COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 07.03.2002 COM(2002)119 definitief

2002/0061 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de erkenning van beroepskwalificaties

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. ACHTERGROND

Bij de goedkeuring van Richtlijn 2001/19/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties1 in mei 2001 waren het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het erover eens dat "het belangrijk is om te beschikken over voor iedereen gemakkelijk toegankelijke geconsolideerde versies van de juridische teksten op het gebied van de onderlinge erkenning van beroepskwalificaties". De Commissie verklaarde tegelijkertijd dat zij de werkzaamheden daartoe in twee fasen wenste voort te zetten: "allereerst overweegt zij om de sectorale richtlijnen in een geconsolideerd kader op te nemen. Vervolgens zal de Commissie bestuderen hoe de richtlijnen met betrekking tot het algemeen stelsel kunnen worden geconsolideerd, teneinde de vereenvoudiging van de wetgeving voort te zetten en het vrij verrichten van diensten nog meer te vergemakkelijken in het licht van de conclusies van de top van Lissabon."

In februari 2001 publiceerde de Commissie eveneens de mededeling aan de Raad Nieuwe Europese arbeidsmarkten, open voor allen, met toegang voor allen2. Over de erkenning van beroepskwalificaties gaf de Commissie daarin met name aan dat zij:

* "in 2002 voorstellen presenteren voor een meer uniform, doorzichtig en flexibel beroepserkenningsstelsel, gebaseerd op het bestaande algemeen stelsel, waaronder begrepen ideeën voor het bevorderen van meer algemene automatische erkenning";

* "een prioritaire actie goedkeuren, voortbouwend op bestaande informatie- en communicatienetwerken, alsmede op bestaande werkzaamheden ter verbetering van de doorzichtigheid van kwalificaties, om ervoor te zorgen dat burgers de beschikking krijgen over een meer alomvattende dienst die informatie en hulp verleent die aansluit bij hun specifieke interesses en rechten".

Deze mededeling is op de Europese Raad van Stockholm (23-24 maart 2001) ingediend. In de conclusies van de Raad staat dat de Commissie "voornemens om de Europese Raad in diens voorjaarsbijeenkomst van 2002 specifieke voorstellen voor een meer uniforme, transparante en flexibele regeling voor de erkenning van opleidingstitels en studietijdvakken "3.

Zoals eveneens in de mededeling werd voorgesteld, is een Taskforce op hoog niveau voor vaardigheden en mobiliteit opgericht. Deze heeft in december 2001 een verslag opgesteld waarin aangaande de erkenning van beroepskwalificaties werd gesteld dat de EU en de lidstaten prioriteit moeten toekennen aan een snellere en gemakkelijker erkenning van beroepskwalificaties (voor gereglementeerde beroepen), onder meer door voorwaarden voor

1 Richtlijn 2001/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG van de Raad betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties en de Richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG en 93/16/EEG van de Raad betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts (hierna SLIM-richtlijn genoemd), PB L 206 van 31.7.2001, blz. 1. 2 COM(2001) 116. 3 Conclusies van de Europese Raad van Stockholm, 23-24 maart 2001, punt 15.


---

meer automatische erkenning in te voeren, en dat zij voor eind 2005 een uniformer, transparanter en flexibeler stelsel van erkenning van kwalificaties voor de gereglementeerde beroepen moeten invoeren4.

In het actieplan voor vaardigheden en mobiliteit5 van de Commissie staat dat het bestaande communautaire stelsel van erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen geheel moet worden herzien met het oog op een eenvoudiger beheer en meer duidelijkheid, snelheid en gebruiksvriendelijkheid. De Gemeenschapsinstellingen en de lidstaten moeten de arbeidsmogelijkheden en het verrichten van diensten bevorderen door alle bestaande regelingen voor de erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen met het oog op een uniformer, transparanter en flexibeler stelsel te consolideren, en daarin wijzigingen aan te brengen die er in het bijzonder op zijn gericht de erkenningsvoorwaarden duidelijker, actueler en automatisch te maken. Het is de bedoeling dat daartoe in 2003 voorstellen worden goedgekeurd en deze voor eind 2005 worden uitgevoerd.

Met het oog op de opdracht die haar door de Europese Raad van Lissabon werd toegewezen, heeft de Commissie eind 2000 de mededeling Een internemarktstrategie voor de dienstensector6 opgesteld. Deze mededeling vestigde de aandacht op het belang van de dienstensector in de hele economie, de mogelijkheden en werkwijzen die door de nieuwe informatie- en communicatietechnologie ontstaan en de behoefte aan betere voorwaarden voor grensoverschrijdende dienstverrichting in de hele Gemeenschap.

Naast deze nieuwe richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen zullen ook andere maatregelen worden genomen, die eveneens voortvloeien uit de besluiten van de Europese Raden van Lissabon en Feira in 2000 en uit de mededeling van de Commissie van november 2001 Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren. Deze mededeling beschrijft het doel van een strategie inzake transparantie en erkenning van kwalificaties en bekwaamheid (actiepunt 1: Leren waarderen). Deze strategie ondersteunt een reeks initiatieven van de lidstaten en van de Gemeenschap met betrekking tot kwalificaties die door een universitaire of beroepsopleiding zijn verworven en is geheel in overeenstemming met dit voorstel voor een richtlijn. In juni 2001 is de Commissie van start gegaan met een openbare raadpleging over de voornaamste vraagstukken aangaande een nieuwe richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. In juli 2001 heeft de Commissie het Witboek over Europese governance7 gepubliceerd. In dit document stelt de Commissie voor dat zij zelf het gebruik van meer verschillende beleidsinstrumenten bevordert, bijvoorbeeld kaderrichtlijnen waarbij het aan de uitvoerende macht wordt overgelaten om de technische details door middel van afgeleide maatregelen in te vullen; de bestaande EU-wetgeving vereenvoudigt, onder meer door wetteksten te groeperen; richtsnoeren voor het inwinnen en gebruiken van advies van deskundigen publiceert; en wetgevings- en regelgevingsmaatregelen combineert met maatregelen die door de betrokkenen zelf worden genomen (co-regulering).

Tot slot heeft de Europese Unie zich op haar toekomstige uitbreiding vastgelegd. De uitbreiding zal de taken van de Gemeenschapsinstellingen met betrekking tot de toepassing van het Gemeenschapsrecht en de daarmee gepaard gaande administratie doen toenemen.

4 Taskforce op hoog niveau voor vaardigheden en mobiliteit, Final Report, 14 december 2001, blz. 20. 5 Punt 15 van het actieplan voor vaardigheden en mobiliteit van de Commissie, COM(2002)... 6 COM(2000) 888. 7 COM(2001) 428.


---

2. HOOFDDOELEN VAN HET VOORSTEL

2.1. Bijdragen tot flexibele arbeids- en dienstenmarkten

Voor vrij verkeer is een duidelijk, consequent en snel systeem voor de erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen vereist. Dit is belangrijk om te zorgen dat vacatures door gekwalificeerde kandidaten worden vervuld en er een continu aanbod van gekwalificeerde dienstverrichters is om aan de marktvraag te voldoen. Het vrije verkeer van gekwalificeerde beroepskrachten levert een bijzondere bijdrage tot de kennismaatschappij. De voorwaarden voor vrij verkeer zijn ook van bijzonder belang gebleken wanneer er in een aantal lidstaten op bepaalde momenten een specifiek tekort was aan gekwalificeerd personeel voor beroepen als leerkracht, dierenarts, arts en verpleegkundige.

Tot nu toe zijn de regels inzake erkenning van beroepskwalificaties stapsgewijs geëvolueerd en bestaan er vele parallelle bepalingen en verschillen. Door de detailverschillen en verbindingen tussen de onderdelen van de wetgeving is een systeem ontstaan dat door zowel migranten als beroepskrachten is afgedaan als te ingewikkeld, moeilijk te begrijpen, vaak onduidelijk, soms omslachtig en af en toe verouderd of onaangepast aan de specifieke situatie voor een bepaald beroep.

Om het stelsel duidelijker, eenvoudiger, begrijpelijker en beter toepasbaar te maken, zijn alle richtlijnen inzake de erkenning van beroepstitels met behoud van de voornaamste voorwaarden en waarborgen tot dit voorstel voor een enkele richtlijn gecombineerd met het oog op een eenvoudigere structuur en betere werking van het stelsel. Het voorstel vereenvoudigt ook de voorwaarden voor grensoverschrijdende dienstverrichting ten opzichte van die voor de vrijheid van vestiging om verder bij te dragen tot flexibele arbeids- en dienstenmarkten.

2.2. Consolidatie en vereenvoudiging

De Commissie heeft de 35 overgangsrichtlijnen inzake ambachtelijke beroepen met de derde richtlijn inzake het algemeen stelsel (1999/42/EG8) al in aanzienlijke mate geconsolideerd. De daaropvolgende goedkeuring van Richtlijn 2001/19/EG heeft de wetgeving en de procedures inzake de erkenning van beroepskwalificaties verder vereenvoudigd. Er is echter nog een twaalftal belangrijke richtlijnen betreffende de zeven beroepen arts9, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger10, beoefenaar der tandheelkunde11, dierenarts12, verloskundige13,

8 Richtlijn 1999/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 juni 1999 betreffende de invoering van een regeling voor de erkenning van diploma's betreffende beroepswerkzaamheden die binnen de werkingssfeer van de liberaliseringsrichtlijnen en van de richtlijnen houdende overgangsmaatregelen vallen en tot aanvulling van het algemene stelsel van erkenning van diploma's, PB L 201 van 31.7.1999, blz. 77. 9 Richtlijn 93/16/EEG van de Raad van 5 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels (hierna de richtlijn artsen genoemd), PB L 165 van 7.7.1993, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. 10 Richtlijn 77/452/EEG van de Raad van 27 juni 1977 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (hierna de richtlijn verpleegkundigen genoemd), PB L 176 van 15.7.1977, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. Richtlijn 77/453/EEG van de Raad van 27 juni 1977 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (hierna de richtlijn coördinatie verpleegkundigen genoemd), PB L 176 van 15.7.1977, blz. 8, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn.


---

apotheker14 en architect15, die vooral in de jaren zeventig en tachtig zijn goedgekeurd en die, naast de drie richtlijnen inzake het algemeen stelsel16, bij de SLIM-richtlijn gewijzigd zijn. Consolidatie van deze richtlijnen zal de regels voor deze beroepen vereenvoudigen en verduidelijken.

11 Richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (hierna de richtlijn erkenning tandartsen genoemd), PB L 233 van 24.8.1978, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. Richtlijn 78/687/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde (hierna de richtlijn coördinatie tandartsen genoemd), PB L 233 van 24.8.1978, blz. 10, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. 12 Richtlijn 78/1026/EEG van de Raad van 18 december 1978 inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van dierenarts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten (hierna de richtlijn erkenning dierenartsen genoemd), PB L 362 van 23.12.1978, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. Richtlijn 78/1027/EEG van de Raad van 18 december 1978 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van dierenarts (hierna de richtlijn coördinatie dierenartsen genoemd), PB L 362 van 23.12.1978, blz. 7, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM- richtlijn. 13 Richtlijn 80/154/EEG van de Raad van 21 januari 1980 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de verloskundige, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (hierna de richtlijn erkenning verloskundigen genoemd), PB L 33 van 11.2.1980, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. Richtlijn 80/155/EEG van de Raad van 21 januari 1980 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verloskundige (hierna de richtlijn coördinatie verloskundigen genoemd), PB L 33 van 11.2.1980, blz. 8, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. 14 Richtlijn 85/432/EEG van de Raad van 16 september 1985 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde werkzaamheden op farmaceutisch gebied (hierna de richtlijn coördinatie apothekers genoemd), PB L 253 van 24.9.1985, blz. 34, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. Richtlijn 85/433/EEG van de Raad van 16 september 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het terrein van de farmacie, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging voor bepaalde werkzaamheden op farmaceutisch gebied (hierna de richtlijn erkenning apothekers genoemd), PB L 253 van 24.9.1985, blz. 37, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. 15 Richtlijn 85/384/EEG van de Raad van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (hierna de richtlijn architecten genoemd), PB L 223 van 21.8.1985, blz. 15, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. 16 Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, PB L 019 van 24.1.1989, blz. 16, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG, PB L 209 van 24.7.1992, blz. 25, laatstelijk gewijzigd bij de SLIM-richtlijn. Richtlijn 1999/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 juni 1999 (zie noot 8).


---

De richtlijnen inzake dienstverrichting door en vestiging van advocaten17 blijven buiten beschouwing aangezien ze niet de erkenning van beroepskwalificaties, maar de erkenning van de uitoefeningsvergunning betreffen. De erkenning van advocatendiploma's valt momenteel onder Richtlijn 89/48/EEG, die wel in beschouwing is genomen.

Dit voorstel bevat geen ingrijpende wijzigingen van de bestaande gecoördineerde bepalingen van de sectorrichtlijnen die de erkenning regelen. Uit de in 2001 georganiseerde openbare raadpleging is geen brede vraag naar dergelijke ontwikkelingen naar voren gekomen. De Commissie heeft dergelijke wijzigingen niet voorgesteld, aangezien ze niet passen in een kadervoorstel dat vooral op consolidatie en administratieve vereenvoudiging van de regels voor een groot aantal beroepen is gericht. Met het oog op eventuele toekomstige beroepsspecifieke maatregelen kan de dialoog met de belanghebbenden en de nationale overheden echter worden voortgezet om een beter inzicht in de problemen en standpunten te verkrijgen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de vereiste maatregelen in het kader van het voorstel voor een communautair programma op het gebied van de volksgezondheid ter bevordering van de kwaliteit van de gezondheidszorg, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie over de gezondheidsstrategie van de Europese Gemeenschap18. Onderzoek van de bepalingen van de richtlijnen heeft uitgewezen dat behalve consolidatie op zich ook rationalisering en stroomlijning van de bepalingen in een enkele richtlijn tot eenvoud en duidelijkheid zouden bijdragen zonder afbreuk te doen aan de bestaande waarborgen.

Niet alleen de wetteksten, maar ook de procedures moeten worden vereenvoudigd. De sectorrichtlijnen werden in het verleden ondersteund door omslachtig werkende raadgevende comités naast de comités of groepen van nationale ambtenaren. Andere richtlijnen steunen slechts op een enkel comité van nationale ambtenaren, dat doorgaans tweemaal per jaar vergadert (de coördinatiegroep voor het algemeen stelsel). Terwijl de raadgevende comités zich met name op de opleiding richten, hebben het Verdrag en de communautaire maatregelen terzake vooral betrekking op het vrije verkeer19. De uitbreiding van de EU brengt een groot aantal nieuwe lidstaten en talen met zich mee, waardoor deze vorm van beheer in omvang zal toenemen.

Door de moderne informatie- en communicatiesystemen kunnen informatieverzameling en meningsuitwisseling flexibeler verlopen. Er zijn al middelen voor een nauwere samenwerking tussen beroeps- en onderwijsvertegenwoordigers op Europees niveau ontwikkeld. De uitbreiding van de EU en de beginselen van goed beheer vereisen eenvoudigere en flexibelere procedures om ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor automatische erkenning regelmatig door de Commissie en de nationale overheden worden bekeken. Dit kan worden bereikt door periodiek vergaderingen van nationale ambtenaren op communautair niveau te organiseren en door meer open te staan voor de mening en standpunten van derden door deze op initiatief van

17 Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten, PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17. Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven, PB L 77 van 14.3.1998, blz. 36. 18 COM(2000) 285 definitief. 19 In het Verdrag zelf wordt harmonisatie op het gebied van onderwijs en opleiding uitgesloten (hoofdstuk 3, artikel 149 en 150). Tegelijkertijd blijven maatregelen ter coördinatie van nationale bepalingen inzake de aanvatting en uitoefening van werkzaamheden als zelfstandige mogelijk onder artikel 47, lid 2, zij het alleen op basis van eenparigheid van stemmen in de Raad indien "de in de wetgeving neergelegde beginselen betreffende de regeling van beroepen voor wat betreft opleiding en voorwaarden voor toegang van natuurlijke personen" in een der lidstaten moeten worden gewijzigd.


---

de Commissie of een lidstaat in de discussies te betrekken. Op sommige gebieden zijn flexibele samenwerkingswijzen al met succes toegepast. Zowel de procedures ter uitvoering van de wetteksten als de teksten zelf zijn dus vatbaar voor consolidatie, modernisering en vereenvoudiging.

De huidige raadplegingsmechanismen binnen de lidstaten terzijde gelaten, kan de verstrekking van informatie, aanbevelingen en verslagen over de werking van de communautaire regeling op Europees niveau volgens de Commissie ook worden gewaarborgd door overeenkomsten tussen de Commissie en de betrokken representatieve organisaties van de beroepen en onderwijsinstellingen die baat hebben bij de automatische erkenning op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen. Deze overeenkomsten moeten ervoor zorgen dat regelmatig informatie en advies aan de Commissie en de lidstaten worden verstrekt. Zij zorgen er ook voor dat dergelijke bijdragen op de agenda komen van de volgende door de Commissie georganiseerde vergadering van nationale ambtenaren over het beroep in kwestie. De Commissie kan deze overeenkomsten in een gepaste vorm bekrachtigen. De Commissie zal dan ook haar voorstel terugnemen tot intrekking van de besluiten waarbij, tegelijk met de goedkeuring van de sectorrichtlijnen, raadgevende comités zijn ingesteld20 en een nieuw voorstel voor een besluit van de Raad indienen om de bestaande raadgevende comités nog tijdens het wetgevingsproces voor dit voorstel op te heffen.

2.3. Beter beheer, meer duidelijkheid en grotere flexibiliteit

Bij de sectorrichtlijnen wordt de automatische erkenning geschraagd door de coördinatie van de minimumopleidingseisen in de richtlijnen. Deze minimumeisen moesten worden vastgelegd via de medebeslissingsprocedure van het Parlement en de Raad. De technische aanpassing van bepaalde eisen kan echter beter worden gedelegeerd. Bij de toepassing van procedures tot behoud van de actualiteit van technische bepalingen die aan de algemene regels in de Gemeenschapswetgeving ten grondslag liggen, moet rekening worden gehouden met de steeds snellere ontwikkelingen in de samenleving en de technologie. In dit opzicht zijn de sectorrichtlijnen onnodig star. De hoofdregels inzake de erkenning van beroepskwalificaties moeten in de kerntekst van de richtlijn blijven, maar de technische uitvoeringsaspecten moeten in de bijlagen worden opgenomen en de eventuele actualisering ervan moet worden gedelegeerd.

Het algemeen stelsel zelf bewijst al meer dan tien jaar zijn nut en wordt steeds ruimer toegepast. Het kan echter worden verduidelijkt en er kunnen meer waarborgen worden opgenomen. Wat de minimale waarborgen betreft, wijzen recente cijfers over de erkenningsprocedures er duidelijk op dat al regelmatig erkenning wordt verleend zonder compenserende maatregelen in de vorm van een proeve van bekwaamheid of een aanpassingsstage. Dit varieert echter van land tot land. Bovendien hebben een aantal beroepen die onder het algemeen stelsel vallen al grote stappen gezet in de richting van gemeenschappelijke platformen die tot een beter begrip en de erkenning van kwalificaties kunnen bijdragen21.

20 Voorstel voor een Besluit van de Raad tot intrekking van de Besluiten 75/364/EEG, 77/454/EEG, 78/688/EEG, 78/1028/EEG, 80/156/EEG en 85/434/EEG houdende instelling van raadgevende comités voor de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, apotheker en arts. COM(1999) 177 definitief. 21 Zie het antwoord van de Commissie op schriftelijke vraag nr. 3429/93, van Christian Rovsing. Register van EUR ING. PB C 268 van 26.9.1994, blz. 38.


---

De werkzaamheden inzake sectorspecifieke kwalificaties, die via de Europese sociale dialoog en door de Commissie ondersteunde activiteiten inzake door universitaire en beroepsopleiding verworven kwalificaties worden gestimuleerd, kunnen eveneens bijdragen tot gemakkelijkere erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen.

De richtlijnen inzake het algemeen stelsel bevatten geen specifieke bepalingen aangaande de voorwaarden voor grensoverschrijdende dienstverrichtingen. Het recht van vestiging en dat van grensoverschrijdende dienstverrichting komen beide de diensteneconomie ten goede. Voor grensoverschrijdende dienstverrichtingen moeten minder strenge voorwaarden gelden dan voor het recht op vestiging. Daarom beoogt dit voorstel een minder strenge regeling voor grensoverschrijdende dienstverrichtingen dan voor vestiging, zij het met een vrijwaringsclausule. Op deze manier kunnen ook de structuur en de benadering van de sectorrichtlijnen en die inzake het algemeen stelsel worden gecombineerd, waarbij de voornaamste voordelen van beide benaderingen behouden blijven.

2.4. Betere administratie, betere informatie en beter advies aan de burgers

Het voorstel voorziet ook in meer middelen voor samenwerking tussen de nationale overheden onderling en tussen hen en de Commissie op het gebied van probleemoplossing en voorlichting en advies aan particulieren. Dit maakt deel uit van een breder initiatief in de context van de interne markt. De voorlichting en het advies aan burgers inzake hun rechten en belangen op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties moeten zo dicht mogelijk bij de burger worden verstrekt. Dat verplicht de overheden en contactpunten in de ontvangende lidstaat en de lidstaat van oorsprong tot voorlichting van degenen die gekwalificeerd zijn of erkenning willen aanvragen om zich elders te vestigen. De bestaande voorlichtings- en adviessystemen moeten worden uitgebreid zodat deze instanties snel en vertrouwelijk informatie kunnen uitwisselen en de vragen over de erkennings- en uitoefeningsvoorwaarden in een andere lidstaat snel en volledig worden beantwoord.

Tegelijkertijd is de Commissie van plan het gebruik van het Europe Direct Call Centre en van de Wegwijzerdienst voor burgers te stimuleren. Het Call Centre kan de burgers snel telefonisch of via e-mail informatie over de interne markt verstrekken, terwijl de Wegwijzerdienst - die met het Call Centre verbonden is en ook rechtstreeks per e-mail bereikbaar is - persoonlijk advies over specifieke problemen verstrekt. De diensten van de Commissie leveren achtergrondinformatie voor het Call Centre dat, samen met de Wegwijzerdienst, een aanzienlijke ervaring met de behandeling van vragen over de erkenning van beroepskwalificaties heeft opgebouwd. Dit zijn de beste manieren om dergelijke vragen van de burgers snel en rechtstreeks te beantwoorden.

2.5. Eenvoudigere en toegankelijkere regelgeving

Deze richtlijn zal een kader verschaffen voor beter bestuur op communautair niveau. Ze zal binnen de bepalingen van het Verdrag voor maximale flexibiliteit zorgen. Ze zal met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel voorzien in maatregelen die telkens op het meest aangewezen niveau kunnen worden genomen. De regels zullen met het oog op helderheid, toegankelijkheid en efficiëntere procedures in de uitgebreide Unie worden vereenvoudigd. De richtlijn is gedetailleerd genoeg om rechtszekerheid te waarborgen en onduidelijkheid of omslachtige procedures te voorkomen. Ze wil de samenwerking tussen de overheid en de particuliere sector bevorderen en beoogt tevens een nauwere samenwerking tussen de nationale instanties onderling en tussen hen en de Commissie bij de verstrekking van voorlichting en advies aan de burgers en met het oog op een snelle en doeltreffende probleemoplossing. Aan het voorstel is een open raadpleging van de lidstaten, de


---

beroepsverenigingen en andere belanghebbenden voorafgegaan, waardoor de rechtstreeks betrokkenen hun mening kenbaar hebben kunnen maken. Het voorstel is dus verenigbaar met en een uitwerking van enkele van de voornaamste voorstellen voor actie in het Witboek over Europese governance.

3. RECHTSGROND

De rechtsgrond is dezelfde als die voor de richtlijnen waarvan de intrekking wordt voorgesteld. Artikel 40 van het EG-Verdrag voorziet in de vaststelling, volgens de procedure van artikel 251, van "de maatregelen welke nodig zijn om tot een vrij verkeer van werknemers te komen ". In het kader van het recht op vestiging voorziet artikel 47 van het EG-Verdrag in de vaststelling, volgens de procedure van artikel 251, van richtlijnen "inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels" en "inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten betreffende de toegang tot werkzaamheden, anders dan in loondienst, en de uitoefening daarvan". Volgens artikel 55 van het EG-Verdrag is artikel 47 van toepassing op de verrichting van diensten.

Voorzover de uitvoering van dit voorstel voor een richtlijn in de lidstaten geen wijziging vereist van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen, besluit de Raad overeenkomstig artikel 47, lid 2, van het EG-Verdrag met gekwalificeerde meerderheid.

4. SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Titel III van het derde deel van het EG-Verdrag, die betrekking heeft op het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal, kent aan de Europese Gemeenschap bevoegdheden toe om op dit gebied passend op te treden. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend binnen de grenzen van artikel 5 van het EG-Verdrag, dat wil zeggen indien en voorzover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Het optreden van de Gemeenschap mag niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Dit voorstel voldoet aan deze eisen.

4.1. Subsidiariteit

De inhoud en organisatie van het onderwijsstelsel en de beroepsopleiding vallen volgens de artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. De lidstaten kunnen op hun grondgebied dus zelf bepalen van welke kwalificaties en andere voorwaarden zij de toegang tot en uitoefening van een bepaald beroep afhankelijk stellen en welke werkzaamheden onder dat beroep vallen. Deze nationale voorschriften kunnen het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting hinderen (artikelen 39, 43 en 49 van het EG-Verdrag). Om deze vrijheden te waarborgen is het dus nodig gemeenschappelijke regels vast te stellen waardoor een onderdaan van de Gemeenschap zijn beroepskwalificaties in de andere lidstaten kan doen erkennen om er een gereglementeerd beroep uit te oefenen. Dergelijke regels kunnen alleen op communautair niveau worden vastgelegd.

De nieuwe regels in dit voorstel zijn in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel opgesteld. De totstandbrenging van meer liberalisering op het gebied van de vrijheid van dienstverrichting, van een nauw partnerschap tussen de particuliere en de overheidssector in


---

het kader van de gemeenschappelijke platformen, van een intensiever gebruik van de comitéprocedures en van een centralere rol voor de nationale bevoegde instanties in de uitvoering van de richtlijn, is niets anders dan de praktische toepassing van dit beginsel.

4.2. Evenredigheid

Het communautaire optreden moet in vorm en in wezen beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke om het met het voorstel nagestreefde doel te bereiken en uit te voeren. De richtlijn, voorgesteld overeenkomstig artikel 47 van het EG-Verdrag, is een rechtsinstrument dat aan die eis voldoet, voorzover zij de lidstaten verenigt met het oog op het te bereiken resultaat en de keuze van de vorm en de middelen om dat resultaat te bereiken aan hen overlaat. Dit voorstel consolideert de bestaande rechtsinstrumenten op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties en vereenvoudigt en verbetert het stelsel voor de erkenning in het licht van de opgedane ervaring.

De nieuwe regels in dit voorstel zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De middelen die worden aanbevolen voor de totstandbrenging van meer liberalisering op het gebied van de vrijheid van dienstverrichting, een nauw partnerschap tussen de particuliere en de overheidssector in het kader van de gemeenschappelijke platformen, een intensiever gebruik van de comitéprocedures en een centralere rol voor de nationale bevoegde instanties in de uitvoering van de richtlijn, zijn niet ruimer dan hetgeen vereist is om de beoogde doelen te bereiken.

5. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Titel I ­ Algemene bepalingen

De artikelen 1 tot en met 4

Artikel 1 legt het beginsel van de onderlinge erkenning van de beroepskwalificaties vast.

Overeenkomstig het EG-Verdrag specificeert artikel 2 dat de richtlijn alleen van toepassing is op onderdanen van de Gemeenschap indien het beroep dat de aanvrager wenst uit te oefenen in de ontvangende lidstaat gereglementeerd is en de aanvrager zijn beroepskwalificaties heeft verworven in een andere lidstaat dan die waar hij het beroep wil uitoefenen.

Artikel 3 behoudt in wezen de momenteel in de richtlijnen inzake het algemeen stelsel voorkomende definities betreffende de begrippen gereglementeerd beroep, beroepskwalificatie en opleidingstitel (met inbegrip van elke in een derde land afgegeven opleidingstitel die is erkend in een eerste lidstaat waar de aanvrager het beroep ten minste drie jaar heeft uitgeoefend).

Artikel 4 specificeert de gevolgen van de erkenning van beroepskwalificaties en voert voor de ontvangende lidstaat de verplichting in op zijn grondgebied gedeeltelijke toegang te verlenen tot een gereglementeerd beroep dat in werkelijkheid twee onderscheiden en onafhankelijke werkzaamheden omvat.

10

Titel II ­ Vrij verrichten van diensten

De artikelen 5 tot en met 9

Artikel 5 bepaalt dat de lidstaten de vrije verrichting van diensten onder de oorspronkelijke beroepstitel niet om met de beroepskwalificaties verband houdende redenen kunnen beperken wanneer de begunstigde wettig in een andere lidstaat is gevestigd. Dit is van onmiddellijke toepassing wanneer het beroep in de lidstaat van vestiging gereglementeerd is. Wanneer het beroep in de lidstaat van vestiging niet gereglementeerd is, moeten dienstverrichters die zich verplaatsen de werkzaamheden in kwestie ten minste twee jaar in die lidstaat hebben uitgeoefend.

Aangezien de eisen inzake dienstverrichting worden versoepeld ten opzichte van die inzake vestiging, is het nodig het begrip dienstverrichting voor de toepassing van deze richtlijn nader te omschrijven om te voorkomen dat op deze regels een beroep kan worden gedaan in gevallen die in feite meer de vestiging dan het verrichten van diensten betreffen. Er wordt voorgesteld de uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie22 voortvloeiende criteria aan te scherpen en uit te gaan van een 16-wekencriterium.

Artikel 6 neemt de inhoud van de sectorrichtlijnen over wat de vrijstelling van vergunningen of inschrijving bij een beroepsorganisatie of een socialezekerheidsinstelling betreft.

Artikel 7 specificeert de informatieverplichting van het contactpunt van de lidstaat van vestiging wanneer de verrichter zich verplaatst om de dienst te verrichten.

Volgens artikel 8 moet de ontvangende lidstaat de nationaliteit van de dienstverrichter verifiëren en controleren of hij de werkzaamheden in de lidstaat van vestiging op wettige wijze uitvoert door met de bevoegde instanties in de lidstaat van vestiging informatie uit te wisselen. In voorkomend geval kan de ontvangende lidstaat ook bij het contactpunt van de lidstaat van vestiging verifiëren of de dienstverrichter het beroep ten minste twee jaar in deze lidstaat heeft uitgeoefend.

Met het oog op de consumentenbescherming legt artikel 9 de dienstverrichter de verplichting op aan de afnemer van de dienst bepaalde informatie te verstrekken. Deze bepaling is overgenomen uit Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel en voor de gereglementeerde beroepen uitgebreid naar alle vormen van dienstverrichting.

Titel III ­ Vrijheid van vestiging

Titel III specificeert de voorwaarden waaraan de erkenning van beroepskwalificaties onderworpen is, alsmede de uitvoeringsregels voor de erkenningsmechanismen in het kader van de vrijheid van vestiging. De mechanismen die momenteel in de richtlijnen voor het algemeen stelsel en de sectorrichtlijnen zijn vastgelegd, blijven in beginsel behouden.

22 Zie met name het arrest van 30 november 1995 (conclusies van advocaat-generaal Léger) in zaak C-55/94, Gebhard, Jurispr. 1995, blz. I-4165.


---

HOOFDSTUK I ­ ALGEMEEN STELSEL VAN ERKENNING VAN OPLEIDINGSTITELS

Dit hoofdstuk neemt in wezen de in Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG vastgelegde beginselen over. Er worden wijzigingen voorgesteld om de huidige regeling te vereenvoudigen.

De artikelen 10 tot en met 14

In artikel 10 is voor het algemeen stelsel een ruimer toepassingsgebied vastgelegd dan in de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG. Het wordt subsidiair uitgebreid tot alle gevallen die niet onder de automatische erkenning op basis van beroepservaring of coördinatie van de minimumopleidingseisen vallen.

Met het oog op vereenvoudiging worden de huidige grenzen in de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG voor de toepassing van de onderlinge erkenning op basis van vijf opleidingsniveaus vastgesteld, die in de artikelen 11 en 12 theoretisch worden omschreven. Erkenning op basis van de richtlijn wordt alleen verleend indien het in de ontvangende lidstaat vereiste opleidingsniveau niet hoger is dan het niveau dat onmiddellijk boven het door de opleidingstitel aangetoonde niveau ligt.

Artikel 13 neemt in wezen artikel 3 van de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG over.

Artikel 14 behoudt de mogelijkheid voor de ontvangende lidstaat om voor de erkenning van de opleidingstitels van de aanvrager compenserende maatregelen in de vorm van een proeve van bekwaamheid of een aanpassingsstage te verlangen. Het zal echter niet meer mogelijk zijn in plaats van compenserende maatregelen beroepservaring te verlangen wanneer de opleidingen wezenlijk qua duur, maar niet qua inhoud verschillen. Daarnaast wordt voorgesteld de automatische afwijkingen voor beroepen waarvoor een kennis van het nationale recht vereist is, te schrappen, wat overeenstemt met de bepalingen inzake de erkenning van de uitoefeningsvergunning voor advocaten. Ten slotte wordt voorgesteld de huidige bepaling inzake de procedure ter afwijking van het recht van de migrant om te kiezen tussen een proeve van bekwaamheid en een aanpassingsstage, te vereenvoudigen.

