Verbond van Verzekeraars
Aanvullend SER-advies nieuwe Pensioenwet
Pensioenfondsen moeten zich beperken tot hun kerntaken en de direct
daarmee samenhangende activiteiten: dat is een van de hoofdpunten in
het aanvullende advies over de nieuwe Pensioenwet, dat unaniem door de
SER is vastgesteld. Het advies is een aanvulling op een eerder advies
van de SER van mei 2001. In de aanvulling wordt ingegaan op twee
onderwerpen: de discussie over de zelfstandige positie van
pensioenfondsen ten opzichte van verzekeraars en de discussie over de
kerntaken van een pensioenfonds.
In het kader van de modernisering van de Pensioen- en spaarfondsenwet
(PSW) vindt de SER dat de positie van pensioenfondsen moet worden
geactualiseerd. Uitgangspunt is dat pensioenfondsen in de toekomst het
beste kunnen worden getoetst op basis van een eigen
solvabiliteitstoets. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat de huidige
herverzekeringsplicht, zoals die in de PSW is verankerd, kan worden
afgeschaft.
Deze keuze betekent een forse koerswijziging. De oude PSW gaat uit van
het discontinuïteitsprincipe, wat wil zeggen dat er bij de
financiering van pensioenverplichtingen voortdurend rekening mee moet
worden gehouden dat de onderneming achter het pensioenfonds kan
omvallen. Daarom moeten er permanent voldoende dekkingsmiddelen zijn
om in geval van nood de pensioenverplichtingen op elk moment bij een
verzekeraar onder te brengen. In de praktijk leidt dit principe tot
een herverzekeringsconstructie en tot forse buffers op de balans van
pensioenfondsen, waardoor de pensioenkosten hoog zijn.
In het SER-advies wordt daarom afgeweken van het oude principe en
wordt gekozen voor het continuïteitsprincipe. Uitgangspunt hiervan is
dat de onderneming achter het pensioenfonds overeind blijft, ook in
moeilijke tijden. Daardoor kan worden volstaan met lagere
dekkingseisen.
Het continuïteitsprincipe heeft tot gevolg dat het dekkingspercentage
van een pensioenfonds tot onder de 100 procent kan zakken. De SER is
bereid dat risico onder zeer stringente voorwaarden te accepteren. Zo
moet de periode van onderdekking beperkt en tijdelijk van aard zijn.
Daarnaast moeten, er onder het strenge toezicht van de Pensioen- &
Verzekeringskamer, aan de financieringskant en/of aan de
verplichtingenkant door het fondsbestuur maatregelen worden getroffen
die uitzicht bieden op de situatie waarbij na een betrekkelijk korte
tijd het dekkingspercentage weer aan de goede kant van de streep komt.
Beperken tot kerntaken
Het tweede hoofdpunt van het aanvullende advies gaat in op de
discussie over de kerntaken van een pensioenfonds. Binnen de SER werd
hierover de afgelopen maanden verschillend gedacht. De SER geeft dan
ook aan dat het unanieme advies over dit punt de sporen van een
compromis vertoont, maar dat het advies desondanks wel helder is. Kern
is dat pensioenfonden zich moeten beperken tot hun kerntaken
(administreren, de informatievoorziening en het vermogensbeheer) en de
direct daarmee samenhangende activiteiten. De SER benadrukt nogmaals
dat grensverleggend gedrag een ongewenste en bedreigende ontwikkeling
is en dat het bestaansrecht van pensioenfondsen ligt in het
organiseren van collectiviteiten op basis van solidariteit. Om die
positie in stand te houden en de kans op ongewenste ontwikkelingen te
verkleinen, adviseert de SER tot het inrichten van een monitor die
door de PVK moet worden uitgevoerd. De monitor moet zodanig worden
ingericht dat de toezichthouder snel op eventuele ongewenste
ontwikkelingen kan reageren door waar nodig handelend en corrigerend
op te treden. Binnen enkele jaren zal dan duidelijkheid ontstaan over
de te hanteren criteria en over de vraag of het wenselijk of
noodzakelijk is die criteria in wetgeving vast te leggen.
Bondig, maart 2002