Ministerie van Justitie

Van vast naar mobiel

Een evaluatie van het experiment met elektronisch huisarrest voor minderjarigen als modaliteit voor de voorlopige hechtenis

G.J. Terlouw, P.A. Kamphorst

Onderzoek en beleid, nr. 195

Bestelwijze

Samenvatting

Project- en onderzoeksopzet

Het project

Begin 2000 startte een tweejarig experiment in het arrondissement Rotterdam met elektronisch huisarrest voor minderjarigen als modaliteit voor de voorlopige hechtenis. Een belangrijk doel bij deze modaliteit is het behoud en de versterking van de maatschappelijke banden van de jongere. In principe komen alle jongeren tussen 12 en 18 jaar die één of meer strafbare feiten hebben gepleegd, waarvoor voorlopige hechtenis geëist kan worden, in aanmerking voor elektronisch huisarrest. Zij moeten echter wel voldoen aan een aantal voorwaarden. Deze betreffen onder meer de levenssituatie van de jongere, het hebben van een zinvolle dagbesteding, voldoende discipline en structurerend vermogen. De raadkamer beslist uiteindelijk over de toewijzing van het elektronisch huisarrest. De haalbaarheid van elektronisch huisarrest wordt door de Raad voor de Kinderbescherming, samen met de jeugdreclassering, onderzocht. De jeugdreclassering stelt samen met de jongere een weekprogramma op van minimaal 30 uren (school, werk, sport, e.d.).(1) De jongere moet zich aan dit programma houden. De uren buiten het weekprogramma moet de deelnemer thuis zijn. Dit wordt elektronisch gecontroleerd via een systeem dat bestaat uit een enkelband met zender die in verbinding staat met een computer. Bij de tenuitvoerlegging van het elektronisch huisarrest heeft de jeugdreclassering twee taken, namelijk het begeleiden en controleren van de deelnemers. Bij een overtreding krijgt de deelnemer een waarschuwing (gele kaart). Bij een hernieuwde of ernstige misstap volgt het advies het elektronisch huisarrest te stoppen (rode kaart).

Het evaluatie-onderzoek

De probleemstelling voor het evaluatie-onderzoek luidt: hoe is het experiment tot stand gekomen, hoe functioneert het en is invoering op bredere schaal wenselijk? De onderzoeksvragen hebben betrekking op de totstandkoming van en de samenwerking in het project, de instroomcriteria, de instroom en de aanzuigende werking (2) , het verloop en de beleving van het elektronisch huisarrest door de jongere en zijn omgeving, de relatie tussen elektronisch huisarrest en de strafoplegging, en de mate waarin er recidive optreedt. Het onderzoek omvat een procesevaluatie met enkele kwantitatieve elementen. De evaluatie heeft betrekking op de eerste anderhalf jaar van het tweejarige experiment. De geringe bereidwilligheid tot interviews onder de deelnemers en hun ouders/verzorgers, alsmede de knelpunten die werden ondervonden bij het verzamelen van de kwantitatieve informatie beperken in een aantal opzichten de generaliseerbaarheid van de bevindingen.

Onderzoeksresultaten

Totstandkoming en samenwerking

De totstandkoming van het project heeft weinig strubbelingen gekend. Alle partijen in het arrondissement Rotterdam stonden positief tegenover het experiment. Het grote personeelsverloop en de vele functiewisselingen bij sommige instanties vereist een doorgaande informatieverspreiding over elektronisch huisarrest. De organisatie en samenwerking tussen de ketenpartners verloopt zoals in het projectplan/protocol uiteengezet. Wel heerst er wat onbegrip tussen enerzijds de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering, en anderzijds de rechters en het openbaar ministerie (OM). De oorzaak daarvan is de onduidelijkheid over de overwegingen van de rechter-commissaris, de rechtbank en het OM, die leiden tot de vraag om de haalbaarheid van elektronisch huisarrest te onderzoeken. De Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering vinden het frustrerend dat zij dikwijls veel werk verzetten voor zulke onderzoeken, om uiteindelijk te horen dat het elektronisch huisarrest om (voor hen) niet altijd even heldere redenen niet doorgaat. De rond de oplegging van elektronisch huisarrest ontwikkelde procedures zijn redelijk goed uitvoerbaar. Een negatief punt is wel dat jongeren verspreid door het land blijken vast te zitten en niet, zoals beoogd, in de regio. Dit leidt tot extra reistijd voor de jeugdreclasseringsmedewerkers.
Door de bank genomen verloopt het experiment met elektronisch huisarrest qua proces vrij behoorlijk. De modaliteit is wel bijzonder arbeidsintensief. Het is niet waarschijnlijk dat het arbeidsintensieve karakter in de toekomst significant zal verminderen. De effectiviteit van de modaliteit is onder andere afhankelijk van de samenwerking tussen partners in de strafrechtketen.