Het begrip "vakken die wezenlijk verschillen" kan slechts per geval precies worden omschreven. Er wordt echter voorgesteld in de richtlijn het evenredigheidsbeginsel over te nemen, wat met name betekent dat de relevante beroepservaring van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen.

Artikel 15

Artikel 15 voorziet in de vrijstelling van compenserende maatregelen wanneer de kwalificaties van de aanvrager voldoen aan criteria die bij een beslissing van het comité voor erkenning van beroepskwalificaties volgens de comitéprocedure (regelgeving) zijn vastgesteld. Deze criteria worden voorgesteld door een beroepsvereniging in het kader van een op Europees niveau vastgesteld gemeenschappelijk platform dat voldoende waarborgen biedt ten aanzien van het kwalificatieniveau van de aanvrager.

12

HOOFDSTUK II ­ ERKENNING VAN BEROEPSERVARING

De artikelen 16 tot en met 19

De artikelen 16 tot en met 19 nemen in beginsel, met de hieronder genoemde wijzigingen, de bepalingen van artikel 4 van Richtlijn 1999/42/EG over. Dit artikel voorziet voor de industriële, commerciële en ambachtelijke werkzaamheden die in bijlage A bij die richtlijn limitatief worden opgesomd, in de automatische erkenning van kwalificaties op basis van de beroepservaring van de aanvrager. Het leek aangewezen het stelsel te vereenvoudigen door de bestaande categorieën te hergroeperen. Door een aantal inhoudelijke wijzigingen kan het aantal categorieën voor de beroepservaring worden gereduceerd tot twee, overeenstemmend met een drie- of een vijfjarige beroepservaring als zelfstandige of als bedrijfsleider.

Voor de wijziging van de lijst van werkzaamheden in de bijlage is de comitéprocedure (regelgeving) van toepassing.

HOOFDSTUK III ­ ERKENNING OP BASIS VAN DE COÖRDINATIE VAN DE MINIMUMOPLEIDINGSEISEN

Dit hoofdstuk neemt de bestaande beginselen inzake de automatische erkenning van opleidingstitels over met behoud van de in de huidige sectorrichtlijnen vastgelegde waarborgen. Voor bepaalde aspecten wordt de regeling met het oog op vereenvoudiging geüniformiseerd.

De artikelen 20 tot en met 45

Deze artikelen nemen de bestaande bepalingen inzake de coördinatie van de minimumopleidingseisen, de automatische erkenning van de opleidingstitels (en in voorkomend geval de specifieke regels daarvoor), de toegang tot de beroepen in kwestie, de uitoefening van de beroepswerkzaamheden in kwestie, de procedures voor de opname van opleidingstitels in de bijlagen en de verworven rechten, over.

Hierbij moet in het bijzonder op de volgende wijzigingen worden gewezen:

* wijziging van de huidige procedure voor de opname van de opleidingstitels van architecten;

* integratie van de medische en tandheelkundige specialismen die slechts in een beperkt aantal lidstaten bestaan in het algemeen erkenningsstelsel; momenteel worden deze automatisch erkend, onverminderd de verworven rechten. Met het oog op vereenvoudiging van het stelsel, vooral uit het oogpunt van de uitbreiding, zullen voortaan dus alleen de in alle lidstaten bestaande en verplichte medische specialismen automatisch worden erkend;

* schrapping van de opleiding in de huisartsgeneeskunde genoemd in artikel 32 van de richtlijn artsen;

* voor de verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, schrapping van de verwijzingen naar het specifieke beroepskarakter van de opleiding en het slagen voor een examen, daar deze verwijzingen in het licht van de huidige opleidingsstelsels in de lidstaten overbodig zijn geworden;

13

* schrapping van de afwijking van de minimumopleidingseisen van artikel 2, lid 4, onder a), van de richtlijn coördinatie apothekers;

* uitbreiding van de automatische erkenning van de opleidingstitels van apotheker tot de opening van nieuwe voor het publiek toegankelijke apotheken;

* schrapping van de bepalingen in de richtlijn erkenning apothekers die specifiek zijn voor Luxemburg (beroepservaring van twee jaar voor de overheidsvergunning voor een voor het publiek toegankelijke apotheek).

De comitéprocedure (regelgeving) is van toepassing op de wijziging van de minimale opleidingsduur voor de medische specialismen, op de toevoeging van nieuwe, in alle lidstaten bestaande en verplichte medische specialismen aan de lijsten in de bijlage en op de aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de kennis en bekwaamheid en van de lijst van vakken in de bijlagen.

HOOFDSTUK IV ­ GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE VESTIGING

De artikelen 46 tot en met 49

Overeenkomstig artikel 46 kunnen de bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat voor de beslissing over een aanvraag tot uitoefening van een gereglementeerd beroep op grond van de vestigingsbepalingen de in de bijlage limitatief opgesomde documenten en certificaten verlangen.

Artikel 47 scherpt de huidige procedureregels aan, met name door de veralgemening van de termijn van drie maanden die de nationale bevoegde instanties bij de beoordeling van de aanvragen tot erkenning moeten aanhouden en door de invoering van de verplichting voor die instanties de ontvangst van het dossier te bevestigen en de aanvrager in voorkomend geval te laten weten welke documenten ontbreken.

Artikel 48 neemt in wezen de huidige regels betreffende het voeren van de beroepstitel van de ontvangende lidstaat over en specificeert de voorschriften die gelden in geval van beperkte toegang tot het beroep, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van de richtlijn.

Rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie23 staat artikel 49 de ontvangende lidstaat toe van de aanvrager te verlangen dat hij over de talenkennis beschikt die voor de uitoefening van het beroep vereist is. De beoordeling van de verenigbaarheid van die eis met het Gemeenschapsrecht moet berusten op de mate waarin de verlangde talenkennis nodig is voor de uitoefening van het beroep. Wanneer de bevoegde instantie van oordeel is dat de aanvrager niet over de vereiste talenkennis beschikt, draagt de ontvangende lidstaat er zorg voor dat de aanvrager de ontbrekende kennis kan verwerven.

23 Zie het arrest van 4 juli 2000 in zaak C-424/97, Salomone Haim/Kassenzahnärztliche Vereinigung Nordrhein, Jurispr. 2000, blz. I-5123.

14

Titel IV ­ Wijze van uitoefening van het beroep

De artikelen 50 en 51

Deze artikelen leggen de wijzen van uitoefening van het beroep vast wat het voeren van de opleidingstitel en de contractering door een ziektekostenverzekering betreft. Deze bepalingen gelden zowel voor de dienstverrichting als voor de vestiging.

Titel V ­ Administratieve samenwerking en uitvoeringsbevoegdheden

De artikelen 52 tot en met 54

Artikel 52 breidt de algemene verplichting tot nauwe samenwerking tussen de bevoegde instanties van de lidstaat van oorsprong en de ontvangende lidstaat uit tot de hele richtlijn om te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn naar behoren worden toegepast en dat de eruit voortvloeiende rechten alleen voor het beoogde doel en niet frauduleus worden uitgeoefend. De lidstaten wijzen bovendien een coördinator aan die tot taak heeft de eenvormige toepassing van de richtlijn te bevorderen en de voor de uitvoering nuttige gegevens te verzamelen.

Artikel 53 beoogt een formalisering van de rol van de contactpunten, de netwerken die zijn opgericht ter behandeling van bepaalde dossiers die met de interne markt in het algemeen en, meer recentelijk, met de erkenning van beroepskwalificaties te maken hebben.

Artikel 54 richt een enkel comité op om de richtlijn te beheren en actueel te houden. Dit comitologiecomité vervangt alle comités van het vorige stelsel en werkt volgens de regelgevingsprocedure, zoals in de bepalingen terzake is vastgesteld. Daarnaast kan het comité over elke vraag betreffende de uitvoering van de richtlijn worden geraadpleegd.

Titel VI ­ Overige bepalingen

De artikelen 55 tot en met 60

Artikel 55 verplicht de lidstaten de Commissie om de twee jaar een verslag over de toepassing van het stelsel van erkenning van beroepskwalificaties over te leggen.

Artikel 56 bepaalt dat de Commissie eventuele ernstige moeilijkheden bij de toepassing van een bepaling van deze richtlijn samen met de betrokken lidstaat onderzoekt. In voorkomend geval dient de Commissie bij het comité passende voorstellen in om de lidstaat toe te staan op zijn grondgebied gedurende een beperkte periode van de toepassing van de bepaling af te wijken. Deze afwijkingsmaatregelen worden genomen volgens de comitéprocedure (regelgeving).

Artikel 57 bepaalt dat de huidige richtlijnen inzake de erkenning van beroepskwalificaties worden ingetrokken.

De artikelen 58 tot en met 60 bevatten de eindbepalingen inzake de omzetting, de inwerkingtreding en de adressaten van de richtlijn.

15

2002/0061 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de erkenning van beroepskwalificaties

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 40, artikel 47, lid 1 en lid 2, eerste en derde zin, en artikel 55,

Gezien het voorstel van de Commissie24,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité25,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 3, lid 1, onder c), van het Verdrag wordt de afschaffing tussen de lidstaten van hinderpalen voor het vrije verkeer van personen en diensten als een van de doelstellingen van de Gemeenschap genoemd. Voor de onderdanen van de lidstaten houdt dat met name de mogelijkheid in om als zelfstandige of werknemer een beroep uit te oefenen in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificaties werden verworven. Daarnaast is in artikel 47, lid 1, van het Verdrag bepaald dat richtlijnen inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels worden vastgesteld.

(2) Naar aanleiding van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft de Commissie een mededeling over "Een internemarktstrategie voor de dienstensector"26 aangenomen, die met name tot doel heeft het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap even gemakkelijk te maken als binnen een lidstaat. Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie over "nieuwe Europese arbeidsmarkten, open voor allen, met toegang voor allen"27 heeft de Europese Raad van Stockholm van 23 en 24 maart 2001 de Commissie opdracht gegeven "om de Europese Raad in diens voorjaarsbijeenkomst van 2002 specifieke voorstellen voor een meer uniforme, transparante en flexibele regeling voor de erkenning van opleidingstitels en studietijdvakken " voor te leggen.

24 PB C van , blz. . 25 PB C van , blz. . 26 Doc. COM(2000) 888. 27 Doc. COM(2001) 116.

16

(3) De door deze richtlijn geboden garantie aan personen die hun beroepskwalificaties in een lidstaat hebben behaald dat zij toegang hebben tot hetzelfde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van dat land, doet geen afbreuk aan de plicht van de migrerende beroepsbeoefenaar om eventuele niet-discriminerende voorwaarden van die lidstaat betreffende de uitoefening van dat beroep in acht te nemen, voor zover deze vanuit objectief oogpunt gerechtvaardigd en evenredig zijn.

(4) Teneinde het vrij verrichten van diensten te vergemakkelijken, zijn specifieke regels noodzakelijk om de uitoefening van beroepswerkzaamheden op grond van de oorspronkelijke beroepstitel op ruimere schaal mogelijk te maken. Wat op afstand verrichte diensten van de informatiemaatschappij betreft, zijn ook de bepalingen van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt28 van toepassing.

(5) Aangezien voor het verrichten van diensten enerzijds en voor de vestiging anderzijds uiteenlopende regels zijn vastgesteld, moeten de criteria op basis waarvan bij een verplaatsing van de dienstverrichter naar het grondgebied van de ontvangende lidstaat tussen deze twee begrippen onderscheid wordt gemaakt, nader worden gepreciseerd door een tijdscriterium vast te stellen.

(6) Terwijl de beginselen en waarborgen die ten grondslag liggen aan de verschillende erkenningsregelingen die van toepassing zijn behouden moeten blijven, dienen de voorschriften ervan in het licht van de ervaring te worden aangepast. Bovendien zijn de desbetreffende richtlijnen verscheidene malen gewijzigd, wat een reorganisatie en stroomlijning van de bepalingen ervan samen met een gelijktrekking van de toepasselijke beginselen noodzakelijk maakt. De Richtlijnen 89/48/EEG29 en 92/51/EEG30 van de Raad, alsmede Richtlijn 1999/42/EG31 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties, en de Richtlijnen 77/452/EEG32, 77/453/EEG33, 78/686/EEG34, 78/687/EEG35, 78/1026/EEG36, 78/1027/EEG37, 80/154/EEG38, 80/155/EEG39, 85/384/EEG40, 85/432/EEG41, 85/433/EEG42 et 93/16/EEG43 van de Raad betreffende de beroepen van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige, architect, apotheker en arts, laatstelijk

28 PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1. 29 PB L 19 van 24.1.1989, blz. 16. 30 PB L 209 van 24.7.1992, blz. 25. 31 PB L 201 van 31.7.111999, blz. 77. 32 PB L 176 van 15.7.111977, blz. 1. 33 PB L 176 van 15.7.1977, blz. 8. 34 PB L 233 van 24.8.1978, blz. 1. 35 PB L 233 van 24.8.1978, blz. 10. 36 PB L 362 van 23.12.1978, blz. 1. 37 PB L 362 van 23.12.1978, blz. 7. 38 PB L 33 van 11.2.1980, blz. 1. 39 PB L 33 van 11.2.1980, blz. 8. 40 PB L 223 van 21.8.1985, blz. 15. 41 PB L 253 van 24.9.1985, blz. 34. 42 PB L 253 van 24.9.1985, blz. 37. 43 PB L 165 van 7.7.1993, blz. 1.

17

gewijzigd bij Richtlijn 2001/19/EG44 van het Europees Parlement en de Raad, moeten dus worden vervangen en tot één tekst worden samengevoegd.

(7) Wat de beroepen betreft die onder het algemeen stelsel voor de erkenning van opleidingstitels, hierna "het algemeen stelsel" genoemd, vallen, behouden de lidstaten het recht om het vereiste minimumopleidingsniveau vast te stellen om de kwaliteit van de op hun grondgebied verrichte diensten te waarborgen. Op grond van de artikelen 10, 39 en 43 van het EG-Verdrag mogen zij een onderdaan van een lidstaat evenwel niet verplichten bepaalde kwalificaties te verwerven die zij over het algemeen slechts vaststellen door verwijzing naar de kwalificaties die in het kader van hun eigen nationale opleidingsstelsel gelden, terwijl de betrokkene al deze kwalificaties of een deel daarvan reeds in een andere lidstaat heeft verworven. Er moet dan ook worden vastgelegd dat elke ontvangende lidstaat waar een beroep is gereglementeerd, rekening houdt met in een andere lidstaat verworven kwalificaties en nagaat of die met de door hem geëiste kwalificaties overeenstemmen.

(8) Bij gebrek aan harmonisatie van de minimumopleidingseisen voor de toegang tot beroepen die onder het algemeen stelsel vallen, moeten de ontvangende lidstaten de mogelijkheid hebben een compenserende maatregel op te leggen. Deze maatregel dient evenredig te zijn en met name rekening te houden met de beroepservaring van de aanvrager. Uit de ervaring blijkt dat het eisen van een proeve van bekwaamheid of aanpassingsstage, naar keuze van de migrant, voldoende waarborgen ten aanzien van het kwalificatieniveau van laatstgenoemde biedt, zodat elke afwijking van deze keuzemogelijkheid in elk afzonderlijk geval door een dwingende reden van algemeen belang moet zijn gerechtvaardigd.

(9) Teneinde het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten te bevorderen en tegelijk een toereikend kwalificatieniveau te waarborgen, hebben verscheidene beroepsverenigingen en -organisaties op Europees niveau gemeenschappelijke platformen vastgesteld, op grond waarvan beroepsbeoefenaren die aan een reeks kwalificatiecriteria voldoen, gerechtigd zijn de door deze verenigingen of organisaties verleende beroepstitel te voeren. Onder bepaalde voorwaarden en steeds met inachtneming van het Gemeenschapsrecht, vooral dat op het gebied van de mededinging, dient met deze initiatieven rekening te worden gehouden door in deze context een grotere plaats in te ruimen voor automatische erkenning in het algemeen stelsel.

(10) Teneinde rekening te houden met alle situaties waarvoor nog geen bepalingen betreffende de erkenning van beroepskwalificaties bestaan, dient het algemeen stelsel te worden uitgebreid tot die gevallen die niet onder een specifieke regeling vallen, hetzij omdat het betrokken beroep niet onder een van deze regelingen valt, hetzij omdat het beroep wel onder een dergelijke regeling valt, maar de aanvrager niet aan de voorwaarden voldoet om ervan te profiteren.

(11) De regels betreffende de toegang tot een aantal industriële, commerciële en ambachtelijke werkzaamheden in lidstaten waar deze beroepen zijn gereglementeerd, moeten worden vereenvoudigd, voor zover deze werkzaamheden gedurende een redelijke tijd in een voldoende nabij verleden in een andere lidstaat zijn uitgeoefend;

44 PB L 206 van 31.7.2001, blz. 1.

18

tegelijk moet voor deze werkzaamheden een stelsel van automatische erkenning op basis van beroepservaring worden gehandhaafd.

(12) Het vrije verkeer en de onderlinge erkenning van de opleidingstitels van artsen, verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaren der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen, apothekers en architecten moeten gebaseerd zijn op het grondbeginsel dat opleidingstitels op basis van een coördinatie van de minimumopleidingseisen automatisch worden erkend. Bovendien moet de toegang tot het beroep van arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige en apotheker in de lidstaten afhankelijk zijn van het bezit van een bepaalde opleidingstitel, waardoor wordt gegarandeerd dat de betrokkene een opleiding heeft gevolgd die aan de vastgestelde minimumeisen voldoet. Dit systeem moet worden aangevuld met een reeks verworven rechten waarop de gekwalificeerde beroepsbeoefenaren onder bepaalde voorwaarden een beroep kunnen doen.

(13) De beroepswerkzaamheden van huisartsen vallen onder een specifieke regeling, die verschilt van die voor basisartsen en specialisten. De lidstaten kunnen dus geen medisch specialisme erkennen waarvan de beroepswerkzaamheden overeenkomen met die van huisartsen.

(14) Teneinde het stelsel met name met het oog op de uitbreiding te vereenvoudigen, moet het beginsel van automatische erkenning alleen van toepassing zijn op specialismen die in alle lidstaten bestaan en verplicht zijn. Medische en tandheelkundige specialismen die slechts in een beperkt aantal lidstaten bestaan, moeten onverminderd de verworven rechten in het algemeen stelsel worden opgenomen. De praktische gevolgen van deze wijziging moeten voor de migrant worden beperkt, dat wil zeggen dat in deze gevallen geen compenserende maatregelen mogen worden verlangd. Voorts laat deze richtlijn onverlet dat de lidstaten onderling volgens hun eigen specifieke regels een automatische erkenning kunnen invoeren voor bepaalde medische en tandheelkundige specialismen die zij met elkaar gemeen hebben.

(15) In alle lidstaten moet de beoefening der tandheelkunde een specifiek beroep zijn dat zich van het beroep van arts onderscheidt, ongeacht of deze in de mond- en tandheelkunde is gespecialiseerd. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de tandartsenopleiding de beoefenaar der tandheelkunde alle noodzakelijke deskundigheid op het gebied van de preventie, diagnostiek en behandeling van afwijkingen en ziekten van het gebit, de mond, de kaken en omringende weefsels bijbrengt. De tandheelkunde kan alleen worden beoefend door personen die in het bezit zijn van een opleidingstitel van beoefenaar der tandheelkunde, zoals bedoeld in deze richtlijn.

(16) Het lijkt niet wenselijk om een gestandaardiseerde verloskundigenopleiding voor alle lidstaten vast te stellen. Integendeel, de lidstaten moeten zoveel mogelijk vrijheid krijgen om zelf invulling te geven aan deze opleiding.

(17) Met het oog op de vereenvoudiging moet het begrip "apotheker" worden gebruikt om het toepassingsgebied van de bepalingen betreffende de automatische erkenning van opleidingstitels af te bakenen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de bijzondere kenmerken van de nationale regelingen inzake de desbetreffende werkzaamheden.

19

(18) De houders van een opleidingstitel van apotheker zijn specialisten op het gebied van geneesmiddelen en dienen in principe in alle lidstaten toegang te hebben tot een minimumgamma van werkzaamheden op dit gebied. Door de vaststelling van dit minimumgamma moet deze richtlijn enerzijds voorkomen dat de in de lidstaten voor apothekers toegankelijke werkzaamheden, met name wat biomedische analyses betreft, worden beperkt en anderzijds dat ten gunste van deze beroepsbeoefenaren een monopolie wordt geschapen, waarvan de invoering uitsluitend onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen. Deze richtlijn belet de lidstaten niet om aanvullende opleidingseisen te stellen voor de toegang tot werkzaamheden die niet tot het gecoördineerde minimumgamma van werkzaamheden behoren. Wanneer de ontvangende lidstaat dergelijke eisen stelt, moet hij deze dus ook kunnen stellen aan onderdanen met een opleidingstitel die in de zin van deze richtlijn automatisch wordt erkend.

(19) Deze richtlijn coördineert niet alle voorwaarden voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden op farmaceutisch gebied; met name de geografische spreiding van apotheken en het monopolie van de geneesmiddelenverstrekking vallen ook verder onder de bevoegdheid van de lidstaten. Deze richtlijn laat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die ondernemingen verbieden bepaalde werkzaamheden van apothekers uit te oefenen of die aan deze uitoefening bepaalde voorwaarden verbinden, onverlet.

(20) De architectonische schepping, de kwaliteit van de bouwwerken, de harmonieuze inpassing ervan in het omringende milieu, de instandhouding van natuurlijke landschappen en stadsgezichten alsmede van het collectieve en particuliere erfgoed zijn zaken van openbaar belang. De onderlinge erkenning van de opleidingstitels moet dan ook worden gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve criteria die waarborgen dat de houders van de erkende opleidingstitels begrip hebben voor en uitdrukking kunnen geven aan de behoeften van particulieren, sociale groepen en gemeenschappen op het gebied van de ruimtelijke ordening, het ontwerp, de planning en de verwezenlijking van bouwwerken, het behoud en de exploitatie van het architectonisch erfgoed en de instandhouding van het natuurlijke evenwicht

(21) De nationale voorschriften op het gebied van de architectuur en de toegang tot en uitoefening van het beroep van architect lopen wat hun werkingssfeer betreft sterk uiteen. In de meeste lidstaten worden de werkzaamheden op het gebied van de architectuur rechtens of feitelijk uitgeoefend door personen die de beroepstitel van architect, al dan niet in combinatie met een andere beroepstitel, voeren, zonder dat de uitoefening van deze werkzaamheden uitsluitend aan deze personen is voorbehouden, tenzij bij wet anders is bepaald. Deze werkzaamheden, of sommige daarvan, kunnen ook worden uitgeoefend door andere beroepsbeoefenaren, met name ingenieurs, die een speciale opleiding op het gebied van de bouwkunde of bouwkunst hebben gevolgd. Teneinde deze richtlijn zo eenvoudig mogelijk te houden, moet het begrip "architect" worden gebruikt om het toepassingsgebied van de bepalingen betreffende de automatische erkenning van opleidingstitels af te bakenen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de bijzondere kenmerken van de nationale regelingen betreffende de desbetreffende werkzaamheden.

(22) Teneinde de doeltreffendheid van het stelsel van erkenning van beroepskwalificaties te waarborgen, dienen uniforme vormvoorschriften en procedureregels voor de uitvoering ervan, alsmede bepaalde regels betreffende de uitoefening van het beroep te worden vastgesteld.

20

(23) Aangezien uitvoering van deze richtlijn en naleving van de daaruit voortvloeiende verplichtingen gemakkelijker zijn wanneer de lidstaten onderling en met de Commissie samenwerken, moeten de regels voor deze samenwerking worden vastgesteld.

(24) Het beheer van de verschillende erkenningsregelingen, zoals die door de sectorrichtlijnen en het algemeen stelsel zijn ingevoerd, is omslachtig en complex gebleken. Het beheer en de aanpassing van deze richtlijn aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang moeten dus worden vereenvoudigd, met name wanneer de minimumopleidingseisen met het oog op de automatische erkenning van opleidingstitels zijn gecoördineerd. Te dien einde moet er één comité voor de erkenning van beroepskwalificaties worden opgericht.

(25) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden45, moeten de nodige maatregelen tot uitvoering van deze richtlijn volgens de procedure van artikel 5 van dit besluit worden getroffen.

(26) Door een periodiek verslag van de lidstaten over de uitvoering van deze richtlijn, waarin statistische gegevens zijn opgenomen, zal kunnen worden bepaald wat de werking van het stelsel van erkenning van beroepskwalificaties is.

(27) Er moet een passende procedure komen voor de vaststelling van tijdelijke maatregelen voor het geval dat de toepassing van deze richtlijn in een lidstaat grote problemen oplevert.

(28) Deze richtlijn laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake de organisatie van hun nationaal stelsel van sociale zekerheid en de vaststelling van de werkzaamheden die in het kader van dit stelsel moeten worden uitgeoefend, onverlet.

(29) Gezien de snelle technische en wetenschappelijke vooruitgang is het voor veel beroepen van groot belang dat men levenslang bijleert. De lidstaten dienen in dit verband voorschriften vast te stellen om ervoor te zorgen dat beroepsbeoefenaren door een passende bij- en nascholing op de hoogte blijven van de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen.

(30) In overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk de stroomlijning, vereenvoudiging en verbetering van de regels inzake de erkenning van beroepskwalificaties, door de lidstaten niet voldoende worden bereikt en dus beter op communautair niveau worden verwezenlijkt. Deze richtlijn beperkt zich tot het minimum dat vereist is om deze doelstellingen te bereiken en gaat niet verder dan hetgeen voor dit doel nodig is

(31) Deze richtlijn laat de toepassing van artikel 39, lid 4, en van artikel 45 van het Verdrag, alsmede maatregelen die noodzakelijk zijn om een hoog niveau van gezondheidsbescherming en consumentenbescherming te waarborgen, onverlet.

45 PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

21

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Titel I Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel

Deze richtlijn stelt de regels vast volgens welke een lidstaat die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep op zijn grondgebied afhankelijk stelt van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties (hierna de "ontvangende lidstaat" genoemd), de in een andere lidstaat of andere lidstaten (hierna de "lidstaat van oorsprong" genoemd) verworven beroepskwalificaties die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er hetzelfde beroep uit te oefenen, als toereikende voorwaarde voor de toegang tot en de uitoefening van dit beroep beschouwt.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat die in een andere lidstaat dan die waar zij hun beroepskwalificaties hebben verworven, een gereglementeerd beroep willen uitoefenen, hetzij als zelfstandige, hetzij als werknemer.

2. Elke lidstaat kan volgens zijn eigen regels toestaan dat op zijn grondgebied gereglementeerde beroepswerkzaamheden worden uitgeoefend door personen die houder zijn van niet in een lidstaat behaalde opleidingstitels. Voor de beroepen die onder titel III, hoofdstuk III, vallen, moeten bij deze eerste erkenning de in dat hoofdstuk bedoelde minimumopleidingseisen in acht worden genomen.

Artikel 3 Definities

1. In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "gereglementeerd beroep": een gereglementeerde beroepswerkzaamheid of een geheel van gereglementeerde beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of een van de wijzen van uitoefening krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties;

b) "beroepskwalificaties": kwalificaties die worden gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest als bedoeld in artikel 11, lid 2, onder a), en/of beroepservaring;

c) "opleidingstitel": een diploma, certificaat of andere titel die door een instantie van een lidstaat is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in de Gemeenschap gevolgde beroepsopleiding.


---

2. Met een gereglementeerd beroep wordt gelijkgesteld een beroep dat door de leden van een van de in bijlage I genoemde verenigingen of organisaties wordt uitgeoefend.

Telkens wanneer een lidstaat erkenning verleent aan een in de eerste alinea bedoelde vereniging of organisatie, stelt hij de Commissie daarvan in kennis die deze informatie bekendmaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3. Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld elke in een derde land afgegeven opleidingstitel, wanneer de houder ervan een beroepservaring van drie jaar heeft die wordt bevestigd door de lidstaat die de betrokken titel overeenkomstig artikel 2, lid 2, heeft erkend.

Artikel 4 Gevolgen van de erkenning

1. Erkenning van de beroepskwalificaties door de ontvangende lidstaat geeft de begunstigde in deze lidstaat toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit en stelt hem in staat dit beroep uit te oefenen met dezelfde rechten als die welke voor eigen onderdanen gelden.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn is het beroep dat de aanvrager in de ontvangende lidstaat wenst uit te oefenen hetzelfde als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, indien hieronder soortgelijke werkzaamheden vallen.

3. Wanneer het beroep waarvoor de aanvrager in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, een autonome werkzaamheid is van een beroep waaronder in de ontvangende lidstaat een groter aantal werkzaamheden valt, en dit verschil niet door een compenserende maatregel als bedoeld in artikel 14 kan worden overbrugd, verleent erkenning van de kwalificaties van de aanvrager hem in de ontvangende lidstaat alleen toegang tot deze werkzaamheid.

Titel II Vrij verrichten van diensten

Artikel 5 Beginsel van het vrij verrichten van diensten

1. Onverminderd artikel 6, tweede alinea, kunnen de lidstaten het vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat niet beperken om redenen die verband houden met beroepskwalificaties:

a) indien de dienstverrichter op wettige wijze in een lidstaat is gevestigd om er dezelfde beroepswerkzaamheid uit te oefenen en

b) indien, bij verplaatsing van de dienstverrichter, hij deze werkzaamheid gedurende ten minste twee jaar in de lidstaat van vestiging heeft uitgeoefend, wanneer het beroep er niet gereglementeerd is.

23

2. Wanneer de dienstverrichter zich naar het grondgebied van de ontvangende lidstaat begeeft, wordt voor de toepassing van deze richtlijn onder "dienstverrichting" verstaan de uitoefening van een beroepswerkzaamheid in een lidstaat gedurende een periode die niet meer dan zestien weken per jaar bedraagt door een beroepsbeoefenaar die in een andere lidstaat is gevestigd.

Het in de eerste alinea bedoelde vermoeden laat een beoordeling per geval, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de verrichting, onverlet.

3. De dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat waar de dienstverrichter op wettige wijze is gevestigd, wanneer voor de betrokken beroepswerkzaamheid in die lidstaat een dergelijke gereglementeerde beroepstitel bestaat.

Deze titel wordt gevoerd in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging, teneinde verwarring met de beroepstitel van de ontvangende lidstaat te vermijden.

Artikel 6 Vrijstellingen

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, stelt de ontvangende lidstaat een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter met name vrij van de eisen die worden gesteld aan op zijn grondgebied gevestigde beroepsbeoefenaren met betrekking tot:

a) een vergunning, de inschrijving of de aansluiting bij een beroepsorganisatie;

b) de inschrijving bij een publiekrechtelijke instelling van sociale zekerheid om de rekeningen inzake de ten gunste van sociaal verzekerden verrichte werkzaamheden op een verzekeringsinstelling te kunnen verhalen.

De dienstverrichter stelt evenwel de in de eerste alinea, onder b), bedoelde instelling vooraf, of in spoedgevallen achteraf, van de door hem verrichte dienst in kennis.

Artikel 7 Voorafgaande kennisgeving bij verplaatsing van de dienstverrichter

Wanneer de dienstverrichter zich voor de dienstverrichting verplaatst, stelt hij het in artikel 53 bedoelde contactpunt van de lidstaat van vestiging vooraf hiervan in kennis. In spoedgevallen stelt de dienstverrichter het contactpunt van deze lidstaat zo spoedig mogelijk na de dienstverrichting in kennis.

Artikel 8 Administratieve samenwerking

De bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat kunnen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging om een bewijsstuk verzoeken waaruit de nationaliteit van de dienstverrichter blijkt alsmede om een bewijs dat hij de betrokken werkzaamheden op wettige

24

wijze in die lidstaat uitoefent. De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging verstrekken deze informatie overeenkomstig artikel 52.

Bovendien kunnen de bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat in de in artikel 5, lid 1, onder b) bedoelde gevallen het in artikel 53 bedoelde contactpunt van de lidstaat van vestiging verzoeken om een bewijs dat de dienstverrichter de betrokken werkzaamheden gedurende ten minste twee jaar in de lidstaat van vestiging heeft uitgeoefend. Dit bewijs kan op elke gewenste wijze worden geleverd.

Artikel 9 Informatie ten behoeve van de afnemers van de dienst

In aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Gemeenschapsrecht, zorgen de lidstaten ervoor dat de dienstverrichter de afnemer van de dienst de volgende informatie verstrekt:

a) wanneer de dienstverrichter in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, het handelsregister waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer, of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register;

b) wanneer voor uitoefening van de betrokken werkzaamheid in de lidstaat van vestiging een vergunning vereist is, de naam en het adres van de bevoegde toezichthoudende instantie;

c) de beroepsordes of soortgelijke organisaties waarbij de dienstverrichter is aangesloten;

d) de beroepstitel en de lidstaat waar deze werd verleend;

e) vermelding van de beroepsregels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn en hoe deze kunnen worden ingezien;

f) wanneer de dienstverrichter een onder de BTW vallende werkzaamheid uitoefent, het identificatienummer, zoals bedoeld in artikel 22, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad46.

46 PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Deze richtlijn is laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/85/EG (PB L 277 van 28.10.1999, blz. 34).

25

Titel III Vrijheid van vestiging

HOOFDSTUK I ALGEMEEN STELSEL VAN ERKENNING VAN OPLEIDINGSTITELS

Artikel 10 Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle beroepen die niet onder de hoofdstukken II en III van deze titel vallen alsmede op alle gevallen waarin de aanvrager niet aan de in die hoofdstukken opgenomen voorwaarden voldoet.

