Partij van de Arbeid

!!GESPROKEN WOORD GELDT!!

Den Haag, 11 maart 2002

DE WADDEN: VIJF STERREN ACCOMMODATIE VOOR NATUUR EN MENS

BIJDRAGE VAN TINEKE WITTEVEEN-HEVINGA (PVDA) AAN HET NOTAOVERLEG KABINETSSTANDPUNT PLANOLOGISCHE KERNBESLISSING (PKB) DERDE NOTA WADDENZEE

I. HOOFDSTUK 1: AARD EN KADER VAN DE NOTA EN HOOFDSTUK 2: BELEIDSUITGANGSPUNTEN

Algemeen

We spreken vandaag over het unieke karakter van het Waddengebied met de Waddenzee zelf uiteraard als middelpunt. Het is terecht dat de Nederlandse regering dit gebied als een van de meest ongerepte laatste wildernissen van de Europese Unie wil beschermen. Wij hebben er veel waardering voor dat het kabinet naar aanleiding van het besluit over de gasboringen het initiatief heeft genomen om een nieuwe PKB te maken. Wij zijn er tevreden over dat we ook nog deze regeerperiode besluiten kunnen nemen.

Het Waddengebied is een internationaal natuurgebied met bijzondere kwaliteiten: een wetland waarin weliswaar ruimte is voor beperkt menselijk medegebruik, zoals dat voor alle wetlands in de wereld waar geldt, waar de natuur het primaat heeft.

Dit is gemakkelijk gezegd, maar hoe breng je dat in de praktijk? Zeker als je weet dat mensen, en vooral de inwoners van het gebied, inhoud moeten geven aan het beschermen van die natuur. Zeker als je vindt dat er in zo'n prachtig gebied ook geleefd en gewerkt moet kunnen worden; ook daar moet een boterham op de plank komen. Dat lijkt op het eerste gezicht een dilemma, een probleem.

Maar niets is minder waar. Tenminste als je luistert en gesprekken voert met de Waddenbewoners. De PvdA-fractie heeft dat gedaan.

We stelden, nu precies een jaar geleden, de discussienota "Een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor de Waddenzee als natuurgebied en voor het Waddengebied met zijn bewoners en gebruikers" op, en trokken daarmee het gebied in om naar de eigen ideeën van de mensen te luisteren over de vraag hoe zij vorm zouden willen geven aan de ontwikkeling van het Waddengebied. We werden bevestigd in onze stellingname dat het beschermen van dit overweldigende natuurlandschap het beste gediend is met draagvlak van de inwoners zelf: zij kennen het Wad als geen ander, het is hun brood en hun kip met gouden eieren.

Tijdens één van onze discussiebijeenkomsten - het was op Terschelling - zei een deskundige: 'Liever een vijf sterren eiland dan een vijf sterren hotel'. En deze uitspraak was precies de inspiratie voor de titel, die het zgn. PvdA-Waddenmanifest meekreeg, nl. "De Wadden: vijf sterren accommodatie voor natuur en mens". Dit manifest, een 20 puntenplan voor een duurzame ontwikkeling, is het uiteindelijke resultaat van onze Waddentour en dat kan rekenen op een breed draagvlak in het gebied.

De kern van het PvdA-standpunt: er moet via een inspirerende, maar vooral ambitieuze, aanpak gebruik gemaakt worden van de kansen die het Waddengebied biedt. We moeten nieuwe wegen inslaan die passen bij de maat, bij de schaal van het gebied. Blijvende werkgelegenheid die zijn wortels heeft in het gebied. Er moet aansluiting worden gezocht bij de initiatieven en ontwikkelingen die aan de gang zijn.

Denk aan de Stichting Duurzaam Texel, denk aan de Stichting Emplooi in Uithuizen die het idee van de Groene Kiosken heeft gelanceerd.

Maar de verantwoordelijkheid daarvoor van de Waddenbewoners is tegelijkertijd ons aller, een nationale verantwoordelijkheid en een gezamenlijke uitdaging. En daarom vindt de PvdA-fractie het bieden van een extra steun in de rug voor de Waddenbewoners niet alleen volstrekt gerechtvaardigd maar ook noodzakelijk. Het Waddengebied moet veel meer als een samenhangend geheel worden, waarin de aanpak van de relatief hoge werkloosheid aan de vaste wal vooral speciale aandacht verdient.

Zoals ik al zei, wij zijn er verheugd over dat de regering een nieuwe PKB heeft gemaakt n.a.v. de gasboringen. Wij waarderen het ook dat de regering heeft gekozen voor een planperiode van 10 jaar en een ontwikkelingsperspectief van

30 jaar. Mits dat kader en die tijd gebruikt wordt om die omslag naar een duurzame ontwikkeling te maken.

Natuurlijk zijn wij bijzonder tevreden dat de regering ons voorstel voor het, samen met de bewoners, maken van een duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief heeft overgenomen. Maar het gaat er vervolgens wel om

welke keuzes worden nu en de komende tijd gemaakt worden: hoe wordt dit concreet gemaakt met welk tijdpad en met welke financiële kaders? Krijgen ondernemers deskundige en financiële ondersteuning om die omschakeling naar een duurzame economie te maken?

