Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten
Tweede Kamer der Staten-Generaal Afdeling Golfstaten
Binnenhof 4 Bezuidenhoutseweg 67
Den Haag Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 8 maart 2002 Behandeld ir.D.C.van Ginhoven
Kenmerk DAM/GO- 63/2002 Telefoon (070) 348 6168
Blad 1/1 Fax (070) 348 6639
Bijlage(n) 1 E-mail dam@minbuza.nl
Betreft Antwoord op vragen van het Lid Karimi
over het rapport van Amnesty International
'Empty promises: Government commitments
and the state of human rights in Yemen'
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het Lid Karimi over het rapport van Amnesty International
'Empty promises: Government commitments and the state of human rights in
Yemen'. Deze vragen werden ingezonden op 5 februari 2002 met kenmerk
2010205400
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelings-samenwerking, op vragen
van het Lid Karimi (Groenlinks)
Vraag 1
Herinnert u zich het antwoord van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking
op de vraag wat haar oordeel was over het rapport van Amnesty International
(AI) 'Empty promises: Government commitments and the state of human rights
in Yemen' van juli 1999? Heeft u zich inmiddels een definitief oordeel over
dit rapport gevormd? Zo ja, wat is dit oordeel?
Antwoord
Ja. Onder de aantekening dat de Jemenitische regering nog altijd geen
officiële reactie op het rapport heeft gegeven en niet in staat is gebleken
de eerdere toezeggingen aan Amnesty International (AI) volledig waar te
maken, is er geen wijziging gekomen in het eerder oordeel. Daaraan kan thans
het volgende worden toegevoegd. Op 6 februari 2000 werd een
samenwerkingsovereenkomst met de United Nations High Commisisoner for Human
Rights getekend. Deze overeen-komst omvat technische assistentie,
institutionele ontwikkeling en projecten gericht op het handhaven van de
mensenrechten in Jemen. Het aanstellen van een Minister van Staat voor
Mensenrechten bij de Kabinetswisseling van maart 2001 sterkt ons verder in
de overtuiging dat het de Jemenitische overheid ernst is met het streven de
mensenrechtensituatie te verbeteren.
Vraag 2
Is het u, gezien uit uw bereidheid de mensenrechtensituatie in Jemen op de
voet te volgen, bekend dat er twee leden van het National Democratic Front,
te weten Muhammad Mahdi Abdullah Makhrouf en Muhammad Ahmad Abdallah
al-Zahayi, al jarenlang gevangen zitten en dat het hen opgelegde doodvonnis
op korte termijn dreigt te worden voltrokken?
Antwoord
De situatie van de heren Makhrouf en al-Zahayi is ons bekend. Het door de
Supreme Court in december 1998 bevestigde vonnis van de door de rechtbank in
eerste instantie opgelegde doodstraf is voor zover ons bekend nimmer
bekrachtigd door ondertekening van het doodvonnis door President Saleh. Wij
beschikken niet over aanwijzingen dat dit binnenkort is te verwachten.
Vraag 3
Zijn er vanuit de Nederlandse regering en in EU-verband contacten geweest
met de Jemenitische regering over deze zaak? Zo ja, wat waren de resultaten?
Klopt het dat de Nederlandse ambassade in Jemen deze zaak volgt en dat deze
de Jemenitische minister van Buitenlandse Zaken heeft gevraagd naar de
situatie van beide gevangenen? Zo ja, wat was het antwoord van deze
minister? Wat is de reden dat AI Utrecht, dat zich om het lot van deze
mannen bekommert, ondanks een toezegging van de Nederlandse ambassade tot op
heden niet is geïnformeerd over het verloop van deze zaak?
Antwoord
De Nederlandse ambassade in Sana'a stelt deze zaak regelmatig op geëigend
niveau aan de orde.
Zo heeft de ambassadeur op 4 februari jl. een gesprek gehad met de
Jeminitische Minister van Staat voor Mensenrechten over dit onderwerp. In
dit gesprek werd onder meer de teleurstelling uitgesproken over het
uitblijven van een formele reactie van de regering van Jemen op eerder
gestelde vragen (ook van AI) en het pleidooi ondersteund tot heropening van
deze zaak en een eerlijke procesvoering. De Minister heeft de ambassadeur
toegezegd te zullen reageren. AI zal wanneer betreffende informatie
beschikbaar is worden geïnformeerd.
Vraag 4
Heeft u sinds september 1999 (verdere stappen) ondernomen om het
mensenrechtenbeleid ten positieve te beïnvloeden? Zo ja, waaruit bestonden
deze acties? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid u specifiek in te zetten
voor genoemde gevangenen teneinde uitvoering van het doodvonnis te voorkomen
en een eerlijk proces alsnog mogelijk te maken? Bent u tevens bereid u in te
zetten voor een gezamenlijke inspanning binnen de EU met betrekking tot de
mensenrechten in Jemen?
Antwoord
De minister voor Ontwikkelingssamen-werking en ik ondersteunen het beleid
van de regering van Jemen gericht op een verdergaande verbetering van de
mensenrechten. Naast armoedebestrijding en bevordering van de democratie
neemt daarin ook de bescherming van de klassieke mensenrechten een
belangrijke plaats in. Naast voortgaande ondersteuning van NGO's die aktief
zijn op het terrein van mensenrechten is de ambassade ook in overleg met het
Ministerie van Mensenrechten over uitbreiding van de bilaterale samenwerking
gericht op institutionele versterking, samenwerking met NGO's, verbetering
van de positie van gevangenen en verbetering van de reclassering, Hierbij is
door de regering van Jemen in het bijzonder aandacht gevraagd voor de
positie van vrouwen en kinderen. De Nederlandse ambassade heeft daartoe
vanaf 2002 een bedrag van circa 1 miljoen EURO per jaar beschikbaar.
Onder verwijzing naar de mensenrechten-clausule in de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie (EU) en Jemen heeft Nederland meermalen de mensenrech-tensituatie in Jemen aan de orde gesteld in Brussel, maar ook in het lokale EU 'Heads of Mission' overleg in Sana'a.
In het ontwerp-programma van de EU met Jemen is ondersteuning van de democratie en de mensenrechten als een vierde prioriteitsgebied opgenomen.
===