Artikel 11 Kwalificatieniveaus

1. Voor de toepassing van artikel 13 worden de volgende vijf beroepskwalificatieniveaus vastgesteld:

a) niveau 1 "bekwaamheidsattest";

b) niveau 2 "certificaat";

c) niveau 3 "diploma ter afsluiting van een korte opleiding";

d) niveau 4 "diploma tot afsluiting van een opleiding van middellange duur";

e) niveau 5 "diploma tot afsluiting van een hogere opleiding".

2. Niveau 1 komt overeen met:

a) een door een bevoegde instantie van de lidstaat van oorsprong afgegeven bekwaamheidsattest, nadat men een zeer korte opleiding heeft genoten, een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd of het beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende drie opeenvolgende jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds in een lidstaat heeft uitgeoefend;

b) een algemene opleiding op het niveau van het basis- of voortgezet onderwijs die aantoont dat de houder over een zekere algemene ontwikkeling beschikt.

3. Niveau 2 komt overeen met een opleiding op het niveau van het voortgezet onderwijs, hetzij een voortgezette beroepsopleiding hetzij een voortgezette algemene opleiding aangevuld met een beroepsopleiding.

4. Niveau 3 komt overeen met een opleiding op het niveau van het postsecundair onderwijs met een duur van ten minste één maar minder dan drie jaar.

Met opleidingen van niveau 3 worden gelijkgesteld:

26

a) opleidingen met een bijzondere structuur die tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid en tot een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken opleiden. Hieronder vallen met name de in bijlage II genoemde opleidingen;

b) gereglementeerde opleidingen die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep zijn gericht en die uit een opleidingscyclus bestaan die eventueel door een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring wordt aangevuld waarvan de structuur en het niveau in wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat zijn vastgesteld of die worden gecontroleerd of goedgekeurd door een daartoe aangewezen instantie. Hieronder vallen met name de gereglementeerde opleidingen van bijlage III.

5. Niveau 4 komt overeen met een opleiding op het niveau van het hoger of universitair onderwijs met een duur van ten minste drie maar minder dan vier jaar.

Met opleidingen van niveau 4 worden gelijkgesteld gereglementeerde opleidingen die rechtstreeks op de uitoefening van een bepaald beroep zijn gericht en die bestaan uit een postsecundaire studiecyclus van drie jaar of een postsecundaire deeltijdse studiecyclus met een daaraan gelijkwaardige duur aan een universiteit of een onderwijsinstelling van gelijkwaardig niveau, en, in voorkomend geval, uit een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op de postsecundaire studiecyclus vereist is.

De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat vastgesteld of door een daartoe aangewezen instantie gecontroleerd of goedgekeurd.

6. Niveau 5 komt overeen met een opleiding op het niveau van het hoger onderwijs met een duur van minimaal vier jaar.

Aan opleidingen van niveau 5 worden gelijkgesteld gereglementeerde opleidingen die rechtstreeks op de uitoefening van een bepaald beroep zijn gericht en die bestaan uit een postsecundaire studiecyclus van ten minste vier jaar of een postsecundaire deeltijdse studiecyclus met een daaraan gelijkwaardige duur aan een universiteit of een onderwijsinstelling van gelijkwaardig niveau en, in voorkomend geval, uit een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op de postsecundaire studiecyclus vereist is.

De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat vastgesteld of door een daartoe aangewezen instantie gecontroleerd of goedgekeurd.

Artikel 12 Gelijkgestelde opleidingen

Met een titel ter afsluiting van een in artikel 11 bedoelde opleiding, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke titel die of geheel van titels dat door een bevoegde instantie in een lidstaat is afgegeven, wanneer daarmee een in de Gemeenschap gevolgde

27

opleiding wordt afgesloten welke door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en daaraan dezelfde rechten inzake de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn verbonden.

Onder dezelfde voorwaarden als die van de eerste alinea wordt met een dergelijke opleidingstitel tevens gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent.

Artikel 13 Voorwaarden inzake erkenning

1. Wanneer in een ontvangende lidstaat de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, staat de bevoegde instantie van deze lidstaat de toegang tot en uitoefening van dit beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden toe aan aanvragers die in het bezit zijn van het bekwaamheidsattest dat of de opleidingstitel die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of uitoefening van dat beroep op zijn grondgebied.

De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) zij moeten in een lidstaat zijn behaald;

b) zij moeten blijk geven van een beroepskwalificatieniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau onmiddellijk onder het door de ontvangende lidstaat vereiste niveau, zoals beschreven in artikel 11.

2. De in lid 1 bedoelde toegang tot en uitoefening van het beroep worden eveneens toegestaan aan aanvragers die het in dat lid bedoelde beroep tijdens de voorafgaande tien jaar gedurende twee jaar voltijds hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd, en die een of meer bekwaamheidsattesten of een of meer opleidingstitels bezitten.

De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) zij moeten zijn afgegeven door een bevoegde instantie in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;

b) zij moeten blijk geven van een beroepskwalificatieniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau onmiddellijk onder het in de ontvangende lidstaat vereiste niveau, zoals beschreven in artikel 11;

c) zij moeten aantonen dat de houder op de uitoefening van het betrokken beroep is voorbereid.

De in de eerste alinea bedoelde beroepservaring van twee jaar kan echter niet worden geëist wanneer de aanvrager met de in die alinea bedoelde opleidingstitel(s) een

28

gereglementeerde opleiding in de zin van artikel 11, lid 4, onder b), lid 5, tweede alinea, lid 6, tweede alinea, heeft afgesloten.

Artikel 14 Compenserende maatregelen

1. Artikel 13 belet niet dat de ontvangende lidstaat in een van de volgende gevallen van de aanvrager verlangt dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar doorloopt of een proeve van bekwaamheid aflegt:

a) wanneer de duur van de opleiding waarnaar door de aanvrager overeenkomstig artikel 13, leden 1 of 2, wordt verwezen, ten minste één jaar korter is dan de duur van de in de ontvangende lidstaat vereiste opleiding;

b) wanneer de door hem gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de in de ontvangende lidstaat vereiste opleidingstitel;

c) wanneer het in de ontvangende lidstaat gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, in de zin van artikel 4, lid 2, en dit verschil gekenmerkt wordt door een specifieke opleiding die in de ontvangende lidstaat vereist is en betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel waarnaar de aanvrager verwijst.

2. Indien de ontvangende lidstaat van de mogelijkheid van lid 1 gebruik maakt, moet hij de aanvrager de keuze laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid.

Wanneer een lidstaat meent dat het voor een bepaald beroep noodzakelijk is van de eerste alinea af te wijken en de migrant niet de keuze te laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid, stelt hij de andere lidstaten en de Commissie vooraf hiervan in kennis, waarbij hij deze afwijking afdoende motiveert.

Indien de Commissie na ontvangst van alle nodige informatie van mening is dat de in de tweede alinea bedoelde afwijking onterecht of in strijd met het Gemeenschapsrecht is, verzoekt zij de betrokken lidstaat binnen drie maanden om van de voorgenomen maatregel af te zien. Wanneer binnen deze termijn geen reactie van de Commissie is ontvangen, kan de afwijking worden toegepast.

3. Voor de toepassing van lid 1. onder b) en c), wordt onder "vakken die wezenlijk verschillen" verstaan vakken die van essentieel belang zijn voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de migrant ontvangen opleiding qua duur of inhoud in belangrijke mate afwijkt van de door de ontvangende lidstaat vereiste opleiding.

4. Lid 1 wordt toegepast met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Met name moet de ontvangende lidstaat, indien hij overweegt van de aanvrager een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te verlangen, eerst nagaan of de door de aanvrager in het kader van zijn beroepservaring in een lidstaat of derde land verworven kennis het in lid 3 bedoelde wezenlijke verschil geheel of gedeeltelijk kan overbruggen.

29

Artikel 15 Vrijstelling van compenserende maatregelen op basis van gemeenschappelijke platformen

1. De beroepsverenigingen kunnen de Commissie in kennis stellen van gemeenschappelijke platformen die door hen op Europees niveau zijn vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gemeenschappelijk platform verstaan een geheel van beroepskwalificatiecriteria die getuigen van een toereikend bekwaamheidsniveau voor de uitoefening van een bepaald beroep en op basis waarvan deze verenigingen de in de lidstaten verworven kwalificaties officieel erkennen.

Wanneer de Commissie van mening is dat het betrokken platform de onderlinge erkenning van beroepskwalificaties kan vergemakkelijken, doet zij dit aan de lidstaten toekomen en neemt zij een beslissing overeenkomstig de procedure van artikel 54, lid 2.

2. Wanneer de kwalificaties van de aanvrager voldoen aan de kwalificatiecriteria die op grond van een beslissing overeenkomstig lid 1 zijn vastgesteld, ziet de ontvangende lidstaat van toepassing van artikel 14 af.

3. Indien een lidstaat meent dat een gemeenschappelijk platform niet meer voldoende waarborgen ten aanzien van de beroepskwalificaties biedt, stelt hij de Commissie hiervan in kennis, die in voorkomend geval een beslissing overeenkomstig de procedure van artikel 54, lid 2 neemt.

HOOFDSTUK II ERKENNING VAN BEROEPSERVARING

Artikel 16 Eisen inzake beroepservaring

Wanneer in een lidstaat de toegang tot of uitoefening van een van de in bijlage IV vermelde werkzaamheden afhankelijk wordt gesteld van het bezit van algemene kennis, handels- of vakkennis en vakbekwaamheid, beschouwt deze lidstaat als genoegzaam bewijs van die kennis en bekwaamheid het feit dat de werkzaamheid in kwestie in een andere lidstaat is uitgeoefend. Deze werkzaamheid moet overeenkomstig de artikelen 17 en 18 zijn uitgeoefend.

Artikel 17 Werkzaamheden van lijst I van bijlage IV

1. Bij werkzaamheden van lijst I van bijlage IV moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend:

a) hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;

b) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een

30

door de Staat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;

c) hetzij gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de Staat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend.

d) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste vijf jaar als werknemer heeft uitgeoefend;

e) hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de Staat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;

f) hetzij gedurende zes opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de Staat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend.

2. In de onder a) en d) bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de in artikel 52 bedoelde bevoegde instantie zijn beëindigd.

Artikel 18 Werkzaamheden van lijst II van bijlage IV

1. Bij werkzaamheden van lijst II van bijlage IV moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend:

a) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider;

b) hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de Staat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend;

c) hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij de betrokken werkzaamheid gedurende ten minste drie jaar als werknemer heeft uitgeoefend;

d) hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als werknemer, wanneer de begunstigde kan aantonen dat hij voor de betrokken werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de Staat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend.

31

2. In de onder a) en c) bedoelde gevallen mag deze werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de in artikel 52 bedoelde bevoegde instantie zijn beëindigd.

Artikel 19 Wijziging van de lijsten van werkzaamheden van bijlage IV

De lijsten van werkzaamheden van bijlage IV waarvoor overeenkomstig artikel 16 beroepservaring wordt erkend, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2.

HOOFDSTUK III ERKENNING OP BASIS VAN DE COÖRDINATIE VAN DE MINIMUMOPLEIDINGSEISEN

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 20 Beginsel van automatische erkenning

1. Elke lidstaat erkent de opleidingstitels van artsen, welke toegang geven tot de beroepswerkzaamheden van basisarts en specialist, alsmede die van verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaars der tandheelkunde, dierenartsen, apothekers en architecten, zoals bedoeld in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.6.4 en 5.7.2 respectievelijk, die voldoen aan de minimumopleidingseisen van respectievelijk de artikelen 22, 23, 29, 32, 35, 40 en 42, door daaraan op zijn grondgebied wat de toegang tot en uitoefening van de betrokken beroepswerkzaamheden betreft hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem afgegeven opleidingstitels.

Deze opleidingstitels moeten door bevoegde instellingen van de lidstaten zijn afgegeven en in voorkomend geval vergezeld gaan van het certificaat, zoals bedoeld in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.6.4 en 5.7.2 respectievelijk.

Het bepaalde in de eerste en tweede alinea laat de in de artikelen 21, 25, 31, 34 en 45 bedoelde verworven rechten onverlet.

2. Elke lidstaat erkent, voor de uitoefening van de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van zijn nationale stelsel van sociale zekerheid, de in bijlage V, punt 5.1.5, bedoelde opleidingstitels die aan onderdanen van de lidstaten door andere lidstaten met inachtneming van de minimumopleidingseisen van artikel 26 zijn afgegeven.

Het bepaalde in de eerste alinea laat de in artikel 28 bedoelde verworven rechten onverlet.

32

3. Elke lidstaat erkent de door de andere lidstaten aan onderdanen van de lidstaten afgegeven opleidingstitels van verloskundige, die in bijlage V, punt 5.5.4, zijn vermeld en die aan de in artikel 36 bedoelde minimumopleidingseisen en de in artikel 37 bedoelde uitvoeringsbepalingen voldoen, door daaraan op zijn grondgebied wat de toegang tot en uitoefening van de betrokken beroepswerkzaamheden betreft hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem afgegeven opleidingstitels Deze bepaling laat de in de artikelen 21 en 39 bedoelde verworven rechten onverlet.

4. De in bijlage V, punt 5.7.2, bedoelde opleidingstitels van architect die op grond van lid 1 automatisch worden erkend, vormen de afsluiting van een opleiding die niet eerder dan gedurende het in die bijlage bedoelde referentieacademiejaar is begonnen.

5. Elke lidstaat stelt de toegang tot en uitoefening van de beroepswerkzaamheden van artsen, verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaars der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen en apothekers afhankelijk van het bezit van een opleidingstitel als bedoeld in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.1.5, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.5.4 en 5.6.4 respectievelijk, die waarborgt dat de betrokkene gedurende zijn gehele opleiding in voorkomend geval de in bijlage V, punten 5.1.1, 5.2.1, 5.3.1, 5.4.1, 5.5.1 en 5.6.1, bedoelde kennis en bekwaamheid heeft verworven.

De kennis en bekwaamheid als bedoeld in bijlage V, punten 5.1.1, 5.2.1, 5.3.1, 5.4.1, 5.5.1 en 5.6.1, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.

6. Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die hij met betrekking tot de afgifte van opleidingstitels op het door dit hoofdstuk bestreken gebied vaststelt.

De Commissie doet hiervan mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en vermeldt daarbij de door de lidstaten goedgekeurde benamingen voor de opleidingstitels alsmede, in voorkomend geval, de instelling die de opleidingstitel afgeeft, het certificaat dat deze titel vergezelt en de overeenkomstige beroepstitel, zoals opgenomen in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.1.5, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.5.4, 5.6.4 en 5.7.2 respectievelijk.

Artikel 21 Verworven rechten

1. Onverminderd de specifieke verworven rechten in de betrokken beroepen, beschouwt elke lidstaat, wanneer de opleidingstitels van artsen die toegang geven tot de beroepswerkzaamheden van basisarts en specialist, van verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaars der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen en apothekers die aan onderdanen van de lidstaten zijn afgegeven, niet voldoen aan alle in de artikelen 22, 23, 29, 32, 35, 36 en 40 bedoelde opleidingseisen, de door deze lidstaten afgegeven opleidingstitels als genoegzaam bewijs, wanneer zij een opleiding afsluiten waarmee vóór de in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.5.4 en 5.6.4, opgenomen referentiedata is begonnen, op voorwaarde dat zij


---

vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat de houders ervan de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze hebben uitgeoefend.

2. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek verworven opleidingstitels van artsen, die toegang geven tot de beroepswerkzaamheden van basisarts en specialist, van verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaars der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen en apothekers, die niet aan alle in de artikelen 22, 23, 29, 32, 35, 36 en 40 bedoelde minimumopleidingseisen voldoen, wanneer deze de afsluiting zijn van een opleiding waarmee werd begonnen vóór:

a) 3 oktober 1989 voor basisartsen, verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaars der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen, apothekers en

b) 3 april 1992 voor specialisten.

De in de eerste alinea bedoelde opleidingstitels verlenen het recht om op het gehele Duitse grondgebied de betrokken beroepswerkzaamheden uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de door de bevoegde Duitse instanties afgegeven opleidingstitels als bedoeld in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.5.4 en 5.6.4.

3. Elke lidstaat erkent voor onderdanen van de lidstaten van wie de opleidingstitels van arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts, verloskundige en apotheker niet aan de voor die lidstaat opgenomen benamingen in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.1.4, 5.1.5, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.5.4 en 5.6.4 voldoen, de door deze lidstaten afgegeven opleidingstitels vergezeld van een door de bevoegde instanties of instellingen afgegeven certificaat als genoegzaam bewijs.

Het in de eerste alinea bedoelde certificaat bevestigt dat deze opleidingstitels de afsluiting vormen van een opleiding die in overeenstemming is met de artikelen 22, 23, 26, 29, 32, 35, 36 en 40 respectievelijk en dat zij door de lidstaat die ze heeft afgegeven worden gelijkgesteld aan die waarvan de benamingen zijn opgenomen in bijlage V, punten 5.1.2, 5.1.3, 5.1.4, 5.1.5, 5.2.3, 5.3.3, 5.4.3, 5.5.4 en 5.6.4.

Afdeling 2 Artsen

Artikel 22 De opleiding tot basisarts

1. Voor de toelating tot de opleiding tot basisarts wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een lidstaat voor de betrokken studie toegang geeft tot universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau.

34

2. De medische basisopleiding omvat in totaal ten minste zes studiejaren of 5 500 uur theoretisch en praktisch onderwijs aan een universiteit of onder toezicht van een universiteit.

Voor personen die vóór 1 januari 1972 met hun studie zijn begonnen, kan de in de eerste alinea bedoelde opleiding een praktische opleiding op universitair niveau van zes maanden omvatten, in de vorm van een voltijdse opleiding onder toezicht van de bevoegde instanties.

3. Bij- en nascholing waarborgen, volgens de specifieke bepalingen van elke lidstaat, dat degenen die hun studie hebben afgesloten op de hoogte kunnen blijven van de vooruitgang op geneeskundig gebied.

Artikel 23 De opleiding tot specialist

1. Voor de toelating tot de opleiding tot specialist moeten in het kader van de in artikel 22 bedoelde opleiding met goed gevolg zes studiejaren zijn volbracht gedurende welke de vereiste medische basiskennis is verworven.

2. De opleiding tot specialist omvat theoretisch en praktisch onderwijs in een universitair centrum, een academisch ziekenhuis of, in voorkomend geval, in een daartoe door de bevoegde instanties of instellingen erkende inrichting voor gezondheidszorg.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de minimumduur van de in bijlage V, punt 5.1.4, bedoelde specialistenopleidingen niet korter is dan de in dat punt genoemde duur. De opleiding wordt onder toezicht van de bevoegde instanties of instellingen gegeven. De aankomend specialist dient persoonlijk aan de werkzaamheden van de betrokken diensten deel te nemen en daarvoor verantwoordelijkheid te dragen.

3. De opleiding is een voltijdse opleiding die plaatsvindt in het kader van door de bevoegde instanties erkende specifieke opleidingsplaatsen. Zij houdt deelneming in aan alle medische werkzaamheden van de afdeling waar de opleiding wordt genoten, inclusief de wachtdiensten, zodat de specialist in opleiding gedurende de gehele werkweek en gedurende het gehele jaar aan deze praktische en theoretische opleiding al zijn beroepswerkzaamheid wijdt op de door de bevoegde instanties vastgestelde wijze. Bijgevolg worden deze werkzaamheden op passende wijze bezoldigd.

De opleiding kan worden onderbroken om redenen als militaire dienst, wetenschappelijke opdrachten, zwangerschap en ziekte. Deze onderbrekingen mogen de totale duur van de opleiding niet verkorten.

4. Bij wijze van uitzondering kunnen de lidstaten toestemming geven voor een deeltijdopleiding tot specialist, volgens door de nationale bevoegde instanties toegestane voorwaarden, wanneer een voltijdse opleiding wegens gegronde persoonlijke omstandigheden niet mogelijk is. De bevoegde instanties zien erop toe dat de totale duur en de kwaliteit van de deeltijdopleiding tot specialist niet minder zijn dan die van de voltijdse specialistenopleiding. Dit niveau mag noch door het feit dat de opleiding op deeltijdbasis plaatsvindt, noch door de uitoefening van een betaalde beroepswerkzaamheid in de particuliere sector in gevaar worden gebracht

35

De deeltijdopleiding tot specialist voldoet aan dezelfde eisen als de voltijdse opleiding, waarvan zij zich slechts onderscheidt door de mogelijkheid de deelneming aan de medische werkzaamheden te beperken tot een tijdsduur die ten minste gelijk is aan de helft van de duur die voor de voltijdse opleiding is voorgeschreven.

Deze deeltijdopleiding wordt derhalve op passende wijze bezoldigd.

5. De lidstaten stellen de afgifte van een opleidingstitel van specialist afhankelijk van het bezit van een van de in bijlage V, punt 5.1.2, bedoelde opleidingstitels van basisarts.

6. De minimumopleidingsduur als bedoeld in bijlage V, punt 5.1.4, kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2.

Artikel 24 Benamingen van specialistenopleidingen

De in artikel 20 bedoelde opleidingstitels van specialist zijn die welke door de in bijlage V, punt 5.1.3, bedoelde bevoegde instanties of instellingen zijn afgegeven en welke voor de desbetreffende specialistenopleiding overeenkomen met de in de verschillende lidstaten geldende en in bijlage V, punt 5.1.4, opgenomen benamingen.

Volgens de procedure van artikel 54, lid 2, kan worden besloten om nieuwe medische specialismen gemeenschappelijke aan alle lidstaten bestaan aan bijlage V, punt 5.1.4, toe te voegen.

Artikel 25 Specifieke verworven rechten van specialisten

1. Elke ontvangende lidstaat kan van specialisten waarvan de deeltijdopleiding tot specialist onder de op 20 juni 1975 geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vielen en die uiterlijk op 31 december 1983 met een opleiding tot specialist zijn begonnen, verlangen dat hun opleidingstitels vergezeld gaan van een verklaring waaruit blijkt dat zij de betrokken werkzaamheden daadwerkelijk en op wettige wijze als specialist hebben uitgeoefend gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan.

2. Elke lidstaat erkent de opleidingstitel van specialist die in Spanje is afgegeven aan artsen die hun specialistenopleiding vóór 1 januari 1995 hebben afgesloten, ook al voldoet deze niet aan de in artikel 23 vastgestelde minimumopleidingseisen, op voorwaarde dat deze titel vergezeld gaat van een door de bevoegde Spaanse autoriteiten afgegeven certificaat waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg de proeve van specifieke beroepsbekwaamheid heeft afgelegd die in het kader van de buitengewone regulariseringsmaatregelen uit hoofde van koninklijk besluit 1497/99 is georganiseerd om te verifiëren dat de betrokkene over een vakkennis en bekwaamheid beschikt die vergelijkbaar zijn met die van artsen die in het bezit zijn van de in bijlage V, punten 5.1.3 en 5.1.4, voor Spanje vastgestelde titels van specialist.

36

3. Elke lidstaat waar terzake wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen bestaan, aanvaardt als genoegzaam bewijs de opleidingstitels van specialist die door de overige lidstaten zijn afgegeven en die wat de betrokken specialistenopleiding betreft overeenkomen met de in bijlage VI, punt 6.1, opgenomen benamingen, wanneer zij de afsluiting vormen van een opleiding waarmee vóór de in bijlage V, punt 5.1.3, genoemde referentiedatum werd begonnen, op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat de houders ervan de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze hebben uitgeoefend.

Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek verworven opleidingstitels van specialist, wanneer deze de afsluiting zijn van een opleiding waarmee vóór 3 april 1992 werd begonnen, en het recht verlenen om de betrokken beroepswerkzaamheden op het gehele Duitse grondgebied onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de door de bevoegde Duitse instanties afgegeven opleidingstitels als bedoeld in bijlage VI, punt 6.1, uit te oefenen.

4. Elke lidstaat waar terzake wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen bestaan, erkent de opleidingstitels van specialist die voor de betrokken specialistenopleiding overeenkomen met de in bijlage VI, punt 6.1, opgenomen benamingen, en die door de daarin genoemde lidstaten zijn afgegeven na een opleiding waarmee na de in bijlage V, punt 5.1.3, vermelde referentiedatum en vóór de in artikel 58 vastgestelde uiterste termijn is begonnen, door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf afgegeven opleidingstitels met betrekking tot de toegang tot en uitoefening van de beroepswerkzaamheden van specialist.

5. Elke lidstaat die de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de afgifte van de in bijlage VI, punt 6.1, genoemde opleidingstitels van specialist heeft ingetrokken en met betrekking tot de verworven rechten maatregelen ten gunste van zijn eigen onderdanen heeft getroffen, kent de onderdanen van de andere lidstaten het recht toe voor deze maatregelen in aanmerking te komen, voor zover deze opleidingstitels werden afgegeven vóór de datum vanaf welke de ontvangende lidstaat is opgehouden met het afgeven van zijn opleidingstitels voor het betrokken specialisme.

De data van intrekking van deze bepalingen zijn opgenomen in bijlage VI, punt 6.1.

Artikel 26 De opleiding tot huisarts

1. Voor de toelating tot de opleiding tot huisarts moeten in het kader van de in artikel 22 bedoelde opleiding met goed gevolg zes studiejaren zijn volbracht.

2. De huisartsenopleiding die tot het behalen van de vóór 1 januari 2006 afgegeven opleidingstitels leidt, heeft een duur van ten minste twee jaar bij voltijds onderwijs. Voor de na deze datum afgegeven opleidingstitels heeft zij een duur van ten minste drie jaar bij voltijds onderwijs.

37

Wanneer de in artikel 22 bedoelde opleiding een praktische opleiding omvat in een erkend ziekenhuis dat over de nodige uitrusting en diensten beschikt of in een erkende huisartsenpraktijk of in een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken, kan de duur van deze praktische opleiding voor maximaal één jaar worden inbegrepen in de duur die in de eerste alinea voor vanaf 1 januari 2006 afgegeven opleidingstitels is vastgesteld.

De in de tweede alinea bedoelde mogelijkheid bestaat alleen voor lidstaten waar de duur van de huisartsenopleiding op 1 januari 2001 twee jaar bedroeg.

3. De huisartsenopleiding is een voltijdse opleiding onder toezicht van de bevoegde instanties of instellingen. Zij is meer van praktische dan theoretische aard.

De praktische opleiding wordt enerzijds gegeven gedurende ten minste zes maanden in een erkend ziekenhuis dat over de nodige uitrusting en diensten beschikt, en anderzijds gedurende ten minste zes maanden in een erkende huisartsenpraktijk of een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken.

Deze vindt plaats in samenhang met andere instellingen of organisaties voor gezondheidszorg die zich bezighouden met de huisartsgeneeskunde. Onverminderd de in de tweede alinea genoemde minimumperioden mag de praktische opleiding evenwel gedurende ten hoogste zes maanden worden vervangen door een opleiding in andere erkende instellingen of organisaties voor gezondheidszorg die zich met huisartsgeneeskunde bezighouden.

De opleiding bestaat erin in een persoonlijke deelname van de kandidaat aan de beroepswerkzaamheden en in de verantwoordelijkheden van degenen met wie hij werkt.

4. Bij wijze van uitzondering kunnen de lidstaten toestemming geven voor een specifieke huisartsenopleiding op deeltijdbasis waarvan het niveau vanuit kwalitatief oogpunt gelijkwaardig is aan dat van de voltijdse opleiding, wanneer aan de volgende bijzondere voorwaarden is voldaan:

a) de totale opleidingsduur mag niet korter zijn doordat de opleiding op deeltijdbasis plaatsvindt;

b) het weekrooster van de deeltijdopleiding mag niet minder zijn dan de helft van het weekrooster van de voltijdse opleiding;

c) de deeltijdopleiding dient een aantal voltijdse opleidingsperioden te omvatten, zowel voor het opleidingsonderdeel dat in een ziekenhuis wordt gegeven als voor het onderdeel in een erkende huisartsenpraktijk of in een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken. Deze voltijdse opleidingsperioden moeten qua aantal en duur een passende voorbereiding op de daadwerkelijke uitoefening van de huisartsgeneeskunde waarborgen.

5. De lidstaten stellen de afgifte van een opleidingstitel van huisarts afhankelijk van het bezit van een van de opleidingstitels van basisarts als bedoeld in bijlage V, punt 5.1.2.

6. De lidstaten kunnen de in bijlage V, punt 5.1.5, genoemde opleidingstitels afgeven aan artsen die niet de in dit artikel bedoelde opleiding hebben gevolgd, maar wel een

38

andere aanvullende opleiding die met een door de bevoegde instanties van een lidstaat afgegeven opleidingstitel is afgesloten. De lidstaten mogen deze opleidingstitel evenwel slechts afgeven indien deze de bekrachtiging vormt van kennis die vanuit kwalitatief oogpunt gelijkwaardig is aan die welke wordt verworven tijdens de opleiding als bepaald in dit artikel.

De lidstaten bepalen met name in hoeverre de reeds door de aanvrager gevolgde aanvullende opleiding en diens beroepservaring in aanmerking kunnen komen als vervanging van de opleiding als bepaald in dit artikel.

De lidstaten mogen de in bijlage V, punt 5.1.5, bedoelde opleidingstitel slechts afgeven indien de aanvrager gedurende ten minste zes maanden in een huisartsenpraktijk of in een erkend centrum waar artsen eerstelijnszorg verstrekken, als bedoeld in lid 3, ervaring in de huisartsgeneeskunde heeft opgedaan.

Artikel 27 Uitoefening van de beroepswerkzaamheden van huisarts

Elke lidstaat stelt, behoudens de bepalingen inzake verworven rechten, het in het kader van zijn nationale stelsel van sociale zekerheid verrichten van de werkzaamheden van arts als huisarts afhankelijk van het bezit van een opleidingstitel als bedoeld in bijlage V, punt 5.1.5.

De lidstaten kunnen personen die de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde volgen, van deze voorwaarde vrijstellen.

Artikel 28 Specifieke verworven rechten van huisartsen

1. Elke lidstaat bepaalt welke de verworven rechten zijn. Het recht om de werkzaamheden van arts als huisarts uit te oefenen in het kader van het nationale stelsel van sociale zekerheid van die lidstaat zonder de in bijlage V, punt 5.1.5, bedoelde opleidingstitel te bezitten, moet hij evenwel als verworven recht toekennen aan alle artsen die dit recht op de in dat punt vermelde referentiedatum krachtens de op artsen toepasselijke bepalingen die toegang geven tot de beroepswerkzaamheden van basisarts, bezitten en op die datum op zijn grondgebied praktiseren, omdat zij in aanmerking kwamen voor het bepaalde in artikel 20 of artikel 21.

De bevoegde instanties van elke lidstaat geven aan artsen die op grond van de eerste alinea verworven rechten hebben, op hun verzoek een certificaat af waaruit blijkt dat zij het recht hebben om in het kader van hun stelsel van sociale zekerheid de werkzaamheden van arts als huisarts uit te oefenen zonder de in bijlage V, punt 5.1.5, bedoelde opleidingstitel te bezitten.

2. Elke lidstaat erkent de in lid 1, tweede alinea, bedoelde en aan onderdanen van de lidstaten door andere lidstaten afgegeven certificaten, door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf afgegeven opleidingstitels die het mogelijk maken de werkzaamheden van arts als huisarts in het kader van zijn nationale stelsel van sociale zekerheid uit te oefenen.

39

Afdeling 3 Verplegers verantwoordelijke voor algemene zorgen

Artikel 29 De opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger

1. Voor de toelating tot de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger is een algemene schoolopleiding van tien jaar vereist die wordt afgesloten met een door de bevoegde instanties of instellingen van een lidstaat afgegeven diploma, certificaat of andere titel, of een certificaat ten bewijze dat men geslaagd is voor een gelijkwaardig toelatingsexamen voor de scholen voor verpleegkunde.

2. De opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger is een voltijdse opleiding en omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.2.2, opgenomen studieprogramma.

De lijsten van vakken in bijlage V, punt 5.2.2, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.

3. De opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger omvat ten minste drie studiejaren, dan wel 4 600 uur theoretisch en klinisch onderwijs, waarbij de duur van het theoretisch onderwijs ten minste een derde van de totale duur bedraagt en die van het klinisch onderwijs ten minste de helft van de minimumduur van de opleiding. De lidstaten kunnen gedeeltelijke vrijstelling verlenen aan personen die een deel van deze opleiding hebben gevolgd in het kader van andere opleidingen van ten minste gelijkwaardig niveau.

De lidstaten zien erop toe dat de met de verplegersopleiding belaste instelling verantwoordelijk is voor de coördinatie tussen theoretisch en klinisch onderwijs gedurende het gehele studieprogramma.

Bij wijze van uitzondering kunnen de lidstaten toestemming geven voor een deeltijdopleiding, volgens door de nationale bevoegde instanties toegestane voorwaarden. De totale duur van de deeltijdopleiding mag niet korter zijn dan die van de voltijdse opleiding en het opleidingsniveau mag niet door het deeltijdse karakter in gevaar worden gebracht.

4. Onder theoretisch onderwijs wordt verstaan dat deel van de opleiding in de verpleegkunde waar de leerling-verpleger de kennis, het inzicht, de vakbekwaamheid en de instelling verwerft die nodig zijn om de algemene verpleegkundige verzorging te plannen, te verstrekken en te beoordelen. Deze opleiding wordt gegeven door docenten in de verpleegkunde en andere bevoegde personen en vindt plaats in scholen voor verpleegkunde en andere door de opleidingsinstelling gekozen plaatsen waar onderwijs wordt gegeven.