Van hieruit gezien zijn wij er beslist niet gerust op en vinden wij dat het kabinet de verkeerde richting inslaat als het gaat om het investeren met overheidsgeld in dit gebied:


* Wel onderzoek naar de verdieping vaargeulen ten gunste van grote scheepvaartmaatschappijen maar geen positieve aandacht voor kleinschalige familiebedrijven, die voor 300.000 recreatieve zeehengelaars hun activiteiten van het pierensteken al 30 jaar in een klein stukje van de westelijke Waddenzee uitoefenen (kleinschalig gebruik maken van de natuurlijke hulpbronnen).


* Wel verder onderzoek naar de mogelijkheden verdere gasboringen ten gunste van grote gas- en olie-industrieën maar geen visie op hoe de vuurtorens als cultureel erfgoed voor bezoekers open kunnen blijven.


* Wel een visie op het uitbreiden van voor het Wad wezensvreemde nieuwe militaire activiteiten t.b.v. de nationale en internationale defensietaken maar geen visie op de wijze waarop blijvend de normering van voorzieningen, zoals het onderwijs en de zorg, op de Waddeneilandmaat kunnen worden aangepast.

De keuzes van de regering wijzen niet in de goede richting voor een duurzame toekomstige ontwikkeling van het Waddengebied. De gelden t.b.v. de voorgestelde onderzoeken kunnen beter besteed worden aan het oplossen van problemen waarmee ondernemers, die reeds langer actief zijn op het pad van duurzaam ondernemen, worden geconfronteerd.

Daarom dient mijn fractie een motie in (nr. 1) waarvan ik de inhoud kort toelicht.

Het maken van een duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief dient zeker, zoals ook de regering zegt, samen met de bewoners ontwikkeld te worden. Van belang is een eenduidig Waddenbestuur, ik kom daar nog op terug. De versterking van het Regionaal College Waddenbestuur zou een eerste goede aanzet kunnen zijn. Maar zou het niet ook een gedachte zijn om tot een soort van Waddenparlement te komen?

M.b.t. de noodzaak van aanpassingen in de normering van overheidsvoorzieningen is ons gebleken dat er voortdurend problemen zijn op de eilanden zijn omdat men niet voldoet aan de gemiddelde Nederlandse normering. Denk aan het onderwijs en de zorg. Een vraag m.b.t. het onderwijs: Vlieland heeft een wel een extra Waddenformatie gekregen, maar zal die straks weer verlengd worden? En de zorg: soms voldoen verzorgingshuizen niet of nauwelijks aan de normen of moeten huisartsen persoonlijk in uitvoerige röntgenapparatuur investeren omdat het vanwege de grote duur en afstand met de boot veel te lang duurt om naar de wal kunnen gaan. Het wordt zo steeds moeilijker om huisartsen te houden op de kleinere eilanden. Dat zijn geen houdbare omstandigheden om te leven en te werken. Daar moeten oplossingen voor komen. Een fonds of blijvend aangepaste normeringen?

Bestuurders in het Waddengebied worden horendol van de vele en diverse regels waarmee men geconfronteerd wordt. Kan dat niet anders? Wij willen dat onderzocht wordt welke mogelijkheden er zijn voor deregulering en decentralisatie. M.a.w. meer bevoegdheden in het gebied zelf, b.v. bij het Regionaal College Waddenbestuur. Juist en met name ook op de eilanden is creativiteit nodig om tot oplossingen te komen en creativiteit vereist ruimte via deregulering en decentralisatie. Er moet op basis van een convenant een zgn. Waddenregio-enveloppe ontwikkeld worden, waardoor samenhangend gebiedsgericht beleid gestalte kan krijgen.

Vanzelfsprekend hoort daar ook bij een financieel kader bij. Het is dan ook positief dat het kabinet (vraag 34) wil bekijken of aanvullende middelen nodig zijn. Hopelijk blijft het niet alleen bij EZ.

Maar kunnen ook niet de huidige diverse geldstromen - zoals die van LNV, Europese programma's, van EZ enz. - nu reeds samengebundeld worden zodat bestuurders en initiatiefnemers zoveel mogelijk met één loket en zo weinig mogelijk papieren rompslomp te maken hebben? De verhalen, die m.n. vanuit de wereld de duurzame landbouw komen, zijn triest en nodigen nauwelijks meer uit tot het gebruik maken van overheidsondersteuning. Voor creatief, risicovol investeren is continuïteit van subsidiemogelijkheden van belang.

Tot slot, in de motie wordt gesproken over de oprichting van een Wadden

Duurzaamheids Maatschappij. Het is uit mijn betoog al wel duidelijk geworden dat de omslag, die wij voorstaan, in de praktijk niet alleen veel tijd nodig heeft maar ook niet vanzelf door de markt zal gebeuren. Het doel moet natuurlijk zijn dat er een netwerkeconomie met een grote synergie tot stand komt waarvan het innovatief, duurzaam ondernemen met een behoorlijk kennisniveau de spil vormt.

