Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
http://www.minszw.nl
MIN SZW: Toespraak staatssecretaris Hoogervorst
Nr. 2002/26
12 maart 2002
Embargo:
12 maart 2002 tot
11.00 uur
Staatssecretaris Hoogervorst: arbo-convenanten leveren geld op.
De convenanten die de overheid en de sociale partners sluiten om de
arbeidsomstandigheden te verbeteren, zijn zeer profijtelijk. Volgens
een onderzoek uitgevoerd door adviesbureau KPMG kunnen de afgesloten
convenanten een besparing van 238 miljoen euro per jaar opleveren. De
belangrijkste winst zit in het terugdringen van het ziekteverzuim. Dat
zei staatssecretaris Hoogervorst (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) op
dinsdag 12 maart in Scheveningen op een congres over
arboconvenanten.
Inmiddels zijn er met 22 branches convenanten afgesloten. Met 35
andere branches vinden daarover gesprekken plaats. In totaal zal
binnenkort ongeveer de helft van de Nederlandse beroepsbevolking onder
de werking van een arboconvenant vallen.
De staatssecretaris signaleerde dat de convenanten, die sinds 1999
worden afgesloten, een cultuurverandering in werking hebben gezet.
'Arbo-normen zijn niet langer enkel een zaak van de Arbeidsinspectie,
als een verplichting die de overheid werknemers en werkgevers oplegt.
Er bestaat bij zowel werknemers als werkgevers een gemeenschappelijke
wil om dit onderwerp aan te pakken.'
Toespraak van staatssecretaris J.F. Hoogervorst van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid bij de opening van het congres 'Rondom Arbo', op 12
maart 2002 in Scheveningen.
Dit congres is een uitgelezen moment om onze zegeningen te tellen. Wat
is er, bijna drie jaar na de start van de
arboconvenanten-nieuwe-stijl, bereikt?
Laat ik beginnen met een paar cijfers.
Er zijn inmiddels 22 convenanten afgesloten. Met 28 branches heb ik
een intentieverklaring afgesloten om binnen korte tijd tot zo'n
convenant te komen. Met 7 branches worden oriënterende gesprekken
gevoerd. Bij elkaar opgeteld: 56 branches, ofwel 3,7 miljoen
werknemers. Anders gezegd: inclusief de trajecten die nu nog in de
pijplijn zitten, valt ongeveer de helft van de Nederlandse
beroepsbevolking onder de werking van een arboconvenant.
Dat zijn mooie cijfers.
De scepticus zal zich echter afvragen: zijn die convenanten niet veel
geschreeuw en weinig wol? 'Veel mooie rapporten en nota's, maar op de
werkvloer verandert er weinig.' Het is de scepticus die ik graag mag
koesteren als een advocaat van de duivel. Want inderdaad: levert het
allemaal wel wat op? Zetten al die convenanten, intentieverklaringen
en het werk van die vele begeleidingscommissies zoden aan de dijk?
U begrijpt dat ik deze vraag niet zo zou formuleren, als ik er geen bevredigend antwoord op had. Per slot van rekening draagt de overheid voor een aanzienlijk deel bij aan de kosten van de convenanten.
Aan adviesbureau KPMG heb ik gevraagd enkele berekeningen te maken
over de kosten en de opbrengsten.
Welke besparingen worden bereikt met de convenanten? Welnu, op basis
van de doelstellingen van de eerste 20 convenanten zijn de opbrengsten
(minus de kosten) ruim 238 miljoen euro. Dat is structureel per
jaar.
Deze berekeningen zijn gebaseerd op de zogeheten harde doelstellingen
van de convenanten: doelstellingen die betrekking hebben op het
voorkomen van ziekteverzuim en beperking van de WAO-instroom.
De zogeheten zachte afspraken (over bijvoorbeeld hulpmiddelen,
opleidingen en trainingen) zijn niet meegenomen. Die 238 miljoen euro
zijn dus de minimale opbrengsten, als de doelstellingen worden
behaald.
De berekeningen laten zien dat het voor bedrijven en instellingen een
kwestie van financieel eigenbelang is om convenanten af te sluiten. Er
valt geld te verdienen als u maatregelen treft die de
arbeidsomstandigheden in gunstige zin beïnvloeden.
De berekeningen van KPMG zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de
doelstellingen van de convenanten worden behaald. Een echte
kosten/baten-analyse kunnen we pas over een paar jaar maken, als de
eerste convenanten aflopen.
Overigens, ik ben er sterk voor dat de financiële prikkels daar in de
organisatie worden gelegd waar ook het beleid rondom preventie van
ziekteverzuim en reïntegratie van zieke werknemers handen en voeten
krijgt. Kortom, een kortsluiting tussen het arbo-beleid en het
algemene financiële beleid van een bedrijf. Want dan wordt voor een
bedrijf ook zichtbaar dat het loont om te investeren in een
kwalitatief hoogwaardige arbo-dienstverlening. En dat een bedrijf dat
zich ervan af maakt in feite zichzelf besteelt.
Maar ook zonder deze financiële berekeningen kan ik concluderen dat de
convenanten veel winst opleveren.
De convenanten hebben geleid tot een trendbreuk in het denken over
arbeidsomstandigheden. Ze hebben de branches als het ware wakker
geschud. Voorheen werd nog wel eens gedacht dat arbo-beleid alleen
nuttig was voor evident gevaarlijke beroepen: brandweerlieden,
hoogwerkers - dat soort werk. Bij veel andere beroepen heerste nog
vaak een macho-cultuur. U kent het wel: 'Hoezo tilnormen? Laat maar
aan mij over. Dat doe ik wel even.'
