Sociaal-Economische Raad

SER in ontwerpadvies:
SER WIL SNEL EU-RICHTLIJN VOOR CO2-EMISSIEHANDEL Advies over rapport Commissie CO2-handel

8 maart 2002 -

Een systeem van emissiehandel voor CO2 zou bij voorkeur direct op Europees niveau moeten worden ingevoerd. Met een internationaal systeem voor emissiehandel kan het meest effectief en efficiënt de CO2-doelstelling worden gehaald. Bovendien is bij een internationaal systeem het gevaar van aantasting van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven veel minder aan de orde dan bij een systeem op een lager schaalniveau. Het is niet zinvol om nationale emissiehandel in te voeren als er zicht is op invoering van emissiehandel binnen de EU binnen afzienbare termijn.

Dat staat in een ontwerpadvies van de SER over het eindrapport van de Commissie CO2-handel (ook wel bekend als Commissie-Vogtländer) dat 15 januari 2002 is verschenen. In het rapport presenteert deze adviescommissie een voorstel voor een nationaal systeem van emissiehandel voor kooldioxide (CO2, het belangrijkste broeikasgas, komt vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen). Het SER-ontwerpadvies reageert ook op de conceptrichtlijn voor CO2-emissiehandel binnen de EU, die de Europese Commissie eind oktober 2001 publiceerde.
Op vrijdag 22 maart zal de SER het ontwerpadvies bespreken. Het is voorbereid door de Commissie Duurzame Ontwikkeling (1), onder voorzitterschap van prof.dr. L.F. van Muiswinkel.

Korte inhoud van het advies
Introductie emissiehandel direct op EU-niveau; Als EU-emissiehandel lang op zich laat wachten (langer dan 5 tot 8 jaar), dan nationaal beginnen;
Voor nationale emissiehandel voorkeur voor één systeem boven hybride systeem van Commissie Vogtländer;
Nationaal systeem: prestatienorm voor grote emittenten, met aanpassingsprocedure voor afstemming van de norm op nationale CO2-doelstelling; hybride systeem is terugvaloptie; Let op afstemming met systemen voor emissiehandel in EU en omringende landen.
EU-emissiehandel voor kooldioxide
De commissie heeft een duidelijke voorkeur voor de introductie van het instrument emissiehandel op het niveau van de Europese Unie. De Nederlandse inbreng in de besluitvorming over de conceptrichtlijn van de Europese Commissie moet in de eerste plaats gericht zijn op snelle acceptatie van een richtlijn waardoor emissiehandel in de EU een feit wordt. Omdat Nederland een in vergelijking met andere EU-landen zware CO2-doelstelling heeft, is Europese emissiehandel voor ons land voordeliger dan nationaal klimaatbeleid. Voorwaarde voor Europese emissiehandel is wel dat de huidige Nederlandse beleidspraktijk in belangrijke mate in het op te zetten Europese systeem kan worden ingepast. Dat geldt vooral voor de convenanten over energie-efficiëntie. Deze afspraken (die lopen tot 2010-2012) moeten, bij introductie van emissiehandel, de basisdoelstelling blijven vormen voor de betreffende bedrijven.

De commissie vindt het niet zinvol om voor een korte periode voorafgaand aan een EU-handelssysteem een nationaal systeem voor emissiehandel op te zetten. Niet alleen vanwege de grotere milieu- en kosteneffectiviteit van een Europees systeem, maar ook omdat een nationaal systeem anders van opzet zal moeten zijn dan een Europees systeem. In een nationaal systeem moet namelijk nadrukkelijk rekening worden gehouden met de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. Een verplaatsing van bedrijvigheid en daarmee van CO2-emissies naar het buitenland helpt noch het milieu, noch de economie.
Maar als de introductie van emissiehandel binnen de EU onverhoopt lang op zich laat wachten de commissie noemt een termijn van vijf tot acht jaar staat de commissie positief tegenover een start op nationaal niveau.