Het zou prachtig zijn indien er ondersteuning zou zijn voor de ontwikkeling van nieuwe producten, inclusief voedselproducten, al of niet voorzien van Waddenkwaliteitskeurmerken - denk bijv. aan de nieuwe, populaire "roommossel", zoals bij Wieringen wordt gekweekt. De kennisontwikkeling, productie en de verwerking plus afzet moet dan ook zoveel mogelijk in het gebied plaatsvinden. Wat betreft de kennisontwikkeling deelt het kabinet (vraag 41) de mening dat daaraan aandacht moet worden geschonken. Toch vindt ik het antwoord wat te defensief. Kennis zou namelijk afgetapt moeten worden van landelijke instellingen, zoals NOVEM enz. Toch lijkt dat wat op eenrichtingsverkeer. En juist het behoud van ter plekke ontwikkelde, op basis van de praktijk gebaseerde kennis over zieke zeedieren, zoals bij het Opvang Vogelcentrum Fugelpits gebeurd, is belangrijk voor de regionale economie.

Denk bijv. aan de problemen die de Stichting Donatus op Texel en de Stichting Waddengroep hebben om doeltreffend in te spelen op de vraag naar hun ecologische Waddenproducten in het buitenland. Of denk aan de kwetsbaarheid van de kleine "ecologische" melkfabriek op Terschelling wegens misschien opvolgingsproblemen.

Verder is het alom bekend dat banken vinden dat ze er niet voor zijn om kleine kredieten te verstrekken. Juist het snel kunnen beschikken over kleinere kredieten kunnen een innovatieve ondernemer helpen om het bedrijf voldoende impulsen te geven.

Een Wadden Duurzaamheids Maatschappij zou een uitstekende bijdrage kunnen leveren aan de realisering van die omschakeling naar een sociaal economische ontwikkeling vanaf nu naar 2030, waarbij al deze genoemde vraagstukken aan de orde zijn. Het is niet alleen een steun in de rug voor die ondernemers die dat pad al zijn opgegaan. Het zal zeker ook andere ondernemers en bedrijfstakken uitdagen om op termijn anders aan de slag te gaan.

Ten aan zien van een Wadden Duurzaamheids Maatschappij moeten nieuwe wegen ingeslagen worden voor wat betreft zowel de rol van de overheid als die van ondernemingen, financiële instellingen en de individuele burger. De rol van de overheid kan verschuiven naar financieel faciliterend. De rol van financiële instellingen is toegespitst op zoveel mogelijk marktconforme financiering. De rol van de burger kan invulling krijgen via aandelen, spaargelden, achtergestelde leningen, borgstelling en donaties. Ook via deze weg kan iedere burger in Nederland, die dat wil, zelf bijdragen aan een duurzame toekomst voor de Wadden.

Het is dus prachtig dat het kabinet de noodzaak van een duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief erkent . Het gaat over een grote diversiteit aan aspecten, waarin zeker de eerste tijd coördinatie noodzakelijk is. Is de minister van VROM bereid deze coördinatierol op zich te nemen?

V.w.b. het tijdpad: het kabinet zegt één à twee jaar nodig te hebben. Dat is toch veel te lang? In ieder geval zouden wij graag nog vóór de zomer een eerste aanzet ontvangen. Graag een reactie van de minister.

De uitvoering van deze motie zal tenslotte betekenen dat de inwoners de garantie krijgen dat het gebied niet op slot gaat en b. dat men van de rijksoverheid een steun in de rug krijgt bij het duurzaam beschermen van het Waddengebied.

Het zal tevens een goede bouwsteen voor de opdracht die aan de CdK van Friesland is gegeven om een internationaal perspectief gestalte te geven in de komende vijf jaar.

Waddenadviesraad

Eigenlijk bestaat op dit moment de Waddenadviesraad niet meer - zie het antwoord op o.a. vraag 203 over de huidige juridische status van de Waddenadviesraad: die is m.i.v. 1 januari 2002 geëxpireerd. De PvdA-fractie is van mening dat deze zeer breed samengestelde regeringsadviesraad deskundige adviezen heeft ontwikkeld en die vanwege de brede pluriforme samenstelling kon rekenen op een breed draagvlak.

Wij hebben er waardering voor dat de regering het wetsvoorstel tot instelling van de Raad aan de Kamer heeft gezonden, wij zullen meewerken aan een snelle behandeling. Maar wij vragen ons toch af hoe het toch mogelijk is dat het kabinet deze vacuümsituatie heeft laten ontstaan. Dat is toch buitengewoon ernstig, m.n. voor de toch wel onzekere situatie waarin werknemers van deze raad nu verkeren. Wat is de oorzaak?

Wij zullen meewerken aan een snelle behandeling waarbij in ieder geval de aanwezigheid van een redelijke hoeveelheid menskracht in de toekomst beter gegarandeerd moet zijn. Er is heel veel ingewikkeld werk aan de winkel, waarbij de raad een goede functie kan vervullen de komende jaren. Zeker ook internationaal. Graag een reactie en antwoord op de vraag welke adviezen er op dit moment eigenlijk lopen.

II. HOOFDSTUK 3: BELEIDSKEUZEN

Allereerst vooraf over de gebiedsbegrenzing. Het lijkt alsof het kabinet oplossingen biedt voor de wirwar van gebiedsbegrenzingen, maar mijn indruk is dat hiervan niet veel in de praktijk merkbaar is. Ook de toelichting overtuigt niet heel erg.

Ik noemde zojuist al even dat het voor bestuurders ingewikkeld is rekening te houden met de diverse soorten van natuur- en milieuregelingen. Daarom stelde ik vragen over deregulering, maar ook eenvoud m.b.t. de gebiedsbegrenzingen en de bijbehorende beschermingsregimes is aantrekkelijk.