Instroomcriteria

De instroom in de nieuwe modaliteit was veel geringer dan verwacht. Na anderhalf jaar bleken 23 jongeren onder elektronisch huisarrest gestaan te hebben. In die periode waren 48 deelnemers verwacht. De stringente voorwaarden verklaren voor een groot deel de geringe instroom. Meer dan de helft van de in het arrondissement Rotterdam voorgeleide jongeren heeft bijvoorbeeld al geen stabiele thuissituatie en/of discipline en structurerend vermogen, terwijl bijna de helft niet over een zinvolle dagbesteding beschikt. Ten tweede blijkt dat bij veel jongeren informatie over de toelatingscriteria niet voorhanden is. Dit komt doordat over sommige zaken pas op de raadkamer duidelijkheid wordt verkregen. Dan valt bijvoorbeeld alsnog een deel van de kandidaten af op grond van de aard en/of het aantal door hen gepleegde delicten.
Alle ketenpartners zeggen de instroomcriteria te respecteren en deze als adequaat en noodzakelijk te beschouwen. De interpretatie en operationalisatie van sommige criteria lijkt echter afhankelijk van de discretie van individuele personen. Over de betekenis van de diverse criteria en hoe deze te meten is niets vastgelegd. Volgens het OM en de rechters kunnen de selectiecriteria resulteren in een tweedeling. Zo blijven jongeren die door hun thuissituatie geen elektronisch huisarrest krijgen vast zitten. Zij maken kans bij de rechtzitting ook nog een detentiestraf te krijgen. Maar jongeren van wie de thuissituatie goed is worden op twee manieren gestimuleerd: zij mogen thuis verblijven en lopen nauwelijks risico nog een vrijheidstraf opgelegd te krijgen op de strafzitting. Zon straf zou immers de doelen van elektronisch huisarrest ondergraven: het behoud en de versterking van de maatschappelijke banden van de jongere.

Instroom en aanzuigende werking

Naast de in de voorgaande paragraaf genoemde factoren, lijkt de instroom te lijden onder de concurrentie van de modaliteit nachtdetentie in dit arrondissement. Voorts kan de nieuwigheid een negatief effect op de instroom hebben gehad.
Nagenoeg alle 23 elektronisch-huisarrestdeelnemers waren jongens. Gemiddeld waren zij bijna 15½ jaar oud. De groep bestaat grotendeels uit Nederlandse, Turkse, Surinaamse (elk bijna een kwart) en Marokkaanse jongeren (14%). Meestal behelsde het delict waarvoor de jongeren werden voorgeleid diefstal met geweld (circa 70%). Circa één op de vijf jongens heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Voor ongeveer vier op de 10 jongeren was dit de eerste keer dat zij in aanraking kwamen met Justitie.
De informatie uit de raadkamerzittingen geeft geen aanwijzingen voor een aanzuigend effect. Tijdens de interviews blijken de meningen van de rechters en de officier van justitie over het bestaan van een aanzuigend effect te variëren. De vroeghulpadviezen van de Raad voor de Kinderbescherming lijken te wijzen in de richting van een lichte aanzuigende werking.

Verloop van het elektronisch huisarrest

Aan het begin van het traject blijft de geringe tijd die er is om het elektronisch-huisarrestonderzoek te doen een belangrijk knelpunt. De jeugdreclassering laat weten de huidige geringe instroom wel aan te kunnen. De dubbele taakstelling - begeleiden en controleren - levert geen problemen op. Bij een toename van het aantal deelnemers zouden er echter problemen kunnen ontstaan. Bij de Raad voor de Kinderbescherming hebben het gebrek aan personele capaciteit en tijdsdruk een negatieve invloed op de aandacht voor elektronisch huisarrest.
Met name rond de zomervakantie blijft de invulling van de weekprogrammas problemen opleveren. De betrokkenen menen dat dit niet snel zal veranderen.

