Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
N2002-309
datum
08-03-2002
onderwerp
Voorbereiding CoP6 CBD
bijlagen
2
Geachte voorzitter,
Met mijn brief van 22 augustus 2000 (TK 1999-2000, 26407, nr 14) informeerde ik u dat het aanbod van de Nederlandse Regering was aanvaard om in april 2002 de 6e Conferentie van Partijen bij het Verdrag inzake Biodiversiteit in Nederland te houden. Met deze brief informeer ik u over de voortgang in de voorbereiding op deze conferentie conform de toezegging die ik deed in mijn brief van 13 november 2001 naar aanleiding van het nota-overleg van 15 oktober 2001 met de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (TK, 2001-2002, 28000 XIV, nr 59).
datum
08-03-2002
kenmerk
N2002-309
bijlage
Zoals ook de Natuurbalans 2001 aangaf, speelt Nederland een actieve en
initiërende rol wanneer het gaat om de internationale samenwerking op
het gebied van biodiversiteit. Nederland is daartoe actief in
verschillende internationale fora, van grote multilaterale
conferenties waar alle landen van de wereld vertegenwoordigd zijn, tot
trilaterale samenwerking voor de bescherming van de Waddenzee en in
besprekingen met buurlanden over grensoverschrijdende natuurprojecten
en ecologische corridors.
Van de agendazettende verdragen op het gebied van biodiversiteit is de
Convention on Biological Diversity (CBD), het Verdrag inzake de
Biologische Diversiteit, zeer belangrijk. De Conventie werd voor
ondertekening opengesteld tijdens de Conferentie van de Verenigde
Naties inzake Milieu en Ontwikkeling (UNCED) in Rio de Janeiro in juni
1992. Deze conferentie heeft geleid tot afspraken over duurzame
ontwikkeling op velerlei terreinen en werd 'Agenda 21' genoemd. Tevens
werd de VN-Commissie inzake Duurzame Ontwikkeling ingesteld die
jaarlijks vergadert over de uitwerking en implementatie van Agenda 21.
De Conventie inzake Biologische Diversiteit trad in werking op 29
december 1993 en momenteel zijn 181 landen en de Europese
Gemeenschappen partij. Nederland is partij sinds juli 1994.
Het Biodiversiteitsverdrag, zoals de CBD ook wel genoemd wordt, neemt
in de uitwerking van Agenda 21 een belangrijke plaats in. Het verdrag
heeft als doel: het behoud en duurzaam gebruik van biologische
diversiteit, alsmede een billijke verdeling van de voordelen die
voortvloeien uit het gebruik van genetische bronnen. Onder biologische
diversiteit wordt al het leven op aarde verstaan; het gaat om de
variatie aan, en samenhang tussen, ecosystemen, habitats en soorten,
en om genetisch materiaal. Het verdrag verplicht landen tot het
formuleren van beleid en het uitvoeren van expliciet in het verdrag
genoemde maatregelen.
De Conferentie van Partijen (CoP) bij het Biodiversiteitsverdrag wordt
tweejaarlijks gehouden. Deze bijeenkomsten worden ook bijgewoond door
vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties, de private
sector en onderzoeksinstellingen. Het is daar dat de besluitvorming
plaatsvindt over de uitvoering en verdere ontwikkeling van het
Verdrag. Er zijn tot nu toe vijf Conferenties van Partijen geweest: in
de Bahamas, Indonesië, Argentinië, Slowakije en Kenia. De zesde
conferentie zal in Nederland plaatsvinden van 7 to 19 april a.s.