Verschillende, wetten en regelingen kennen ieder hun eigen criteria op grond waarvan grenzen bepaald worden. Desgevraagd zegt de regering dat ze een eenduidig afwegingskader heeft geformuleerd. Maar de kaartjes, zoals in deel III aangegeven, kennen toch weer verschillende grenzen. Zo bevinden de Vogelrichtlijn- en SGR-gebieden zich weer buiten het PKB-gebied, maar binnen het Waddengebied. Wat is er tegen om Vogelrichtlijn gebied gewoon bij PKB-gebied te trekken? Dan is het pas echt eenvoudig en zal de overheid hetzelfde afwegingskader moeten toepassen. Waarom die differentiatie? Ik zie de logica er niet van, maar wel heel veel nadelen (antwoorden pag. 3).

Paragraaf 3.1: Ruimte voor natuur en landschap


* De PvdA-fractie kan instemmen met deze paragraaf.

* Kan het kabinet iets melden over duurzamere zeehonden- en vogelopvang? Esbjerg? Wat is de stand van zaken van de verplaatsing van Fugelpits? Visie regering oprichting (internationaal) kenniscentrum zeedierenopvang?


* Graag wil ik hier het belang van integraal waterbeheer en natuurontwikkeling onderstrepen, bijv. ook in combinatie met toeristisch-recreatieve voorzieningen, zoals een integrale aanpak van herstel van oevers en kaden gecombineerd met de aanleg van fietspaden, kanoroutes of routes voor de kleine pleziervaart.


* Het punt van betere afvalinzameling: tot nu toe is het zo dat het in Nederland geld kost om scheepsafvalstoffen af te geven, een logische gedachte omdat dan de vervuiler betaalt. Maar het gevolg is dat het financieel interessant blijft om het afval over de muur zetten, dus in zee te dumpen. Een betere mogelijkheid zou zijn, via de havengelden, te betalen zodat er geen financieel voordeel te halen valt met dumpen. Dit systeem wordt al in beide andere Waddenlanden toegepast. Ook moeten er betere voorzieningen komen voor de recreatie, maar vooral de chartervaart voor de afgifte van afvalstoffen door middel van havenontvangstinstallaties.


* Het is van groot belang dat de economische waarden van het Waddengebeid geactualiseerd worden. Ook moeten door het Rijk rekenmodellen ontwikkeld worden voor de ontwikkelingen en voor toepassing van die rekenmodellen bij afwegingen tussen ecologie-economie. In het buitenland zijn hier al positieve ervaringen mee (in de Verenigde Staten bijvoorbeeld) en het is goed dat het kabinet, zoals geantwoord bij vraag 44, daar verdere informaties over inwint. Het gaat om een boeiend punt. Wanneer denkt het kabinet verdere informaties aan de Kamer te kunnen zenden en m.n. ook over de wijze waarop ze bij het afwegingskader zullen worden betrokken?

Wat verrast ben ik door het antwoord over het standpunt van de regering dat het ecologische draagvlak van een dermate dynamisch ecosysteem als de Waddenzee niet kan worden bepaald. Kan de regering daar een toelichting op geven?

Paragraaf 3.2.: Ruimte voor menselijke activiteiten

Ad c: Veiligheid en ad d: Scheepvaart

Tijdens de Waddentour zijn wij diverse keren geconfronteerd geweest met het aspect van veiligheid. Elke dag varen er nogal wat schepen met gevaarlijke lading dichtbij of door het Waddengebied, Tot nu toe gaat dat vrijwel altijd goed, maar er is veel zorg over als het een keer echt misgaat.

Op de eilanden is men vooral beducht voor rampen op de Noordzee. Vandaar dat gedacht wordt aan verlegging van internationale vaarroutes meer naar het noorden, meer en beter materieel voor calamiteitenbestrijding inclusief het ontwikkelen van plannen en het houden van oefeningen, een betere coördinatie tussen de verschillende diensten die betrokken zijn bij calamiteitenbestrijding en nieuwe trilaterale afspraken e.d.

In Esbjerg is afgesproken dat de Waddenzee door Nederland, Duitsland en Denemarken zal worden aangemeld bij de International Maritime Organization (IMO) als Protected Special Sea Area. Ook tijdens Noordzee Conferentie (in maart 2003) zal een betere calamiteiten bestrijding hoog op de agenda staan.

Nu de loodsplicht recentelijk is versoepeld, moeten we kijken naar de mogelijkheden om zeeschepen met gevaarlijke lading loodsplichtig te maken door het ontwikkelen van een vergunningensysteem. Daarvoor zijn ook meld- en volgstystemen nodig. In Europees verband gaat het om de aanscherping van de risicoaansprakelijkheid.

Om de veiligheidsaspecten wat steviger ter hand te nemen dien ik een motie (nr. 2) in. Graag een reactie van het kabinet.

Ad g: Kabels en buisleidingen

We hebben geen problemen met de voorliggende tekst. Wel twee aandachtspunten.


* Ten eerste: in alle voorgaande stukken was de zgn, F3 leiding in Groningen opgenomen. Die staat nu niet meer op de kaart vermeld in deel III. Mag ik aannemen dat het hier gaat om een vergissing?