Als nationaal, dan een eenduidig systeem
In het geval nationale emissiehandel aan de orde is, heeft de SER-commissie een voorkeur voor emissiehandel op basis van één systeem met een prestatienorm voor de bedrijven met de hoogste CO2-emissies. Dat betekent dat bedrijven een norm krijgen in termen van gram CO2-uitstoot per eenheid product. Om de norm te halen kunnen emissierechten (in ton CO2) worden gekocht; als bedrijven onder de norm blijven verwerven zij verkoopbare rechten. Voor de periode na 2010, als de looptijd van de huidige convenanten over energie-efficiëntie voorbij is, moet er een procedure worden vastgesteld die afstemming van de prestatienorm op de nationale CO2-doelstelling mogelijk maakt. Als bijvoorbeeld de economie meer groeit dan verwacht en ook de CO2-uitstoot daardoor toeneemt (de relatieve prestatienorm staat dat immers toe) kan het voor het halen van de nationale CO2-doelstelling nodig zijn om de prestatienorm aan te scherpen. Met een dergelijke doeloriëntatie is de milieueffectiviteit van het systeem gewaarborgd. Met een pleidooi voor één systeem wijkt de SER-commissie af van het voorstel van de Commissie CO2-handel die een combinatie van een systeem met een absoluut uitstootplafond en een prestatienormsysteem voorstelt voor binnenlandse emissiehandel. De SER-commissie verwacht dat zon hybride systeem ongelijke economische gevolgen zal hebben voor bedrijven onder de verschillende systemen. Bedrijven in de sectoren met een absoluut plafond (een cap) zullen met een grotere kostprijsverhoging en daardoor meer substitutie-effecten te maken krijgen dan bedrijven met een prestatienorm. Daarnaast zullen er bij de indeling van bedrijven problemen ontstaan rond de grens tussen beide categorieën.
Mocht het werken met één systeem op nationaal niveau niet effectief of efficiënt blijken te zijn dan is een hybride systeem de voor de hand liggende terugvaloptie.

TOELICHTING

Het instrument emissiehandel

Handel in emissierechten is een instrument dat ervoor zorgt dat op een relatief goedkope manier de uitstoot van, in dit geval, het broeikasgas kooldioxide wordt verminderd. Bedrijven moeten een recht verwerven om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen te mogen uitstoten. De rechten zijn verhandelbaar. Bedrijven die meer rechten hebben verworven dan nodig voor hun totale uitstoot, kunnen de overgebleven rechten verkopen aan bedrijven die te weinig rechten hebben voor hun uitstoot. Zo ontstaat er een markt voor emissierechten. De prijs voor emissierechten is een constante prikkel voor het reduceren van de uitstoot. Bedrijven maken steeds de afweging tussen het zelf nemen van maatregelen om de uitstoot te reduceren en het kopen van rechten op de markt. De goedkoopste optie zal worden gekozen, waardoor altijd de goedkoopste reductiemaatregelen zullen worden getroffen.

De Nederlandse industrie is relatief energie-intensief, maar ook energie-efficiënt. Door de al hoge energie-efficiëntie zijn maatregelen om de uitstoot van CO2 verder terug te dringen relatief duur. Hiermee rekeninghoudend heeft Nederland een relatief zware CO2-emissiedoelstelling voor 2008-2012 (6 procent minder uitstoot dan in 1990). Bij de mogelijkheid tot handel in emissierechten binnen de EU zal Nederland daarom voornamelijk rechten kopen uit andere EU-landen. Die zullen goedkoper zijn dan maatregelen in eigen land.

Er zijn twee hoofdvormen van emissiehandel. De eerste vorm is een zogenoemd cap and trade-systeem, dat wil zeggen dat er op macroniveau een absoluut uitstootplafond is dat de hoeveelheid rechten in omloop bepaalt. Deze zijn verhandelbaar. Een belangrijk voordeel is dat dit systeem een absolute begrenzing aan de CO2-uitstoot stelt. De tweede vorm is een prestatienormsysteem of een performance standard rate-systeem (PSR-systeem) dat individuele deelnemers een relatief emissieplafond, gerelateerd aan bijvoorbeeld de productie, oplegt. Een PSR-systeem legt de nadruk op de CO2-efficiëntie van het productieproces en niet op de absolute CO2-uitstoot. De toegestane uitstoot wordt bepaald door de prestatienorm, een gestandaardiseerde emissienorm voor ieder productieproces in termen van CO2-efficiëntie (gram CO2 per eenheid product). Bij onderschrijding van de norm kunnen rechten worden verkocht, bij overschrijding moeten rechten worden gekocht.

De Commissie CO2-handel stelt voor nationale emissiehandel een hybride systeem voor. De basis is een cap and trade-systeem, waarop een uitzondering wordt gemaakt voor energie-intensieve en internationaal concurrerende bedrijven. Zij krijgen vanwege de mogelijke aantasting van hun concurrentiepositie een prestatienorm in plaats van een absoluut uitstootplafond. Niet energie-intensieve of binnenlands opererende bedrijven krijgen een cap and trade-systeem.

1. In deze commissie hebben naast werknemers- en werkgeversorganisaties en onafhankelijke leden ook deskundigen uit de kring van milieuorganisaties zitting.