De CBD komt naar Nederland in een cruciale fase van de ontwikkeling
van het verdrag. De afgelopen jaren hebben in het teken gestaan van de
ontwikkeling van werkprogramma's. Nu, aan de vooravond van de
Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg in
augustus/september van dit jaar, moeten de partijen de omslag zien te
maken naar een actie-geörienteerd programma waarin de aandacht naar de
implementatie uitgaat van de eerder gemaakte afspraken. Tevens moet de
omslag gemaakt worden van een nadruk op natuurbehoud naar een nadruk
op duurzaam beheer en gebruik. Nederland hecht hier in elk geval zeer
aan. Om het belang van deze CoP en van biodiversiteit in het algemeen
te onderstrepen heb ik als motto voor de conferentie gekozen: 'Vital
World - Life on the Line'.
Ik wil hierbij alvast aantekenen dat gezien de voorzitterschapsrol van
Nederland, Nederland zich vooral zal inspannen op consensusvorming.
Specifiek Nederlandse punten zullen voornamelijk via de Europese Unie
worden ingebracht. De raadsconclusies van de Europese Unie - waarin de
Nederlandse standpunten goed vertegenwoordigd zijn - zijn vastgesteld
in de Milieuraad van 4 maart j.l. U treft deze als bijlage bij deze
brief aan.
Bovendien besluiten de 182 partijen bij het verdrag bij consensus.
Alle aangesloten landen zullen dus moeten laten zien dat de
versterking en het duurzaam gebruik van de biodiversiteit ze na aan
het hart ligt. Uiteraard tracht ik dit proces te beïnvloeden. Bij de
belangrijkste onderwerpen van de agenda kom ik hier op terug.
Het Nederlandse Standpunt
De CoP6 behandelt een reeks van onderwerpen. Sommige daarvan hebben
enkel betrekking op de voortgang binnen bepaalde werkprogramma's. Deze
agendapunten beperken zich doorgaans tot rapportages en leiden naar
verwachting niet tot ingrijpende of fundamentele discussies. De
volledige agenda van CoP6 treft u bij deze brief als bijlage aan.
Er zijn vier centrale dossiers waarover de belangrijkste afspraken
gemaakt moeten worden. Deze prioritaire onderwerpen zijn: bossen en
biodiversiteit, uitheemse soorten, de toegang tot genetische bronnen
en de eerlijke verdeling van de voordelen daarvan en het Strategisch
Plan van de Conventie. Hieronder licht ik de voortgang per dossier en
het Nederlandse standpunt kort toe.
a. Prioritair thema Bossen en biodiversiteit
Zoals ik u in mijn voortgangsrapportage over het Internationale
Bossenbeleid reeds toelichtte (TK, 2000-2001, 21517 en 25273, nr 31),
moet op het gebied van biodiversiteit en bossen nog veel gebeuren. Een
van de sporen waarlangs ik het Nederlandse beleid terzake vorm geef,
is het verbeteren van de samenwerking tussen de internationale
secretariaten op het terrein van de bossen, in het bijzonder tussen
het Biodiversiteitsverdrag en het Bossenforum van de Verenigde Naties
(UNFF). Veelal benaderen deze organisaties de bossenproblematiek elk
vanuit hun eigen invalshoek zonder veel oog voor de elementen die hen
bindt. Ik heb samen met Ghana het initiatief genomen om daarover een
workshop te organiseren die eind januari in Accra plaatsvond. Daarbij
waren naast secretariaten van CBD en UNFF een dertigtal geselecteerde
sleutellanden aanwezig.
Tijdens de workshop werd vastgesteld dat zowel CBD als UNFF
belangrijke en complementaire rollen vervullen als het gaat om het
behoud en duurzaam gebruik van bossenbiodiversiteit en dat
samenwerking tussen beide instellingen de mogelijkheden vergroot om
landen en andere organisaties te sturen en te steunen in het beheren
van bossen en de daarbij behorende biodiversiteit.
De workshop heeft een lijst van 10 gebieden voor samenwerking tussen
beide instellingen geïdentificeerd en van een prioriteitsvolgorde
voorzien. Van deze lijst zijn vier samenwerkingsmogelijkheden concreet
met doelen, activiteiten, betrokken partijen en tijdpaden ingevuld.