* Ten tweede: steeds meer wordt een beslag gelegd op de ondergrond, zowel de diepe als de ondiepe. Sommige activiteiten, zoals mijnbouwactiviteiten, hebben op beide betrekking. Er kunnen tegenstrijdige belangen zijn, waarbij ook de aanleg van kabels en buisleidingen aan de orde kan zijn. Mijn vraag is: wordt het niet eens tijd dat we nadenken over een structuurschema gebruik (diepe) ondergrond? Een proefschrift van mevrouw Tromp van de Rijksuniversiteit Groningen over het Waddengebied vestigde daarop ook nog weer eens de aandacht. Hoe kijkt het kabinet daartegenaan?

Ad h: Havens en bedrijventerreinen


* De PvdA-fractie steunt het beleid van het kabinet om een zeewaartse uitbreiding niet toe te staan - ondanks de grote druk daartoe van de zijde van de havensteden. Het zou hier om grootschalige ingrepen gaan en dat is niet de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan de uitdaging waarvoor ook de havens zich geplaatst zien.

En ik ook graag een toelichting willen op de vraag waarom de overheid onderzoek subsidieert naar het uitdiepen van de vaargeulen. Is dat niet juist de deur op een kier zetten voor ontwikkelingen die wij niet willen?

Hoe denkt het kabinet over de suggestie om in het kader van het duurzame sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief, op basis van een convenant tussen het Rijk en de havens, uitvoering te geven aan een duurzame ontwikkeling, waarin bijvoorbeeld vergroening van de bedrijventerreinen aan de orde is? En waarin gekeken wordt op welke wijze Den Helder meer gebruik kan maken van zijn toch wel erg directe ligging aan de Noordzee? Zoals het gehele kustgebied aan de vaste wal heeft ook Den Helder te kampen met werkloosheidsproblemen vanwege o.a. de vermindering van de marineactiviteiten en getuige ook het extra programma Kop en Munt.


* Van groot belang acht mijn fractie voorts dat Denemarken, Duitsland en Nederland in het Waddengebied niet met elkaar concurreren op natuur- en milieuwaarden. Daar moet op de kortst mogelijke termijn een einde aangemaakt worden. Dan staan er twee wegen open: óf ieder land gaat door met eigen stokpaardjes, zoals bijv. Duitsland met de grootschalige ingreep van een Emsperrwerk, óf de landen ontwikkelen instrumenten waarmee dergelijke activiteiten een halt wordt toegeroepen. Wij kiezen voor het laatste en dat betekent heel concreet: wil de regering initiatieven nemen opdat ieder land op dezelfde, maar vooral ook op zorgvuldige wijze het Vogel- en Habitatsafwegingskader toepast? Kan dan niet, in afwachting daarvan, beter gewacht worden met het financieren van onderzoek naar de uitdieping van de vaargeulen (vraag 51 en 54)?

En, eerlijk gezegd, ik vind het nogal vreemd dat een onderzoek naar de effecten van een mogelijke verdieping van één of meer vaargeulen in verband wordt gebracht met een duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief, omdat uitdieping zeker gevolgen zal hebben voor de natuurwaarden van de Waddenzee. Wat zijn de kosten van dat onderzoek?

Voorts zie ik met belangstelling uit naar informatie over onderzoeken die gaande zijn m.b.t. de Eemshaven als visserijhaven. Met name ben ik geïnteresseerd in de mogelijke gevolgen - zowel kwantitatief als kwalitatief
- voor Lauwersoog als vissershaven met een afslag en Harlingen. Wil het kabinet ons daarover informeren?

Ad k: Diepe delfstoffen

Om te beginnen betreur ik het dat we pas hedenochtend antwoorden hebben ontvangen.

De PvdA-fractie heeft goede nota genomen van het onderzoek dat V&W doet naar de sedimenthuishouding van de Waddenzee en de uitwisseling van sediment met de Noordzee in relatie tot zeespiegelstijging (als gevolg van klimaatverandering) en de noodzakelijke beperking van de zandwinning. Terecht stelt het kabinet dat de effecten van zeespiegelstijging en bodemdaling elkaar versterken en dat dat leidt tot vergroting van de zandhonger van de Waddenzee. Hiermee wordt het reeds door de PvdA-fractie ingenomen standpunt bevestigd. Wanneer kunnen de onderzoeksresultaten worden verwacht?

De kwestie bodemdaling was een van de factoren die aan de orde waren bij het gasdebat in november 1999. Nu wil het kabinet ook op dat punt verdergaan met onderzoekingen Wat zijn daarvan de kosten? Dat blijven wij overigens weggegooid geld vinden, ook tegen de achtergrond van wat ik net al zei over o.a. de relaties tussen bodemdaling en zandhonger.

In deze PKB moet ook het kabinet definitief duidelijkheid geven over de te varen koers m.b.t. nieuwe mijnbouwactiviteiten. Daarom dien ik de volgende, amenderende motie in (nr. 3).

Ad l: Windturbines

Er is rondom dit onderwerp veel turbulentie. We moeten er ook zo zorgvuldig mogelijk mee omgaan omdat blijkbaar door de provincies Noord-Holland en Friesland al veel voorbereidend werk verricht is.

De PvdA-fractie is bezorgd of alle door te lopen procedures wel in de juiste volgorde plaatsvinden. Hier komt nog bij dat de PvdA-fractie nogal wat verschil van mening heeft met het kabinet over de implementatie van de Habitatrichtlijn, o.a. voor wat betreft de gehele systematiek van de vergunningverlening en de verantwoordelijkheden m.b.t. het uitvoeren van de Habitatttoets door het ministerie van LNV. Ik licht dat als volgt toe.