Zoals gezegd mikt elektronisch huisarrest op het behouden en bevorderen van een adequate sociale inbedding van de jongere. Alle partijen zijn de mening toegedaan dat elektronisch huisarrest bijdraagt aan de in standhouding van bestaande activiteiten. Over de mate waarin er sprake is van versteviging van de maatschappelijke inbedding van de jongere zijn de meningen onder de ketenpartners verdeeld; toch zien de meesten ook op dit gebied wel wat positieve veranderingen, zoals structurering van tijd die de jongeren anders op straat zouden rondhangen.
Over het algemeen hielden de elektronisch-huisarrestcliënten zich goed aan hun weekprogrammas. De 23 cliënten hebben de enkelband gemiddeld 6 weken gedragen, uiteenlopend van vier dagen tot 11 weken. Vijf van de 23 deelnemers hebben een gele kaart gehad wegens overtreding van een aanwezigheidsverplichting. Er is één rode kaart uitgedeeld wegens spijbelen, oncontroleerbaar gedrag en afwezigheid bij de huisbezoeken van de jeugdreclasseringbegeleider. Deze jongere is vervolgens tot de strafzitting in nachtdetentie geplaatst. Bij een ander traden er na ruim 9 weken onverklaarbare storingen op in de apparatuur, die leidden tot stopzetting. Dit betekent dit dat 21 jongeren het elektronisch huisarrest hebben afgerond. De selectiecriteria leveren blijkbaar een geschikte groep op. De etnische achtergrond van de jongeren lijkt geen rol te spelen bij het opleggen en doorlopen van elektronisch huisarrest.

Ervaringen van jongeren, ouders en betrokken instanties

Elektronisch huisarrest blijkt zowel voor de jongere als voor het gezinssysteem vrij zwaar. Factoren die daaraan bijdragen zijn de complexiteit van het proces rond de rechtsgang, de controle-aspecten, het vele thuis zitten, het feit dat het hele gezin zich bestraft voelt door de verstoring van het dagelijks leven, en de druk die sommige ouders voelen om hun kind in het oog te houden. Problemen met de zender-ontvangertechniek rond de enkelband zijn zeldzaam. Het dragen van de enkelband levert nauwelijks klachten op. De geïnterviewde jongeren en hun ouders oordelen positief over het elektronisch huisarrest. Zij verkiezen dit boven vastzitten. De grote voordelen zijn volgens hen het feit dat de deelnemer thuis kan zijn bij zijn familie en de continuering van school, werk en het sociale leven. Jongeren en ouders zijn erg te spreken over de begeleiding door de jeugdreclassering. Veel ouders benadrukken dat dit een onmisbaar onderdeel vormt van de nieuwe modaliteit. De ouders zijn blij met het elektronisch huisarrest omdat het gezin weer is herenigd; zij beschouwen thuis als de beste plaats om hun kind te helpen en te begeleiden. Het normale leven van de jongere blijft behouden. Bovendien leert hij zelf verantwoordelijkheid te nemen en zich aan gemaakte afspraken te houden.
De betrokken instanties oordelen dat het elektronisch huisarrest in de winter gemakkelijker is vol te houden dan s zomers, wanneer de ramen open staan en er op straat veel gebeurt. Een andere factor van invloed op de beleving van elektronisch huisarrest is de woonsituatie van de jongere en de duur van de enkelbandperiode.

Strafoplegging en recidive

Voorzover bekend kreeg slechts één jongere na afloop van het elektronisch huisarrest nog een onvoorwaardelijke straf opgelegd; dit was degene bij wie controle onmogelijk werd door storingen in de apparatuur. Deze straf kwam ook voort uit het feit dat inmiddels een reeks nieuwe feiten boven tafel was gekomen. Dertien anderen kwamen ervan af met een taak- en/of leerstraf (ook degene die een rode kaart kreeg), en/of het betalen van schadevergoeding. Negen van hen kregen bovendien een voorwaardelijke vrijheidsstraf; bij drie van deze 9 werd de jeugdreclasseringsbegeleiding gecontinueerd. Twee jongeren kregen geen straf na afloop van het elektronisch huisarrest. Een nadeel dat de modaliteit met zich mee brengt is dat er sprake lijkt te (kunnen) zijn van ongelijke behandeling. Het betreft de gevallen waarin de elektronisch-huisarrestjongere de enkelband om houdt, terwijl zijn mededader wordt geschorst uit de voorlopige hechtenis, en beiden uiteindelijk dezelfde straf krijgen. Dit is frustrerend voor de jongere in de enkelband. Hij zat immers langer in voorlopige hechtenis en werd, in ieder geval voor zijn gevoel, dus zwaarder gestraft dan de mededaders die niet aan de elektronisch-huisarrestcriteria voldeden.