Het gaat hier om 1) samenwerking op het terrein van de
ecosysteem-benadering in de context van duurzaam bosbeheer; 2) de
invloed op bossenbiodiversiteit van beleid op andere terreinen zoals
de aanleg van infrastructuur, landbouw en dergelijke; 3) beschermde
bosgebieden en 4) het faciliteren van de integratie op nationaal
niveau van bossenplannen, en biodiversiteitsstrategieën en
actieplannen.
Het grote belang van de resultaten van de workshop vind ik gelegen in
de erkenning dat UNFF en CBD beide vanuit een verschillende
achtergrond een belangrijke, complementaire bijdrage aan behoud en
duurzaam gebruik van bossenbiodiversiteit kunnen leveren. Een andere
belangrijke internationale bijeenkomst in het kader van het
bossendossier in aanloop van CoP6 is de 2e bijeenkomst van het
Bossenforum van de Verenigde Naties (UNFF2) dat in de eerste helft van
maart 2002 zal worden gehouden in New York. Met het oog op mijn
voorzitterschap van CoP6 zal ik deelnemen aan het High Level Segment
van deze bijeenkomst.
Het nieuwe concept CBD-werkprogramma dat in intersessionele
bijeenkomsten is voorbereid, ziet er ambitieus uit. Het omvat 120
actievoorstellen. Dit werkprogramma komt bovenop de al overeengekomen
300 actievoorstellen die eerder waren vastgesteld in het meerjarige
werkprogramma van UNFF en de voorafgaande VN Bossenfora (IPF/IFF). De
Nederlandse inzet is gericht op een praktisch uitvoeringsgericht
programma met duidelijke doelen, tijdslimieten, actoren en indicatoren
en veel minder op onderzoek. Daarom hoop ik dat de vier prioriteiten
die in de Ghana workshop zijn geformuleerd zowel door UNFF en CBD
overgenomen worden. Nederland heeft verder in de voorbereiding
ingebracht dat de ecosysteem benadering de basis moest zijn van het
programma en dat voorts de oerbossen een speciale plaats verdienen. Ik
zou graag zien dat de CBD in dit kader een veel duidelijkere rol
vervult dan nu het geval is.
Het ontwerpprogramma biedt goede mogelijkheden voor het samenstellen
van een netwerk van beschermde gebieden. Dat is een van de
belangrijkste Nederlandse beleidspunten voor de middellange termijn op
het gebied van biodiversiteit. De aandacht voor participatie van de
lokale bevolking en inheemse volken is daarbij verzekerd. Een
belangrijke discussie in de voorbereiding ging over wildbenutting
('bushmeat'). Deze discussie is breed getrokken tot het niet-duurzaam
oogsten van bosprodukten. Tijdens de CoP zal ik met name ook bushmeat
en de destructieve handel daarin aan de orde stellen.
Na UNFF2 zijn er wellicht nieuwe inzichten op dit dossier. Mocht dit
van invloed zijn op het Nederlandse standpunt, dan zal ik u hierover
informeren.
b. Prioritair thema Genetische Bronnen
Dit onderwerp is gericht op de toegang tot genetische bronnen
('access') en het verdelen van de voordelen van het gebruik ervan
('benefit sharing'). De CBD heeft bepaald dat staten het soevereine
recht hebben over hun genetische bronnen. Op basis van de CBD hebben
inmiddels 50 ontwikkelingslanden wetgeving gemaakt waarin zij hun
nationale soevereiniteit over hun genetische bronnen hebben
doorvertaald in soms vergaande maatregelen. Er mogen niet langer zo
maar zaden, planten of dieren worden meegenomen; daarvoor is
toestemming vooraf nodig ('Prior Informed Consent') en dient op papier
een overeenkomst te worden gesloten over de verdeling van mogelijke
voordelen die uit het gebruik van de genetische bronnen kunnen
voortkomen. De afgelopen vijf CoP's is hierover veel gesproken, maar
nog weinig substantieels bereikt binnen de CBD. Wel werd tijdens CoP5
een werkprogramma vastgesteld, op basis waarvan voor CoP6 twee
hoofditems zijn gedefinieerd:
* de ontwikkeling van een richtlijn: deze richtlijn moet partijen
een handvat bieden bij het uitwisselen van genetische bronnen,
waardoor zowel de toegang tot genetische bronnen en de eerlijke
verdeling van de opbrengsten uit het gebruik verzekerd wordt.