De PvdA-fractie geeft een hoge prioriteit aan de ontwikkeling van windenergie omdat het broeikaseffect moet worden teruggedrongen. Juist ook daarom heeft Margreeth de Boer destijds een eigen windplan gepresenteerd en we zullen binnen kort met een vervolg komen, waarbij ook de plaatsing van windmolens op zee wordt betrokken.

De regering heeft convenanten gesloten met alle provinciebesturen voor het realiseren van de taakstelling. In het kader daarvan hebben de provincies Friesland en Noord Holland voor hun taakstelling de locatie om en nabij en in de Waddenzee uitgezocht, het zgn. IPWA plan.

De Kamer wordt in deze PKB daarmee nu al geconfronteerd, zonder dat het kabinet aan de Kamer informatie heeft toegezonden over de resultaten van alle te nemen stappen. Maar blijkbaar weet het kabinet al wel dat er schade zal zijn, want in het antwoord op vraag 94 spreekt de regering als vanzelfsprekend over "de vereiste compenserende maatregelen" wegens natuurschade. Maar tegelijkertijd zijn de meningen verdeeld. Ook erkent het kabinet dat het behoud van het unieke open landschap op gespannen voet staat met de plaatsing van windturbines (zoals overigens ook bij boorplatforms en boortorens het geval is). En dus moet er uitgebreid inzicht komen in de mogelijke redenen van dwingend openbaar belang en de vraag of er alternatieven m.b.t. windenergie op land en zee in relatie tot het translocatiebeginsel aan de orde zijn. Over dit laatste zijn de meningen ook erg verdeeld.

Al die meningsverschillen zijn niet zomaar weg te poetsen. Het verbod binnen het Stade Verdrag is er ook niet voor niks en dat verklaart ook dat het gemeenschappelijk Waddenzee Secretariaat een rapport zal opstellen om verdere discussie over dit onderwerp op feitelijke grondslag te kunnen laten plaatsvinden. Wanneer zal die discussie met Duitsland en Denemarken afgerond zijn?

Dit alles overziende leidt de PvdA-fractie tot de volgende conclusie. Windenergie in de Waddenzee kan een reden van zwaarwegend openbaar belang kan zijn, maar dan moet er eerst maximale duidelijkheid zijn dat het plaatsen van windturbines in de Waddenzee verboden is tenzij de uitkomst van de toets op de Habitatrichtlijn het toelaat.

De wijze waarop het kabinet een uitzondering voor het IPWA-plan heeft geformuleerd in de PKB, suggereert een volgorde die wij niet wenselijk vinden. Het is voorbarig en onnodig om reeds nu een uitzonderingspositie voor het IPWA-plan te claimen.

Om deze redenen dien ik de volgende motie (nr. 4) in.

Duurzame energie

De ontwikkeling en toepassing van besparingstechnieken en duurzame energie in het Waddengebied is zeker een onderwerp dat een plaats verdient in het duurzame sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief. Gedacht moet worden aan zon, getijden, biomassa, aardwarmte, warmte die vrijkomt bij de zoutwinning en aardwarmte. Op verschillende Waddeneilanden zijn bijzonder interessante initiatieven in ontwikkeling, zoals b.v. het project Vlieland Duurzaam.

Wij zouden graag zien dat energie een afzonderlijke poot wordt binnen de Wadden Duurzaamheids Maatschappij. Maar daar hoeven we niet op te wachten. Wij stellen reeds nu voor om het projectbureau Duurzame Energie een energiescan te laten maken opdat alle potenties voor een duurzame energiehuishouding maximaal worden benut in het Waddengebied, waarin de lopende initiatieven een plek kunnen krijgen. De PvdA-fractie verzoekt aan het kabinet om op basis van dit voorstel een plan van aanpak samen te stellen, samen met het Waddengebied en daarover nog vóór het einde van dit jaar te rapporteren aan de Kamer. Graag een reactie.

Ad o: Recreatie

Recreatie en toerisme, waaronder ook met cultuurtoerisme, is een belangrijke pijler van de Waddeneconomie. Ook daar zal de slag naar duurzaamheid gemaakt moeten worden, met behulp van de Wadden Duurzaamheids Maatschappij.

Eén van de problemen, m.n. op de vaste wal, is de ijkbaarheid van de diverse initiatieven: ze liggen geografisch erg ver uit elkaar en de initiatiefnemers hebben onderling nauwelijks contacten. Men zou veel meer van elkaar kunnen leren.

Ook de gedachte van de netwerkeconomie verdient bijzondere aandacht. De roommossel uit Wieringen moet m.n. ook in het Waddengebied zelf gepresenteerd worden, om maar iets te noemen.

Het antwoord op vraag 135, dat op basis van het duurzaam sociaal-economisch ontwikkelingsperspectief bezien zal worden of aparte stimuleringsvoorstellen nodig zijn voor de vaste wal van Noord-Holand, langs de Friese waddenkust tot Noordoost Groningen, vind ik veel te vrijblijvend. De noodzaak daarvan kan ik nu al wel vaststellen. Het kabinet weet toch ook wel dat de werkloosheid hoog is aan walkant van de Waddenzeekust?