40

5. Onder klinisch onderwijs wordt verstaan dat deel van de opleiding in de verpleegkunde waar de leerling-verpleger in teamverband en in rechtstreeks contact met een gezond persoon of patiënt en/of gemeenschap op grond van verworven kennis en vaardigheden de vereiste algemene verpleegkundige verzorging leert plannen, verstrekken en beoordelen. De leerling-verpleger leert niet alleen in teamverband werken, maar ook als teamleider op te treden en zich bezig te houden met de organisatie van de algemene verpleegkundige verzorging, waaronder de gezondheidseducatie voor individuele personen en kleine groepen binnen de instelling voor gezondheidszorg of in de gemeenschap.

Dit onderwijs wordt gegeven in ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg en in de gemeenschap onder leiding van docenten-verpleegkundigen en met samenwerking en assistentie van andere geschoolde verpleegkundigen. Ander geschoold personeel kan eveneens in het onderwijsproces worden ingeschakeld.

De leerling-verplegers nemen deel aan de werkzaamheden van de betrokken diensten voor zover deze bijdragen tot hun opleiding en hen in staat stellen de verantwoordelijkheden op zich te leren nemen die aan de verpleegkundige verzorging zijn verbonden.

Artikel 30 Uitoefening van de beroepswerkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger

Voor de toepassing van deze richtlijn zijn de beroepswerkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger die welke onder de in bijlage V, punt 5.2.3, genoemde beroepstitels worden uitgeoefend.

Artikel 31 Specifieke verworven rechten van verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers

De algemene regels inzake verworven rechten zijn alleen van toepassing op verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, wanneer de in artikel 21 bedoelde werkzaamheden de volledige verantwoordelijkheid voor de planning, de organisatie en de administratie van de verpleging van de patiënt hebben omvat.

Afdeling 4 Beoefenaars van de tandheelkunde

Artikel 32 De opleiding tot beoefenaar der tandheelkunde

1. Voor de toelating tot de opleiding tot beoefenaar der tandheelkunde wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een lidstaat voor de betrokken studie toegang geeft tot universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau.

41

2. De tandheelkundige opleiding omvat in totaal ten minste vijf jaar theoretisch en praktisch onderwijs op voltijdbasis aan een universiteit, aan een instelling voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau of onder toezicht van een universiteit en omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.3.2, opgenomen studieprogramma.

De lijsten van vakken in bijlage V, punt 5.3.2, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.

Artikel 33 Uitoefening van de beroepswerkzaamheden van beoefenaar der tandheelkunde

1. Voor de toepassing van deze richtlijn zijn de beroepswerkzaamheden van beoefenaar der tandheelkunde die welke in lid 3 worden omschreven en onder de in bijlage V, punt 5.3.3, genoemde beroepstitels worden uitgeoefend.

2. Het beroep van beoefenaar der tandheelkunde is gebaseerd op de in artikel 32 bedoelde tandheelkundige opleiding en is een specifiek beroep dat zich van het beroep van arts onderscheidt, ongeacht of deze is gespecialiseerd. Voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van beoefenaar der tandheelkunde is het bezit vereist van een opleidingstitel als bedoeld in bijlage V, punt 5.3.3. Met de houders van een dergelijke opleidingstitel worden gelijkgesteld de begunstigden van de artikelen 21 of 34.

3. De lidstaten dragen er zorg voor dat de beoefenaars der tandheelkunde algemeen toegang hebben tot werkzaamheden in verband met de preventie, diagnose en behandeling van afwijkingen en ziekten van tanden, mond, kaken en omliggende weefsels, en die werkzaamheden mogen uitoefenen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de gedragsregels die op de in bijlage V, punt 5.3.3, bedoelde referentiedata voor het beroep gelden.

Artikel 34 Specifieke verworven rechten van beoefenaars der tandheelkunde

1. Elke lidstaat erkent met het oog op de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van beoefenaars der tandheelkunde onder de in bijlage V, punt 5.3.3, opgenomen beroepstitels, de opleidingstitels van arts welke in Italië, Spanje en Oostenrijk zijn afgegeven aan personen die uiterlijk op de in die bijlage voor de betrokken lidstaat vermelde referentiedatum hun artsenopleiding hebben aangevangen, en welke vergezeld gaan van een door de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat afgegeven verklaring.

Uit deze verklaring moet blijken dat aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

a) de betrokkenen hebben in die lidstaat tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren

42

daadwerkelijk, wettig en als hoofdactiviteit de in artikel 33 bedoelde werkzaamheden uitgeoefend;

b) de betrokkenen zijn bevoegd deze werkzaamheden uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de houders van de in bijlage V, punt 5.3.3, voor deze lidstaat opgenomen opleidingstitel.

Van de in de tweede alinea, onder a), bedoelde praktijkervaring zijn vrijgesteld, personen die met goed gevolg een studie van ten minste drie jaar hebben gevolgd die volgens een officiële verklaring van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat gelijkwaardig is aan de in artikel 32 bedoelde opleiding.

2. Elke lidstaat erkent de opleidingstitels van arts welke in Italië zijn afgegeven aan personen die na 28 januari 1980 en niet later dan 31 december 1984 met hun universitaire artsenopleiding zijn begonnen, en welke vergezeld gaan van een door de bevoegde Italiaanse instanties afgegeven verklaring.

Uit deze verklaring moet blijken dat aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:

a) de betrokkenen hebben met goed gevolg de bijzondere proef van bekwaamheid afgelegd die de bevoegde instanties in Italië hebben georganiseerd teneinde na te gaan of de kennis en bekwaamheid van de betrokkenen op een niveau liggen dat vergelijkbaar is met dat van de houders van de opleidingstitel die voor Italië in bijlage V, punt 5.3.3, is vermeld;

b) de betrokkenen hebben in Italië tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk, wettig en als hoofdactiviteit de in artikel 33 bedoelde werkzaamheden uitgeoefend;

c) de betrokkenen zijn bevoegd de in artikel 33 bedoelde werkzaamheden uit te oefenen, of oefenen deze daadwerkelijk, wettig en als hoofdactiviteit uit, onder dezelfde voorwaarden als de houders van de opleidingstitel die voor Italië in bijlage V, punt 5.3.3, is vermeld.

Van de in de tweede alinea, onder a), bedoelde proef van bekwaamheid zijn vrijgesteld, personen die met goed gevolg een studie van ten minste drie jaar hebben gevolgd die volgens een officiële verklaring van de bevoegde instanties gelijkwaardig is aan de in artikel 32 bedoelde opleiding.

3. Elke lidstaat waar terzake wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen bestaan, erkent als genoegzaam bewijs de in bijlage VI, punt 6.2, bedoelde opleidingstitels van specialist in de tandheelkunde die door andere lidstaten zijn afgegeven, wanneer deze de afsluiting vormen van een opleiding waarmee vóór de in deze bijlage bedoelde referentiedatum is begonnen, op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat de houders ervan de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze hebben uitgeoefend.

Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek verworven opleidingstitels van beoefenaar der tandheelkunde, wanneer deze de afsluiting zijn van een opleiding

43

waarmee vóór 3 oktober 1989 werd begonnen, en het recht verlenen om de betrokken beroepswerkzaamheden op het gehele Duitse grondgebied onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de door de bevoegde Duitse instanties afgegeven opleidingstitels als bedoeld in bijlage VI, punt 6.2, uit te oefenen.

4. Elke lidstaat waar terzake wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen bestaan, erkent de in bijlage VI, punt 6.2, bedoelde opleidingstitels van specialist in de tandheelkunde, die door de daarin genoemde lidstaten zijn afgegeven na een opleiding waarmee na de in die bijlage vermelde referentiedatum en vóór de in artikel 58 vastgestelde uiterste termijn is begonnen, door daaraan op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf afgegeven opleidingstitels met betrekking tot de toegang tot en uitoefening van de beroepswerkzaamheden van specialist in de tandheelkunde.

Afdeling 5 Dierenartsen

Artikel 35 De opleiding tot dierenarts

1. De diergeneeskundige opleiding omvat in totaal ten minste vijf jaar theoretisch en praktisch onderwijs op voltijdbasis aan een universiteit, aan een instelling voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau of onder toezicht van een universiteit en omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.4.2, opgenomen studieprogramma.

De lijsten van vakken in bijlage V, punt 5.4.2, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.

2. Voor de toelating tot de diergeneeskundige opleiding wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een lidstaat voor de betrokken studie toegang geeft tot universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau.

Afdeling 6 Verloskundigen

Artikel 36 De opleiding tot verloskundige

1. De opleiding tot verloskundige omvat in totaal ten minste één van de volgende opleidingen:


---

a) een specifieke voltijdse opleiding tot verloskundige van ten minste drie jaar theoretisch en praktisch onderwijs (mogelijkheid I) die ten minste het in bijlage V, punt 5.5.2, opgenomen programma omvat.

b) een specifieke voltijdse opleiding tot verloskundige van achttien maanden (mogelijkheid II) die ten minste het in bijlage V, punt 5.5.2, opgenomen programma omvat voorzover dit niet op gelijkwaardige wijze is onderwezen in het kader van de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger.

De lidstaten zien erop toe dat de met de opleiding van verloskundigen belaste inrichting verantwoordelijk is voor de coördinatie tussen theorie en praktijk gedurende het gehele studieprogramma.

De lijsten van vakken in bijlage V, punt 5.5.2, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.

2. Voor de toelating tot de opleiding tot verloskundige moet aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a) voor mogelijkheid I, het doorlopen van ten minste tien jaar algemene schoolopleiding;

b) voor mogelijkheid II, het bezit van een opleidingstitel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger als bedoeld in bijlage V, punt 5.2.3.

3. Bij wijze van uitzondering kunnen de lidstaten toestemming geven voor een deeltijdopleiding, volgens door de nationale bevoegde instanties toegestane voorwaarden. De totale duur van de deeltijdse opleiding mag niet korter zijn dan die van de voltijdse opleiding en het opleidingsniveau mag niet door het deeltijdse karakter in gevaar worden gebracht.

Artikel 37 Regels ten aanzien van de erkenning van de opleidingstitels van verloskundige

1. De in bijlage V, punt 5.5.4, bedoelde opleidingstitels van verloskundige worden overeenkomstig artikel 20 automatisch erkend, indien zij aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

a) een voltijdse opleiding tot verloskundige van ten minste drie jaar:

i) hetzij op basis van het bezit van een diploma, certificaat of andere titel, dat/die toegang verleent tot universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs, hetzij, bij ontstentenis daarvan, het bewijs van een opleiding die een gelijkwaardig niveau van kennis garandeert;

ii) hetzij gevolgd door een praktijkervaring van twee jaar waarvoor overeenkomstig lid 2 een bewijs is afgegeven.

45

b) een voltijdse opleiding tot verloskundige van ten minste twee jaar of 3 600 uren, waarvoor het bezit is vereist van een opleidingstitel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger als bedoeld in bijlage V, punt 5.2.3.

c) een voltijdse opleiding tot verloskundige van ten minste achttien maanden of 3 000 uren, waarvoor het bezit is vereist van een opleidingstitel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger als bedoeld in bijlage V, punt 5.2.3, en gevolgd door een praktijkervaring waarvoor overeenkomstig lid 2 een bewijs is afgegeven.

2. Het in lid 1 genoemde bewijs wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat van oorsprong. Hierin wordt verklaard dat de begunstigde, na de opleidingstitel van verloskundige te hebben behaald, in een ziekenhuis of in een daartoe erkende inrichting voor gezondheidszorg alle werkzaamheden van verloskundige gedurende het overeenkomstige tijdvak naar tevredenheid heeft verricht.

Artikel 38 Uitoefening van de beroepswerkzaamheden van verloskundige

1. Deze afdeling is van toepassing op de werkzaamheden van verloskundige, zoals die door elke lidstaat zijn omschreven, onverminderd het bepaalde in lid 2, en worden uitgeoefend onder de in bijlage V, punt 5.5.4, opgenomen beroepstitels.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de verloskundigen ten minste toegang hebben tot de in bijlage V, punt 5.5.3, genoemde werkzaamheden en deze mogen uitoefenen.

Artikel 39 Specifieke verworven rechten van verloskundigen

1. Elke lidstaat erkent, ten aanzien van onderdanen van de lidstaten van wie de opleidingstitels van verloskundige aan alle in artikel 36 vastgestelde minimumopleidingseisen voldoen, maar uit hoofde van artikel 37 alleen mogen worden erkend indien ze vergezeld gaan van het in artikel 37, lid 2, bedoelde bewijs van praktijkervaring, als genoegzaam bewijs de door deze lidstaten vóór de in bijlage V, punt 5.5.4, bedoelde referentiedatum afgegeven opleidingstitels, op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat de houders ervan de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze hebben uitgeoefend.

2. Lid 1 is van toepassing op onderdanen van de lidstaten van wie de opleidingstitels van verloskundige de afsluiting zijn van een opleiding die op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek werd gevolgd en die aan alle minimumopleidingseisen van artikel 36 voldoet, maar uit hoofde van artikel 37 alleen moeten worden erkend, indien zij vergezeld gaan van het in artikel 37, lid 2, bedoelde bewijs van praktijkervaring, wanneer zij de afsluiting zijn van een opleiding waarmee vóór 3 oktober 1989 werd aangevangen.

46

Afdeling 7 Apothekers

Artikel 40 De opleiding tot apotheker

1. Voor de toelating tot de apothekersopleiding wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een lidstaat voor de betrokken studie toegang geeft tot universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau.

2. De opleidingstitel van apotheker vormt de afsluiting van een opleiding van ten minste vijf jaar waarvan:

a) ten minste vier jaar voltijds theoretisch en praktisch onderwijs aan een universiteit, instelling voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau of onder toezicht van een universiteit;

b) ten minste zes maanden stage in een voor het publiek toegankelijke apotheek of in een ziekenhuis onder toezicht van de farmaceutische dienst van dat ziekenhuis.

De opleiding omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.6.2, opgenomen studieprogramma.

De lijsten van vakken in bijlage V, punt 5.6.2, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.

Artikel 41 Uitoefening van de werkzaamheden van apotheker

1. Voor de toepassing van deze richtlijn zijn de werkzaamheden van apotheker die waartoe de toegang en waarvan de uitoefening in een of meer lidstaten afhankelijk worden gesteld van eisen betreffende de beroepskwalificatie en die openstaan voor de houders van de in bijlage V, punt 5.6.4, bedoelde opleidingstitels.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de houders van een universitaire opleidingstitel of van een titel van een als gelijkwaardig erkend niveau op het terrein van de farmacie, die voldoet aan de in artikel 40 gestelde voorwaarden, ten minste gerechtigd zijn tot de toegang tot en de uitoefening van de in bijlage V, punt 5.6.3, bedoelde werkzaamheden, onder voorbehoud, in voorkomend geval, van de eis van aanvullende beroepservaring.

47

3. Wanneer in een lidstaat de toegang tot en de uitoefening van een van de werkzaamheden van apotheker behalve van het bezit van een in bijlage V, punt 5.6.4, bedoelde opleidingstitel, afhankelijk worden gesteld van het bezit van aanvullende beroepservaring, erkent deze lidstaat als genoegzaam bewijs te dien einde een verklaring van de bevoegde instanties van de lidstaat van oorsprong waarin wordt bevestigd dat de betrokkene die werkzaamheden in de lidstaat van oorsprong gedurende een periode van gelijke duur heeft uitgeoefend.

4. Wanneer er in een lidstaat op 16 september 1985 een vergelijkend onderzoek op de grondslag van een examen bestaat dat ten doel heeft onder de in lid 1 bedoelde houders de kandidaten te selecteren die zullen worden aangewezen als houders van nieuwe apotheken tot oprichting waarvan in het kader van een nationaal systeem voor geografische spreiding werd besloten, kan deze lidstaat in afwijking van lid 1 dit vergelijkend onderzoek handhaven en verplicht stellen voor onderdanen van de lidstaten die een van de in bijlage V, punt 5.6.4, bedoelde opleidingstitels van apotheker bezitten of die onder artikel 21 vallen.

Afdeling 8 Architecten

Artikel 42 De opleiding tot architect

1. De opleiding tot architect omvat in totaal ten minste, hetzij vier jaar studie op voltijdsbasis, hetzij zes jaar studie, waarvan ten minste drie jaar voltijds, aan een universiteit of een vergelijkbare onderwijsinstelling. Ter afsluiting van deze opleiding moet met goed gevolg een examen op universitair niveau worden afgelegd.

Deze opleiding op universitair niveau, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de architectuur, moet evenveel aandacht besteden aan de theoretische als aan de praktische aspecten van de architectuuropleiding en moet de verwerving van de in bijlage V, punt 5.7.1, genoemde kennis en bekwaamheid waarborgen.

De lijsten van vakken in bijlage V, punt 5.7.1, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 54, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.

Artikel 43 Afwijkingen van de eisen inzake de architectenopleiding

1. In afwijking van artikel 42 wordt eveneens als beantwoordend aan artikel 20 erkend de driejarige opleiding aan de "Fachhochschulen" van de Bondsrepubliek Duitsland, die op 5 augustus 1985 bestaat, die voldoet aan de eisen van artikel 42 en die in die lidstaat toegang geeft tot de in artikel 44 bedoelde werkzaamheden onder de beroepstitel van architect, voor zover deze opleiding wordt aangevuld met een

48

periode van beroepservaring van vier jaar in de Bondsrepubliek Duitsland, waarvan het bewijs wordt geleverd door een certificaat dat is afgegeven door de beroepsorde waarbij de architect die voor de bepalingen van deze richtlijn in aanmerking wil komen, op de ledenlijst is ingeschreven.

De beroepsorde moet vooraf beoordelen of de door de betrokken architect verrichte werkzaamheden op het gebied van de architectuur overtuigende toepassingen zijn van het geheel van de in bijlage V, punt 5.7.1, bedoelde kennis en bekwaamheid. Dit certificaat wordt afgegeven volgens dezelfde procedure als die welke voor de inschrijving op de ledenlijst van de beroepsorde van toepassing is.

2. In afwijking van artikel 42 wordt, in het kader van de sociale verheffing of van deeltijdse universitaire studies, eveneens als beantwoordend aan artikel 20 erkend de opleiding die voldoet aan de eisen van artikel 42 en die wordt afgesloten met een examen in de architectuur dat met goed gevolg is afgelegd door een persoon die al zeven jaar of langer op het gebied van de architectuur werkzaam is onder toezicht van een architect of een architectenbureau. Dit examen moet op universitair niveau staan en gelijkwaardig zijn aan het in artikel 42, lid 1, eerste alinea, bedoelde afsluitende examen.

Artikel 44 Uitoefening van de werkzaamheden van architect

1. Voor de toepassing van deze richtlijn zijn beroepswerkzaamheden van architect die welke gewoonlijk onder de beroepstitel van architect worden uitgeoefend.

2. De onderdanen van een lidstaat die gerechtigd zijn de beroepstitel van architect te voeren uit hoofde van een wet waarbij aan de bevoegde instantie van een lidstaat de bevoegdheid wordt gegeven deze titel te verlenen aan onderdanen van de lidstaten die zich in het bijzonder hebben onderscheiden door de kwaliteit van hun prestaties in de architectuur, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld voor het uitoefenen van de werkzaamheden van architect onder de beroepstitel van architect. De hoedanigheid van architect van de betrokkenen blijkt uit een certificaat dat door hun lidstaat van oorsprong is afgegeven.

Artikel 45 Specifieke verworven rechten van architecten

1. Elke lidstaat erkent de in bijlage VI, punt 6.3, bedoelde opleidingstitels van architect die door de andere lidstaten zijn afgegeven ter afsluiting van een opleiding waarmee uiterlijk gedurende het in de genoemde bijlage opgenomen referentieacademiejaar is begonnen, ook al voldoen zij niet aan de in artikel 42 bedoelde minimumeisen, door daaraan met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van architect op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf afgegeven opleidingstitels van architect.

De verklaringen van de bevoegde instanties van de Bondsrepubliek Duitsland als bewijs van de respectieve gelijkwaardigheid van de na mei 1945 door de bevoegde instanties van de Duitse Democratische Republiek afgegeven opleidingstitels aan de in de genoemde bijlage opgenomen titels, worden onder deze voorwaarden erkend.

49

2. Onverminderd lid 1 erkent elke lidstaat, door daaraan met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van architect onder de beroepstitel van architect op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf afgegeven opleidingstitels, de verklaringen die aan onderdanen van de lidstaten zijn afgegeven door lidstaten die op de volgende tijdstippen een regeling kennen voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van architect:

a) 1 januari 1995 voor Oostenrijk, Finland en Zweden;

b) 5 augustus 1987 voor de overige lidstaten.

De in lid 1 bedoelde verklaringen bevestigen dat de houder ervan uiterlijk op deze datum toestemming heeft gekregen om de beroepstitel van architect te voeren en dat hij in het kader van deze regeling de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van die verklaringen voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk heeft uitgeoefend.

HOOFDSTUK IV GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE VESTIGING

Artikel 46 Documenten en formaliteiten

1. Wanneer de bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat overeenkomstig deze titel over een aanvraag tot uitoefening van het betrokken gereglementeerde beroep beslissen, kunnen zij de in bijlage VII genoemde documenten en certificaten verlangen.

De in bijlage VII, punt 1, bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder dan drie maanden zijn.

De lidstaten, instellingen en andere rechtspersonen dragen er zorg voor dat de inhoud van de verstrekte informatie geheim blijft

2. Indien de ontvangende lidstaat kennis heeft van ernstige en precieze feiten die vóór de vestiging van de betrokkene in deze lidstaat buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en daarbinnen van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de betrokken werkzaamheid, kan hij de lidstaat van oorsprong hiervan op de hoogte stellen.

De lidstaat van oorsprong gaat de juistheid van deze feiten na en zijn autoriteiten bepalen de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en stellen de ontvangende lidstaat in kennis van de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de verstrekte informatie.

3. Wanneer een ontvangende lidstaat verlangt dat zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep een eed of belofte afleggen en de formule van deze eed of belofte niet door onderdanen van de andere lidstaten kan worden gebruikt, ziet hij erop toe dat de betrokkenen een passende en gelijkwaardige formule kunnen gebruiken.

50

Artikel 47 Procedure voor de erkenning van beroepskwalificaties

1. De bevoegde instantie van de ontvangende lidstaat bevestigt binnen één maand de ontvangst van het dossier van de aanvrager en deelt in voorkomend geval mede welk(e) document(en) ontbreken.

2. De procedure voor de behandeling van een aanvraag om een gereglementeerd beroep te mogen uitoefenen, moet zo spoedig mogelijk worden afgerond; zij moet uiterlijk drie maanden na de indiening van het volledige dossier van de aanvrager door een met redenen omkleed besluit van de bevoegde instantie van de ontvangende lidstaat worden afgesloten.

3. Tegen dit besluit, of tegen het uitblijven ervan binnen de gestelde termijn, kan bij een nationale rechterlijke instantie beroep worden aangetekend.

Artikel 48 Het voeren van een beroepstitel

1. Wanneer in een ontvangende lidstaat voorschriften gelden voor het voeren van de beroepstitel voor een van de werkzaamheden van het betrokken beroep, voeren de onderdanen van de andere lidstaten die op grond van titel III gerechtigd zijn een gereglementeerd beroep uit te oefenen, de beroepstitel die in de ontvangende lidstaat met dit beroep overeenkomt, en maken zij gebruik van de eventuele afkorting van deze titel.

Wanneer evenwel de toegang tot een beroep in de ontvangende lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 3, is beperkt, kan die lidstaat de beroepstitel van een passende vermelding voorzien.

2. Wanneer een beroep in de ontvangende lidstaat is gereglementeerd door een vereniging of organisatie als bedoeld in bijlage I, mogen de onderdanen van de lidstaten de door die organisatie of vereniging verleende beroepstitel of de afkorting daarvan uitsluitend gebruiken indien zij het bewijs overleggen dat zij lid van die organisatie of vereniging zijn.

Wanneer de vereniging of organisatie het lidmaatschap afhankelijk stelt van bepaalde kwalificaties, mag zij deze kwalificaties slechts overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn eisen van onderdanen van andere lidstaten die over beroepskwalificaties beschikken.

Artikel 49 Talenkennis

1. De begunstigden van de erkenning van beroepskwalificaties beschikken over de talenkennis die voor de uitoefening van hun beroep in de ontvangende lidstaat vereist is.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat in voorkomend geval de begunstigden de talenkennis verwerven die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden in de ontvangende lidstaat.

51

Titel IV Wijze van uitoefening van het beroep

Artikel 50 Het voeren van de opleidingstitel

Onverminderd artikel 5, lid 3, en artikel 48, ziet de ontvangende lidstaat erop toe dat de betrokkenen het recht hebben gebruik te maken van hun opleidingstitel van de lidstaat van oorsprong, en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van deze lidstaat. De ontvangende lidstaat kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of van de examencommissie die de titel heeft verleend.

Wanneer deze opleidingstitel van de lidstaat van oorsprong in de ontvangende lidstaat kan worden verward met een titel waarvoor in laatstgenoemde lidstaat een aanvullende opleiding is vereist die de begunstigde niet heeft gevolgd, kan de ontvangende lidstaat voorschrijven dat de begunstigde zijn opleidingstitel van de lidstaat van oorsprong voert in een door de ontvangende lidstaat aangegeven passende vorm.

Artikel 51 Overeenkomsten op het gebied van de sociale zekerheid

Onverminderd artikel 5, lid 1, en artikel 6, eerste alinea, onder b), verlenen de lidstaten die van degenen die op hun grondgebied hun beroepskwalificaties hebben verworven eisen dat zij een voorbereidende stage volbrengen en/of een periode van beroepservaring doorlopen om bij een ziektekostenverzekering te kunnen worden gecontracteerd, vrijstelling van deze verplichting aan de houders van in een andere lidstaat verworven beroepskwalificaties.

Titel V Administratieve samenwerking en uitvoeringsbevoegdheden

Artikel 52 Bevoegde instanties

1. De bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat en de lidstaat van oorsprong werken nauw samen en verlenen elkaar wederzijds bijstand bij de toepassing van deze richtlijn. Zij zien toe op de vertrouwelijkheid van de door hen uitgewisselde informatie.

2. Elke lidstaat wijst uiterlijk bij het aflopen van de in artikel 58 vastgestelde termijn de bevoegde instanties en instellingen aan die gemachtigd zijn de opleidingstitels en andere documenten of informatie te verstrekken of te ontvangen, alsmede die welke gemachtigd zijn de aanvragen te ontvangen en de in deze richtlijn bedoelde besluiten te nemen, en stellen de andere lidstaten en de Commissie onverwijld hiervan in kennis.

3. Elke lidstaat wijst een coördinator voor de werkzaamheden van de in lid 1 bedoelde instanties aan en stelt de andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis.

52

De coördinator heeft de volgende taken:

a) bevordering van een uniforme toepassing van deze richtlijn;

b) bijeenbrenging van alle informatie die voor de toepassing van deze richtlijn van nut is, met name informatie over de toegangsvoorwaarden voor gereglementeerde beroepen in de lidstaten.

Voor de uitvoering van de in de tweede alinea, onder b), bedoelde taak kan de coördinator een beroep doen op de in artikel 53 bedoelde contactpunten.

Artikel 53 Contactpunten

Elke lidstaat wijst uiterlijk bij het aflopen van de in artikel 58 vastgestelde termijn een contactpunt aan dat de volgende taken heeft:

a) verstrekking van alle informatie die voor de erkenning van beroepskwalificaties overeenkomstig deze richtlijn van nut is aan burgers en contactpunten van de andere lidstaten, met name informatie over de nationale wetgeving inzake beroepen en de uitoefening ervan, met inbegrip van de sociale wetgeving en, in voorkomend geval, de beroepsregels;

b) ondersteuning van burgers bij de uitoefening van de door deze richtlijn verleende rechten, onder meer, in voorkomend geval, door samenwerking met de andere contactpunten en de bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat.

De contactpunten stellen de Commissie binnen twee maanden na indiening in kennis van de zaken die zij uit hoofde van de eerste alinea, onder b), behandelen.

Artikel 54 Comité voor de erkenning van beroepskwalificaties

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité voor de erkenning van beroepskwalificaties, hierna het "comité" genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat door de vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op twee maanden vastgesteld.

3. Aan het comité kunnen alle vragen met betrekking tot de uitvoering van deze richtlijn worden voorgelegd.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

53

Titel VI Overige bepalingen

Artikel 55 Verslagen

Na het verstrijken van de in artikel 58 bedoelde termijn leggen de lidstaten aan de Commissie om de twee jaar een verslag over de toepassing van het ingevoerde stelsel voor. Behalve algemene toelichtingen bevat dat verslag een statistisch overzicht van de genomen besluiten, alsmede een beschrijving van de voornaamste problemen die uit de toepassing van de richtlijn voortvloeien.

Artikel 56 Afwijkingsclausule

Indien zich, bij de toepassing van een bepaling van deze richtlijn, voor een lidstaat op bepaalde terreinen ernstige moeilijkheden voordoen, onderzoekt de Commissie deze moeilijkheden samen met de lidstaat.

In voorkomend geval besluit de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 54, lid 2, de betrokken lidstaat toe te staan om gedurende een bepaalde periode van de toepassing van de betrokken bepaling af te wijken.

Artikel 57 Intrekking

De Richtlijnen 77/452/EEG, 77/453/EEG, 78/686/EEG, 78/687/EEG, 78/1026/EEG, 78/1027/EEG, 80/154/EEG, 80/155/EEG, 85/384/EEG, 85/432/EEG, 85/433/EEG, 89/48/EEG, 92/51/EEG, 93/16/EEG en 1999/42/EG worden met ingang van de in artikel 58 vastgestelde datum ingetrokken.

De verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen worden geacht betrekking te hebben op deze richtlijn.

Artikel 58 Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

54

Artikel 59 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 60 Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad De Voorzitter De Voorzitter


---

BIJLAGE I Lijst van beroepsverenigingen of -organisaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, lid 2

IERLAND47

1. The Institute of Chartered Accountants in Ireland48 2. The Institute of Certified Public Accountants in Ireland48 3. The Association of Certified Accountants48 4. Institution of Engineers of Ireland 5. Irish Planning Institute

VERENIGD KONINKRIJK 1. Institute of Chartered Accountants in England and Wales 20. Chartered Institute of Building 2. Institute of Chartered Accountants of Scotland 21. Engineering Council 3. Institute of Chartered Accountants in Ireland 22. Institute of Energy 4. Chartered Association of Certified Accountants 23. Institution of Structural Engineers 5. Chartered Institute of Loss Adjusters 24. Institution of Civil Engineers 6. Chartered Institute of Management Accountants 25. Institution of Mining Engineers 7. Institute of Chartered Secretaries and Administrators 26. Institution of Mining and Metallurgy 8. Chartered Insurance Institute 27. Institution of Electrical Engineers 9. Institute of Actuaries 28. Institution of Gas Engineers 10. Faculty of Actuaries 29. Institution of Mechanical Engineers 11. Chartered Institute of Bankers 30. Institution of Chemical Engineers 12. Institute of Bankers in Scotland 31. Institution of Production Engineers 13. Royal Institution of Chartered Surveyors 32. Institution of Marine Engineers 14. Royal Town Planning Institute 33. Royal Institution of Naval Architects 15. Chartered Society of Physiotherapy 34. Royal Aeronautical Society 16. Royal Society of Chemistry 35. Institute of Metals 17. British Psychological Society 36. Chartered Institution of Building Services Engineers 18. Library Association 37. Institute of Measurement and Control 19. Institute of Chartered Foresters 38. British Computer Society

47 Ierse onderdanen zijn eveneens lid van de volgende verenigingen of organisaties in het Verenigd Koninkrijk: - Institute of Chartered Accountants in England and Wales; - Institute of Chartered Accountants of Scotland; - Institute of Actuaries; - Faculty of Actuaries; - The Chartered Institute of Management Accountants; - Institute of Chartered Secretaries and Administrators; - Royal Town Planning Institute; - Royal Institution of Chartered Surveyors; - Chartered Institute of Building. 48 Uitsluitend voor de controle van rekeningen.

56

BIJLAGE II Lijst van opleidingen met een bijzondere structuur bedoeld in artikel 11, lid 4, tweede alinea, onder a)

1. Paramedisch en sociaal-pedagogisch gebied

De volgende opleidingen:

Duitsland

­ kinderverpleegkundige (Kinderkrankenschwester/Kinderkrankenpfleger);

­ fysiotherapeut (Krankengymnast(in)/Physiotherapeut(in))49;

­ bezigheids- en arbeidstherapeut (Beschäftigungs- und Arbeitstherapeut(in));

­ logopedist (Logopäde/Logopädin);

­ orthoptist (Orthoptist(in));

­ van staatswege erkend pedagogisch werker (staatlich anerkannte(r) Erzieher(in));

­ van staatswege erkend orthopedagogisch werker (staatlich anerkannte(r) Heilpädagoge(-in));

­ medisch laborant (medizinisch-technische(r) Laboratoriums-Assistent(in));

­ radiologisch laborant (medizinisch-technische(r) Radiologie-Assistent(in));

­ medisch-technisch assistent functionele diagnostiek (medizinisch-technische(r) Assistent(in) für Funktionsdiagnostik);

­ diergeneeskundig-technisch assistent (veterinärmedizinisch-technische(r) Assistent(in));

­ diëtist (Diätassistent(in));

­ farmaceutisch technicus (Pharmazieingenieur), gegeven voor 31 maart 1994 op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek;

­ psychiatrisch verpleegkundige (psychiatrische(r) Krankenschwester/Krankenpfleger);

­ spraaktherapeut (Sprachtherapeut(in));

Italië

­ tandtechnicus (odontotecnico);

­ opticien (ottico);

­ podoloog (podologo);

Luxemburg

­ radiologisch laborant (assistant(e) technique médical(e) en radiologie);

­ medisch laborant (assistant(e) technique médical(e) de laboratoire);

­ psychiatrisch verpleegkundige (infirmier/ière psychiatrique);

49 Vanaf 1 juni 1994 vervangt de beroepstitel Physiotherapeut(in) die van Krankengymnast(in). Beroepsuitoefenaren die hun diploma voor die datum hebben behaald, kunnen desgewenst echter de oude titel Krankengymnast(in) blijven voeren.

