VIANED


PERSBERICHT

Infrastructuurbeleid wordt steeds ondoorzichtiger

8 maart 2001

40 projecten uit het MIT vertraagd | Wat gebeurt er met de GDU's? | Onderuitputting gemeentefonds

40 projecten uit het MIT vertraagd
Nederland is al vele jaren verstoken van een adequaat, consequent en gedegen mobiliteits- en bereikbaarheidsbeleid dat door alle betrokken partijen niet alleen wordt gedragen maar met name ook wordt uitgevoerd. Een overheidsbeleid dat zijn grondvesten vindt in heldere en meerjaren keuzes. Die besluitvorming zou niet moeilijk moeten zijn omdat iedereen de directe relatie tussen goede infrastructurele verbindingen en economische groei erkent. Het gevolg van het falend beleid is dat de drie overheidslagen voortdurend geconfronteerd worden met veranderingen in hun investeringsruimte en opdrachtnemers steeds minder zicht krijgen op het marktvolume en hun mogelijke eigen werkvoorraad.

De recente commotie over het tekort van zo'n 16 miljard Euro, waardoor, door provincies en gemeentes bij het rijk ingediende, infrastructurele projecten voor een groot deel niet kunnen worden gehonoreerd is natuurlijk terecht maar past helaas naadloos in een reeks van andere soortgelijke voorvallen.

Een onlangs uitgevoerde marktmonitor van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in opdracht van het AVBB wees uit dat er 40 projecten (met een waarde van 1 miljard Euro) uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) vertraagd zijn. En dat terwijl het MIT door de marktpartijen altijd gezien werd als hét realisatieprogramma waar Rijkswaterstaat op afgerekend wil worden. Diezelfde monitor toonde aan dat Rijkswaterstaat een financieel gat heeft van 1,8 miljard Euro om de projecten die zich nu in de planfase bevinden straks tijdig te kunnen uitvoeren.
Daarnaast werd aangetoond dat er een waar stuwmeer is van projecten in de planfase, die gelet, op de kosten die met de plannenmakerij gemoeid zijn, op zich al de daadwerkelijke realisatie van te veel projecten in de weg zit.

Wat gebeurt er met de GDU's?
Een ander recent onderzoek van de VU-Amsterdam bracht aan het licht dat een belangrijk deel van de geplande projecten in het Bereikbaarheidsoffensief Randstad niet uitgevoerd kunnen worden omdat er geen rekening is gehouden met voorspelbare kostenstijgingen. Berekend werd dat het budget voor het offensief daardoor in het eerste jaar dat BOR in werking was al met zo'n 350 miljoen Euro werd uitgehold.

In het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is vastgelegd dat regionale en lokale partijen zelf zo veel mogelijk verantwoordelijkheid moeten nemen bij het oplossen van knelpunten op het gebied van infrastructuur. Het ministerie decentraliseert hiervoor onder de noemer gedecentraliseerde doeluitkeringen (GDU's) vanaf 2003 tot 227 miljoen Euro per provincie en kaderwetgebied. Zij moeten darvoor wel concrete plannen indienen. Vanuit de lagere overheden zijn over het beschikbaar komen van die gedecentraliseerde middelen meermalen geluiden gehoord in de vorm van eerst zien en dan geloven. En gelet op het hierboven eerder genoemde mogelijke gat van 16 miljard Euro lijken dat nog niet eens vreemde uitlatingen. Maar wat met deze patstelling ook wordt aangetoond is dat er rijksgelden zijn vastgelegd die mogelijkerwijs voor een groot deel niet zullen worden aangesproken.

Onderuitputting gemeentefonds
Ook bij de gemeentelijke overheden is er sprake van onderuitputting. De Raad voor de financiële verhoudingen signaleert in haar Periodiek OnderhoudsRapport (POR) Gemeentefonds dat er meer middelen voor het cluster Wegen en Water worden toegekend dan de gemeenten gezamenlijk op hun begrotingen hebben. De jaarlijkse onderuitputting blijft groeien en bedroeg in 2001 een kleine 73 miljoen Euro. Omdat het onderhoud en de aanleg van wegen geen wettelijke verplichting is voor gemeenten kunnen de hiervoor beschikbare dan wel benodigde gelden door hen zonder repercussies voor andere doeleinden worden aangewend. Hetgeen ook daadwerkelijk gebeurt. En dit staat nog los van het gegeven dat het volgens Rationeel Wegbeheer benodigd budget voor wegen door elke overheid al met ongeveer een derde wordt verminderd.

Bovenstaande maakt duidelijk dat het voor het uitvoerend bedrijfsleven en in het verlengde daarvan hun brancheorganisaties uiterst ingewikkeld is om vast te stellen welke werkvoorraad in welke periode te verwachten valt. Plaats dit geven naast de vaststelling dat een gemiddeld infrastructureel werk een voorbereidingsperiode (inclusief planvorming, ontwerp, procedures etc.) kent van al snel 10 jaar en het zal helder zijn dat er een gigantisch en nog steeds in omvang toenemend probleem op de schouders ligt van degenen die de noodzakelijke werken kunnen maken. Het is aan de betrokken politici en de verschillende overheden om de negatieve spiraal te doorbreken en de handen ineen te slaan om er voor te zorgen dat Nederland die bereikbaarheid krijgt die het nodig heeft.

Voor nadere informatie: VIANED, H. Dragt.
Tel. 0182 - 567 333.