Dat vereist ook een andere omgang met de gevolgen van de bodemdaling door zoutwinning m.b.t. waterhuishouding: geen stuwen e.d., want daarmee maak je voor de toekomst kleinschalige watersport en pleziervaart onmogelijk. Onbelemmerde doorvaarten zijn dan niet meer mogelijk. Wil het kabinet zich daarvoor inspannen en wanneer kunnen we daarover het resultaat horen?

De PvdA-fractie zou een sterkere ontwikkeling aan de wal m.b.t. (inclusief cultureel-) toeristische activiteiten toejuichen. Dat is op zichzelf al goed. Maar daarmee zouden ook de soms wel erg drukke Waddeneilanden enigszins ontlast kunnen worden. Hoe kijkt het kabinet daartegenaan?

Een vraag, die hiermee ten dele verband houdt: er is discussie over de vraag of de PKB-tekst m.b.t. de beheersbaarheid van de recreatiedruk wel spoort met de afspraak dat daarover een convenant zal komen. Volgens de provincies zijn er andere, wellicht betere instrumenten, zoals quotering bij het doorlaten van sluizen , dan het beperken van het aantal ligplaatsen tot maximaal 4400 om die recreatiedruk tegen te gaan. Wil het kabinet daar eens uitvoerig op ingaan?

Ik vraag ook aandacht voor het karakteristieke cultureel erfgoed van de Wadden, nl. de vuurtorens. Het bezoeken daarvan is een bijzondere belevenis. Dat hoort erbij en juist het bezoeken daarvan wordt bedreigd - zie de reeds gesloten Brandaris en de ontwikkelingen op Ameland. De problemen zijn steeds verschillend van aard, zoals b.v. veiligheidskwesties. Daar moet toch iets aan te doen zijn. Ik wil het kabinet verzoeken om met de betrokken gemeenten een plan van aanpak te ontwikkelen waarmee openstelling behouden bljjft, dan wel hernieuwde opening bevorderd wordt.

Daarom de volgende motie (nr. 10). Graag een reactie.

Ad p: Visserij en ad r: Pierenwinning

Een paar punten van aandacht.

1. De schelpdiervisserij is nu zelf bezig met het maken van de omslag richting duurzaam vissen (zie ODUS-visie, juni 2001 "Uit de schulp"). Gedacht moet worden aan grotere selectiviteit in de vistechniek, uitdunnen, kleinere schepen e.d. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze voornemens en welke criteria hanteert zij voor "duurzame visserij"?

Naar aanleiding van de evaluatie van het schelpdiervisserijbeleid moet in 2003 moet bekeken worden welke nadere maatregelen nodig zijn, zoals bijv. flexibeler beheersafspraken die in het voordeel van natuur én van visserij kunnen werken.. Die initiatieven moeten vanuit de sector ondersteund worden. Het zou mooi zijn indien men in 2003 "klaar" zou zijn om die omslag daadwerkelijk te maken. Is het een realistische gedachte om die beide processen - het afbouwen van de huidige vistechnieken en het tegelijkertijd opbouwen van de duurzaamheidsslag - parallel te doen laten verlopen? En zo ja, wat is daarvoor aan handhaving en monitoring nodig? Staan de huidige PKB-teksten daarbij niet in de weg?

En hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de situatie dat de garnalenvisserij al duurzaam zou zijn?

Hoe kan de uitvoering van de motie Dijsselbloem/Augusteijn-Esser (vraag 145, kosten: 55,3 en 95.3mjl Euro voor een warme saneringsregeling mechanische kokkelvisserij) bijdragen aan die gewenste omslag?

2. Zoals ik al in het begin van mijn betoog aangaf, is het enigszins storend dat grootschalige activiteiten de ruimte krijgen en de kleinschalige activiteiten als het ware worden afgeknepen. Dat heeft werkgelegenheid gekost en zal in de toekomst de creatie van arbeidsplaatsen ook belemmeren. Daarom moeten zeker, als onderdeel van duurzaam ontwikkelingsperspectief kleinschalige, geïntegreerde visserij worden gestimuleerd.

De Werkgroep Geïntegreerde Visserij initieert projecten voor de terugkeer van flexibele, kleinschalige visserijbedrijven die goed passen in het beheer van ecologisch kwetsbare zeegebieden. Voor die kleine visserij is het belangrijk dat men kan inspelen op veranderende visbestanden en marktsituaties. Juist het vermogen tot veranderen kan een onevenredig zware aantasting van visbestanden of biotopen voorkomen. In de laatste twee decennia is het vooral de regelgeving die deze flexibiliteit te niet doet. De inhoud van deel III zal leiden tot het voortduren van deze trend.

Tegen deze achtergronden leg ik de volgende motie (nr. 6) voor.

V.w.b. Japanse oesters: graag verneem ik een uitgebreide reactie van de staatssecretaris op de volgende punten.


* Het plan voor een experiment met een kleinschalige oesterkwekerij - de zgn. Japanse oester, een uitheemse soort, in de Waddenzee aan de oostkant van Texel. Het is een activiteit die past bij het karakter van de Waddenzee. De garantie voor kleinschaligheid kan worden vastgelegd in een te verlenen kweek- en perceelvergunning (wel oestervaartuig met twee sleepkorren).


