeft aan de kwestie van de interconnectie, die een hoeksteen is voor
de totstandbrenging van een echte interne markt voor energie. De
Commissie zal zich onverdroten blijven inspannen om ervoor te zorgen
dat congestie bij stroom- en gasinterconnectoren aangepakt wordt op
een manier die verenigbaar is met de antitrustregels."
Het huidige onderzoek betrof de werking van de Interconnector, een
grote gaspijpleiding die het gasnet in het Verenigd Koninkrijk
verbindt met de netten op het Europese continent. De pijpleiding, die
gerund wordt door het Britse bedrijf Interconnector UK Ltd ("IUK"),
loopt van Bacton (Verenigd Koninkrijk) naar Zeebrugge (België) en is
voor gas momenteel de enige directe verbinding tussen het Verenigd
Koninkrijk en het Europese continent.
In januari 2001 toonde het Britse Department of Trade and Industry
(DTI) zich bezorgd omdat op 15 januari 2001 de bewegingen op de
Interconnector veranderd werden van reverse flow (import in het
Verenigd Koninkrijk) naar forward flow (export naar het Europese
continent) en de gasstroom pas op 24 januari 2001 werd omgekeerd, ook
al waren de prijzen in het Verenigd Koninkrijk hoger dan in
West-Europa. Daarom is de Commissie nagegaan of eventuele
concurrentieverstorende beheerfouten van de Interconnector de
prijsstijgingen in het Verenigd Koninkrijk konden helpen verklaren.
De Commissie onderzocht in hoeverre de Interconnector inderdaad heeft
bijgedragen tot de betwiste prijsstijgingen en of bepaalde van de
regels binnen IUK en/of bepaalde gedragingen van de 16
transportbedrijven met capaciteitsrechten eventueel inbreuk maakten op
EU-kartelregels.
Meer bepaald was de analyse toegespitst op drie vragen:
* of kon worden aangetoond dat IUK-transportbedrijven onder wie ook
belangrijke gasproducenten, geheime afspraken gemaakt hadden om de
richting van de gasstromen op de Interconnector te beïnvloeden, en
zodoende de Britse markt af te schermen om van hogere gasprijzen
te kunnen profiteren;
* of de technische details die naar verluidt nodig zijn voor het
goed functioneren van de Interconnector, de starheid
rechtvaardigen in de benoemingsprocedures en de procedure voor de
omkering van de gasstromen;
* of het Belgische bedrijf Distrigas (een verticaal geïntegreerde
onderneming die in België actief is in zowel gasdoorvoer als
gastrading), al dan niet met de hulp van andere
transportbedrijven, van haar dubbele hoedanigheid profiteerde om
de gasstromen op de Interconnector om te keren.
Wat de eerste vraag betreft, ziet het er naar uit dat gasproducenten
die capaciteit op de Interconnector bezitten, geen gezamenlijke
invloed hadden op de betwiste omkering van de gasstroom. De hoge
Britse gasprijzen zijn kennelijk in hoofdzaak toe te schrijven aan de
koppeling tussen de Britse markt en de West-Europese markten, die
minder verregaand geliberaliseerd zijn en grotendeels beïnvloed worden
door de olieprijs. Met andere woorden, deze prijzen worden vooral
beschouwd als het resultaat van de combinatie van een volledig
geliberaliseerde Britse markt (gekenmerkt door gas-to-gas-competition)
met een West-Europese markt, waar de volledige liberalisatie nog moet
plaatsvinden.
In verband met de tweede vraag stelde de Commissie in de Standard
Transportation Agreement voor de Interconnector een aantal elementen
van starheid vast, waardoor transportbedrijven beperkt worden in de
capaciteit die zij aan derden kunnen overdragen. Daarbij gaat het
onder meer om de lange minimumduur voor een dergelijke overdracht en
voor onderverhuringscontracten, en om de hoge minimumhoeveelheden die
via dergelijke contracten geleverd moeten worden.
Op 30 november 2001 hebben de IUK-transportbedrijven echter
flexibelere regels voor de Interconnector afgesproken (het zgn.
"Amendment n°10"). De meest opvallende aanpassingen zijn de soepelere
regels inzake omkering van de gasstroom en de minder strikte
voorwaarden voor onderverhuring aan geïnteresseerde derden
(minimumhoeveelheid 11 000 Nm3/u en minimumduur van 3 maanden). Deze
regels zullen in 2003 gefaseerd worden ingevoerd. Daarnaast heeft IUK
recent ook haar werking transparanter gemaakt door de omkering van de
gasstromen vooraf aan te kondigen. Indien deze regels goed toegepast
worden, bieden zij de garantie dat er een voldoende level playing
field bestaat.
Wat de derde vraag betreft, bevestigt de Commissie het belangrijke
aandeel dat Distrigas had bij de omkering van de gasstromen in januari
2001. Toch vond zij geen bewijzen voor inbreuken op de kartelregels of
andere aanwijzingen dat Distrigas zich verzet zou hebben tegen
gastransport van het Europese continent richting Verenigd Koninkrijk.
Achtergrond
Interconnector UK Ltd is een joint venture die in 1995 opgericht werd
door Amerada Hess, British Petroleum, British Gas, Conoco, Distrigas,
Total Fina Elf, International Power, Ruhrgas en Gazprom, met als
hoofddoel gas van het Britse continentaal plat te exporteren naar het
Europese continent (forward flow). Ondertussen is een deel van de
bestaande capaciteit overgedragen of toegewezen aan andere
gasbedrijven zoals Alliance Gas (Statoil), Duke Energy, Enron,
Entrade, Gaz de France, of Norsk Hydro. De pijpleiding kan echter ook
gebruikt worden om zonodig gas van het Europese continent te
importeren naar het Verenigd Koninkrijk (reverse flow). De
Interconnector kwam in bedrijf in oktober 1998 - dus vóór de
inwerkingtreding van de richtlijn voor de liberalisatie van de
gassector (Richtlijn 98/30/EG).
De overeenkomsten over de exploitatie van de pijpleiding en de
verkoopafspraken werden in 1995 bij de Commissie aangemeld en
goedgekeurd bij administratieve brief (een zgn. "comfort letter").
De verplichte liberalisatie van de Europese gasmarkt ging in augustus
2000 van start. Onder de huidige regeling van Richtlijn 98/30/EG
moeten de lidstaten 20% van hun markt openstellen in 2000 en 28% in
2003. Vele landen zijn bij de openstelling van hun markten weliswaar
al verder gegaan dan deze eisen, maar toch blijven er tussen lidstaten
belangrijke verschillen bestaan. Deze asymmetrische marktopening leidt
tot concurrentieverstoring.
In het Verenigd Koninkrijk is het liberalisatieproces al ruim vóór de
Richtlijn ingezet, zodat de gassector er ondertussen volledig
geliberaliseerd is. In maart 2001 deed de Commissie, met het oog op
onder meer de uitschakeling van eerder genoemde asymmetrische
marktopening, een voorstel voor de volledige openstelling van de gas-
en stroommarkt tegen 2005 (de zgn. "Versnellingsrichtlijn").