Toespraken
het symposium Vrouwen en Defensie: wensen en werkelijkheden van het Defensie Vrouwen Netwerk

08-03-2002

Toespraak Staatssecretaris H.A.L. van Hoof ten behoeve van het symposium Vrouwen en Defensie: wensen en werkelijkheden van het Defensie Vrouwen Netwerk op vrijdag 8 maart 2002 te Den Haag.

Vandaag, op internationale vrouwendag, promoveren in Nederland twee vrouwelijke chirurgen op een onderzoek naar de geschiedenis van de vrouwelijke snijmeester. In dit onderzoek concluderen zij dat het niet vreemd is dat vrouwen als chirurg werkzaam zijn. Maar, zo stellen de promovendi, het gaat vaak om een beetje vreemde vrouwen. Ze hebben een ander profiel dan gebruikelijk, presenteren zich anders en zijn gewend om buitenshuis te werken. Is het nu zo dat Defensievrouwen in deze zin ook vreemde vrouwen zijn, of moet je spreken van bijzondere vrouwen? Want ondanks alle maatregelen die de laatste jaren zijn getroffen, ligt een keuze voor Defensie, gezien het aantal vrouwen in de krijgsmacht, nog altijd niet voor de hand. Het is kennelijk nu eenmaal geen doorsnee bedrijf.

Defensie heeft vrouwen hard nodig; niet alleen vanwege de grote behoefte aan personeel. Wij willen daarom vrouwen interesseren voor een functie in de krijgsmacht. Vrouwen die al bij Defensie werken, willen we vasthouden. Defensie kan niet goed functioneren zonder de bijdrage van vrouwen. Bovendien hebben vrouwen een belangrijke kwalitatieve inbreng - een meerwaarde - waar Defensie als modern bedrijf niet zonder kan. Voorts is het bekend dat de aanwezigheid van vrouwen binnen een eenheid positief uitwerkt op de onderlinge verhoudingen, de sfeer en de samenwerking. In de contacten met de lokale bevolking tijdens uitzendingen, worden de communicatieve en sociale vaardigheden van vrouwelijke militairen zeer gewaardeerd.

Het Defensie Vrouwen Netwerk viert vandaag het tienjarig bestaan. Ik vind het een voorrecht vanmiddag het woord tot u te mogen richten. Allereerst wil ik u van harte feliciteren met uw tienjarig bestaan. In het laatste nummer van Opzij wordt het Defensie Vrouwen Netwerk terecht de luis in de pels van het personeels- en emancipatiebeleid genoemd. Dat er op dit terrein het laatste decennium binnen Defensie aanzienlijke vooruitgang is geboekt is voor een deel ook te danken aan de inspanningen van het DVN. Dat we er overigens nog niet zijn, blijkt onder andere uit de fotogalerij bij het programma voor vandaag: acht mannen en één vrouw. Er is dus nog een wereld te winnen.

Graag kijk ik met u terug op de resultaten van de afgelopen jaren. We zien de laatste tijd wel vaker dat wordt beklemtoond wat niét goed is. Dat gaat voorbij aan alles wat wél is bereikt. In een lezenswaardig artikel in Opzij van afgelopen maand met de titel Het leger blijft een meneer, concludeert men ten onrechte dat acties zijn uitgebleven om de krijgsmacht aantrekkelijker te maken voor vrouwen. Dat is dus niet juist. De afgelopen jaren is hard gewerkt om daarvoor de noodzakelijke randvoorwaarden te scheppen. Ik voel me hierin gesteund door Jolanda Bosch (voorzitter van het Defensie Vrouwen Netwerk) die in datzelfde artikel stelt dat de praktische ongemakken voor vrouwen in het leger inmiddels aardig zijn opgelost.

Het beleid om meer vrouwen bij Defensie te krijgen, ook in hogere functies, staat of valt met zelfbewuste vrouwen die hierin geloven. De politieke leiding en de organisatie moeten u de ruimte bieden, maar ú moet het vervolgens doen. We zoeken dus vrouwen die niet ontmoedigd raken door artikelen over glazen plafonds. Je kan door glas heenkijken. Glas kan breken. Door zich te organiseren bijvoorbeeld in het Defensie Vrouwen Netwerk wordt het zelfbewustzijn en doorzettingsvermogen van vrouwen gevoed. Eleanor Roosevelt zei het zo: Niemand kan je je minderwaardig laten voelen, zonder je eigen instemming.