57

­ chirurgieassistent (assistant(e) technique médical(e) en chirurgie);

­ kinderverpleegkundige (infirmier/ière puériculteur/trice);

­ anesthesieverpleegkundige (infirmier/ière anesthésiste);

­ gediplomeerd masseur (masseur/euse diplômé(e));

­ pedagogisch werker (éducateur/trice);

Nederland

­ dierenartsassistent,

overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste 13 jaar, waarvan:

(i) hetzij ten minste drie jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen, eventueel aangevuld met een specialisatiecyclus van een of twee jaar, afgesloten met een examen;

(ii) hetzij ten minste tweeënhalf jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen en aangevuld met een praktijkervaring van ten minste zes maanden of een beroepsstage van ten minste zes maanden aan een erkende instelling;

(iii) hetzij ten minste twee jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen en aangevuld met een praktijkervaring van ten minste een jaar of een beroepsstage van ten minste een jaar aan een erkende instelling;

(iv) of, in het geval van de dierenartsassistent in Nederland, drie jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school (MBO-stelsel) of drie jaar beroepsopleiding in het leerlingwezen (LLW), die beide worden afgesloten met een examen;

Oostenrijk

­ speciale basisopleiding kinder- en jeugdzorg (spezielle Grundausbildung in der Kinder- und Jugendlichenpflege);

­ speciale basisopleiding psychiatrische gezondheids- en ziekenzorg (spezielle Grundausbildung in der psychiatrischen Gesundheits- und Krankenpflege);

­ contactlenzenopticien (Kontaktlinsenoptiker);

­ pedicure (Fußpfleger);

­ audicien (Hörgeräteakustiker);

­ drogist (Drogist),

overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van minstens 14 jaar, waarvan ten minste vijf jaar opleiding in een gestructureerd kader, verdeeld in een leerlingschap van ten minste drie jaar, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk in een instelling voor beroepsonderwijs, en een praktische opleiding in het bedrijf, afgesloten met een beroepsexamen dat het recht verleent het beroep uit te oefenen en leerlingen op te leiden;

­ masseur (Masseur),

overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van 14 jaar, waarvan vijf jaar opleiding in een gestructureerd kader, bestaande uit een leerlingschap van twee jaar, een praktische opleiding van twee jaar in het bedrijf en een opleidingscursus van een jaar die wordt afgesloten met een beroepsexamen dat het recht verleent het beroep uit te oefenen en leerlingen op te leiden;

­ kleuterleider (Kindergärtner/in);

­ pedagogisch werker (Erzieher),

overeenkomende met opleidingen met een totale duur van 13 jaar, waarvan vijf jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school, afgesloten met een examen.

58

2. Sector meesters (mester/Meister/maître) overeenkomende met opleidingen voor ambachtelijke activiteiten die niet onder titel III, hoofdstuk II, van deze richtlijn vallen

De volgende opleidingen:

Denemarken

­ opticien (optometrist),

overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van 14 jaar, waarvan gedurende ten minste vijf jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van tweeënhalf jaar en een praktische opleiding van tweeënhalf jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel mester te voeren;

­ prothese/orthesemaker (ortopædimekaniker),

overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van 12,5 jaar, waarvan gedurende drieënhalf jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van een semester en een praktische opleiding van drie jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel mester te voeren;

­ orthopedisch schoenmaker (ortopædiskomager),

overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van 13,5 jaar, waarvan gedurende vierenhalf jaar een beroepsopleiding wordt gevolgd, verdeeld in een door de instelling voor beroepsonderwijs verzorgde theoretische opleiding van twee jaar en een praktische opleiding van tweeënhalf jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op de ambachtelijke activiteit en het recht verleent de titel mester te voeren;

Duitsland

­ opticien (Augenoptiker);

­ tandtechnicus (Zahntechniker);

­ bandagist (Bandagist);

­ audicien (Hörgeräteakustiker);

­ prothese/orthesemaker (Orthopädiemechaniker);

­ orthopedisch schoenmaker (Orthopädieschuhmacher);

Luxemburg

­ opticien (opticien);

­ tandtechnicus (mécanicien dentaire);

­ audicien (audioprothésiste);

­ prothese/orthesemaker-bandagist (mécanicien orthopédiste/bandagiste);

­ orthopedisch schoenmaker (orthopédiste-cordonnier),

overeenkomende met een opleidingscyclus met een totale duur van 14 jaar, waarvan ten minste vijf jaar opleiding in een gestructureerd kader, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk aan de instelling voor beroepsonderwijs, afgesloten met een examen dat met succes moet worden afgelegd om een als ambachtelijk beschouwde activiteit als zelfstandige of als werknemer met een vergelijkbaar verantwoordelijkheidsniveau te mogen uitoefenen;

Oostenrijk

­ bandagist (Bandagist);

­ korsettenmaker (Miederwarenerzeuger);

59

­ opticien (Optiker);

­ orthopedisch schoenmaker (Orthopädieschuhmacher);

­ prothesemaker (Orthopädietechniker);

­ tandtechnicus (Zahntechniker);

­ tuinier (Gärtner),

overeenkomende met opleidingen met een totale duur van minstens 14 jaar, waarvan ten minste vijf jaar opleiding in een gestructureerd kader, verdeeld in een leerlingschap van ten minste drie jaar, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk in een instelling voor beroepsonderwijs, en een praktische opleiding in het bedrijf van ten minste twee jaar, afgesloten met een meestersexamen dat het recht verleent het beroep uit te oefenen, leerlingen op te leiden en de titel Meister te voeren;

de meestersopleidingen in de sectoren land- en bosbouw, met als specialisatie:

­ landbouw (Meister in der Landwirtschaft);

­ landbouwhuishoudkunde (Meister in der ländlichen Hauswirtschaft);

­ tuinbouw (Meister im Gartenbau);

­ groentekwekerij (Meister im Feldgemüsebau);

­ ooftkunde en fruitverwerking (Meister im Obstbau und in der Obstverwertung);

­ wijnbouw en wijnbereiding (Meister im Weinbau und in der Kellerwirtschaft);

­ melk- en zuivelbereiding (Meister in der Molkerei- und Käsereiwirtschaft);

­ paardenfokkerij (Meister in der Pferdewirtschaft);

­ visserij (Meister in der Fischereiwirtschaft);

­ pluimveehouderij (Meister in der Geflügelwirtschaft);

­ bijenteelt (Meister in der Bienenwirtschaft);

­ bosbouw (Meister in der Forstwirtschaft);

­ bosaanleg en -beheer (Meister in der Forstgarten- und Forstpflegewirtschaft);

­ opslag van landbouwproducten (Meister in der landwirtschaftlichen Lagerhaltung),

overeenkomende met opleidingen met een totale duur van minstens 15 jaar, waarvan ten minste zes jaar opleiding in een gestructureerd kader, verdeeld in een leerlingschap van ten minste drie jaar, gedeeltelijk in het bedrijf en gedeeltelijk in een instelling voor beroepsonderwijs, en een praktische opleiding van ten minste drie jaar in het bedrijf, afgesloten met een erkend examen dat betrekking heeft op het beroep en dat het recht verleent leerlingen op te leiden en de titel Meister te voeren.

3. Maritieme sector

(a) Zeescheepvaart

De volgende opleidingen:

Denemarken

­ kapitein van de koopvaardij (skibsfører);

­ eerste stuurman (overstyrmand);

­ stuurman, officier werktuigkundige (enestyrmand, vagthavende styrmand)

60

­ officier werktuigkundige (vagthavende styrmand);

­ scheepswerktuigkundige (maskinchef);

­ eerste officier werktuigkundige (1. maskinmester);

­ eerste officier werktuigkundige/stuurman werktuigkundige (l. maskinmester/vagthavende maskinmester);

Duitsland

­ kapitein AM (Kapitän AM);

­ kapitein AK (Kapitän AK);

­ zeevaartkundig scheepsofficier AMW (nautischer Schiffsoffizier AMW);

­ zeevaartkundig scheepsofficier AKW (nautischer Schiffsoffizier AKW);

­ scheepswerktuigkundige CT ­ hoofdmachinist (Schiffsbetriebstechniker CT ­ Leiter von Maschinenanlagen);

­ scheepsmachinist CMa ­ hoofdmachinist (Schiffsmaschinist CMa ­ Leiter von Maschinenanlagen);

­ scheepswerktuigkundige CTW (Schiffsbetriebstechniker CTW);

­ scheepsmachinist CMaW ­ enig technisch officier aan boord (Schiffsmaschinist CMaW ­ technischer Alleinoffizier);

Italië

­ dekofficier (ufficiale di coperta);

­ werktuigkundige (ufficiale di macchina);

Nederland

­ stuurman kleine handelsvaart (met aanvulling);

­ diploma motordrijver;

­ VTS-functionaris,

overeenkomende met de volgende opleidingen:

­ in Denemarken, negen jaar basisonderwijs, gevolgd door een basisopleiding en/of dienst op zee van 17 à 36 maanden en aangevuld:

(i) voor de officier werktuigkundige: met een jaar gespecialiseerde beroepsopleiding;

(ii) voor de anderen: met drie jaar gespecialiseerde beroepsopleiding;

­ in Duitsland, een opleiding van in totaal 14 à 18 jaar, waarvan drie jaar basisberoepsopleiding en een jaar dienst op zee, gevolgd door een à twee jaar gespecialiseerde beroepsopleiding, eventueel aangevuld met twee jaar praktijkervaring;

­ in Italië, een opleiding van in totaal 13 jaar, waarvan ten minste vijf jaar beroepsopleiding, afgesloten met een examen, eventueel aangevuld met een beroepsstage;

­ in Nederland:

(i) voor de stuurman kleine handelsvaart (met aanvulling) en de diploma motordrijver: een onderwijscyclus van 14 jaar, waarvan ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde instelling voor beroepsonderwijs, aangevuld met twaalf maanden praktijkervaring;

61

(ii) voor de VTS-functionaris: een onderwijscyclus met een totale duur van ten minste 15 jaar, waarvan ten minste drie jaar hoger beroepsonderwijs (HBO) of middelbaar beroepsonderwijs (MBO), gevolgd door landelijke en regionale specialisatieopleidingen die elk ten minste twaalf weken theoretische opleidingen omvatten en met een examen worden afgesloten,

die erkend zijn in het kader van het Internationale STCW-Verdrag (Internationaal Verdrag van 1978 betreffende normen voor opleiding, diplomering en wachtlopen voor zeevarenden).

(b) Zeevisserij

De volgende opleidingen:

Duitsland

­ kapitein BG visserij (Kapitän BG/Fischerei);

­ kapitein BLK visserij (Kapitän BLK/Fischerei);

­ zeevaartkundig scheepsofficier BGW visserij (nautischer Schiffsoffizier BGW/Fischerei);

­ zeevaartkundig scheepsofficier BK visserij (nautischer Schiffsoffizier BK/Fischerei);

Nederland

­ stuurman werktuigkundige V;

­ werktuigkundige IV visvaart;

­ stuurman IV visvaart;

­ stuurman werktuigkundige VI,

overeenkomende met:

­ in Duitsland, een opleiding van in totaal 14 à 18 jaar, waarvan drie jaar basisberoepsopleiding en een jaar dienst op zee, gevolgd door een à twee jaar gespecialiseerde beroepsopleiding, eventueel aangevuld met twee jaar praktijkervaring;

­ in Nederland, een onderwijscyclus van 13 à 15 jaar, waarvan ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde instelling voor beroepsonderwijs, aangevuld met twaalf maanden praktijkervaring,

die erkend zijn in het kader van het Verdrag van Torremolinos (Internationaal Verdrag van 1977 voor de beveiliging van vissersvaartuigen).

4. Technische sector

De volgende opleidingen:

Italië

­ landmeter (geometra);

­ agronoom (perito agrario),

overeenkomend met in totaal ten minste 13 jaar voortgezet technisch onderwijs, waarvan acht jaar verplicht onderwijs gevolgd door vijf jaar voortgezet onderwijs, dat drie jaar beroepsgericht onderwijs omvat, afgesloten met het examen van het technisch baccalaureaat en aangevuld met:

(i) in het geval van de landmeter: hetzij een praktijkstage van ten minste twee jaar op een landmetersbureau, hetzij een beroepservaring van vijf jaar;

(ii) in het geval van de agronoom: een praktijkstage van ten minste twee jaar,

gevolgd door het staatsexamen;

62

Nederland

­ gerechtsdeurwaarder;

­ tandprotheticus,

overeenkomend met een onderwijs- en beroepsopleidingscyclus met een totale duur van:

(i) in het geval van de gerechtsdeurwaarder: 19 jaar, waarvan acht jaar verplicht schoolonderwijs gevolgd door acht jaar voortgezet onderwijs, dat vier jaar technisch onderwijs omvat, afgesloten met een staatsexamen en aangevuld met drie jaar theorieonderwijs en praktijkgerichte opleiding toegespitst op de uitoefening van het beroep;

(ii) in het geval van de tandprotheticus: ten minste 15 jaar voltijds en drie jaar deeltijds onderwijs, waarvan acht jaar basisonderwijs, vier jaar algemeen vormend voortgezet onderwijs en drie jaar beroepsgerichte opleiding, waaronder een theoretische en praktische opleiding tot tandtechnicus, aangevuld met drie jaar deeltijdse opleiding tot tandprotheticus, die wordt afgesloten met een examen;

Oostenrijk

­ bosbouwkundig ambtenaar (Förster);

­ technisch adviseur (technisches Büro);

­ adviseur uitzendarbeid (Überlassung von Arbeitskräften ­ Arbeitsleihe);

­ arbeidsbemiddelaar (Arbeitsvermittlung);

­ beleggingsadviseur (Vermögensberater);

­ privé-detective (Berufsdetektiv);

­ bewakingsagent (Bewachungsgewerbe);

­ vastgoedmakelaar (Immobilienmakler);

­ vastgoedbeheerder (Immobilienverwalter);

­ reclame- en promotieagentschap (Werbeagentur);

­ projectontwikkelaar (Bauträger, Bauorganisator, Baubetreuer);

­ incassoagent (Inkassoinstitut),

overeenkomende met opleidingen met een totale duur van ten minste 15 jaar, waarvan acht jaar verplicht schoolonderwijs gevolgd door minimaal vijf jaar voortgezet technisch of handelsonderwijs, afgesloten met een maturiteitsexamen, aangevuld met ten minste twee jaar opleiding in het bedrijf afgesloten met een beroepsexamen;

­ verzekeringsadviseur (Berater in Versicherungsangelegenheiten),

overeenkomende met opleidingen met een totale duur van minstens 15 jaar, waarvan zes jaar opleiding in een gestructureerd kader, verdeeld in een leerlingschap van drie jaar en een praktische opleiding van drie jaar in het bedrijf, afgesloten met een examen;

­ bouwtechnicus/planning en technische berekeningen (planender Baumeister);

­ meester-timmerman/planning en technische berekeningen (planender Zimmermeister),

overeenkomende met opleidingen van ten minste 18 jaar, waarvan ten minste negen jaar beroepsopleiding verdeeld in vier jaar voortgezet technisch onderwijs en vijf jaar praktische opleiding in het bedrijf afgesloten met een beroepsexamen dat het recht verleent het beroep uit te oefenen en leerlingen op te leiden, voorzover deze opleiding betrekking heeft op het recht om bouwplannen op te stellen, technische berekeningen uit te voeren en toezicht te houden op bouwactiviteiten (het Maria-Theresiavoorrecht).

63

5. Opleidingen die in het Verenigd Koninkrijk zijn goedgekeurd als National Vocational Qualifications of als Scottish Vocational Qualifications

De volgende opleidingen:

­ elektrotechnisch mijningenieur (mine electrical engineer);

­ werktuigbouwkundig mijningenieur (mine mechanical engineer);

­ gebitstherapeut (dental therapist);

­ gebitshygiënist (dental hygienist);

­ opticien (dispensing optician);

­ veiligheidsopzichter mijnen (mine deputy);

­ functionaris belast met insolventiezaken (insolvency practitioner);

­ erkend opsteller van overdrachtsakten (licensed conveyancer);

­ eerste stuurman ­ vracht-/passagiersschepen ­ onbeperkt (first mate ­ freight/passenger ships ­ unrestricted);

­ tweede stuurman ­ vracht-/passagiersschepen ­ onbeperkt (second mate ­ freight/passenger ships ­ unrestricted);

­ derde stuurman ­ vracht-/passagiersschepen ­ onbeperkt (third mate ­ freight/passenger ships unrestricted);

­ stuurman ­ vracht-/passagiersschepen ­ onbeperkt (deck officer ­ freight/passenger ships ­ unrestricted);

­ klasse 2 scheepswerktuigkundige ­ vracht-/passagiersschepen ­ onbeperkt handelsgebied (engineer officer ­ freight/passenger ships ­ unlimited trading area);

­ gediplomeerd technisch beheerder afvalverwerking (certified technically competent person in waste management),

die leiden tot kwalificaties die als National Vocational Qualifications (NVQ) of, in Schotland, als Scottish Vocational Qualifications zijn goedgekeurd en die behoren tot de niveaus 3 en 4 van het National Framework of Vocational Qualifications van het Verenigd Koninkrijk.

Deze niveaus komen overeen met de volgende omschrijvingen:

­ niveau 3: bekwaamheid voor een groot aantal uiteenlopende werkzaamheden in zeer diverse omstandigheden, meestal met een complex karakter en geen routinewerk. Er is een grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aan verbonden en vaak wordt verlangd dat men toezicht uitoefent op of leiding geeft aan anderen;

­ niveau 4: bekwaamheid voor een groot aantal complexe technische of gespecialiseerde werkzaamheden in zeer diverse omstandigheden en met een hoge mate van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Vaak is men verantwoordelijk voor het werk van anderen en voor de toewijzing van middelen.

64

BIJLAGE III Lijst van gereglementeerde opleidingen bedoeld in artikel 11, lid 4, tweede alinea, onder b)

Verenigd Koninkrijk

De gereglementeerde opleidingen die leiden tot de kwalificaties die als National Vocational Qualifications (NVQ) of, in Schotland, als Scottish Vocational Qualifications zijn goedgekeurd en die behoren tot de niveaus 3 en 4 van het National Framework of Vocational Qualifications van het Verenigd Koninkrijk.

Deze niveaus komen overeen met de volgende omschrijvingen:

­ niveau 3: bekwaamheid voor een groot aantal uiteenlopende werkzaamheden in zeer diverse omstandigheden, meestal met een complex karakter en geen routinewerk. Er is een grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aan verbonden en vaak wordt verlangd dat men toezicht uitoefent op of leiding geeft aan anderen;

­ niveau 4: bekwaamheid voor een groot aantal complexe technische of gespecialiseerde werkzaamheden in zeer diverse omstandigheden en met een hoge mate van persoonlijke verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Vaak is men verantwoordelijk voor het werk van anderen en voor de toewijzing van middelen.

Duitsland

De volgende gereglementeerde opleidingen:

­ de gereglementeerde opleidingen voor de beroepen van technisch assistent (technische(r) Assistent(in)) en commercieel assistent (kaufmännische(r) Assistent(in)), voor de sociale beroepen (soziale Berufe) en voor het beroep van adem-, spraak- en stemleraar met een staatsdiploma (staatlich geprüfte(r) Atem-, Sprech- und Stimmlehrer(in)), met een totale duur van ten minste 13 jaar, die impliceren dat de eerste cyclus van het voortgezet onderwijs (mittlerer Bildungsabschluss) met succes werd voltooid en het volgende omvatten:

(i) hetzij ten minste drie jaar50 beroepsopleiding aan een vakschool (Fachschule) die met een examen wordt afgesloten, eventueel aangevuld met een specialisatiecyclus van een of twee jaar die eveneens met een examen wordt afgesloten;

(ii) hetzij ten minste tweeënhalf jaar beroepsleiding aan een vakschool (Fachschule) die met een examen wordt afgesloten, aangevuld met ten minste zes maanden praktijkervaring of ten minste zes maanden beroepsgerichte stage in een erkende instelling;

(iii) hetzij ten minste twee jaar beroepsopleiding aan een vakschool (Fachschule) die met een examen wordt afgesloten, aangevuld met ten minste een jaar praktijkervaring of ten minste een jaar beroepsgerichte stage in een erkende instelling;

­ de gereglementeerde opleidingen voor de beroepen van door de staat erkend (staatlich geprüfte(r)) technicus (Techniker(in)), bedrijfseconoom (Betriebswirte(in)), ontwerper (Gestalter(in)) en gezinsverzorger (Familienpfleger(in)), met een totale duur van ten minste 16 jaar, die impliceren dat het verplichte schoolonderwijs of een gelijkwaardige opleiding (van ten minste negen jaar) met succes is voltooid en dat een opleiding aan een vakschool (Berufsschule) van ten minste drie jaar met succes is voltooid, en die na een praktijkervaring van ten minste twee jaar een opleiding van ten minste twee jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds omvatten;

­ de gereglementeerde opleidingen en de gereglementeerde vervolgopleidingen, met een totale duur van ten minste 15 jaar, die gewoonlijk impliceren dat het verplichte schoolonderwijs (ten minste negen jaar) en een beroepsopleiding (doorgaans drie jaar) met succes zijn voltooid en die gewoonlijk ten minste twee jaar (doorgaans drie jaar) praktijkervaring omvatten alsook een examen in het kader van de vervolgopleiding, ter voorbereiding waarvan gewoonlijk begeleidende opleidingsmaatregelen worden genomen, hetzij naast de praktijkervaring (ten minste 1 000 uren), hetzij voltijds (ten minste een jaar).

De Duitse autoriteiten verstrekken de Commissie en de overige lidstaten een lijst van de opleidingen waarop deze bijlage betrekking heeft.

50 De minimumduur kan van drie tot twee jaar worden gereduceerd indien de betrokkene in het bezit is van de kwalificatie die nodig is om te worden toegelaten tot de universiteit (Abitur) (13 jaar voorafgaande opleiding) of van de kwalificatie die nodig is om te worden toegelaten tot de Fachhochschule (Fachhochschulreife) (twaalf jaar voorafgaande opleiding).

65

Nederland

­ Gereglementeerde opleidingscyclussen met een totale duur van ten minste 15 jaar die impliceren dat acht jaar basisonderwijs en vier jaar middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (MAVO), voorbereidend beroepsonderwijs (VBO) of algemeen voortgezet onderwijs van een hoger niveau met succes zijn voltooid en dat een drie- of vierjarige opleiding in een school voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) is voltooid, die met een examen wordt afgesloten.

­ Gereglementeerde opleidingscyclussen met een totale duur van ten minste 16 jaar die impliceren dat acht jaar basisonderwijs plus vier jaar onderwijs op het niveau van ten minste voorbereidend beroepsonderwijs (VBO) of algemeen voortgezet onderwijs van een hoger niveau met succes zijn voltooid en dat een beroepsopleiding van ten minste vier jaar in het leerlingwezen is voltooid, met ten minste een dag per week theoretisch onderwijs op school en de andere dagen een praktijkopleiding in een bedrijf of praktijkleerplaats, afgesloten met een examen van secundair of tertiair niveau.

De Nederlandse autoriteiten verstrekken de Commissie en de overige lidstaten een lijst van de opleidingen waarop deze bijlage betrekking heeft.

Oostenrijk

­ Opleidingen die worden verstrekt in scholen voor hoger beroepsonderwijs (Berufsbildende Höhere Schulen) en onderwijsinstellingen van een hoger niveau voor land- en bosbouw (Höhere Land- und Forstwirtschaftliche Lehranstalten), met inbegrip van de bijzondere vormen (einschließlich der Sonderformen), waarvan structuur en niveau in wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgesteld.

Deze opleidingen hebben een totale duur van ten minste 13 jaar en omvatten vijf jaar beroepsopleiding, die wordt afgesloten met een eindexamen dat het bewijs van vakbekwaamheid levert.

­ Opleidingen in meesterscholen (Meisterschulen), meesterklassen (Meisterklassen), industriële meesterscholen (Werkmeisterschulen) of vakscholen voor bouwvakarbeiders (Bauhandwerkerschulen), waarvan structuur en niveau in wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgesteld.

Deze opleidingen hebben een totale duur van ten minste 13 jaar, waarvan negen jaar verplicht schoolonderwijs gevolgd door hetzij ten minste drie jaar beroepsopleiding in een gespecialiseerde school, hetzij ten minste drie jaar opleiding in een bedrijf en parallel in een vakschool (Berufsschule), die beide worden afgesloten met een examen en aangevuld met een opleiding van ten minste een jaar in een meesterschool (Meisterschule), meesterklas (Meisterklasse), industriële meesterschool (Werkmeisterschule) of vakschool voor bouwvakarbeiders (Bauhandwerkerschule). In de meeste gevallen bedraagt de totale duur ten minste 15 jaar, met perioden met praktijkervaring die voorafgaand aan de opleidingen in deze instellingen wordt opgedaan of met deeltijdse opleidingen (minstens 960 uren) wordt aangevuld.

De Oostenrijkse autoriteiten verstrekken de Commissie en de overige lidstaten een lijst van de opleidingen waarop deze bijlage betrekking heeft.


---

BIJLAGE IV Werkzaamheden die verband houden met de beroepservaringscategorieën bedoeld in de artikelen 17 en 18 Lijst I Klassen die vallen onder Richtlijn 64/427/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 69/77/EEG en bij de Richtlijnen 68/366/EEG, 75/368/EEG, 75/369/EEG, 82/470/EEG en 82/489/EEG
---
Richtlijn 64/427/EEG (Liberaliseringsrichtlijn: 64/429/EEG) NICE-nomenclatuur (overeenkomend met ISIC-klasse 23-40)

Klasse 23 Textielnijverheid

232 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van wol

233 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van katoen

234 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van zijde

235 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van linnen en hennep

236 Verwerking van andere textielvezels (jute en harde vezels), touwfabrieken

237 Tricot- en kousenindustrie

238 Textielveredeling

239 Overige textielnijverheid

Klasse 24 Vervaardiging van schoenen, kleding, beddengoed, matrassen e.d.

241 Schoenindustrie (met uitzondering van rubber- en houten schoenen)

242 Schoenmakerijen en -reparatiebedrijven

243 Vervaardiging van kleding en huishoudgoederen (met uitzondering van bontkleding)

244 Bedden- en matrassenmakerijen en dekenstikkerijen

245 Pelsbereiderijen en bontwerkerijen

Klasse 25 Verwerking van hout en kurk (met uitzondering van de vervaardiging van houten meubelen)

251 Zagerijen, schaverijen

252 Fabrieken van houten halffabrikaten

253 Timmer- en parketvloerenfabrieken (seriefabricage)

254 Hout-emballagefabrieken

255 Vervaardiging van andere houtwaren (behalve meubels)

259 Riet-, stro-, kurk- en borstelwarenfabrieken

Klasse 26 260 Meubelfabrieken en meubelmakersbedrijven (geen rieten of stalen meubelen)

67

Klasse 27 Vervaardiging van papier en papierwaren

271 Houtslijp- en cellulosefabrieken; papier- en kartonfabrieken

272 Papierwaren- en kartonnagefabrieken (vervaardiging van artikelen uit papierstof, papier en karton)

Klasse 28 280 Grafische nijverheid, uitgeverijen

Klasse 29 Vervaardiging van leder en lederwaren

291 Leerlooierijen

292 Lederwarenfabrieken

Ex klasse 30 Rubberfabrieken, asbestfabrieken, kunststofverwerkende industrie, fabrieken van synthetische vezels, zetmeelfabrieken

301 Rubber- en asbestfabrieken 302 Kunststofverwerkende industrie 303 Kunstmatige en synthetische continugaren- en vezelfabrieken

Ex klasse 31 Chemische industrie

311 Chemische grondstoffenfabrieken; geïntegreerde fabrieken voor de vervaardiging en verwerking van chemische grondstoffen 312 Gespecialiseerde fabrieken voor de vervaardiging van chemische grondstoffen voor industriële of agrarische toepassing (hieraan moet worden toegevoegd: de vervaardiging van industriële oliën en vetten van plantaardige of dierlijke oorsprong behorende bij ISIC-groep 312) 313 Gespecialiseerde fabrieken van chemische verbruiksgoederen (wordt hier uitgesloten: de vervaardiging van geneesmiddelen en farmaceutische producten, ex ISIC-groep 319)

Klasse 32 320 Aardolie-industrie

Klasse 33 Verwerking van minerale producten (met uitzondering van metalen)

331 Baksteen- en dakpannenfabrieken e.d. 332 Glas- en glaswarenfabrieken 333 Aardewerkfabrieken, vuurvast-materiaalfabrieken 334 Cement-, kalk- en gipsfabrieken 335 Bouwelementen- en -platenfabrieken e.d. 339 Bewerking van natuursteen en van overige niet-metalen mineralen

Klasse 34 Vervaardiging en eerste bewerking van ferro- en non-ferrometalen

341 IJzer- en staalindustrie (volgens EGKS-Verdrag, met inbegrip van cokesovens verbonden aan hoogovens) 342 Stalen-buizenfabrieken 343 Trekkerijen en koudwalserijen 344 Vervaardiging en bewerking van non-ferrometalen 345 Gieterijen (ijzer-, staal en non-ferrometalen)

Klasse 35 Vervaardiging van producten uit metaal (met uitzondering van machines en transportmiddelen)

351 Smederijen (excl. kettingfabrieken, gereedschapsfabrieken en ambachtelijke smeden); vervaardiging van zwaar pers- en stampwerk 352 Fabrieken van licht pers- en stampwerk, façondraaiwerk, sintermetaal, oppervlaktebewerking van metaal 353 Constructiewerkplaatsen (vervaardiging en montage ter plaatse) 354 Ketel- en reservoirbouw 355 Gereedschappen-, ijzer-, staal- en andere metaalwarenfabrieken

68

359 Gereedschapsslijperijen, dorpssmederijen en lasinrichtingen

Klasse 36 Machinebouw

361 Landbouwmachine- en -tractorenfabrieken 362 Kantoormachinefabrieken 363 Metaalbewerkingsmachinefabrieken, vervaardiging van mechanische hand- en machinegereedschappen 364 Textielmachine- en onderdelenfabrieken, naaimachinefabrieken 365 Fabrieken van machines en apparaten voor de voedings- en genotmiddelenindustrie, de chemische en verwante industrieën 366 Fabrieken van machines en installaties voor de mijnbouw, de metallurgische industrie en de bouwnijverheid; hijs- en hefwerktuigenfabrieken 367 Fabrieken van tandwielen, lagers en andere overbrengingsmechanismen 368 Overige fabrieken van machines voor bepaalde bedrijfstakken 369 Overige machinebouw

Klasse 37 Elektrotechnische industrie

371 Elektrische draad- en kabelfabrieken 372 Fabrieken van elektromotoren, -generatoren en -transformatoren en van schakel- en installatiemateriaal 373 Fabrieken van elektrische apparaten en toestellen voor industriële toepassing 374 Telecommunicatie- en signaalapparatenfabrieken; fabrieken van elektrische meetinstrumenten en medische apparaten 375 Fabrieken van elektronische apparaten, van radio- en televisietoestellen en van elektroakoestische apparaten 376 Fabrieken van huishoudelijke elektrische apparaten 377 Gloeilampen-, buizen- en verlichtingsartikelenfabrieken 378 Accumulatoren- en batterijfabrieken 379 Reparatie, montage en technische installatie van elektrotechnische producten

Ex klasse 38 Transportmiddelenindustrie

383 Automobielbouw; auto-onderdelenfabrieken 384 Auto- en (motor)rijwielreparatiebedrijven 385 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken; fabrieken van rijwiel- en motorrijwielonderdelen 389 Overige transportmiddelenindustrie

Klasse 39 Fijnmechanische en optische industrie; nijverheidsbedrijven niet elders genoemd

391 Fijnmechanische industrie 392 Medische- en orthopedische-artikelenfabrieken (met uitzondering van fabrieken van orthopedisch schoeisel) 393 Optische-artikelenfabrieken; foto- en filmapparatenfabrieken 394 Klokken- en uurwerkfabrieken en -reparatiebedrijven 395 Goud- en zilversmederijen; diamantnijverheid 396 Muziekinstrumentenfabrieken en -reparatiebedrijven 397 Speelgoed- en sportartikelenfabrieken 399 Overige nijverheidsbedrijven

Klasse 40 Bouwnijverheid

400 Algemene bouwnijverheid (zonder bepaalde specialisatie), slopersbedrijven 401 Burgerlijke en utiliteitsbouw (bouw van woningen en andere gebouwen) 402 Water-, spoor- en wegenbouw; cultuurtechnische werken

69

403 Installatiebedrijven 404 Bouwbedrijven voor de afwerking van gebouwen
---
Richtlijn 68/366/EEG (Liberaliseringsrichtlijn: 68/365/EEG) NICE-nomenclatuur

Klasse 20A 200 Vervaardiging van dierlijke en plantaardige oliën en vetten

20B Voedingsmiddelennijverheid 201 Slachterijen en vervaardiging van vleeswaren en vleesconserven 202 Zuivel- en melkproductenfabrieken 203 Groente- en fruitverwerkende industrie 204 Visbewerkingsinrichtingen 205 Maalbedrijven, meelfabrieken, pellerijen 206 Brood-, beschuit-, banket-, koek- en biscuitfabrieken 207 Suikerfabrieken en -raffinaderijen 208 Cacao-, chocolade- en suikerwerkfabrieken 209 Overige voedingsmiddelenfabrieken

Klasse 21 Vervaardiging van dranken

211 Ethylalcohol- (fermentatieproduct) fabrieken, gistfabrieken, branderijen en distilleerderijen

212 Vervaardiging van wijnen en van moutvrije alcoholische dranken

213 Bierbrouwerijen en mouterijen

214 Vervaardiging van mineraalwater en alcoholvrije dranken

Ex 30 Vervaardiging van rubber, plastische materialen, kunst- en synthetische vezels en zetmeelproducten

304 Vervaardiging van zetmeelproducten


---
Richtlijn 75/368/EEG (activiteiten bedoeld in artikel 5, lid 1) ISIC-nomenclatuur

Ex 04 Visserij

043 Visserij op de binnenwateren

Ex 38 Vervaardiging van transportmaterieel

381 Scheepsbouw en herstelling van schepen

382 Vervaardiging van spoorwegmaterieel

386 Vliegtuigbouw (met inbegrip van de bouw van ruimtevaartmaterieel)

Ex 71 Hulpdiensten van het vervoer en andere diensten dan vervoer vallende onder de volgende groepen

Ex 711 Exploitatie van slaap- en restauratiewagens; onderhoud van spoorwegmaterieel in de reparatiewerkplaatsen; schoonmaken van de wagons

Ex 712 Onderhoud van materieel voor stads-, voorstads- en interlokaal vervoer van personen

70

Ex 713 Onderhoud van ander materieel voor personenvervoer over de weg (zoals auto's, autobussen en taxi's)

Ex 714 Exploitatie en onderhoud van kunstwerken ten behoeve van het wegvervoer (zoals wegen, tunnels en bruggen met tolheffing, autobusstations, parkings, autobusgarages en tramremises)

Ex 716 Hulpdiensten van de binnenvaart (zoals exploitatie en onderhoud van waterwegen, havens en andere kunstwerken voor de binnenvaart; slepen en loodsen in havens, betonning, lossen en laden van schepen en andere overeenkomstige werkzaamheden, zoals berging van schepen, jagen, exploitatie van botenloodsen)

73 Communicatiediensten: posterijen en telecommunicatie

Ex 85 Persoonlijke diensten

854 Wasserijen, stomerijen en ververijen

Ex 856 Fotostudio's: portretfotografie en fotografie voor handelsdoeleinden, met uitzondering van persfotografie

Ex 859 Persoonlijke diensten, niet elders ingedeeld (alleen onderhoud en schoonhouden van gebouwen of lokalen)


---
Richtlijn 75/369/EEG (artikel 6: wanneer de activiteit als industrieel of ambachtelijk wordt beschouwd) ISIC-nomenclatuur

Ambulante uitoefening van de volgende werkzaamheden:

a) - de koop en verkoop van goederen door venters en colporteurs (ex ISIC-groep 612);

­ de koop en verkoop van goederen op overdekte markten anders dan in vaste inrichtingen en op niet-overdekte markten;

b) de werkzaamheden waarvoor reeds aangenomen overgangsmaatregelen gelden, doch waarin de ambulante vorm van deze werkzaamheden uitdrukkelijk wordt uitgesloten of niet wordt vermeld.