* uitwerking van de relatie tussen intellectueel eigendom en
genetische bronnen: voor Nederland ligt het zwaartepunt voor deze
discussie bij de fora op vlak van intellectueel eigendom zoals de
WTO en WIPO. Een duidelijk signaal vanuit de CBD over wat
specifiek de aandachtspunten zijn, vind ik zeker wenselijk.
* Verdere versterking capaciteitsopbouw zodat ook de
ontwikkelingslanden deze afspraken nationaal kunnen uitwerken.
Eind oktober 2001 is in Bonn over deze punten onderhandeld tijdens de
bijeenkomst van de speciale CBD-werkgroep. Dit heeft geleid tot het
succesvol afronden van een aantal concept-besluiten, inclusief het
opstellen van een concept-richtlijn. Ik denk dat dit dossier tijdens
CoP6 succesvol kan worden afgerond.
Parallel aan de ontmoeting in Bonn is in FAO-kader na zeven jaar
onderhandelen een nieuw verdrag over uitgangsmateriaal in de landbouw
voltooid. Dit verdrag bevat afspraken over een vrije uitwisseling van
plantaardige bronnen van de belangrijkste wereldvoedselgewassen. Het
verdrag voorziet in afspraken over 'benefit sharing', inclusief
financiële ondersteuning van ontwikkelingslanden. Ik hoop dat CoP6 de
waarde van dit 'International Treaty on Plant Genetic Resources for
Food and Agriculture' zal onderschrijven en positief zal reageren op
voorstellen van de FAO om de samenwerking met de CBD bij de uitvoering
en verdere ontwikkeling van dit verdrag te continueren.
c. Prioritair thema Uitheemse diersoorten
Tijdens CoP6 zijn de invasieve uitheemse soorten een gevoelig
onderwerp. Het gaat hier om de bewuste en onbewuste verspreiding van
uitheemse planten en dieren die bij gebrek aan natuurlijke vijanden
het ecologisch evenwicht verstoren, inheemse soorten verdringen of
schade toe kunnen brengen aan landbouw en visserij. Voorbeelden van
dergelijke gevallen in Nederland zijn de waternavel, de rosse
stekelstaarteend en de muskusrat. In CoP5 is een werkprogramma
aanvaard met de afspraak dat de partijen tijdens CoP6 een verdere
uitwerking zullen maken van de principes op het gebied van weren en
bestrijden van invasieve uitheemse soorten. Deze principes moeten
partijen helpen bij het formuleren van een effectief beleid op het
gebied van uitheemse soorten. In de intersessionele bijeenkomsten
hierover is dat ook geschied.
Voor Nederland vormen invasieve uitheemse soorten geen groot
beleidsonderwerp. Door onze positie als handelsland kiest Nederland
doorgaans een pragmatische oplossing als het gaat om soorten die erg
veel overlast veroorzaken. De Nederlandse inzet is erop gericht
aansluiting te houden bij de bestaande praktijk: de Internationale
Conventie voor de Gewasbescherming schrijft tenslotte al 50 jaar lang
voor hoe landen moeten handelen inzake de bescherming van gewassen
tegen indringers. Ik zal hierin zodanig moeten manoeuvreren dat de
uitkomsten niet leiden tot het nemen van handelsbeperkende
maatregelen. Ik stuur aan op een compromis tussen de landen die alle
invasieve uitheemse soorten willen uitbannen en de meer pragmatische
landen. Daarbij gaat het erom om zoveel mogelijk van het
intersessionele werk te behouden en niet terug te vallen op de
besluiten van CoP5.