* Het rapen van de Japanse oesters in de PKB mogelijk te maken t.b.v. restaurants/eetgelegenheden in het Waddengebied. Wanneer zal het onderzoek klaar zijn over de vraag of er sprake is van verdringing van mossel- en kokkelbestanden door de Japanse oester in de Waddenzee?

Over het winnen van pieren: waarom vind LNV ontheffing eigenlijk een te licht document voor de activiteit Wadpierenvissen? En waarom is een aanvraag voor een subsidie van het bedrijf Arenicola defodiens te kweken zonder argumentatie afgewezen, terwijl het kabinet zegt kweek te willen stimuleren en daarbij ook wijst op de mogelijkheden van een innovatieproject. Ik moet u zeggen: ik heb het hele dossier van het bedrijf Arenicola bestudeerd. Het is kleinschalige werkgelegenheid en het hoort traditioneel bij de Waddenzee. Nogmaals: waarom wel een studie naar bijv. uitdieping van de vaargeulen en waarom wordt hier zo benepen over gedaan?

Ad q: militaire activiteiten

Het gaat om een groot scala aan militaire activiteiten: het Amfibisch Oefenkamp van de mariniers op Texel, de schietrange van de Luchtmacht en het cavalerieschietkamp op de Vliehors, de schietbaan Marnewaard en de verplaatsing van marinekamp Valkenburgh naar de Kooy.

De fractie van de PvdA onderschrijft de noodzaak van militaire oefeningen. Dat hangt samen met de internationale verplichtingen, die wij vrijwillig zijn aangegaan om bijv. bij te dragen aan vredesoperaties. Maar militaire oefeningen zijn in het Waddengebied wel heel erg wezensvreemd. Het rijden van tanks in de zomer op het strand wekt terecht ergernis en draagt zeker niet bij aan een positief toeristisch klimaat. Heeft het leger wel vergunningen op basis van de Natuurbeschermingswet?

Gelukkig erkent ook het kabinet de noodzaak van de afweging tussen natuur en milieu en noodzakelijke oefenbehoeftes. Maar daarom is het des te verbazingwekkender dat er eerder sprake is van een toename in plaats van een een afname.

Wij kunnen ons het standpunt van de provinciale besturen goed voorstellen om de activiteiten af te bouwen. Op de Vliehors is sprake van afnemende activiteiten; zo ongeveer 95%, of misschien nog wel meer, van de vliegoefeningen vinden zo langzamerhand plaats in het buitenland. Bovendien is het laagvliegen een eigen militair-politieke keuze van Nederland. De PvdA-fractie vindt dat toename al helemaal niet aan de orde kan zijn en vraagt zich verder af of het afbouwen van de Landmacht op termijn niet tot de mogelijkheden kan behoren en of plaatsing van simulatoren geen mooi alternatief voor de vliegoefeningen zou zijn. Hetzelfde deden we ongeveer 11 jaar terug, toen het kabinet besloot tot plaatsing van simulatoren op de zeevaartschool op Terschelling. Hiermee doel ik uiteraard ook op de problematiek van het vervallen van de werkgelegenheid op Vlieland. Daar moet alternatieve werkgelegenheid voor komen te zijner tijd.

Tegen deze achtergronden dien ik de volgende moties in (nrs. 7,8 en 9).

III. HOOFDSTUK 4: AFWEGINGSKADER

Hier heb ik al het nodige over gezegd.

Wij zijn niet gerust op een goede afloop van de implementatie van de Habitatrichtlijn. Hier hoort ook bij het signaal dat wij in het weekend nog van de Waddenprovincies ontvingen, waarin zij hun zorg uiten over wat de voorgestelde wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in de praktijk met zich meebrengt: de decentralisatie van bevoegdheden aan de Waddenprovincies (dus bevoegdheden die zij uitoefenen in het Waddenzeegebied) wordt vrijwel ongedaan gemaakt. De regering bestrijdt dat desgevraagd. Op z'n minst moet geconcludeerd worden dat er dus onduidelijkheid bestaat. Wij wachten de nota n.a.v. het verslag af.

Wel vraag ik nu al of de staatssecretaris bereid is een visie over het Waddengebied te ontwikkelen m.b.t. hoe om te gaan met natuurcompensatie. Nogal wat overheden hebben een richtlijn ontwikkeld en die zouden toch zoveel mogelijk gelijkluidend moeten zijn.

IV. HOOFDSTUK 5: DOORWERKING EN EVALUATIE VAN HET WADDENZEEBELEID

Laat de doorwerking van het Waddenzeebeleid zich niet beperken tot slechts de nationale dimensie. Voor het internationale aspect is solidariteit met vergelijkbare gebieden van belang. Nederland is niet het enige land ter wereld met een Wadden- of wetlandgebied, dat naast natuurwaarden ook economische functies kent. Het is daarom belangrijk om in het Waddengebied een vorm van internationale solidariteit te benadrukken. Een mogelijkheid daarvoor is een wetlandfonds voor Benin. Is de minister bereid in overleg te treden met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking?

V. HOOFDSTUK 6: BESTUURLIJKE ORGANISATIE

Over het belang van een stevig Waddenbestuur zei ik ook reeds het nodige aan het begin van mijn betoog. Ik bepleit nogmaals met nadruk het belang van een democratische inbedding van het bestuur, bijv. door het instellen van een Waddenparlement. Wil het kabinet deze suggestie meenemen in het onderzoek?