Amnesty International
Persbericht Amsterdam, 08-03-2002
Kenia
Regering ondanks beloften nog altijd nalatig bij het tegengaan van
verkrachting van vrouwen
Op 8 maart, internationale vrouwendag, publiceert Amnesty
International een rapport over verkrachting van vrouwen in Kenia. De
organisatie concludeert dat de Keniase regering, ondanks de
verplichting die zij heeft en ondanks de intentie die zij steeds
uitspreekt, faalt in de bescherming van de helft van haar burgers. De
regering moet dringend wetgeving en praktijk hervormen om aan de
straffeloosheid rond met name verkrachting een einde te maken aldus
Amnesty International.
Geweld tegen vrouwen is in Kenia wijdverspreid: ongeveer de helft van
de Keniase vrouwen heeft ermee te maken. Dagelijks en in alle lagen
van de bevolking en binnen alle etnische groepen hebben vrouwen te
lijden van fysieke en mentale mishandeling of marteling. Verkrachting
binnen het huwelijk komt bijzonder vaak voor, mede door het feit dat
dit niet als strafbaar te boek staat en vanwege de aanname dat
toestemming in geslachtsgemeenschap voortvloeit uit het huwelijk.
De afgelopen jaren hebben een toename van 2 keer de hoeveelheid
aangiften van verkrachting laten zien: van 515 in 1990 tot 1.675 in
2000. Daarbij moet volgens lokale mensenrechtenorganisaties in
aanmerking genomen worden dat in de meeste gevallen van verkrachting
geen aangifte gedaan wordt, dus dat de werkelijke cijfers veel hoger
liggen. Reden waarom Amnesty International deze vorm van marteling de
onzichtbare misdaad noemt.
Het rapport Kenia Rape, the Invisible Crime onderzoekt waarom vrouwen
die te lijden hebben van geweld en verkrachting onvoldoende beschermd
worden door de wet. Zo is een van de grootste problemen die opgelost
moeten worden dat vrouwen, mede gezien hun ondergeschikte positie in
de patriarchale Keniase samenleving, nauwelijks toegang tot het
rechtssysteem hebben. Ook zijn zij vaak te geïntimideerd door bepaalde
culturele tradities om aangifte te doen. Dit geldt voor verkrachting
binnen het huwelijk, maar in nog sterkere mate voor verkrachting door
overheidsdienaren. Zij die wel hun recht zoeken worden geconfronteerd
met een systeem dat hen negeert, hun rechten ontkend of zelfs geweld
tegen vrouwen door de vingers ziet, aldus Amnesty International.
Hadaja Choro (30) werd in maart 1999 in de gevangenis geslagen en
verkracht door een veiligheidsbeambte, en kreeg als gevolg een zoon.
Haar man scheidde hierna van haar. Het bleek dat aangifte van de
verkrachting bij de politie weinig zin had: er werd geen formele
klacht opgetekend en geen onderzoek gestart. De daders gaan tot nu toe
vrijuit.
Zo is het zogenaamde P3-formulier dat bij aangifte van verkrachting
door zowel politie als arts ingevuld moet worden, dikwijls niet
verkrijgbaar. Terwijl het gratis zou moeten zijn, wordt door de
politie regelmatig geld gevraagd, waardoor het voor met name arme
vrouwen nog moeilijker is om aangifte te doen. Ook raken de ingevulde
formulieren kwijt bij de politie, zeiden slachtoffers tegen de
mensenrechtenorganisatie.
Binnen de politie heerst vaak een discriminerende houding jegens
vrouwen. Zo wordt geweld tegen vrouwen in het huwelijk als een
privé-zaak gezien, waardoor slachtoffers onverrichter zake naar huis
worden gestuurd als zij aangifte willen doen. Procedures worden niet
correct gevolgd, vrouwen worden beschimpt of niet serieus genomen.
Medisch bewijs, belangrijk bij een rechtszaak, is moeilijk te leveren. Door onervarenheid van artsen moeten vrouwen soms dagen wachten tot zij onderzocht kunnen worden. Uit gesprekken die Amnesty voerde bleek dat een slachtoffer werd geadviseerd zich te wassen voor het onderzoek, waardoor bewijsmateriaal verloren ging. Of artsen weigeren onderzoek te doen, vooral als het daders binnen de politie betreft.
Het rechtssysteem functioneert niet goed, zo blijkt uit het
Amnesty-rapport. Advocaten zijn duur, zeker voor vrouwen, die
economisch afhankelijk zijn. Slachtoffers vertelden Amnesty dat hun
man arrestatie ontliep doordat hij de politie omkocht. Sommige
rechtbanken nemen verkrachtingszaken niet eens in behandeling omdat
zij de mening toegedaan zijn dat het privé-zaken betreft die door
dorpsoudsten opgelost dienen te worden.
De regering van president Daniel arap Moi heeft niet de beloofde
wetsvoorstellen (onder meer die inzake gelijke behandeling en
relationeel geweld) doorgevoerd die de positie van vrouwen gelijk
stelt aan die van mannen. Ook heeft het discriminerende praktijken ten
aanzien van vrouwen bij de politie, in gevangenissen en in het
rechtssysteem niet aangepakt. Dit ondanks het feit dat de regering
internationale mensenrechtenverdragen als het VN-Verdrag inzake
Burger- en Politieke Rechten en het VN-Verdrag inzake de Uitbanning
van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen en heeft geratificeerd.
In 2002 zijn er zowel presidents- als parlementsverkiezingen in Kenia.
Parlementsleden, kiezers en vrouwen moeten alles doen om het onderwerp
geweld tegen vrouwen hoog op de agenda te krijgen en ervoor zorgen dat
kandidaten in hun beleid en eigen houding ontvankelijk zijn voor het
onderwerp, zegt Amnesty International.
Amnesty International afdeling Nederland