d. Prioritair thema Strategisch Plan
Het agendapunt Strategisch Plan is tijdens CoP6 van groot belang voor
Nederland als voorzitter van CoP6. Het Strategisch Plan moet een
duidelijk operationeel kader creëren voor de CBD in de komende 8-10
jaar en daarmee de overgang markeren van de ontwikkelingsfase van CBD
naar de implementatiefase. De laatste voorbereidende vergadering in
november 2001 is in de ogen van velen niet erg succesvol verlopen.
Weliswaar ligt er een concept-Strategisch Plan op tafel, vast te
stellen door CoP6, maar het stuk heeft nog diverse open einden. Het
Strategisch Plan is vooralsnog zowel te weinig strategisch als te
weinig concreet. Nederland mist een realistische prioriteitstelling
voor de komende 10 jaar én een operationalisering daarvan. Nederland
zal streven naar een actie-gericht werkprogramma met verifieerbare
doelstellingen.
Een informele, maar niettemin interessante, mogelijkheid om deze
problemen verder te bespreken is de aanstaande bijeenkomst over dit
onderwerp die wordt voorbereid door het Spaanse voorzitterschap van de
Europese Unie. Op 22 maart a.s. zullen vertegenwoordigers van een
aantal Europese landen - waaronder Nederland - en vertegenwoordigers
van andere werelddelen proberen een oplossingsrichting te vinden dat
aan de wensen van de verschillende partijen bij het CBD tegemoet komt.
Overige programma-onderdelen
Een aantal andere programma-onderdelen die gepland staan tijdens de
CoP6 vindt u niet terug in de officiële agenda. Zo organiseer ik op
woensdag 17 april een Ministeriële Ronde Tafel bijeenkomst. Tijdens
deze bijeenkomst wil ik een politieke boodschap van het CBD aan de
World Summit on Sustainable Development voorbereiden. Het CBD kan
namelijk een belangrijke bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling.
Op donderdag 18 april zal voor het eerst in de geschiedenis van de CBD
een discussie plaatsvinden tussen ministers/hoofden van delegaties en
vertegenwoordigers uit belanghebbende maatschappelijke geledingen
('multi-stakeholder dialogue').
Ook zal er in de tweede week van CoP6 een jeugdconferentie
plaatsvinden. Ook dit is voor het eerste voor de CBD. Ik heb alle
delegaties benaderd met het verzoek een jongere op te nemen in de
officiële delegatie. Deze jongeren zullen geheel hun eigen bijdrage
kunnen geven aan het welslagen van CoP6, mede door het opstellen van
een verklaring voor de ministeriële vergadering. Omdat zoveel mogelijk
jongeren bij het werk van de CBD te betrekken, organiseer ik separaat
van de conferentie een discussie op het internet.
Aansluitend aan de CoP6 vindt in het Nederlands Congres Centrum de 3e bijeenkomst van het intergouvernementele comité voor het onder het Biodiversiteitverdrag totstandgekomen protocol inzake bioveiligheid plaats (ICCP-3: Intergovernmental Committee for the Cartagena Protocol on Biosafety). Deze internationale bijeenkomst wordt in samenwerking met VROM (beleidsverantwoordelijk voor ICCP3) voorbereid.
Stand van zaken organisatorische voorbereiding
De organisatorische voorbereiding ligt op schema. Een belangrijk
aandachtspunt is de beveiliging. Intensief overleg vindt hierover
plaats met de betrokken autoriteiten. Als gevolg van de gebeurtenissen
van 11 september 2001 zijn extra veiligheidsmaatregelen voorzien.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
Bijlagen:
De raadsconclusies van de Europese Unie
De volledige agenda van CoP6
(Niet in elektronische vorm beschikbaar)
Zie ook: www.biodiversitysummit.nl
---