---
Richtlijn 82/470/EEG (artikel 6, leden 1 en 3)

Groepen 718 en 720 van de ISIC-nomenclatuur

De bedoelde werkzaamheden bestaan met name in:

­ het organiseren, aanbieden en verkopen, tegen een forfaitair bedrag of tegen provisie, van de afzonderlijke of gecoördineerde elementen van een reis of verblijf (vervoer, logies, voeding, excursie enz.), ongeacht de reden van de reis of het verblijf ;

­ het als tussenpersoon optreden tussen ondernemers van de verschillende takken van vervoer en personen die goederen verzenden of zich goederen laten toezenden, en het verrichten van verschillende daarmee samenhangende werkzaamheden door:

aa) het sluiten, voor rekening van opdrachtgevers, van de overeenkomsten met de vervoerondernemers;

bb) het kiezen van de tak van vervoer, de onderneming en de route die voor de opdrachtgever het voordeligst worden geacht;

cc) de technische voorbereiding van het vervoer (bijvoorbeeld de voor het vervoer noodzakelijke verpakking); het verrichten van diverse bijkomende werkzaamheden tijdens het vervoer (bijvoorbeeld het voorzien van koelwagens met ijs);

dd) het vervullen van de aan het vervoer verbonden formaliteiten zoals het invullen van de vrachtbrieven, het groeperen en splitsen van zendingen;

ee) het coördineren van de verschillende gedeelten van een transport middels het toezicht op de doorvoer, de wederverzending, de overlading en diverse eindverrichtingen;

71

ff) het bezorgen van respectievelijk vracht aan de vervoerondernemers en vervoergelegenheid aan personen die goederen verzenden of zich goederen laten toezenden:

­ het berekenen van de vervoerkosten, het nazien van de afrekening;

­ het uit naam en voor rekening van een reder of een ondernemer van transporten over zee permanent of incidenteel verrichten van bepaalde formaliteiten (bij havenautoriteiten, scheepsleveranciers enz.).


---
Richtlijn 82/489/EEG ISIC-nomenclatuur

Ex 855 Kapsalons (met uitzondering van de werkzaamheden van de pedicure en opleidingsinstituten voor schoonheidsspecialist en kapper)

72

Lijst II Richtlijnen 64/222/EEG, 68/364/EEG, 68/368/EEG, 75/368/EEG, 75/369/EEG, 70/523/EEG en 82/470/EEG
---
Richtlijn 64/222/EEG (Liberaliseringsrichtlijnen: 64/223/EEG en 64/224/EEG)

1. Niet in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel ressorteren, met uitzondering van die welke ressorteren onder de groothandel in geneesmiddelen en farmaceutische producten, in giftige producten en ziekteverwekkende agentia en in steenkool (ex groep 611).

2. Werkzaamheden van de tussenpersoon die op grond van een of meer opdrachten belast is met het inleiden of afsluiten van handelstransacties op naam en voor rekening van derden.

3. Werkzaamheden van de tussenpersoon die, zonder hiermede blijvend belast te zijn, personen die rechtstreeks contracten willen afsluiten met elkaar in contact brengt, of de handelstransacties inleidt, dan wel bij de afsluiting daarvan zijn diensten verleent.

4. Werkzaamheden van de tussenpersoon die op eigen naam voor rekening van derden handelstransacties afsluit.

5. Werkzaamheden van de tussenpersoon die voor rekening van derden groothandelsveilingen houdt.

6. Werkzaamheden van de tussenpersoon die van huis tot huis bestellingen opneemt.

7. Professionele dienstverrichting door een tussenpersoon in loondienst van een of meer ondernemingen op het gebied van handel, industrie of ambacht.


---

Richtlijn 68/364/EEG (Liberaliseringsrichtlijn: 68/363/EEG)

Ex ISIC-groep 612: Kleinhandel

Uitgesloten werkzaamheden:

012 Verhuur van landbouwmachines 640 Onroerende goederen, verhuur 713 Verhuur van automobielen, rijtuigen en paarden 718 Verhuur van spoorwegrijtuigen en -wagons 839 Verhuur van machines voor handelsfirma's 841 Plaatsbespreking voor bioscopen en verhuur van films 842 Plaatsbespreking voor theaters en verhuur van theateruitrusting 843 Verhuur van boten, verhuur van rijwielen, verhuur van automaten 853 Verhuur van gemeubileerde kamers 854 Verhuur van gewassen linnengoed 859 Verhuur van kleding
---
Richtlijn 68/368/EEG (Liberaliseringsrichtlijn: 68/367/EEG) ISIC-nomenclatuur

Ex ISIC-klasse 85

1. Restaurants en slijterijen (ISIC-groep 852).

2. Hotels, pensions en dergelijke inrichtingen, kampeerterreinen (ISIC-groep 853).

73


---
Richtlijn 75/368/EEG (artikel 7) Alle activiteiten in de bijlage bij Richtlijn 75/368/EEG, behalve de activiteiten in artikel 5, onder d), van die richtlijn (lijst I, punt 3, van deze bijlage). ISIC-nomenclatuur

Ex 62 Banken en andere financiële instellingen

Ex 620 Octrooimakelaars en ondernemingen die zich bezighouden met de uitkering van vergoedingen uit licenties

Ex 71 Vervoer

Ex 713 Reizigersvervoer over de weg, met uitzondering van vervoer met motorvoertuigen

Ex 719 Exploitatie van leidingen bestemd voor het vervoer van vloeibare koolwaterstoffen en andere vloeibare chemische stoffen

Ex 82 Diensten tot nut van het algemeen

827 Bibliotheken, musea, plantentuinen en dierentuinen

Ex 84 Recreatie

843 Diensten op recreatief gebied, niet elders ingedeeld:

­ sportactiviteiten (sportterreinen, organisatie van sportieve ontmoetingen enz.), met uitzondering van de werkzaamheden van sportleraren;

­ spelen (renstallen, speelterreinen, renbanen enz.);

­ andere recreatieve activiteiten (circussen, lunaparken en andere amusementsbedrijven enz.)

Ex 85 Persoonlijke diensten

Ex 851 Huishoudelijke diensten

Ex 855 Schoonheidsinstituten en manicure, met uitzondering van de werkzaamheden van de pedicure en opleidingsinstituten voor schoonheidsspecialist en kapper

Ex 859 Persoonlijke diensten, niet elders ingedeeld, met uitzondering van die van sport- en paramedische masseurs en van berggidsen, als volgt ingedeeld:

­ ontsmetting en bestrijding van ongedierte;

­ verhuur van kleding en bewaring van voorwerpen;

­ huwelijksbemiddeling en soortgelijke diensten;

­ waarzeggerij en soortgelijke werkzaamheden;

­ hygiënische diensten en aanverwante werkzaamheden;

­ begrafenisondernemingen en onderhoud van kerkhoven;

­ reisleiders en toeristentolken

74


---
Richtlijn 75/369/EEG (artikel 5)

Ambulante uitoefening van de volgende werkzaamheden:

a) de koop en verkoop van goederen:

­ door venters en colporteurs (ex ISIC-groep 612);

­ op overdekte markten anders dan in vaste inrichtingen en op niet-overdekte markten;

b) de werkzaamheden waarvoor reeds aangenomen overgangsmaatregelen gelden, doch waarin de ambulante vorm van deze werkzaamheden uitdrukkelijk wordt uitgesloten of niet wordt vermeld.


---
Richtlijn 70/523/EEG

Niet in loondienst verrichte werkzaamheden welke onder de groothandel in steenkool ressorteren en werkzaamheden van tussenpersonen op het gebied van steenkool (ex ISIC-groep 6112).


---
Richtlijn 82/470/EEG (artikel 6, lid 2)

Deze werkzaamheden bestaan met name in:

­ het in huur geven van spoorwegwagons of -rijtuigen voor het vervoer van reizigers of goederen; ­ het als tussenpersoon optreden bij de aankoop, de verkoop of de verhuur van schepen; ­ het voorbereiden van, onderhandelen over en sluiten van overeenkomsten voor het vervoer van emigranten; ­ het in entrepots, pakhuizen, meubelopslagplaatsen, koelhuizen, silo's enz., al dan niet onder douanetoezicht, voor rekening van de bewaargever in bewaring nemen van alle voorwerpen en goederen; ­ het aan de bewaargever afgeven van een titel voor het in bewaring ontvangen voorwerp of goed; ­ het verschaffen van verblijfsruimte, voeder en verkoopruimte voor vee dat hetzij voor de verkoop, hetzij onderweg naar of van de markt in tijdelijke bewaring wordt gegeven; ­ het verrichten van de technische controle of expertise van motorrijtuigen; ­ het meten, wegen en ijken van goederen.

75

BIJLAGE V Erkenning op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen Bijlage V.1: Arts

5.1.1. Kennis en bekwaamheid

De opleiding tot basisarts waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven: ­ voldoende kennis van de wetenschappen waarop de geneeskunde berust, alsmede een goed inzicht in de wetenschappelijke methoden, met inbegrip van de beginselen van de meting van biologische functies, in de beoordeling van wetenschappelijk vastgestelde feiten alsmede in de analyse van gegevens; ­ voldoende kennis van de structuur, de functies en het gedrag van gezonde en zieke personen, alsmede van de wijze waarop de gezondheidstoestand van de mens wordt beïnvloed door zijn fysieke en sociale omgeving; ­ voldoende kennis van de klinische studievakken en de klinische praktijk, waardoor hij een samenhangend beeld heeft van de ziekten van lichaam en geest, van de preventieve, diagnostische en therapeutische aspecten van de geneeskunde en van de voortplanting van de mens; ­ voldoende klinische ervaring, onder deskundig toezicht in ziekenhuizen opgedaan.

76

5.1.2. Opleidingstitels van basisartsen Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentiedatum België/ Diploma van arts/Diplôme de docteur en ­ Les universités/De universiteiten 20 december 1976 Belgique/ médecine ­ Le Jury compétent d'enseignement de la Belgien Communauté française/De bevoegde Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap Danmark Bevis for bestået lægevidenskabelig Medicinsk universitetsfakultet ­ Autorisation som læge, udstedt af 20 december 1976 embedseksamen Sundhedsstyrelsen og ­ Tilladelse til selvstændigt virke som læge (dokumentation for gennemført praktisk uddannelse), udstedt af Sundhedsstyrelsen Deutschland ­ Zeugnis über die Ärztliche Prüfung Zuständige Behörden Bescheinigung über die Ableistung der Tätigkeit als 20 december 1976 ­ Zeugnis über die Ärztliche Arzt im Praktikum Staatsprüfung und Zeugnis über die Vorbereitungszeit als Medizinalassistent, soweit diese nach den deutschen Rechtsvorschriften noch für den Abschluss der ärztlichen Ausbildung vorgesehen war o I ­ I o v o 1 januari 1981 ­ o v , I v o España Título de Licenciado en Medicina y Cirugía ­ Ministerio de Educación y Cultura 1 januari 1986 ­ El rector de una Universidad France Diplôme d'Etat de docteur en médecine Universités 20 december 1976 Ireland Primary qualification Competent examining body Certificate of experience 20 december 1976

Italia Diploma di laurea in medicina e chirurgia Università Diploma di abilitazione all'esercizio della medicina 20 december 1976 e chirurgia Luxembourg Diplôme d'Etat de docteur en médecine, Jury d'examen d'Etat Certificat de stage 20 december 1976 chirurgie et accouchements Nederland Getuigschrift van met goed gevolg afgelegd Faculteit Geneeskunde 20 december 1976 artsexamen


---

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentiedatum Österreich 1. Urkunde über die Verleihung des 1. Medizinische Fakultät einer Universität 1 januari 1994 akademischen Grades Doktor der gesamten Heilkunde (bzw. Doctor medicinae universae, Dr.med.univ.) 2. Diplom über die spezifische Ausbildung 2. Österreichische Ärztekammer zum Arzt für Allgemeinmedizin bzw. Facharztdiplom Portugal Carta de Curso de licenciatura em medicina Universidades Diploma comprovativo da conclusão do internato 1 januari 1986 geral emitido pelo Ministério da Saúde Suomi/ Lääketieteen lisensiaatin tutkinto/Medicine ­ Helsingin yliopisto/Helsingfors Todistus lääkärin perusterveydenhuollon 1 januari 1994 Finland licentiatexamen universitet lisäkoulutuksesta/Examenbevis om ­ Kuopion yliopisto tilläggsutbildning för läkare inom primärvården ­ Oulun yliopisto ­ Tampereen yliopisto ­ Turun yliopisto Sverige Läkarexamen Universitet Bevis om praktisk utbildning som utfärdas av 1 januari 1994 Socialstyrelsen United Primary qualification Competent examining body Certificate of experience 20 december 1976 Kingdom

78

5.1.3. Opleidingstitels van specialisten Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Referentiedatum België/ Bijzondere beroepstitel van geneesheer- Minister bevoegd voor Volksgezondheid/Ministre de la Santé publique 20 december 1976 Belgique/ specialist/Titre professionnel particulier de Belgien médecin spécialiste Danmark Bevis for tilladelse til at betegne sig som Sundhedsstyrelsen 20 december 1976 speciallæge Deutschland Fachärztliche Anerkennung Landesärztekammer 20 december 1976 o I 1. o o o 1 januari 1981 2. o España Título de Especialista Ministerio de Educación y Cultura 1 januari 1986 France 1.Certificat d'études spéciales de médecine 1. Universités 20 december 1976 2. Attestation de médecin spécialiste qualifié 2. Conseil de l'Ordre des médecins 3.Certificat d'études spéciales de médecine 3. Universités 4.Diplôme d'études spécialisées ou 4. Universités spécialisation complémentaire qualifiante de médecine Ireland Certificate of Specialist doctor Competent authority 20 december 1976

Italia Diploma di medico specialista Università 20 december 1976 Luxembourg Certificat de médecin spécialiste Ministre de la Santé publique 20 december 1976 Nederland Bewijs van inschrijving in een ­ Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) van de Koninklijke 20 december 1976 Specialistenregister Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst ­ Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst Österreich Facharztdiplom Österreichische Ärztekammer 1 januari 1994 Portugal 1.Grau de assistente 1. Ministério da Saúde 1 januari 1986 2.Titulo de especialista 2. Ordem dos Médicos Suomi/ Erikoislääkärin tutkinto/Specialläkarexamen 1. Helsingin yliopisto/Helsingfors universitet 1 januari 1994 Finland 2. Kuopion yliopisto 3. Oulun yliopisto 4. Tampereen yliopisto 5. Turun yliopisto Sverige Bevis om specialkompetens som läkare, Socialstyrelsen 1 januari 1994 utfärdat av Socialstyrelsen United Certificate of Completion of specialist Competent authority 20 december 1976 Kingdom training

79

5.1.4. Benamingen van specialistenopleidingen Anesthesie Heelkunde Minimale opleidingsduur: 3 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Anesthésie-réanimation/Anesthesie reanimatie Chirurgie/Heelkunde Belgien Danmark Anæstesiologi Kirurgi eller kirurgiske sygdomme Deutschland Anästhesiologie Chirurgie v o o o España Anestesiología y Reanimación Cirugía general y del aparato digestivo France Anesthésiologie-Réanimation chirurgicale Chirurgie générale Ireland Anaesthesia General surgery Italia Anestesia e rianimazione Chirurgia generale Luxembourg Anesthésie-réanimation Chirurgie générale Nederland Anesthesiologie Heelkunde Österreich Anästhesiologie und Intensivmedizin Chirurgie Portugal Anestesiologia Cirurgia geral Suomi/Finland Anestesiologia ja tehohoito/Anestesiologi och Yleiskirurgia/Allmän kirurgi intensivvård Sverige Anestesi och intensivvård Kirurgi United Kingdom Anaesthetics General surgery

Neurochirurgie Verloskunde en gynaecologie Minimale opleidingsduur: 5 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Neurochirurgie Gynécologie ­ obstétrique/Gynaecologie ­ verloskunde Belgien Danmark Neurokirurgi eller kirurgiske nervesygdomme Gynækologi og obstetrik eller kvindesygdomme og fødselshjælp Deutschland Neurochirurgie Frauenheilkunde und Geburtshilfe o o - v o o España Neurocirugía Obstetricia y ginecología France Neurochirurgie Gynécologie ­ obstétrique Ireland Neurological surgery Obstetrics and gynaecology Italia Neurochirurgia Ginecologia e ostetricia Luxembourg Neurochirurgie Gynécologie ­ obstétrique Nederland Neurochirurgie Verloskunde en gynaecologie Österreich Neurochirurgie Frauenheilkunde und Geburtshilfe Portugal Neurocirurgia Ginecologia e obstetricia Suomi/Finland Neurokirurgia/Neurokirurgi Naistentaudit ja synnytykset/Kvinnosjukdomar och förlossningar Sverige Neurokirurgi Obstetrik och gynekologi United Kingdom Neurosurgery Obstetrics and gynaecology

Inwendige geneeskunde Oogheelkunde Minimale opleidingsduur: 5 jaar Minimale opleidingsduur: 3 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Médecine interne/Inwendige geneeskunde Ophtalmologie/Oftalmologie Belgien Danmark Intern medicin Oftalmologi eller øjensygdomme Deutschland Innere Medizin Augenheilkunde o o o o España Medicina interna Oftalmología France Médecine interne Ophtalmologie Ireland General medicine Ophthalmology Italia Medicina interna Oftalmologia Luxembourg Médecine interne Ophtalmologie Nederland Inwendige geneeskunde Oogheelkunde Österreich Innere Medizin Augenheilkunde und Optometrie Portugal Medicina interna Oftalmologia Suomi/Finland Sisätaudit/Inre medicine Silmätaudit/Ögonsjukdomar Sverige Internmedicin Ögonsjukdomar (oftalmologi) United Kingdom General (internal) medicine Ophthalmology

80

Keel-, neus- en oorheelkunde Kindergeneeskunde Minimale opleidingsduur: 3 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Oto-rhino-laryngologie/Otorhinolaryngologie Pédiatrie/Pediatrie Belgien Danmark Oto-rhino-laryngologi eller øre-næse-halssygdomme Pædiatri eller sygdomme hos børn Deutschland Hals-Nasen-Ohrenheilkunde Kinderheilkunde o vo o o España Otorrinolaringología Pediatria y sus áreas especificas France Oto-rhino-laryngologie Pédiatrie Ireland Otolaryngology Paediatrics Italia Otorinolaringoiatria Pédiatria Luxembourg Oto-rhino-laryngologie Pédiatrie Nederland Keel-, neus- en oorheelkunde Kindergeneeskunde Österreich Hals-, Nasen-und Ohrenkrankheiten Kinder- und Jugendheilkunde Portugal Otorrinolaringologia Pediatria Suomi/Finland Korva-, nenä- ja kurkkutaudit/Öron-, näs- och Lastentaudit/Barnsjukdomar halssjukdomar Sverige Öron-, näs- och halssjukdomar (oto-rhino- Barn- och ungdomsmedicin laryngologi) United Kingdom Otolaryngology Paediatrics

Ziekten der luchtwegen Urologie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Pneumologie Urologie Belgien Danmark Medicinske lungesygdomme Urologi eller urinvejenes kirurgiske sygdomme Deutschland Pneumologie Urologie o o ­ v ovo o o o España Neumologia Urología France Pneumologie Urologie Ireland Respiratory medicine Urology Italia Malattie dell'apparato respiratorio Urologia Luxembourg Pneumologie Urologie Nederland Longziekten en tuberculose Urologie Österreich Lungenkrankheiten Urologie Portugal Pneumologia Urologia Suomi/Finland Keuhkosairaudet ja allergologia/Lungsjukdomar och Urologia/Urologi allergologi Sverige Lungsjukdomar (pneumologi) Urologi United Kingdom Respiratory medicine Urology

Orthopedie Pathologische anatomie Minimale opleidingsduur: 5 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Chirurgie orthopédique/Orthopedische heelkunde Anatomie pathologique/Pathologische anatomie Belgien Danmark Ortopædisk kirurgi Patologisk anatomi eller vævs- og celleundersøgelser Deutschland Orthopädie Pathologie o o o v o España Traumatología y cirugía ortopédica Anatomía patológica France Chirurgie orthopédique et traumatologie Anatomie et cytologie pathologiques Ireland Orthopaedic surgery Morbid anatomy and histopathology Italia Ortopedia e traumatologia Anatomia patologica Luxembourg Orthopédie Anatomie pathologique Nederland Orthopedie Pathologie Österreich Orthopädie und Orthopädische Chirurgie Pathologie Portugal Ortopedia Anatomia patologica Suomi/Finland Ortopedia ja traumatologia/Ortopedi och Patologia/Patologi traumatologi Sverige Ortopedi Klinisk patologi United Kingdom Trauma and orthopaedic surgery Histopathology

81

Neurologie Psychiatrie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Neurologie Psychiatrie Belgien Danmark Neurologi eller medicinske nervesygdomme Psykiatri Deutschland Neurologie Psychiatrie und Psychotherapie o o España Neurología Psiquiatría France Neurologie Psychiatrie Ireland Neurology Psychiatry Italia Neurologia Psichiatria Luxembourg Neurologie Psychiatrie Nederland Neurologie Psychiatrie Österreich Neurologie Psychiatrie Portugal Neurologia Psiquiatria Suomi/Finland Neurologia/Neurologi Psykiatria/Psykiatri Sverige Neurologi Psykiatri United Kingdom Neurology General psychiatry

Radiologie Radiotherapie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Benaming Belgique/België/ Radiodiagnostic/Röntgendiagnose Radiothérapie ­ oncologie/Radiotherapie ­ oncologie Belgien Danmark Diagnostik radiologi eller røntgenundersøgelse Onkologi Deutschland Diagnostische Radiologie Strahlentherapie vo v vo ­ España Radiodiagnóstico Oncología radioterápica France Radiodiagnostic et imagerie médicale Oncologie radiothérapique Ireland Diagnostic radiology Radiotherapy Italia Radiodiagnostica Radioterapia Luxembourg Radiodiagnostic Radiothérapie Nederland Radiologie Radiotherapie Österreich Medizinische Radiologie-Diagnostik Strahlentherapie ­ Radioonkologie Portugal Radiodiagnóstico Radioterapia Suomi/Finland Radiologia/Radiologi Syöpätaudit/Cancersjukdomar Sverige Medicinsk radiologi Tumörsjukdomar (allmän onkologi) United Kingdom Clinical radiology Clinical oncology

Plastische chirurgie Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Belgique/België/ Chirurgie plastique, reconstructrice et Belgien esthétique/Plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde Danmark Plastikkirurgi Deutschland Plastische Chirurgie
---
España Cirugía plástica y reparadora France Chirurgie plastique, reconstructrice et esthétique Ireland Plastic surgery Italia Chirurgia plastica e ricostruttiva Luxembourg Chirurgie plastique Nederland Plastische chirurgie Österreich Plastische Chirurgie Portugal Cirurgia plástica e reconstrutiva Suomi/Finland Plastiikkakirurgia/Plastikkirurgi Sverige Plastikkirurgi United Kingdom Plastic surgery

82

5.1.5. Opleidingstitels van huisartsen Land Opleidingstitel Beroepstitel Referentiedatum België/ Ministerieel erkenningsbesluit van huisarts/Arrêté Huisarts/Médecin généraliste 31 december 1994 Belgique/ ministériel d'agrément de médecin généraliste Belgien Danmark Speciallæge ­ I almen medicin Speciallæge I almen medicin 31 december 1994 Deutschland Zeugnis über die spezifische Ausbildung in der ­ Praktischer Arzt 31 december 1994 Allgemeinmedizin ­ Ärztin T 31 december 1994 España Titulo de especialista en medicina familiar y comunitaria Especialista en medicina familiar y comunitaria 31 december 1994 France Diplôme d'Etat de docteur en médecine (avec document Médecin qualifié en médecine générale 31 december 1994 annexé attestant la formation spécifique en médecine générale) Ireland Certificate of specific qualifications in general medical General medical practitioner 31 december 1994 practice Italia Attestato di formazione specifica in medicina generale Medico di medicina generale 31 december 1994 Luxembourg Il n'existe pas de titre, parce qu'il n'y a pas de formation Médecin généraliste 31 december 1994 au Luxembourg Nederland Certificaat van inschrijving in het register van erkende Huisarts 31 december 1994 huisartsen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst Österreich Arzt für Allgemeinmedizin Arzt für Allgemeinmedizin 31 december 1994 Portugal Diploma do internato complementar de clínica geral Assistente de clínica geral 31 december 1994 Suomi/ Todistus lääkärin perusterveydenhuollon Yleislääkäri/Allmänläkare 31 december 1994 Finland lisäkoulutuksesta/Bevis om tilläggsutbildning av läkare I primärvård Sverige Bevis om kompetens som allmänpraktiserande läkare Allmänpraktiserande läkare (Europaläkare) 31 december 1994 (Europaläkare) utfärdat av Socialstyrelsen United Certificate of prescribed/equivalent experience General medical practitioner 31 december 1994 Kingdom

83

Bijlage V.2: Verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger

5.2.1. Kennis en bekwaamheid

De opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven: ­ voldoende kennis van de wetenschappen waarop de algemene ziekenverpleging is gebaseerd, met inbegrip van voldoende kennis van het organisme, de fysiologie en het gedrag van de gezonde en de zieke mens, alsmede van het verband tussen de gezondheidstoestand en de fysieke en sociale omgeving van de mens; ­ voldoende kennis van de aard en de ethiek van het beroep en van de algemene beginselen betreffende gezondheid en verpleging; ­ voldoende klinische ervaring; deze ervaring, bij de keuze waarvan de vormende waarde voorop dient te worden gesteld, moet worden opgedaan onder toezicht van geschoold verpleegkundig personeel en op plaatsen waar de numerieke omvang van het geschoolde personeel en de uitrusting geschikt zijn voor de verpleging van zieken; ­ bekwaamheid om deel te nemen aan de opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel en ervaring op het gebied van samenwerking met dit personeel; ­ ervaring op het gebied van samenwerking met andere personen die op het gebied van de gezondheidszorg werkzaam zijn.

5.2.2. Studieprogramma voor de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger Het studieprogramma dat tot de opleidingstitel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger leidt, omvat de volgende twee onderdelen en ten minste de genoemde studievakken. A. Theoretisch onderwijs a. Verpleegkunde b. Basiswetenschappen c. Sociale wetenschappen ­ Voorlichting en beroepsethiek ­ Anatomie en fysiologie ­ Sociologie ­ Algemene beginselen van de ­ Pathologie ­ Psychologie gezondheid en de verpleegkunde ­ Bacteriologie, virologie en ­ Beginselen van administratie ­ Beginselen van de verpleegkunde parasitologie ­ Beginselen van onderricht met betrekking tot: ­ Biofysica, biochemie en radiologie ­ Wettelijke regelingen op sociaal ­ algemene geneeskunde ­ Voedingsleer gebied en inzake gezondheidszorg en medische ­ Hygiëne: ­ Juridische aspecten van het beroep specialismen; ­ profylaxe; ­ algemene chirurgie en ­ gezondheidsvoorlichting chirurgische ­ Farmacologie specialismen; ­ kinderverzorging en pediatrie; ­ hygiëne en verzorging van moeder en pasgeboren kind; ­ geestelijke gezondheid en psychiatrie; ­ verzorging van bejaarden en geriatrie

B. Klinisch onderwijs ­ Alle onderdelen van de verpleegkunde met betrekking tot: ­ algemene geneeskunde en medische specialismen; ­ algemene chirurgie en chirurgische specialismen; ­ kinderverzorging en pediatrie; ­ hygiëne en verzorging van moeder en pasgeboren kind; ­ geestelijke gezondheid en psychiatrie; ­ bejaardenverzorging en geriatrie; ­ verzorging thuis

Een of meer van deze vakken kunnen als onderdeel van of in samenhang met de overige worden gedoceerd. Het theoretische onderwijs moet in evenwicht gebracht en gecoördineerd worden met het klinische onderwijs zodat de in deze bijlage aangegeven kennis en bekwaamheid op voldoende wijze kunnen worden verworven.

84

5.2.3. Opleidingstitels van verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Beroepstitel Referentiedatum België/ ­ Diploma gegradueerde ­ De erkende opleidingsinstituten/Les ­ Hospitalier(ère)/Verpleegassistent(e) 29 juni 1979 Belgique/ verpleger/verpleegster/Diplôme établissements d'enseignement ­ Infirmier(ère) hospitalier(ère)/ Belgien d'infirmier(ère) gradué(e)/Diplom eines reconnus/Die anerkannten Ziekenhuisverpleger(-verpleegster) (einer) graduierten Krankenpflegers Ausbildungsanstalten (-pflegerin) ­ De bevoegde Examencommissie van de ­ Diploma in de Vlaamse Gemeenschap/Le Jury ziekenhuisverpleegkunde/Brevet compétent d'enseignement de la d'infirmier(ère) hospitalier(ère)/Brevet Communauté française/Der zuständige eines (einer) Krankenpflegers (-pflegerin) Prüfungsausschuss der ­ Brevet van verpleegassistent(e)/Brevet Deutschsprachigen Gemeinschaft d'hospitalier(ère)/Brevet einer Pflege Assistentin Danmark Eksamensbevis efter gennemført Sygeplejeskole godkendt af Sygeplejerske 29 juni 1979 sygeplejerskeuddannelse Undervisningsministeriet Deutschland Zeugnis über die staatliche Prüfung in der Staatlicher Prüfungsausschuss - Krankenschwester 29 juni 1979 Krankenpflege - Krankenpfleger 1. / 1. , 1 januari 1981

2. 2. ( . . .)

3. 3.

4. 4.

5. 5.

6. 6.