Wat hebben we de afgelopen jaren dan bereikt? Het voornemen om in 2002 8% vrouwelijke militairen in dienst te hebben, is ruimschoots gehaald. Het aantal vrouwen dat bij de krijgsmacht in dienst is getreden, is de afgelopen jaren gestaag gegroeid: van 7,3 % in 1998 naar 8,4% in 2001. Het percentage vrouwelijk burgerpersoneel is toegenomen van 16,7 % in 1998 naar 21,1% in 2001. Wat het percentage vrouwelijke militairen betreft, staat Nederland er in vergelijking met de Navo-partners - niet slecht op. Alleen de VS, Canada en Frankrijk halen hogere percentages. Voor 2010 zijn de streefcijfers 12% voor vrouwelijke militairen en 30% voor vrouwelijk burgerpersoneel. Mijn stellige verwachting is dat we ook deze streefcijfers zullen gaan halen en - als het aan mij ligt - scoren we hoger. Van een bescheiden ambitieniveau is dan ook geen sprake.

Ook anderszins is het beeld gunstig: het aantal deeltijdbanen voor militairen is gestegen, er zijn regelingen getroffen op het gebied van arbeid en zorg en betaald ouderschapsverlof en er zijn crèches opgezet. Verder is het pilot-project Vrouwen en Ergonomie, VERGO, uitgevoerd in samenwerking met TNO met als doel de fysieke belasting bij alle krijgsmachtdelen zodanig aan te pakken dat er vrijwel geen beperkingen meer bestaan voor de inzet van vrouwen. Dit bleek, verrassend genoeg, ook voordelig voor mannen. De doelgroep van het onderzoek is daarom verbreed met mannen. De naam van het project is omgedoopt in - u raadt het waarschijnlijk al - MERGO: Mens en Ergonomie.

Minder succesvol zijn we geweest in het realiseren van een zichtbaar en gestructureerd loopbaanbeleid voor vrouwen vanaf schaal 10 en de rang van kapitein. Voor militair personeel geldt een integraal loopbaanbeleid voor mannen én vrouwen. Een kwestie van gelijke kansen en rechten dus. Bij een aantal krijgsmachtdelen geldt individuele loopbaanbegeleiding voor vrouwen. Toch stromen vrouwen nog maar mondjesmaat door naar de hogere rangen. De benoeming van een vrouwelijke bataljonscommandant vorig jaar en eerder de benoeming van een vrouw als commandant van een mijnenjager zou eigenlijk geen groot landelijk nieuws moeten zijn.

Positieve discriminatie dus! Ik hoor het u denken en er zijn zelfs kamerleden die hier hardop voor pleiten. Nou niet dus. Ik vind dit geen begaanbare weg, om twee redenen. Allereerst willen en moeten ook vrouwen beoordeeld worden op hun kwaliteiten, en niet om het vrouw zijn worden voorgetrokken. Ten tweede kennen we bij Defensie nu eenmaal een bepaald carrièreverloop. Het is niet mogelijk vrouwelijke militairen stappen daarin te laten overslaan waardoor ze sneller kunnen doorstromen of voorrang te geven bij hogere posten. Nóg meer maatwerk in het individuele loopbaanbeleid voor vrouwen moet naar mijn idee het antwoord zijn.

Tenslotte zijn eind vorig jaar mede op advies van het Defensie Vrouwen Netwerk hoge functionarissen als Voortrekkers van het Emancipatiebeleid aangesteld. Bij een aantal krijgsmachtdelen zijn hiervoor de plaatsvervangend bevelhebbers aangewezen. Deze voortrekkers zijn pleitbezorgers voor het emancipatiebeleid, een voorhoederol. Zij worden geacht het onderwerp emancipatie, arbeid en zorg op de bestuurlijke agenda te houden en alle beslissingen op het hoogste niveau te toetsen op gender (wat we vroeger emancipatiebeleid noemden). Hoewel we hier dus weer een clubje mannelijke generaals hebben heb ik hoge verwachtingen van deze voortrekkers. Ten slotte moeten ook mannen, zeker als ze het tot generaal-majoor hebben gebracht, in staat zijn om de doorwerking van het genderbeleid binnen de defensieorganisatie te garanderen.

