Vrije woord gaat meestal boven verbod op discriminatie 8 maart 2002


- Van onze verslaggeefster Janny Groen

Wanneer grondrechten als het verbod op discrimineren botsen met de vrijheid van meningsuiting, geven rechters en semi-rechterlijke instellingen vrijwel altijd voorrang aan het vrije woord. Wel verboden zijn het op een kwetsende wijze ontkennen van de holocaust en van het dagboek van Anne Frank.

Tot deze conclusie komen de juristen Aranka Kellermann en Jacky Nieuwboer, die 224 nieuwe uitspraken op het terrein van rassendiscriminatie bundelden. Hun donderdag gepresenteerde boek Rechtspraak Rassendiscriminatie bestrijkt de periode 1995-2000 en behandelt het oordeel van rechtbanken (tot en met de Hoge Raad), de Raad van de Journalistiek (RvJ), de Reclame Code Commissie, de Commissie Gelijke Behandeling en de Nationale Ombudsman.

'Vrijheid van meningsuiting wordt terecht als een groot goed beschouwd', zegt Kellermann, die evenals haar collega Nieuwboer werkt voor het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR). Zij onderschrijven grotendeels de uitspraken in de bundel waarin de vrijheid van meningsuiting wordt behandeld, maar menen dat met name de uitspraken van de RvJ scherper getrokken moeten worden.

Zo hebben ze moeite met wat schrijver/regisseur Theo van Gogh van die raad allemaal mag. In een zaak die in augustus 1997 diende, noemt Van Gogh Allah een lul. Verder provoceerde hij: 'In hoeverre moet je blijven praten met gelovigen bij wie jij als eerste in aanmerking komt om voor hun gedroomde vuurpeloton de zegeningen van Allah te ondergaan?' De RvJ oordeelde dat dergelijke uitspraken door de beugel kunnen, omdat ze zijn gepresenteerd in de vorm van 'een satirisch opgezette column, waarin overdrijven een stijlmiddel is.'

De mondige Nederlander mag veel vinden, maar holocaust-revisionisme is niet toegestaan. 'Dat wordt ook in een concept kaderbesluit van de Europese Commissie verboden', zegt Nieuwboer. Met meningen an sich kan de rechter niet zoveel, meent ze. Anders is het als kwetsende uitspraken zijn gedaan in de publieke arena, tijdens demonstraties. Of als ze zijn gevat in folders die actief worden verspreid. Nieuwboer: 'Dan kom je met uitspraken als ''multiraciale hutspot'', ''illegale vreemdelingen'', ''asielbedriegers, rot op naar je eigen land'' en ''Holland voor de Hollanders'' bij de rechter in problemen.'

De LBR-juristen vallen niet achterover van de straffen. Nieuwboer: 'De kwetsende partij krijgt hooguit een boete opgelegd van enkele honderden euro's. Wij vinden dat zwaarder zou moeten worden gestraft. Europese wetgeving stelt dat straffen afschrikkend moeten zijn. Dat zijn ze vaak niet. Gevangenisstraf komt vrijwel niet voor, terwijl maximaal een jaar cel kan worden opgelegd.'

Toch vinden Kellermann en Nieuwboer de juridische praktijk niet ontmoedigend. Kellermann: 'Heel belangrijk is het verbod van Centrumpartij'86. In dit jaar van verkiezingen, met de opkomst van Pim Fortuyn, de nasleep van 11 september en de groeiende kloof tussen autochtonen en moslims, is het prettig te weten dat kwaadaardige standpunten bestreden kunnen worden.'

Rechters gaan niet lichtzinnig over tot het verbieden van een politieke partij. Zo is in 1978 vergeefs geprobeerd de Nederlandse Volksunie tot verboden partij te verklaren. De bundel biedt een juridisch handvat. Directeur Hubert Fermina: 'Het is verkiezingstijd, emoties lopen hoog op. Minderheden en asielzoekers zijn doelwit. Wanneer kun of moet je ingrijpen? In deze bundel vinden stadsbestuurders en andere autoriteiten argumenten die hen kunnen helpen met kwetsende uitlatingen of afbeeldingen om te gaan.'