España Titulo de Diplomado universitario en ­ Ministerio de Educación y Cultura Enfermero/a diplomado/a 1 januari 1986 Enfermería ­ El rector de una Universidad France ­ Diplôme d'Etat d'infirmier(ère) Le ministère de la santé Infirmier(ère) 29 juni 1979 ­ Diplôme d'Etat d'infirmier(ère) délivré en vertu du décret no 99-1147 du 29 december 1999 Ireland Certificate of Registered General Nurse An Bord Altranais (The Nursing Board) Registered General Nurse 29 juni 1979 Italia Diploma di infermiere professionale Scuole riconosciute dallo Stato Infermiere professionale 29 juni 1979

85

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Beroepstitel Referentiedatum Luxembourg ­ Diplôme d'Etat d'infirmier Ministère de l'éducation nationale, de la Infirmier 29 juni 1979 ­ Diplôme d'Etat d'infirmier hospitalier formation professionnelle et des sports gradué Nederland 1. Diploma's verpleger A, verpleegster A, 1. Door een van overheidswege benoemde Verpleegkundige 29 juni 1979 verpleegkundige A examencommissie 2. Diploma verpleegkundige MBOV 2. Door een van overheidswege benoemde (Middelbare Beroepsopleiding examencommissie Verpleegkundige) 3. Diploma verpleegkundige HBOV (Hogere 3. Door een van overheidswege benoemde Beroepsopleiding Verpleegkundige) examencommissie 4. Diploma beroepsonderwijs verpleegkundige 4. Door een van overheidswege aangewezen ­ Kwalificatieniveau 4 opleidingsinstelling 5. Diploma hogere beroepsopleiding 5. Door een van overheidswege aangewezen verpleegkundige ­ Kwalificatieniveau 5 opleidingsinstelling Österreich 1. Diplom als "Diplomierte Gesundheits- und 1. Schule für allgemeine Gesundheits- und - Diplomierte Krankenschwester 1 januari 1994 Krankenschwester, Diplomierter Gesundheits- Krankenpflege - Diplomierter Krankenpfleger und Krankenpfleger" 2. Diplom als "Diplomierte Krankenschwester, 2. Allgemeine Krankenpflegeschule Diplomierter Krankenpfleger" Portugal 1. Diploma do curso de enfermagem geral 1. Escolas de Enfermagem Enfermeiro 1 januari 1986 2. Diploma/carta de curso de bacharelato em 2. Escolas Superiores de Enfermagem enfermagem 3. Carta de curso de licenciatura em 3. Escolas Superiores de Enfermagem; Escolas enfermagem Superiores de Saúde Suomi/ 1. Sairaanhoitajan tutkinto/Sjukskötarexamen 1. Terveydenhuolto-oppilaitokset/ Sairaanhoitaja/Sjukskötare 1 januari 1994 Finland Hälsovårdsläroanstalter 2. Sosiaali- ja terveysalan 2. Ammattikorkeakoulut/ ammattikorkeakoulu-tutkinto, sairaanhoitaja Yrkeshögskolor (AMK)/Yrkeshögskole-examen inom hälsovård och det sociala området, sjukskötare (YH) Sverige Sjuksköterskeexamen Universitet eller högskola Sjuksköterska 1 januari 1994 United Statement of Registration as a Registered Various - State Registered Nurse 29 juni 1979 Kingdom General Nurse in part 1 or part 12 of the - Registered General Nurse register kept by the United Kingdom Central Council for Nursing, Midwifery and Health Visiting

86

Bijlage V.3: Beoefenaar der tandheelkunde

5.3.1. Kennis en bekwaamheid

De opleiding tot beoefenaar der tandheelkunde waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven: ­ voldoende kennis van de wetenschappen waarop de tandheelkunde berust, alsmede een goed inzicht in de wetenschappelijke methoden en met name de beginselen van de meting van biologische functies, in de beoordeling van wetenschappelijk vastgestelde feiten alsmede in de analyse van gegevens; ­ voldoende kennis van het gestel, de fysiologie en het gedrag van gezonde en zieke personen, alsmede van de wijze waarop de gezondheidstoestand van de mens wordt beïnvloed door zijn natuurlijke en sociale omgeving; een en ander voorzover dat in relatie staat tot de tandheelkunde; ­ voldoende kennis van structuur en functie van de tanden, de mond, de kaken en de omliggende weefsels, zowel in gezonde als zieke toestand, en de relatie daarvan tot de algemene gezondheidstoestand en het fysiek en sociaal welzijn van de patiënt; ­ voldoende kennis van de klinische studievakken en methoden die een samenhangend beeld geven van de anomalieën, kwetsuren en ziekten van tanden, mond, kaken en omliggende weefsels, alsmede van de preventieve, diagnostische en therapeutische aspecten van de odontologie; ­ voldoende klinische ervaring, opgedaan onder deskundige leiding. De opleiding tot beoefenaar der tandheelkunde verschaft de nodige bekwaamheid voor alle werkzaamheden die verband houden met de preventie, de diagnose en de behandeling van afwijkingen en ziekten van tanden, mond, kaken en omliggende weefsels.

5.3.2. Studieprogramma voor beoefenaren der tandheelkunde Het studieprogramma dat tot de opleidingstitels van beoefenaren der tandheelkunde leidt, omvat ten minste de hierna volgende vakken. Een of meer van deze vakken kunnen als onderdeel van of in samenhang met de overige worden gedoceerd.

A. Basisvakken B. Medisch-biologische en algemeen C. Specifiek tandheelkundige vakken ­ Scheikunde medische vakken ­ Protheseleer ­ Natuurkunde ­ Anatomie ­ Tandheelkundige materiaalkunde ­ Biologie ­ Embryologie ­ Conserverende tandheelkunde ­ Histologie, met inbegrip van de ­ Preventieve tandheelkunde cytologie ­ Anesthesiologie in de tandheelkunde ­ Fysiologie ­ Mond- en kaakchirurgie ­ Biochemie (of fysiologische ­ Mond- en kaakpathologie scheikunde) ­ Praktische klinische tandheelkunde ­ Pathologische anatomie ­ Pedodontie ­ Algemene pathologie ­ Orthodontie ­ Farmacologie ­ Parodontologie ­ Microbiologie ­ Odontologische radiologie ­ Hygiëne ­ Gebitsfunctieleer ­ Preventieve geneeskunde en ­ Beroepsorganisatie, beroepsethiek en epidemiologie wetgeving ­ Radiologie ­ Sociale aspecten van de ­ Fysiotherapie odontologische praktijk ­ Algemene chirurgie ­ Inwendige geneeskunde, met inbegrip van de kindergeneeskunde ­ Keel-, neus- en oorheelkunde ­ Dermatologie en venerologie ­ Algemene psychologie, psychopathologie en neuropathologie ­ Anesthesiologie

87

5.3.3. Opleidingstitels van beoefenaren der tandheelkunde Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Beroepstitel Referentiedatum België/ Diploma van tandarts/Diplôme ­ De universiteiten/Les universités Licentiaat in de 28 januari 1980 Belgique/ licencié en science dentaire ­ De bevoegde Examencommissie tandheelkunde/Licencié en Belgien van de Vlaamse science dentaire Gemeenschap/Le Jury compétent d'enseignement de la Communauté française Danmark Bevis for tandlægeeksamen Tandlægehøjskolerne, Autorisation som tandlæge, udstedt Tandlæge 28 januari 1980 (odontologisk kandidateksamen) Sundhedsvidenskabeligt af Sundhedsstyrelsen universitetsfakultet Deutschland Zeugnis über die Zahnärztliche Zuständige Behörden Zahnarzt 28 januari 1980 Prüfung o ov v o 1 januari 1981

España Título de Licenciado en El rector de una universidad Licenciado en odontología 1 januari 1986 Odontología France Diplôme d'Etat de docteur en Universités Chirurgien-dentiste 28 januari 1980 chirurgie dentaire Ireland ­ Bachelor in Dental Science ­ Universities ­ Dentist 28 januari 1980 (B.Dent.Sc.) ­ Royal College of Surgeons in ­ Dental practitioner ­ Bachelor of Dental Surgery Ireland ­ Dental surgeon (BDS) ­ Licentiate in Dental Surgery (LDS) Italia Diploma di laurea in Odontoiatria Università Diploma di abilitazione all'esercizio Odontoiatra 28 januari 1980 e Protesi Dentaria dell'odontoiatria e protesi dentaria Luxembourg Diplôme d'Etat de docteur en Jury d'examen d'Etat Médecin-dentiste 28 januari 1980 médecine dentaire Nederland Universitair getuigschrift van een Faculteit Tandheelkunde Tandarts 28 januari 1980 met goed gevolg afgelegd tandartsexamen Österreich Bescheid über die Verleihung des Medizinische Fakultät der Zahnarzt 1 januari 1994 akademischen Grades "Doktor Universität der Zahnheilkunde" Portugal Carta de curso de licenciatura em ­ Faculdades Médico dentista 1 januari 1986 medicina dentária ­ Institutos Superiores


---

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Beroepstitel Referentiedatum Suomi/ Hammaslääketieteen lisensiaatin ­ Helsingin yliopisto/Helsingfors Terveydenhuollon Hammaslääkäri/Tandläkare 1 januari 1994 Finland tutkinto/Odontologie universitet oikeusturvakeskuksen päätös licentiatexamen ­ Oulun yliopisto käytännön palvelun ­ Turun yliopisto hyväksymisestä/Beslut av Rättskyddscentralen för hälsovården om godkännande av praktisk tjänstgöring Sverige Tandläkarexamen Universitetet i Umeå Endast för examensbevis som Tandläkare 1 januari 1994 Universitetet i Göteborg erhållits före den 1 juli 1995, ett Karolinska Institutet utbildningsbevis som utfärdats av Malmö Högskola Socialstyrelsen United ­ Bachelor of Dental Surgery ­ Universities ­ Dentist 28 januari 1980 Kingdom (BDS or B.Ch.D.) ­ Royal Colleges ­ Dental practitioner ­ Licentiate in Dental Surgery ­ Dental surgeon

89

Bijlage V.4: Dierenarts

5.4.1. Kennis en bekwaamheid

De opleiding tot dierenarts waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven: ­ voldoende kennis van de wetenschappen waarop de werkzaamheden van de dierenarts berusten; ­ voldoende kennis van de structuur en de functies van gezonde dieren, de fokkerij, de voortplanting en de algemene hygiëne alsmede de voeding van dieren, met inbegrip van de technologie van het vervaardigen en conserveren van voeder dat aan hun behoeften voldoet; ­ voldoende kennis op het gebied van het gedrag en de bescherming van dieren; ­ voldoende kennis van de oorzaken, de aard, het verloop, de gevolgen, de diagnose en de behandeling van de ziekten van individuele dieren en groepen dieren, en in het bijzonder kennis van de ziekten die op de mens kunnen worden overgebracht; ­ voldoende kennis van de preventieve geneeskunde; ­ voldoende kennis van de hygiëne en de technologie bij het verkrijgen, vervaardigen en in omloop brengen van dierlijke levensmiddelen of levensmiddelen van dierlijke oorsprong die bestemd zijn voor menselijke consumptie; ­ voldoende kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende deze gebieden; ­ voldoende klinische en praktische ervaring, opgedaan onder deskundige leiding.

5.4.2. Studieprogramma voor dierenartsen Het studieprogramma dat tot de opleidingstitels van dierenartsen leidt, omvat ten minste de hierna volgende vakken. Een of meer van deze vakken kunnen als onderdeel van of in samenhang met de overige worden gedoceerd. A. Basisvakken ­ Natuurkunde ­ Scheikunde ­ Dierkunde ­ Plantkunde ­ Op de biologische wetenschappen toegepaste wiskunde B. Specifieke vakken a. Basiswetenschappen b. Klinische wetenschappen c. Veeteelt ­ Anatomie (met inbegrip van ­ Verloskunde ­ Veeteelt histologie en embryologie) ­ Pathologie (met inbegrip van de ­ Voedingsleer ­ Fysiologie anatomische pathologie) ­ Landbouwhuishoudkunde ­ Biochemie ­ Parasitologie ­ Landbouweconomie ­ Genetica ­ Klinische genees- en heelkunde (met ­ Fokkerij en diergezondheid ­ Farmacologie inbegrip van de anesthesiologie) ­ Dierhygiëne ­ Farmacie ­ Kliniek van huisdieren, pluimvee en ­ Ethologie en dierenbescherming ­ Toxicologie andere diersoorten ­ Microbiologie ­ Preventieve geneeskunde d. Levensmiddelenhygiëne ­ Immunologie ­ Radiologie ­ Inspectie en keuring van dierlijke ­ Epidemiologie ­ Voortplanting en stoornissen van de levensmiddelen en van ­ Deontologie voortplanting levensmiddelen van dierlijke ­ Gezondheidstoezicht oorsprong ­ Gerechtelijke diergeneeskunde en ­ Levensmiddelenhygiëne en wetgeving inzake diergeneeskunde -technologie ­ Therapie ­ Praktisch werk (met inbegrip van het ­ Propedeuse praktisch werk in slachthuizen en levensmiddelenverwerkende industrieën) De praktische opleiding mag de vorm aannemen van een stage, mits het gaat om een voltijdse stage onder rechtstreeks toezicht van de bevoegde instantie of instelling die binnen een totale opleiding van vijf jaar studie niet langer duurt dan zes maanden. De verdeling van het theoretische en praktische onderwijs tussen de verschillende groepen van vakken moet zodanig in evenwicht gebracht en gecoördineerd worden, dat de kennis en ervaring op de juiste wijze kunnen worden verworven om de dierenarts in staat te stellen zich van al zijn taken te kwijten.

90

5.4.3. Opleidingstitels van dierenartsen Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentiedatum België/ Diploma van dierenarts/Diplôme de docteur ­ De universiteiten/Les universités 21 december 1980 Belgique/ en médecine vétérinaire ­ De bevoegde Examencommissie van de Belgien Vlaamse Gemeenschap/Le Jury compétent d'enseignement de la Communauté française Danmark Bevis for bestået kandidateksamen I Kongelige Veterinær- og Landbohøjskole 21 december 1980 veterinærvidenskab Deutschland Zeugnis über das Ergebnis des Dritten Der Vorsitzende des Prüfungsausschusses für 21 december 1980 Abschnitts der Tierärztlichen Prüfung und die Tierärztliche Prüfung einer Universität das Gesamtergebnis der Tierärztlichen oder Hochschule Prüfung o v 1 januari 1981 España Titulo de Licenciado en Veterinaria ­ Ministerio de Educación y Cultura 1 januari 1986 ­ El rector de una Universidad France Diplôme d'Etat de docteur vétérinaire 21 december 1980 Ireland ­ Diploma of Bachelor in/of Veterinary 21 december 1980 Medicine (MVB) ­ Diploma of Membership of the Royal College of Veterinary Surgeons (MRCVS) Italia Diploma di laurea in medicina veterinaria Università Diploma di abilitazione all'esercizio della medicina 1 januari 1985 veterinaria Luxembourg Diplôme d'Etat de docteur en médecine Jury d'examen d'Etat 21 december 1980 vétérinaire Nederland Getuigschrift van met goed gevolg afgelegd 21 december 1980 diergeneeskundig/veeartsenijkundig examen Österreich ­ Diplom-Tierarzt Universität ­ Doktor der Veterinärmedizin 1 januari 1994 ­ Magister medicinae veterinariae ­ Doctor medicinae veterinariae ­ Fachtierarzt Portugal Carta de curso de licenciatura em medicina Universidade 1 januari 1986 veterinária Suomi/ Eläinlääketieteen lisensiaatin Helsingin yliopisto/Helsingfors universitet 1 januari 1994 Finland tutkinto/Veterinärmedicine licentiatexamen

91

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentiedatum Sverige Veterinärexamen Sveriges Lantbruksuniversitet 1 januari 1994 United 1. Bachelor of Veterinary Science (BVSc) 1.University of Bristol 21 december 1980 Kingdom 2. Bachelor of Veterinary Science (BVSc) 2.University of Liverpool 3. Bachelor of Veterinary Medicine 3.University of Cambridge (BvetMB) 4. Bachelor of Veterinary Medicine and 4. University of Edinburgh Surgery (BVM&S) 5. Bachelor of Veterinary Medicine and 5. University of Glasgow Surgery (BVM&S) 6. Bachelor of Veterinary Medicine 6. University of London (BvetMed)

92

Bijlage V.5: Verloskundige

5.5.1. Kennis en bekwaamheid (opleidingsmogelijkheden I en II)

De opleiding tot verloskundige waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven: ­ voldoende kennis van de wetenschappen waarop de werkzaamheden van de verloskundige berusten, met name de verloskunde en de gynaecologie; ­ voldoende kennis van de beroepsethiek en de beroepswetgeving; ­ diepgaande kennis van de biologische functies, de anatomie en de fysiologie op het gebied van de verloskunde en de perinatalogie, alsmede een kennis van het verband tussen de gezondheidstoestand en de fysieke en sociale omgeving van de mens en van zijn gedrag; ­ voldoende klinische ervaring, opgedaan onder toezicht van deskundigen op het gebied van de verloskunde en in erkende inrichtingen; ­ het noodzakelijke begrip betreffende de opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel en ervaring op het gebied van samenwerking met dit personeel.

93

5.5.2. Studieprogramma voor verloskundigen (opleidingsmogelijkheden I en II) Het studieprogramma dat tot de opleidingstitels van verloskundige leidt, omvat de volgende twee onderdelen. A. Theoretisch en technisch onderwijs a. Basisvakken b. Specifieke vakken voor de werkzaamheden van verloskundige ­ Grondbeginselen van de anatomie en ­ Grondbeginselen van de ­ Anatomie en fysiologie de fysiologie farmacologie ­ Embryologie en ontwikkeling van de ­ Grondbeginselen van de pathologie ­ Psychologie foetus ­ Grondbeginselen van de ­ Pedagogie ­ Zwangerschap, bevalling en bacteriologie, virologie en ­ Wetgeving op het gebied van de kraambed parasitologie gezondheidszorg, sociale wetgeving ­ Gynaecologische en verloskundige ­ Grondbeginselen van de biofysica, en organisatie van de pathologie biochemie en radiologie gezondheidszorg ­ Voorbereiding op de bevalling en op ­ Kindergeneeskunde, in het bijzonder ­ Beroepsethiek en beroepswetgeving het ouderschap, inclusief de met betrekking tot pasgeborenen ­ Seksuele voorlichting en psychologische aspecten ­ Hygiëne, gezondheidsleer, geboorteregeling ­ Voorbereiding van de bevalling voorkomen van ziekten, vroegtijdig ­ Juridische bescherming van moeder (inclusief kennis en gebruik van de opsporen van ziekten en kind technische apparaten in de ­ Voedingsleer en dieetleer, in het verloskunde) bijzonder met betrekking tot de ­ Analgesie, anasthesie en reanimatie vrouw, het pasgeboren kind en de ­ Fysiologie en pathologie van het zuigeling pasgeboren kind ­ Grondbeginselen van de sociologie ­ Verzorging van en toezicht op het en medisch-sociale vraagstukken pasgeboren kind ­ Psychologische en sociale factoren B. Praktische en klinische opleiding Deze opleiding wordt gegeven onder passend toezicht. ­ Onderzoek van en voorlichting aan zwangere vrouwen (ten minste 100 prenatale onderzoekingen). ­ Toezicht op en begeleiding van ten minste 40 vrouwen in partus. ­ Eigenhandig verrichten door de leerling van ten minste 40 bevallingen; wanneer dit aantal niet kan worden bereikt omdat er geen zwangere vrouwen beschikbaar zijn, kan het op minimaal 30 worden teruggebracht, mits de leerling daarnaast actief deelneemt aan 20 bevallingen. ­ Actieve deelname aan bevallingen in stuitligging. Alleen wanneer tijdens de opleiding onvoldoende vaginale bevallingen in stuitligging plaatsvinden, kan het klinisch onderwijs vervangen worden door een gesimuleerde situatie. ­ Verrichten van episiotomieën en het leren hechten. De inleiding moet zowel het theoretische onderricht als klinische oefeningen omvatten. Dit betreft voor dit punt theorie en praktijk van het hechten van episiotomieën en eenvoudige rupturen van het perineum. Alleen wanneer het volledig onmogelijk is dit in de klinische situatie te leren, kan gebruik worden gemaakt van een gesimuleerde situatie. ­ Toezicht op en verzorging van 40 zwangere vrouwen bij wie gevaar voor complicaties bestaat tijdens de zwangerschap, tijdens de baring of na de bevalling. ­ Toezicht op en verzorging, inclusief onderzoek, van ten minste 100 kraamvrouwen en gezonde pasgeboren baby's. ­ Observatie en verzorging van pasgeborenen die speciale zorg nodig hebben, onder andere van pasgeborenen die te vroeg of te laat geboren zijn, minder dan normaal wegen of ziek zijn. ­ Verpleging van vrouwen met gynaecologische en obstetrische pathologie. ­ Inleiding tot de verpleging in de genees- en de heelkunde. Deze inleiding moet zowel theoretisch onderricht als klinische oefeningen omvatten. Het theoretische en technische onderwijs (deel A van het opleidingsprogramma) moet in evenwicht gebracht en gecoördineerd worden met de klinische opleiding voor verloskundigen (deel B van het programma) zodat de in deze bijlage aangegeven kennis en ervaring op voldoende wijze kunnen worden verworven.

Voor de klinische opleiding voor verloskundigen (deel B van het opleidingsprogramma) moeten stages worden gevolgd in ziekenhuisafdelingen of bij andere inrichtingen voor gezondheidszorg die door de bevoegde instanties of instellingen zijn erkend. Tijdens deze opleiding nemen de leerling-verloskundigen deel aan de werkzaamheden van de betrokken diensten, voorzover deze werkzaamheden bijdragen tot hun opleiding. Zij worden vertrouwd gemaakt met de taken die aan de werkzaamheden van verloskundigen verbonden zijn.

94

5.5.3. Werkzaamheden van de verloskundige bedoeld in artikel 38, lid 2 ­ Goede voorlichting en adviezen over geboorteregeling verstrekken. ­ Zwangerschap vaststellen en het normale verloop ervan blijven volgen, onderzoeken verrichten die nodig zijn voor het toezicht op het normale verloop van de zwangerschap. ­ De onderzoeken voorschrijven of adviseren die nodig zijn om de diagnose van een zwangerschap met gevaar voor complicaties zo vroeg mogelijk te kunnen stellen. ­ Een programma opstellen ter voorbereiding op het ouderschap, de bevalling volledig voorbereiden en de ouders raadgevingen verstrekken over hygiëne en voeding. ­ De vrouw tijdens de bevalling bijstaan en de toestand van de foetus in utero met passende klinische en technische middelen volgen. ­ Normale bevallingen bij achterhoofdsligging verrichten en daarbij zo nodig episiotomie toepassen, alsmede in noodgevallen bevallingen bij stuitligging verrichten. ­ Bij moeder en kind de tekenen van stoornissen onderkennen waarbij het ingrijpen van een arts vereist is en hem in geval van interventie assisteren; bij afwezigheid van de arts spoedmaatregelen nemen, met name de placenta met de hand verwijderen en eventueel daarna de baarmoeder inwendig onderzoeken. ­ De pasgeborene onderzoeken en verzorgen; alle nodige maatregelen nemen en in voorkomend geval onmiddellijk reanimatie toepassen. ­ De kraamvrouw verzorgen, toezien op de gevolgen van de bevalling voor de moeder en alle nuttige adviezen verstrekken, zodat de pasgeborene in de beste omstandigheden kan worden grootgebracht. ­ De door een arts voorgeschreven behandeling toepassen. ­ De nodige schriftelijke verslagen opstellen.

95

5.5.4. Opleidingstitels van verloskundigen Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Beroepstitel Referentiedatum België/ Diploma van vroedvrouw/Diplôme ­ De erkende opleidingsinstituten/Les Vroedvrouw/Accoucheuse 23 januari 1983 Belgique/ d'accoucheuse établissements d'enseignement Belgien ­ De bevoegde Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap/Le Jury compétent d'enseignement de la Communauté française Danmark Bevis for bestået jordemodereksamen Danmarks jordemoderskole Jordemoder 23 januari 1983 Deutschland Zeugnis über die staatliche Prüfung für Staatlicher Prüfungsausschuss ­ Hebamme 23 januari 1983 Hebammen und Entbindungspfleger ­ Entbindungspfleger

1. 1. ­ 23 januari 1983 ( . . .) ­ ( . . .) 2. 2.

. ( ) 3. 3. España ­ Título de matrona Ministerio de Educación y Cultura ­ Matrona 1 januari 1986 ­ Título de asistente obstétrico (matrona) ­ Asistente obstétrico ­ Título de enfermería obstétrica- ginecológica France Diplôme de sage-femme L'Etat Sage-femme 23 januari 1983 Ireland Certificate in Midwifery An Board Altranais Midwife 23 januari 1983 Italia Diploma d'ostetrica Scuole riconosciute dallo Stato Ostetrica 23 januari 1983 Luxembourg Diplôme de sage-femme Ministère de l'éducation nationale, de la Sage-femme 23 januari 1983 formation professionnelle et des sports Nederland Diploma van verloskundige Door het Ministerie van Volksgezondheid, Verloskundige 23 januari 1983 Welzijn en Sport erkende opleidings- instellingen Österreich Hebammen-Diplom ­ Hebammenakademie Hebamme 1 januari 1994 ­ Bundeshebammenlehranstalt

96

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Beroepstitel Referentiedatum Portugal 1. Diploma de enfermeiro especialista em 1. Escolas de Enfermagem Enfermeiro especialista em enfermagem de 1 januari 1986 enfermagem de saúde materna e obstétrica saúde materna e obstétrica 2. Diploma/carta de curso de estudos 2. Escolas Superiores de Enfermagem superiores especializados em enfermagem de saúde materna e obstétrica 3. Diploma (do curso de pós-licenciatura) de 3. especialização em enfermagem de saúde ­ Escolas Superiores de Enfermagem materna e obstétrica ­ Escolas Superiores de Saúde Suomi/ 1. Kätilön tutkinto/barnmorske-examen 1. Terveydenhuoltooppi- Kätilö/Barnmorska 1 januari 1994 Finland laitokset/hälsovårdsläroanstalter 2. Sosiaali- ja terveysalan 2. Ammattikorkeakoulut/ ammattikorkeakoulututkinto, kätilö Yrkeshögskolor (AMK)/yrkeshögskoleexamen inom hälsovård och det sociala området, barnmorska (YH) Sverige Barnmorskeexamen Universitet eller högskola Barnmorska 1 januari 1994 United Statement of registration as a Midwife on part Various Midwife 23 januari 1983 Kingdom 10 of the register kept by the United Kingdom Central Council for Nursing, Midwifery and Health visiting

97

Bijlage V.6: Apotheker

5.6.1. Kennis en bekwaamheid

De opleiding tot apotheker waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven: ­ voldoende kennis van geneesmiddelen en de voor de vervaardiging van geneesmiddelen gebruikte substanties; ­ voldoende kennis van de farmaceutische technologie en van de natuurkundige, scheikundige, biologische en microbiologische controle op geneesmiddelen; ­ voldoende kennis van het metabolisme en van de uitwerking van geneesmiddelen, alsook van de werking van toxische stoffen en van het gebruik van geneesmiddelen; ­ voldoende kennis om wetenschappelijke gegevens betreffende geneesmiddelen te kunnen beoordelen en op grond daarvan passende inlichtingen te kunnen verstrekken; ­ voldoende kennis van de wettelijke en andere vereisten voor de uitoefening van de werkzaamheden van apotheker.

5.6.2. Studieprogramma voor apothekers ­ Plant- en dierkunde ­ Natuurkunde ­ Algemene en anorganische scheikunde ­ Organische scheikunde ­ Analytische scheikunde ­ Farmaceutische scheikunde, met inbegrip van geneesmiddelenanalyse ­ Algemene en toegepaste (medische) biochemie ­ Anatomie en fysiologie; medische terminologie ­ Microbiologie ­ Farmacologie en farmacotherapie ­ Farmaceutische technologie ­ Toxicologie ­ Farmacognosie ­ Wetgeving en, in voorkomend geval, beroepsethiek Bij de verdeling over theoretisch en praktisch onderwijs moet bij ieder vak van het minimumprogramma voor de studie voldoende plaats worden ingeruimd voor de theorie om het universitaire karakter van het onderwijs te behouden.

5.6.3. Werkzaamheden van de apotheker bedoeld in artikel 41, lid 2 ­ De bereiding van geneesmiddelen in hun farmaceutische vorm. ­ De vervaardiging van en de controle op geneesmiddelen. ­ De laboratoriumcontrole op geneesmiddelen. ­ De opslag, bewaring en distributie van geneesmiddelen in het groothandelsstadium. ­ De bereiding van, de controle op en de opslag en distributie van geneesmiddelen in voor het publiek toegankelijke apotheken. ­ De bereiding van, de controle op en de opslag en verstrekking van geneesmiddelen in ziekenhuizen. ­ De verschaffing van voorlichting en advies omtrent geneesmiddelen.

98

5.6.4. Opleidingstitels van apothekers Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Referentiedatum België/ Diploma van apoteker/Diplôme de pharmacien ­ De universiteiten/Les universités 1 oktober 1987 Belgique/ ­ De bevoegde Examencommissie van de Vlaamse Belgien Gemeenschap/Le Jury compétent d'enseignement de la Communauté française Danmark Bevis for bestået farmaceutisk kandidateksamen Danmarks Farmaceutiske Højskole 1 oktober 1987 Deutschland Zeugnis über die Staatliche Pharmazeutische Prüfung Zuständige Behörden 1 oktober 1987 1 oktober 1987 España Título de licenciado en farmacia ­ Ministerio de Educación y Cultura 1 oktober 1987 ­ El rector de una Universidad France ­ Diplôme d'Etat de pharmacien Universités 1 oktober 1987 ­ Diplôme d'Etat de docteur en pharmacie Ireland Certificate of Registered Pharmaceutical Chemist 1 oktober 1987 Italia Diploma o certificato di abilitazione all'esercizio della Università 1 november 1993 professione di farmacista ottenuto in seguito ad un esame di Stato Luxembourg Diplôme d'Etat de pharmacien Jury d'examen d'Etat + visa du ministre de l'éducation 1 oktober 1987 nationale Nederland Getuigschrift van met goed gevolg afgelegd Faculteit Farmacie 1 oktober 1987 apothekersexamen Österreich Staatliches Apothekerdiplom Bundesministerium für Arbeit, Gesundheit und Soziales 1 oktober 1994

Portugal Carta de curso de licenciatura em Ciências Farmacêuticas Universidades 1 oktober 1987 Suomi/ Proviisorin tutkinto/Provisorexamen ­ Helsingin yliopisto/Helsingfors universitet 1 oktober 1994 Finland ­ Kuopion yliopisto Sverige Apotekarexamen Uppsala universitet 1 oktober 1994 United Certificate of Registered Pharmaceutical Chemist 1 oktober 1987 Kingdom


---

Bijlage V.7: Architect

5.7.1. Kennis en bekwaamheid

De opleiding tot architect waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven:

1. het vermogen tot architectonische vormgeving die zowel aan esthetische als aan technische eisen voldoet;

2. passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de architectuur en de aanverwante kunstvormen, technologische vakken en menswetenschappen;

3. kennis van de beeldende kunsten voorzover deze van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de architectonische vormgeving;

4. passende kennis van stedenbouwkunde, planologie en de in de planologie gebruikte technieken;

5. inzicht in de relatie tussen mensen en architectonische constructies en tussen architectonische constructies en hun omgeving, alsmede in de noodzaak om architectonische constructies en de ruimten daartussen af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven;

6. inzicht in het architectenberoep en de rol van de architect in de maatschappij, met name bij het maken van projecten waarin rekening wordt gehouden met sociale factoren;

7. inzicht in de onderzoeks- en voorbereidingsmethoden bij het maken van projecten;

8. inzicht in de problemen op het gebied van het constructief ontwerp, de constructie en de civiele bouwkunde in verband met het ontwerpen van gebouwen;

9. passende kennis van de natuurkundige en technologische vraagstukken, alsmede van de functie van het gebouw, met het oog op het verschaffen van comfort en bescherming tegen weersomstandigheden;

10. technische bekwaamheid als ontwerper teneinde binnen de door begrotingsfactoren en bouwvoorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van het bouwwerk;

11. passende kennis van de industrieën, organisaties, voorschriften en procedures die een rol spelen bij de omzetting van ontwerpen in gebouwen en het inpassen van plannen in de ruimtelijke ordening.

100

5.7.2. Opleidingstitels van architecten die zijn erkend overeenkomstig artikel 20, lid 1 Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentie- academiejaar België/ 1. Architect/Architecte 1. Nationale hogescholen voor architectuur 1988/1989 Belgique/ 2. Architect/Architecte 2. Hogere architectuurinstituten Belgien 3. Architect 3. Provinciaal Hoger Instituut voor Architectuur te Hasselt 4. Architect/Architecte 4. Koninklijke academies voor schone kunsten 5. Architect/Architecte 5. Sint-Lucasscholen 6. Burgelijk ingenieur-architect 6. Faculteiten Toegepaste Wetenschappen van de universiteiten 6. Faculté polytechnique van Bergen 1. Architecte/Architect 1. Ecoles nationales supérieures d'architecture 2. Architecte/Architect 2. Instituts supérieurs d'architecture 3. Architect 3. Provinciaal Hoger Instituut voor Architectuur de Hasselt 4. Architecte/Architect 4. Académies royales des Beaux-Arts 5. Architecte/Architect 5. Ecoles Saint-Luc 6. Ingénieur-civil ­ architecte 6. Facultés des sciences appliquées des universités 6. Faculté polytechnique de Mons Danmark Arkitekt cand. arch. ­ Kunstakademiets Arkitektskole i København 1988/1989 ­ Arkitektskolen i Århus Deutschland Diplom-Ingenieur, ­ Universitäten (Architektur/Hochbau) 1988/1989 Diplom-Ingenieur Univ. ­ Technische Hochschulen (Architektur/Hochbau) ­ Technische Universitäten (Architektur/Hochbau) ­ Universitäten-Gesamthochschulen (Architektur/Hochbau) ­ Hochschulen für bildende Künste ­ Hochschulen für Künste Diplom-Ingenieur, ­ Fachhochschulen (Architektur/Hochbau) (1) Diplom-Ingenieur FH ­ Universitäten-Gesamthochschulen (Architektur/Hochbau) bei entsprechenden Fachhochschulstudiengängen ­ --------- (1) Diese Diplome sind je nach Dauer der durch sie abgeschlossenen Ausbildung gemäß Artikel 43 Absatz 1 anzuerkennen.