Geen enkele jongere pleegde delicten tijdens de uitvoering van het elektronisch huisarrest. Na afloop van het elektronisch huisarrest recidiveerden voor zover bekend vier van de 23
elektronisch-huisarrestcliënten, waarvan één jongere twee maal. De rechters en het OM noemen twee effecten van elektronisch huisarrest op de uiteindelijke strafoplegging. Ten eerste leidt het soms tot lichtere straffen op de strafzitting. De jongere is in de voorlopige hechtenis via elektronisch huisarrest uit detentie gehouden. Hem alsnog vastzetten zou de achterliggende filosofie van elektronisch huisarrest uithollen; rest dus de keus uit een voorwaardelijke vrijheidsstraf en een taakstraf. Als de jongere al/nog vast had gezeten zou het vonnis anders hebben kunnen uitvallen. Een tweede effect is dat jongens, die later meer delicten blijken te hebben begaan en die eigenlijk geen elektronisch-huisarrestdeelnemers hadden moeten zijn, ook lichter gestraft worden dan anders. Omdat zij de enkelband al om hebben is het niet opportuun om hen terug naar de gevangenis te sturen, ook weer vanwege het afbreken van de bindingen met de maatschappij.

Toekomst

Wat de toekomst betreft zien vooral de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering perspectief voor elektronisch huisarrest in de huidige vorm. De rechters en het OM hebben een andere kijk. In de huidige situatie beschouwen zij elektronisch huisarrest vooral als uitkomst voor meisjes (3) en voor jongeren die te ver weg wonen om in nachtdetentie te kunnen plaatsen. Allen pleiten voor het (mede) inzetten van de enkelbandtechniek bij detentiefasering.

Conclusies en discussie

Op grond van de onderzoeksresultaten is het niet mogelijk een gefundeerde uitspraak te doen inzake de (on)wenselijkheid van het op brede schaal inzetten van deze modaliteit. Daarvoor is het aantal deelnemers te gering. Wel geven de bevindingen op diverse punten duidelijke inzichten in de voor- en nadelen van de nieuwe modaliteit. De selectiecriteria voor elektronisch huisarrest lijken op zich goed gekozen. Uitval komt namelijk vrijwel niet voor. Het gesignaleerde gevaar van een tweedeling is echter een ongewenst effect. Het aantal elektronisch-huisarrestcliënten zal vermoedelijk niet significant toenemen, tenzij er aan de voorwaarden wordt gesleuteld. Daarmee zou echter ook het risico op mislukkingen groeien. Het is aannemelijk dat de beschikbaarheid van de modaliteit nachtdetentie ook negatieve gevolgen heeft gehad voor de instroom in de modaliteit elektronisch huisarrest. Verder kan de nieuwigheid een negatief effect op de instroom hebben gehad.
Verwacht mag worden dat in de toekomst individuele trajectbegeleiding (ITB) als schorsingsvariant een nieuwe concurrent voor elektronisch huisarrest gaat vormen (4) .
Wellicht is het een goed idee om elektronisch huisarrest op experimentele basis (ook) in één (of diverse) ander(e) arrondissement(en) te implementeren, om te bezien of de instroom daar groter is. Tegelijkertijd zou het bestaande project als experiment kunnen doorlopen. Zo kan wellicht tevens enig zicht worden verkregen op de lange-termijneffecten van elektronisch huisarrest.

