Verbond van Verzekeraars
Claimcultuur door opheffing verbod no cure no pay?
Letselschadeadvocaten mogen van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
(NMa) op basis van no cure no pay gaan werken. Ze mogen met cliënten
afspreken dat ze alleen betaald krijgen, als ze de zaak winnen. Het
Verbond en de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars
(PIV) zijn echter geen voorstander van het resultaatafhankelijk
declareren, vanwege de vrees voor een toename van het aantal claims en
een stijging van de advocaatkosten. Zij pleiten daarom voor een
wettelijke regeling om ervoor te waken dat een claimcultuur wordt
aangewakkerd.
De NMa is van mening dat het verbod op no cure no pay in strijd is met
de Mededingingswet omdat letselschadeadvocaten concurrentie hebben van
bureaus die hetzelfde werk doen en niet zijn gebonden aan het verbod.
Het sectorbestuur Schadeverzekering van het Verbond gaf in 1996 al aan
geen voorstander te zijn van resultaatafhankelijk declareren. Ook de
Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) heeft haar
bedenkingen bij de beslissing van de NMa. Op het gebied van
verzekeringen en aansprakelijkheid voor medische kunstfouten,
productaansprakelijkheid en massaschade kunnen volgens het Verbond en
het PIV meer claims ontstaan, omdat het daarbij naast de schadehoogte
ook gaat om de vaststelling van aansprakelijkheid.
Stijging advocaatkosten
Het Verbond en het PIV zijn bovendien bang dat de door de
aansprakelijkheidsverzekeraars te vergoeden advocaatkosten zullen
stijgen door de opheffing van het verbod, omdat rechters mogelijk de
schadevergoeding wegens buitengerechtelijke kosten ophogen in de
richting van het no cure no pay-percentage. Mr. F. Th. Kremer,
directeur van het PIV, geeft aan dat ook de prikkel voor de advocaat
om met name bij grote claims tot het gaatje te gaan, tot een hogere
uitkering per claim kan leiden. Hij denkt verder dat veel slachtoffers
absoluut niet zitten te wachten op no cure no pay. Als een advocaat in
een zaak waar geen aansprakelijkheidsvraag speelt (bijvoorbeeld bij
een jonge fietser) met zijn cliënt afspreekt dat hij 25 procent van de
uiteindelijke schadevergoeding krijgt, lijkt dat op pure diefstal.
Bij een bezoek aan minister Korthals van Justitie in januari heeft het
Verbond al laten weten geen voorstander te zijn van het no cure no
pay-principe, maar mocht het verbod hierop worden opgeheven, dan acht
het Verbond het wenselijk dat er een wettelijke regeling met nader te
formuleren randvoorwaarden komt. In samenwerking met het PIV zal het
Verbond zich de komende tijd beraden over deze randvoorwaarden.
Bondig, maart 2002