Die cultuur is goeddeels voorbij. Ik ben ervan overtuigd dat de
convenanten als aanjager voor die cultuurverandering hebben
gefunctioneerd. Arbo-normen zijn niet langer enkel een zaak van de
Arbeidsinspectie, als een verplichting die de overheid werknemers en
werkgevers oplegt. Er bestaat bij zowel werknemers als werkgevers een
gemeenschappelijke wil om dit onderwerp aan te pakken.
Laat ik als voorbeeld de thuiszorg nemen. Dat is een niet geheel
toevallig voorbeeld, want de thuiszorg is een branche waarin in 1999
als eerste een arboconvenant-nieuwe-stijl is afgesloten. Werken in de
thuiszorg is vaak zwaar ten gevolge van moeilijke werkhoudingen. Denkt
u aan het tillen, wassen en aankleden van cliënten.
In 1999 was de stand van zaken tamelijk somber: maar liefst twee-derde
van de verzorgenden had jaarlijks rugklachten. Dat zijn er meer dan
bij andere zware beroepen, zoals betonvlechters. Het ziekteverzuim
onder verzorgenden was navenant hoog. Alle reden dus om in actie te
komen.
In het convenant thuiszorg zijn afspraken gemaakt over vermindering
van fysieke belasting. Misschien nog belangrijker dan die in wat
juridische taal vervatte afspraken, was dat het convenant een extra
stimulans gaf aan een breed scala aan activiteiten en instrumenten in
alle instellingen voor thuiszorg.
Op die manier werkt de branche ook aan imago-verbetering. Ze laat zien
dat de factor arbeid letterlijk een kostbaar goed is. Dat er gezorgd
wordt voor het welzijn van het personeel. Niet onbelangrijk in een
tijd waarin het nog altijd moeilijk is om aan voldoende gekwalificeerd
personeel te komen en zittend personeel te behouden.
De thuiszorg is maar een voorbeeld. Met gemak zou ik een boekje kunnen
vullen met vergelijkbare voorbeelden uit andere branches die hard
werken aan de verbetering van arbeidsomstandigheden. Sterker nog: mijn
medewerkers hebben dat ook gedaan! Daar zal ik straks, na mijn
toespraak en een video-vertoning, nog op terug komen. Als klap op de
vuurpijl zal aan het einde van deze dag één branche zich de winnaar
mogen noemen van een prijs voor het beste initiatief op het gebied van
arboconvenanten.
Zoals u weet wordt er momenteel door diverse organisaties gedebatteerd
over de toekomst van het WAO-stelsel. Ik verklap u geen geheim als ik
zeg dat de opvattingen nogal eens uiteen lopen. Maar voor alle
deelnemers aan dat debat staat wel als een paal boven water dat
preventie een belangrijk middel is om de aanwas van WAO'ers in te
dammen. Voorkomen dat het zover komt, vanuit de wetenschap dat als je
eenmaal langdurig ziek bent de weg terug moeilijk is. Arboconvenanten
spelen bij die preventie een cruciale rol.
Speciale aandacht verdient het ziekteverzuim om psychische redenen.
Dat is een omvangrijk probleem omdat liefst een derde van de instroom
in de WAO deze achtergrond heeft. De praktijk is nu vaak dat de
werkgever eigenlijk geen raad weet met dergelijke medewerkers. Met
rust laten wordt als meest heilzame benadering gezien. Maar in feite
is dat niet minder dan een goedbedoelde verwaarlozing, zoals de
Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid stelde. Deze commissie (in
de wandelgang: Donner I) heeft een paar weken geleden een
belangwekkend voorstel gedaan om dit probleem aan te pakken. De
commissie heeft een 'leidraad' ontwikkeld waarin de taken en
verantwoordelijkheden van alle betrokkenen, met inbegrip van de hele
keten van professionele zorgverleners worden beschreven. Het is een
zeer praktische handreiking om dit probleem aan te pakken.
Ik ben er een groot voorstander van dat in de nog af te sluiten
convenanten deze leidraad wordt meegenomen.
Concluderend wil ik het volgende zeggen:
1. We gaan voortvarend verder met het afsluiten van convenanten.
Berekeningen laten zien dat dat profijtelijk is.
2. Veel zaken kunnen geïntensiveerd worden. Ik denk vooral aan
verbetering van de organisatie rondom verzuimregistratie,
verzuimbegeleiding en snelle reïntegratie van zieke werknemers.
3. Er is al veel bereikt: werknemers en werkgevers werken prima samen
op het terrein van de arbeidsomstandigheden. Het onderwerp staat bij
bedrijven en instellingen op de agenda.
Vanochtend en vanmiddag gaat u lessen trekken uit 'good practices' en
bediscussiëren hoe het instrument van de convenanten effectiever
ingezet kan worden.
Zijn de doelstellingen van de convenanten ambitieus genoeg? Is de
reikwijdte van de convenanten voldoende? Moeten er in convenanten
nieuwe onderwerpen aangesneden worden? Hoe kan iedereen op de
werkvloer doordrongen worden van het nut van de gemaakte afspraken?
Hoe kunnen de convenantsafspraken zo concreet mogelijk worden
uitgewerkt?
Kortom, genoeg vragen voor een spannende bijeenkomst.
Rest mij u een leerzame en plezierige congresdag toe te wensen.
- LET OP EMBARGO -
12 mrt 02 11:00