In het laatste nummer van de DVN-nieuwsbrief werpt uw voorzitter de volgende vraag voor de komende jaren op: Wat moet er nog gebeuren om van dit witte mannenbolwerk een kleurrijke, divers samengestelde organisatie te maken, waarin iedereen elkaar met respect behandelt? Een intrigerende vraag. Met de doelstelling elkaar met respect te behandelen ben ik het 100% eens. Maar kleurrijk en divers samengesteld is voor mij niet een doel op zich. Hoofddoel is en blijft een goed gevulde organisatie, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een organisatie van professionals, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen huidskleur, geslacht, geloof of seksuele voorkeur, want dat is mij allemaal om het even. Ik wil geen onderscheid maken tussen welke groepen en kenmerken ook. Dit is dus meer dan een nuancering op Jolanda Bosch; waarschijnlijk bedoelen we hetzelfde.

Zoals ik al in mijn inleiding stelde zijn de randvoorwaarden voor optimale participatie van vrouwen in de krijgsmacht gerealiseerd. Dat is geen reden tot zelfgenoegzaamheid en passiviteit. Het is altijd zaak alert te blijven op mogelijkheden om het beleid te actualiseren en te verbeteren. Ik heb het Defensie Vrouwen Netwerk vorige week opnieuw nadrukkelijk uitgenodigd hierover mee te denken. Dat wil niet zeggen dat u nu een strategisch actieplan moet gaan maken. Er is gelukkig geen enkele noodzaak tot drastisch ingrijpen en grote actie. Wel moeten we met z´n allen waar nodig blijven trekken en duwen én blijven werken aan de actualisering en eventuele aanpassing van beleid.

Defensie heeft in sommige kringen nog steeds de naam een mannenbedrijf met een machocultuur te zijn. Dat imago poetsen we kennelijk niet makkelijk weg. Maar het is niet terecht, tenminste niet in een dergelijk algemene en ongenuanceerde zin. Defensie is een modern bedrijf en scoort in tal van onderzoeken hoog op de hitlijsten als het gaat om de beste werkgevers in ons land. Ook de nulmeting van KPMG naar ongewenst gedrag binnen Defensie geeft reden voor optimisme. De ingezette koers en het aantreden van telkens weer nieuwe generaties leidinggevenden plaatst de macho maar ook de macha steeds meer buitenspel. Stoerheid krijg je niet met snorren, tatoeages en spierbundels. In een moderne organisatie word je afgerekend op je professionaliteit. Enig ongeduld klinkt door in de stellingen voor uw forumdiscussie van vanmiddag. Stellingen als Het leger maakt nog steeds een man van je en Een vrouw wordt nooit one of the boys wijzen daarop. Ik begrijp het ongeduld, maar zoals we zo vaak in ander verband zeggen, geldt ook hier dat Defensie onderdeel is van de maatschappij. Dat is geen excuus, maar de realiteit. Tegelijkertijd heb ik behoefte om ook aan uw stellingen er een in nuancerende zin toe te voegen. Misschien wilt u nadenken over de stelling, en ik zeg dat als man, dat ook een vrouw heel goed je beste maatje kan zijn. Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomsten van de discussie.

Dames en heren, voor zover u dat nog niet had begrepen, zeg ik nog maar eens dat ik eigenlijk grote moeite heb met apart beleid voor een specifieke groep zoals vrouwen. Mijn uitgangspunt is dat we iedereen op dezelfde manier benaderen, behandelen en respecteren. Ik heb de indruk dat de meeste mensen dat ook wel vinden, of althans zeggen dat te vinden, maar in de praktijk ligt het soms een tikje anders. Tegen die achtergrond kan het Defensie Vrouwen Netwerk een nuttige rol spelen. Maar op termijn zou het Defensie Vrouwen Netwerk, evenals andere emancipatiebewegingen, overbodig moeten zijn. Zover zijn we helaas nog niet, maar mede dankzij u zijn we wel op de goede weg.

Ik ga u dus niet goede volgende tien jaren toewensen. Wel spreek ik de wens uit dat wij de uitstekende en inspirerende samenwerking voorlopig, en zolang als nodig, kunnen voortzetten. Ik wens u een prettige vervolg van deze middag.