Op de (mogelijkheden voor) strafoplegging heeft elektronisch huisarrest twee ongewenste effecten: niet vastzetten na afloop en evenmin tijdens het elektronisch huisarrest wanneer nieuwe feiten opduiken. Beide zijn een logisch gevolg van het geen afbreuk willen doen aan (de basisideeën over) de socialiserende effecten van elektronisch huisarrest. Dit knelpunt valt moeilijk op te lossen. Bovendien lijkt er sprake te (kunnen) zijn van ongelijke behandeling. Het betreft de gevallen waarin de elektronisch-huisarrestjongere de enkelband om houdt, terwijl zijn mededader wordt geschorst uit de voorlopige hechtenis, en beiden uiteindelijk dezelfde straf krijgen. Een aantal van de gesignaleerde knelpunten - veel partijen, een complex proces, de zomer-weekprogrammas, de afhankelijkheid van individuele beslissingen - lijkt inherent aan de modaliteit en is niet zonder meer oplosbaar. Dit blijkt uit een vergelijking met andere projecten op dit gebied in Nederland en het buitenland. Het zou evenwel kunnen dat sommige nog enigszins verminderen als de modaliteit meer ingeburgerd raakt. Daar staat tegenover dat zo goed als alle jongeren het elektronisch huisarrest afronden en achteraf positief oordelen over zowel de mogelijkheid om de voorlopige hechtenis thuis door te brengen, als over de intensieve begeleiding door de jeugdreclassering. Ook de geïnterviewde ouders zijn in grote lijnen te spreken over de nieuwe modaliteit.

Een belangrijk punt is natuurlijk ook of het vanuit kosten-batenperspectief verantwoord is om deze modaliteit desnoods alleen voor een kleine groep jongeren in stand te houden (5) . Hoe verhouden zich bijvoorbeeld de kosten van reguliere vormen van voorlopige hechtenis en die van elektronisch huisarrest? Gezien de kleine aantallen zal de nieuwe modaliteit, in termen van kostenreductie, betrekkelijk weinig impact hebben. De toepassing van de enkelbandtechniek in de fase van de voorlopige hechtenis levert in ieder geval ook extra kosten op; er moet immers veel worden geïnvesteerd in de selectie-, advies- en begeleidingsfase. Mocht elektronisch huisarrest leiden tot minder recidive op lange termijn, dan resulteert dat in minder kosten voor politie en justitie. Bovendien kan een verminderde recidive bijdragen aan een reductie van onveiligheidsgevoelens in het algemeen (er is minder criminaliteit). Ervaringen in Engeland en Wales lijken te indiceren dat de modaliteit recidiveneutraal is. Uit de Verenigde Staten komen vergelijkbare signalen.

Wat ten slotte het inzetten van de elektronisch-huisarresttechniek bij detentiefasering betreft (waar alle partijen zich voor uitspreken): dit is opgenomen in de op 1 september 2001 van kracht geworden beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Op grond daarvan is het nu mogelijk om aan het einde van een detentie scholings- en trainingsprogrammas (STPs) in combinatie met elektronisch toezicht (6) op te leggen. Zo kan de overgang van gevangen zitten naar weer vrij zijn (nog) geleidelijk(er) gebeuren. Het verdient zeker aanbeveling om ook deze modaliteit te evalueren.

Voetnoten

1. Dikwijls wordt de term dagprogramma gehanteerd. In feite betreft het echter een weekprogramma, waarbij de weekdagen zo nodig ieder een verschillende invulling krijgen.
2. Aanzuigende werking is de mate waarin jongeren die nu elektronisch huisarrest hebben gekregen geschorst zouden zijn indien elektronisch huisarrest niet had bestaan.
3. Meisjes kunnen niet terecht in Kralingen voor nachtdetentie. 4. Jongeren die meermaals met politie en justitie in aanraking zijn gekomen kunnen in aanmerking komen voor ITB. Een rechter kan ITB in plaats van een vrijheidsstraf opleggen voor een periode van zes tot twaalf maanden. Het doel is het voorkomen van recidive door het vergroten van de sociale integratie en persoonlijke vaardigheden. ITB wordt vanaf het jaar 2000 gefaseerd landelijk ingevoerd. Begin 2003 moeten alle arrondissementen een ITB-aanbod hebben.
5. De vraag naar het kostenplaatje van elektronisch huisarrest maakt geen deel uit van dit onderzoek.
6. Elektronisch toezicht, omdat het een kale toepassing van de enkelbandtechniek betreft.

WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@best-dep.minjus.nl Redacteur: Hans van Netburg

---

Laatst gewijzigd: 11-03-2002