E ­ - ( ), ­ 1988/1989 ( ) - ( ),
---

101

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentie- academiejaar España Título oficial de arquitecto Rectores de las universidades enumeradas a continuación: 1988/1989 ­ Universidad politécnica de Cataluña, escuelas técnicas superiores de arquitectura de Barcelona o del Vallès; ­ Universidad politécnica de Madrid, escuela técnica superior de arquitectura de Madrid; ­ Universidad politécnica de Las Palmas, escuela técnica superior de arquitectura de Las Palmas; ­ Universidad politécnica de Valencia, escuela técnica superior de arquitectura de Valencia; ­ Universidad de Sevilla, escuela técnica superior de arquitectura de Sevilla; ­ Universidad de Valladolid, escuela técnica superior de arquitectura de Valladolid; ­ Universidad de Santiago de Compostela, escuela técnica superior de arquitectura de La Coruña; ­ Universidad del País Vasco, escuela técnica superior de arquitectura de San Sebastián; ­ Universidad de Navarra, escuela técnica superior de arquitectura de Pamplona France 1. Diplôme d'architecte DPLG, y 1. Le ministre chargé de l'architecture 1988/1989 compris dans le cadre de la formation professionnelle continue et de la promotion sociale 2. Diplôme d'architecte ESA 2. Ecole spéciale d'architecture de Paris 3. Diplôme d'architecte ENSAIS 3. Ecole nationale supérieure des arts et industries de Strasbourg, section architecture Ireland 1. Degree of Bachelor of Architecture 1. National University of Ireland to architecture graduates of University 1988/1989 (B.Arch.NUI) College Dublin 2. Degree standard diploma in 2. College of Technology, Bolton Street, Dublin architecture (Dip. Arch) 3. Certificate of associateship (ARIAI) 3. Royal Institute of Architects of Ireland

4. Certificate of membership (MRIAI) 4. Royal Institute of Architects of Ireland

102

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentie- academiejaar Italia Laurea in architettura ­ Università di Camerino Diploma di abilitazione all'esercizo 1988/1989 ­ Università di Catania ­ Sede di Siracusa indipendente della professione che ­ Università di Chieti viene rilasciato dal ministero della ­ Università di Ferrara pubblica istruzione dopo che il ­ Università di Firenze candidato ha sostenuto con esito ­ Università di Genova positivo l'esame di Stato davanti ad una ­ Università di Napoli Federico II commissione competente ­ Università di Napoli II ­ Università di Palermo ­ Università di Parma ­ Università di Reggio Calabria ­ Università di Roma "La Sapienza" ­ Università di Roma II ­ Università di Trieste ­ Politecnico di Bari ­ Politecnico di Milano ­ Politecnico di Torino ­ Istituto universitario di architettura di Venezia Laurea in ingegneria edile ­ architettura ­ Università dell'Aquilla 1998/1999 ­ Università di Pavia ­ Università di Roma "La Sapienza"

103

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentie- academiejaar Nederland 1. Het getuigschrift van het met goed 1. Technische Universiteit te Delft Verklaring van de Stichting Bureau 1988/1989 gevolg afgelegde doctoraal examen van Architectenregister die bevestigt dat de de studierichting bouwkunde, opleiding voldoet aan de normen van afstudeerrichting architectuur artikel 42 2. Het getuigschrift van het met goed 2. Technische Universiteit te Eindhoven gevolg afgelegde doctoraal examen van de studierichting bouwkunde, differentiatie architectuur en urbanistiek 3. Het getuigschrift hoger beroepsonderwijs, op grond van het met goed gevolg afgelegde examen verbonden aan de opleiding van de tweede fase voor beroepen op het terrein van de architectuur, afgegeven door de betrokken examencommissies van respectievelijk: - de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten te Amsterdam - de Hogeschool Rotterdam en omstreken te Rotterdam - de Hogeschool Katholieke Leergangen te Tilburg - de Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem - de Rijkshogeschool Groningen te Groningen - de Hogeschool Maastricht te Maastricht

104

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentie- academiejaar Österreich 1. Diplom.-Ingenieur, Dipl.-.Ing 1. Technische Universität, Graz (Erzherzog-Johann-Universität Graz) 1998/1999 2. Diplom. Ingenieur, Dipl.-Ing. 2. Technische Universität Wien 3. Diplom Ingenieur, Dipl.-Ing. 3. Universität Innsbruck (Leopold-Franzens-Universität Innsbruck) 4. Magister der Architektur, 4. Hochschule für Angewandte Kunst in Wien Magister architectura, Mag. Arch. 5. Magister der Architektur, 5. Akademie der Bildenden Künste in Wien Magister architecturae, Mag. Arch.

6. Magister der Architektur, 6. Hochschule für künstlerische und industrielle Gestaltung in Linz Magister architecturae, Mag. Arch. Portugal Carta de curso de Licenciatura em ­ Faculdade de arquitectura da Universidade técnica de Lisboa 1988/1989 Arquitectura ­ Faculdade de arquitectura da Universidade do Porto ­ Escola Superior Artística do Porto

105

Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Certificaat bij de opleidingstitel Referentie- academiejaar Sverige Arkitektexamen Chalmers Tekniska Högskola AB 1998/1999 Kungliga Tekniska Högskolan Lunds Universitet United 1. Diplomas in architecture 1. ­ Universities Certificate of architectural education, 1988/1989 Kingdom ­ Colleges of Art issued by the Architects Registration ­ Schools of Art Board. 2. Degrees in architecture 2. Universities The diploma and degree courses in 3. Final examination 3. Architectural Association architecture of the universities, schools and colleges of art should have met the 4. Examination in architecture 4. Royal College of Art requisite threshold standards as laid 5. Examination Part II 5. Royal Institute of British Architects down in Article 42 of this Directive and in Criteria for validation published by the Validation Panel of the Royal Institute of British Architects and the Architects Registration Board. EU nationals who possess the Royal Institute of British Architects Part I and Part II certificates, which are recognised by ARB as the competent authority, are eligible. Also EU nationals who do not possess the ARB- recognised Part I and Part II certificates will be eligible for the Certificate of Architectural Education if they can satisfy the Board that their standard and length of education has met the requisite threshold standards of Article 42 of this Directive and of the Criteria for validation.

106

BIJLAGE VI Verworven rechten voor de beroepen die onder de erkenning op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen vallen

6.1. Verworven rechten van specialisten Klinische biologie Biologische hematologie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Belgique/België/ Biologie clinique/Klinische biologie Danmark* Klinisk blodtypeserologi Belgien España Análisis clínicos France Hématologie France Biologie médicale Luxembourg Hématologie biologique Italia Patologia clinica Portugal Hematologia clinica Luxembourg Biologie clinique Datum van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: Österreich Medizinische Biologie * 1 januari 1983, behalve voor degenen die voor die datum met de opleiding zijn begonnen en deze voor eind 1988 hebben afgerond. Portugal Patologia clinica

Bacteriologie Klinische chemie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Klinisk mikrobiologi Danmark Klinisk biokemi Deutschland Mikrobiologie und Infektionsepidemiologie España Bioquímica clínica ­ I o o o Ireland Chemical pathology ­ o o o España Microbiología y parasitología Italia Biochimica clinica Ireland Microbiology Luxembourg Chimie biologique Italia Microbiologia e virologia Nederland Klinische chemie Luxembourg Microbiologie Österreich Medizinische und chemische Labordiagnostik Nederland Medische microbiologie Suomi/Finland Kliininen kemia/Klinisk kemi Österreich Hygiene und Mikrobiologie Sverige Klinisk kemi Suomi/Finland Kliininen mikrobiologia/Klinisk United Kingdom Chemical pathology mikrobiologi Sverige Klinisk bakteriologi United Kingdom Medical microbiology and virology

Immunologie Cardio-pulmonale chirurgie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Klinisk immunologi Belgique/België/ Chirurgie thoracique/Heelkunde op de Belgien* thorax España Immunología Danmark Thoraxkirurgi eller brysthulens kirurgiske sygdomme Ireland Clinical immunology Deutschland Herzchirurgie Österreich Immunologie o o Sverige Klinisk immunologi España Cirugía torácica United Kingdom Immunology France Chirurgie thoracique et cardiovasculaire Ireland Thoracic surgery Italia Chirurgia toracica Luxembourg Chirurgie thoracique Nederland Cardio-thoracale chirurgie Portugal Cirurgia cardiotorácica Suomi/Finland Sydän-ja rintaelinkirurgia/Hjärt- och thoraxkirurgi Sverige Thoraxkirurgi United Kingdom Cardo-thoracic surgery Datum van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: * 1 januari 1983.

107

Kinderheelkunde Chirurgie van bloedvaten Minimale opleidingsduur: 5 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Land Benaming Deutschland Kinderchirurgie Belgique/België/ Chirurgie des Belgien* vaisseaux/Bloedvatenheelkunde o v Danmark Karkirurgi eller kirurgiske blodkarsygdomme España Cirugía pediátrica o o France Chirurgie infantile España Angiología y cirugía vascular Ireland Paediatric surgery France Chirurgie vasculaire Italia Chirurgia pediatrica Italia Chirurgia vascolare Luxembourg Chirurgie pédiatrique Luxembourg Chirurgie vasculaire Österreich Kinderchirurgie Portugal Cirurgia vascular Portugal Cirurgia pediátrica Suomi/Finland Verisuonikirurgia/Kärlkirurgi Suomi/Finland Lastenkirurgia/Barnkirurgi Datum van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: * 1 januari 1983. Sverige Barn- och ungdomskirurgi United Kingdom Paediatric surgery

Cardiologie Maag- en darmziekten Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Belgique/België/ Cardiologie/Cardiologie Belgique/België/ Gastro-entérologie/Gastro-enterologie Belgien Belgien Danmark Kardiologi Danmark Medicinsk gastroenterologi eller medicinske mave-tarmsygdomme o o v o o España Cardiología España Aparato digestivo France Pathologie cardio-vasculaire France Gastro-entérologie et hépatologie Ireland Cardiology Ireland Gastro-enterology Italia Cardiologia Italia Gastroenterologia Luxembourg Cardiologie et angiologie Luxembourg Gastro-enterologie Nederland Cardiologie Nederland Gastro-enterologie Portugal Cardiologia Portugal Gastrenterologia Suomi/Finland Kardiologia/Kardiologi Suomi/Finland Gastroenterologia/Gastroenterologi Sverige Kardiologi Sverige Medicinsk gastroenterologi och hepatologi United Kingdom Cardiology United Kingdom Gastro-enterology

Reumatologie Algemene hematologie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 3 jaar Land Benaming Land Benaming Belgique/België/ Rhumathologie/Reumatologie Danmark Hæmatologi eller blodsygdomme Belgien Danmark Reumatologi o o o o España Hematología y hemoterapia España Reumatología Ireland Haematology France Rhumathologie Italia Ematologia Ireland Rheumatology Luxembourg Hématologie Italia Reumatologia Portugal Imuno-hemoterapia Luxembourg Rhumathologie Suomi/Finland Kliininen hematologia/Klinisk hematologi Nederland Reumatologie Sverige Hematologi Portugal Reumatologia Suomi/Finland Reumatologia/Reumatologi Sverige Reumatologi United Kingdom Rheumatology

108

Endocrinologie Revalidatie Minimale opleidingsduur: 3 jaar Minimale opleidingsduur: 3 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Medicinsk endokrinologi eller medicinske Belgique/België/ Médecine physique et hormonsygdomme Belgien réadaptation/Fysische geneeskunde en revalidatie v o vo o Danmark* Fysiurgi og rehabilitering España Endocrinología y nutrición Deutschland Physikalische und Rehabilitative Medizin France Endocrinologie, maladies métaboliques I o Ireland Endocrinology and diabetes mellitus España Rehabilitación Italia Endocrinologia e malattie del ricambio France Rééducation et réadaptation fonctionnelles Luxembourg Endocrinologie, maladies du métabolisme Italia Medicina fisica e riabilitazione et de la nutrition Portugal Endocrinologia Luxembourg Rééducation et réadaptation fonctionnelles Suomi/Finland Endokrinologia/Endokrinologi Nederland Revalidatiegeneeskunde Sverige Endokrina sjukdomar Österreich Physikalische Medizin United Kingdom Endocrinology and diabetes mellitus Portugal Fisiatria ou Medicina física e de reabilitação Suomi/Finland Fysiatria/Fysiatri Sverige Rehabiliteringsmedicin Datum van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: * 1 januari 1983, behalve voor degenen die voor die datum met de opleiding zijn begonnen en deze voor eind 1988 hebben afgerond.

Stomatologie Zenuw- en zielsziekten Minimale opleidingsduur: 3 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Land Benaming España Estomatología Belgique/België/ Neuropsychiatrie Belgien* France Stomatologie Deutschland Nervenheilkunde (Neurologie und Psychiatrie) Italia Odontostomatologia o o ­ Luxembourg Stomatologie France** Neuropsychiatrie Portugal Estomatologia Italia Neuropsichiatria Luxembourg*** Neuropsychiatrie Nederland**** Zenuw- en zielsziekten Österreich Neurologie und Psychiatrie Datums van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: * 1 augustus 1987, behalve voor degenen die voor die datum met de opleiding zijn begonnen; ** 31 december 1971; *** de opleidingstitels worden niet meer verleend voor opleidingen waarmee na 5 maart 1982 is begonnen; **** 9 juli 1984.

Huid- en geslachtsziekten Huidziekten Minimale opleidingsduur: 3 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Belgique/België/ Dermato-vénéréologie/Dermato- Ireland Dermatology Belgien venerologie Danmark Dermato-venerologi eller hud- og United Kingdom Dermatology kønssygdomme Deutschland Haut ­ und Geschlechtskrankheiten o o ­ o o o España Dermatología médico-quirúrgica y venereología France Dermatologie et vénéréologie Italia Dermatologia e venerologia Luxembourg Dermato-vénéréologie Nederland Dermatologie en venerologie Österreich Haut- und Geschlechtskrankheiten Portugal Dermatovenereologia Suomi/Finland Ihotaudit ja allergologia/Hudsjukdomar och allergologi Sverige Hud- och könssjukdomar

109

Geslachtsziekten Radiologie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Ireland Venereology Deutschland Radiologie United Kingdom Genito-urinary medicine vo o ­ o o España Electroradiologia France* Electro-radiologie Italia Radiologia Luxembourg** Électroradiologie Nederland*** Radiologie Österreich Radiologie Portugal Radiologia Datums van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: * 3 december 1971; ** de opleidingstitels worden niet meer verleend voor opleidingen waarmee na 5 maart 1982 is begonnen; *** 8 juli 1984.

Tropische ziekten Kinderpsychiatrie Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark* Tropemedicin Danmark Børne- og ungdomspsykiatri Ireland Tropical medicine Deutschland Kinder- und Jugendpsychiatrie und -psychotherapie Italia Medicina tropicale o Österreich Spezifische Prophylaxe und France Pédo-psychiatrie Tropenhygiene Portugal Medicina tropical Ireland Child and adolescent psychiatry United Kingdom Tropical medicine Italia Neuropsichiatria infantile Datum van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: Luxembourg Psychiatrie infantile * 1 januari 1987, behalve voor degenen die voor die datum met de Portugal Pedopsiquiatria opleiding zijn begonnen en deze voor eind 1988 hebben afgerond. Suomi/Finland Lastenpsykiatria/Barnpsykiatri Sverige Barn- och ungdomspsykiatri United Kingdom Child and adolescent psychiatry

Geriatrie Nierziekten Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Geriatri eller alderdommens sygdomme Danmark Nefrologi eller medicinske nyresygdomme España Geriatría o o Ireland Geriatrics España Nefrología Italia Geriatria France Néphrologie Nederland Klinische geriatrie Ireland Nephrology Suomi/Finland Geriatria/Geriatri Italia Nefrologia Sverige Geriatrik Luxembourg Néphrologie United Kingdom Geriatrics Portugal Nefrologia Suomi/Finland Nefrologia/Nefrologi Sverige Medicinska njursjukdomar (nefrologi) United Kingdom Renal medicine

110

Besmettelijke ziekten Maatschappij en gezondheid Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Infektionsmedicin Danmark Samfundsmedicin Ireland Communicable diseases Deutschland Öffentliches Gesundheitswesen Italia Malattie infettive Suomi/Finland Infektiosairaudet/Infektionssjukdomar España Medicina preventiva y salud pública Sverige Infektionssjukdomar France Santé publique et médecine sociale United Kingdom Infectious diseases Ireland Community medicine Italia Igiene e medicina sociale Luxembourg Santé publique Nederland Maatschappij en gezondheid Österreich Sozialmedizin Suomi/Finland Terveydenhuolto/Hälsovård Sverige Socialmedicin United Kingdom Public health medicine

Farmacologie Arbeidsgeneeskunde Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Klinisk farmakologi Belgique/België/ Médecine du travail/Arbeidsgeneeskunde Belgien Deutschland Pharmakologie und Toxikologie Danmark Arbejdsmedicin España Farmacología clínica Deutschland Arbeitsmedizin Ireland Clinical pharmacology and therapeutics I Österreich Pharmakologie und Toxikologie France Médecine du travail Suomi/Finland Kliininen farmakologia ja Ireland Occupational medicine lääkehoito/Klinisk farmakologi och läkemedelsbehandling Sverige Klinisk farmakologi Italia Medicina del lavoro United Kingdom Clinical pharmacology and therapeutics Luxembourg Médecine du travail Nederland ­ Arbeid en gezondheid, bedrijfsgeneeskunde ­ Arbeid en gezondheid, verzekeringsgeneeskunde Österreich Arbeits- und Betriebsmedizin Portugal Medicina do trabalho Suomi/Finland Työterveyshuolto/Företagshälsovård Sverige Yrkes- och miljömedicin United Kingdom Occupational medicine

Allergologie Gastro-enterologische chirurgie Minimale opleidingsduur: 3 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Medicinsk allergologi eller medicinske Belgique/België/ Chirurgie abdominale/Heelkunde op het overfølsomhedssygdomme Belgien* abdomen o o Danmark Kirurgisk gastroenterologi eller kirurgiske mave-tarmsygdomme España Alergología España Cirurgía del aparato digestivo Italia Allergologia ed immunologia clinica France Chirurgie viscérale et digestive Nederland Allergologie en inwendige geneeskunde Italia Chirurgia dell'aparato digestivo Portugal Imuno-alergologia Luxembourg Chirurgie gastro-entérologique Sverige Allergisjukdomar Suomi/Finland Gastroenterologinen kirurgia/Gastroenterologisk kirurgi Datum van intrekking bedoeld in artikel 25, lid 5: * 1 januari 1983.


---

Nucleaire geneeskunde Spoedeisende geneeskunde Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Land Benaming Belgique/België/ Médecine nucléaire/Nucleaire Ireland Accident and emergency medicine Belgien geneeskunde Danmark Klinisk fysiologi og nuklearmedicin United Kingdom Accident and emergency medicine Deutschland Nuklearmedizin v I España Medicina nuclear France Médecine nucléaire Italia Medicina nucleare Luxembourg Médecine nucléaire Nederland Nucleaire geneeskunde Österreich Nuklearmedizin Portugal Medicina nuclear Suomi/Finland Kliininen Fysiologia ja isotooppilääketiede/Klinisk Fysiologi och nukleärmedicin United Kingdom Nuclear medicine

Klinische neurofysiologie Maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts) Minimale opleidingsduur: 4 jaar Minimale opleidingsduur: 5 jaar Land Benaming Land Benaming Danmark Klinisk neurofysiologi España Cirugía oral y maxilofacial España Neurofisiologia clínica France Chirurgie maxillo-faciale et stomatologie Ireland Neurophysiology Italia Chirurgia maxillo-facciale Suomi/Finland Kliininen neurofysiologia/Klinisk Luxembourg Chirurgie maxillo-faciale neurofysiologi Sverige Klinisk neurofysiologi Österreich Mund-, Kiefer- und Gesichtschirurgie United Kingdom Clinical neurophysiology

Mond-, tand- en maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts en voor beoefenaar der tandheelkunde)51 Minimale opleidingsduur: 4 jaar Land Benaming Belgique/België/ Stomatologie et chirurgie orale et Belgien maxillo-faciale/Stomatologie en mond-, kaak- en aangezichtschirurgie Deutschland Mund-, Kiefer- und Gesichtschirurgie Ireland Oral and maxillo-facial surgery Luxembourg Chirurgie dentaire, orale et maxillo- faciale Suomi/Finland Suu- ja leukakirurgia/Oral och maxillofacial kirurgi United Kingdom Oral and maxillo-facial surgery

51 Voor de opleiding die leidt tot de titel van specialist in de mond-, tand- en maxillo-faciale chirurgie (basisopleiding voor arts en voor beoefenaar der tandheelkunde) moeten de basisopleiding voor arts (artikel 19) en bovendien ook de opleidingscyclus voor beoefenaren der tandheelkunde (artikel 29) met goed gevolg zijn doorlopen.

112

6.2. Verworven rechten van specialisten in de tandheelkunde

Orthodontie Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Referentiedatum Danmark Bevis for tilladelse til at betegne sig Sundhedsstyrelsen 28 januari 1980 som specialtandlæge i ortodonti Deutschland Fachzahnärztliche Anerkennung für Landeszahnärztekammer 28 januari 1980 Kieferorthopädie; o ov ­ o o o 1 januari 1981 o ov ­ o France Titre de spécialiste en orthodontie Conseil National de l'Ordre des 28 januari 1980 chirurgiens dentistes Ireland Certificate of specialist dentist in Competent authority recognised for 28 januari 1980 orthodontics this purpose by the competent minister Nederland Bewijs van inschrijving als Specialisten Registratie Commissie 28 januari 1980 orthodontist in het (SRC) van de Nederlandse Specialistenregister Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde Suomi/Finland Erikoishammaslääkärin tutkinto, ­ Helsingin yliopisto/Helsingfors 1 januari 1994 hampaiston universitet oikomishoito/Specialtand- ­ Oulun yliopisto läkarexamen, tandreglering ­ Turun yliopisto Sverige Bevis om specialistkompetens i Socialstyrelsen 1 januari 1994 tandreglering United Certificate of Completion of specialist Competent authority recognised for 28 januari 1980 Kingdom training in orthodontics this purpose

Kaakchirurgie Land Opleidingstitel Uitreikende instelling Referentiedatum Danmark Bevis for tilladelse til at betegne sig Sundhedsstyrelsen 28 januari 1980 som specialtandlæge i hospitalsodontologi Deutschland Fachzahnärztliche Landeszahnärztekammer 28 januari 1980 Anerkennung für Oralchirurgie/Mundchirurgie o ov ­ o o o 1 januari 1981 v o o ­ o Ireland Certificate of specialist dentist in oral Competent authority recognised for 28 januari 1980 surgery this purpose by the competent minister Nederland Bewijs van inschrijving als Specialisten Registratie Commissie 28 januari 1980 kaakchirurg in het (SRC) van de Nederlandse Specialistenregister Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde Suomi/ Erikoishammaslääkärin tutkinto, suu- ­ Helsingin yliopisto/Helsingfors 1 januari 1994 Finland ja leuka-kirurgia/Specialtandläkar- universitet examen, oral och maxillofacial ­ Oulun yliopisto kirurgi ­ Turun yliopisto Sverige Bevis om specialist-kompetens i Socialstyrelsen 1 januari 1994 tandsystemets kirurgiska sjukdomar United Certificate of completion of specialist Competent authority recognised for 28 januari 1980 Kingdom training in oral surgery this purpose

113

6.3. Opleidingstitels van architecten waarvoor overeenkomstig artikel 45, lid 1, verworven rechten gelden Land Opleidingstitel Referentieacademiejaar België/Belgique/Belgien ­ De diploma's afgegeven door de nationale hogescholen voor architectuur of door de hogere architectuurinstituten (architecte-architect) 1987/1988 ­ De diploma's afgegeven door het Provinciaal Hoger Instituut voor Architectuur te Hasselt (architect) ­ De diploma's afgegeven door de koninklijke academies voor schone kunsten (architecte ­ architect) ­ De diploma's afgegeven door de Sint-Lucasscholen (architecte ­ architect) ­ De universitaire diploma's van burgerlijk ingenieur, vergezeld van een stagecertificaat, afgegeven door de Orde van Architecten, die het recht geven de beroepstitel van architect te voeren (architecte ­ architect) ­ De architectendiploma's afgegeven door de centrale examencommissie of door een examencommissie van het Rijk (architecte ­ architect) ­ De diploma's van burgerlijk ingenieur-architect en van ingenieur-architect afgegeven door de faculteiten toegepaste wetenschappen van de universiteiten en door de faculté polytechnique van Bergen (ingénieur-architecte, ingenieur-architect) Danmark ­ De diploma's afgegeven door de rijksscholen voor architectuur te Kopenhagen en Århus (arkitekt) 1987/1988 ­ Het door de raad van architecten afgegeven registratiebewijs overeenkomstig Wet nr. 202 van 28 mei 1975 (registreret arkitekt) ­ De door hogescholen voor civiele bouwkunde afgegeven diploma's (bygningskonstruktør), vergezeld van een attest van de bevoegde instanties waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg een onderzoek op grond van bewijsstukken heeft doorstaan. Dit onderzoek behelst de beoordeling van plannen die de kandidaat tijdens een feitelijke praktijk van ten minste zes jaar op het gebied van de in artikel 44 bedoelde werkzaamheden heeft gemaakt en uitgevoerd. Deutschland ­ De diploma's afgegeven door de hogescholen voor schone kunsten (Dipl.-Ing., Architekt (HfbK)) 1987/1988 ­ De diploma's afgegeven door de afdeling architectuur (Architektur/Hochbau) van de technische hogescholen, van de technische universiteiten, van de universiteiten en, voorzover deze instellingen zijn opgegaan in Gesamthochschulen, van deze Gesamthochschulen (Dipl.-Ing. en andere benamingen die later eventueel aan deze diploma's worden gegeven) ­ De diploma's afgegeven door de afdeling architectuur (Architektur/Hochbau) van de Fachhochschulen en, voorzover deze instellingen zijn opgegaan in Gesamthochschulen, van deze Gesamthochschulen, vergezeld, wanneer de studieduur minder dan vier jaar, maar ten minste drie jaar bedraagt, van een certificaat waaruit een beroepservaring van vier jaar in de Bondsrepubliek Duitsland blijkt, afgegeven door de beroepsorde overeenkomstig artikel 43, lid 1 (Ingenieur grad. en andere benamingen die later eventueel aan deze diploma's worden gegeven) ­ De certificaten (Prüfungszeugnisse) die voor 1 januari 1973 zijn afgegeven door de afdeling architectuur van de Ingenieurschulen en van de Werkkunstschulen, vergezeld van een attest van de bevoegde instanties waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg een onderzoek op grond van bewijsstukken heeft doorstaan. Dit onderzoek behelst de beoordeling van plannen die de kandidaat tijdens een feitelijke praktijk van ten minste zes jaar op het gebied van de in artikel 44 bedoelde werkzaamheden heeft gemaakt en uitgevoerd.

114

Land Opleidingstitel Referentieacademiejaar E ­ De diploma's van ingenieur-architect afgegeven door het Metsovion Polytechnion van Athene, vergezeld van een getuigschrift dat is 1987/1988 afgegeven door de Technische Kamer van Griekenland (TEE) en dat recht geeft op het uitoefenen van werkzaamheden op het gebied van de architectuur ­ De diploma's van ingenieur-architect afgegeven door het Aristotelion Panepistimion van Saloniki, vergezeld van een getuigschrift dat is afgegeven door de Technische Kamer van Griekenland (TEE) en dat recht geeft op het uitoefenen van werkzaamheden op het gebied van de architectuur ­ De diploma's van ingenieur/civiel-ingenieur afgegeven door het Metsovion Polytechnion van Athene, vergezeld van een getuigschrift dat is afgegeven door de Technische Kamer van Griekenland (TEE) en dat recht geeft op het uitoefenen van werkzaamheden op het gebied van de architectuur ­ De diploma's van ingenieur/civiel-ingenieur afgegeven door het Aristotelion Panepistimion van Saloniki, vergezeld van een getuigschrift dat is afgegeven door de Technische Kamer van Griekenland (TEE) en dat recht geeft op het uitoefenen van werkzaamheden op het gebied van de architectuur ­ De diploma's van ingenieur/civiel-ingenieur afgegeven door het Panepistimion Thrakis, vergezeld van een getuigschrift dat is afgegeven door de Technische Kamer van Griekenland (TEE) en dat recht geeft op het uitoefenen van werkzaamheden op het gebied van de architectuur ­ De diploma's van ingenieur/civiel-ingenieur afgegeven door het Panepistimion Patron, vergezeld van een getuigschrift dat is afgegeven door de Technische Kamer van Griekenland (TEE) en dat recht geeft op het uitoefenen van werkzaamheden op het gebied van de architectuur España Het officiële diploma van architect (título oficial de arquitecto) afgegeven door het ministerie van Onderwijs en Wetenschap of door de 1987/1988 universiteiten France ­ De diploma's van door de regering gediplomeerd architect die tot 1959 door het ministerie van Onderwijs en sedertdien door het 1987/1988 ministerie van Cultuur zijn afgegeven (architecte DPLG) ­ De diploma's afgegeven door de École spéciale d'architecture (architecte DESA) ­ De diploma's die sinds 1955 zijn afgegeven door de afdeling architectuur van de École nationale supérieure des arts et industries de Strasbourg (voormalige École nationale d'ingénieurs de Strasbourg) (architecte ENSAIS) Ireland ­ De graad van Bachelor of Architecture verleend door de National University of Ireland (B. Arch. NUI) aan afgestudeerden in de 1987/1988 architectuur aan het University College te Dublin ­ Het diploma op het gebied van de architectuur op universitair niveau afgegeven door het College of Technology, Bolton Street, Dublin (Dipl. Arch.) ­ Het bewijs van geassocieerd lidmaatschap van het Royal Institute of Architects of Ireland (ARIAI) ­ Het bewijs van lidmaatschap van het Royal Institute of Architects of Ireland (MRIAI) Italia ­ De diploma's van laurea in architettura afgegeven door de universiteiten, de polytechnische instituten en de hogere instituten voor 1987/1988 architectuur van Venetië en Reggio-Calabrië, vergezeld van het diploma dat recht geeft op de zelfstandige uitoefening van het beroep van architect afgegeven door de minister van Onderwijs nadat de kandidaat voor een bevoegde examencommissie is geslaagd voor het staatsexamen, waardoor hij het recht verkrijgt tot zelfstandige uitoefening van het beroep van architect (dott. architetto) ­ De diploma's van laurea in ingegneria op het gebied van de bouwkunde afgegeven door de universiteiten en de polytechnische instituten, vergezeld van het diploma dat recht geeft op de zelfstandige uitoefening van een beroep op het gebied van de architectuur afgegeven door de minister van Onderwijs nadat de kandidaat voor een bevoegde examencommissie is geslaagd voor het staatsexamen, waardoor hij het recht verkrijgt tot zelfstandige uitoefening van het beroep (dott. ing. architetto of dott. ing. in ingegneria civile)

115

Land Opleidingstitel Referentieacademiejaar Nederland ­ Het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde afgegeven door de afdeling bouwkunde van de Technische Hogeschool te Delft of Eindhoven (bouwkundig ingenieur) 1987/1988 ­ De diploma's van de door de staat erkende academies voor bouwkunst (architect) ­ De diploma's die tot in 1971 zijn afgegeven in het kader van het voormalige Hoger Bouwkunstonderricht (architect HBO) ­ De diploma's die tot in 1970 zijn afgegeven in het kader van het voormalige Voortgezet Bouwkunstonderricht (architect VBO) ­ Het getuigschrift dat met goed gevolg een door de architectenraad van de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) ingesteld architectenexamen is afgelegd (architect) ­ Het diploma van de stichting Instituut voor Architectuur (IVA) afgegeven na een op ten minste vierjarige basis ingerichte opleiding van de stichting (architect), vergezeld van een attest van de bevoegde instanties waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg een onderzoek op grond van bewijsstukken heeft doorstaan. Dit onderzoek behelst de beoordeling van plannen die de kandidaat tijdens een feitelijke praktijk van ten minste zes jaar op het gebied van de in artikel 44 bedoelde werkzaamheden heeft gemaakt en uitgevoerd. ­ Een getuigschrift van de bevoegde instanties dat met goed gevolg voor 5 augustus 1985 het examen van kandidaat in de bouwkunde afgenomen door de Technische Hogeschool te Delft of Eindhoven is afgelegd en dat gedurende een tijdvak van ten minste vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan die datum op zodanige wijze en schaal werkzaamheden als architect zijn verricht dat naar Nederlandse maatstaven een voldoende bekwaamheid voor het uitoefenen van die werkzaamheden gewaarborgd is (architect) ­ Een getuigschrift van de bevoegde instanties dat uitsluitend wordt afgegeven aan personen die voor 5 augustus 1985 de leeftijd van veertig jaar hebben bereikt en waaruit blijkt dat de betrokkene gedurende ten minste vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan die datum op zodanige wijze en schaal werkzaamheden als architect heeft verricht dat naar Nederlandse maatstaven een voldoende bekwaamheid voor het uitoefenen van die werkzaamheden gewaarborgd is (architect) ­ De in het zevende en achtste streepje bedoelde getuigschriften hoeven niet meer te worden erkend vanaf de datum van inwerkingtreding van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden op het gebied van de architectuur onder de beroepstitel van architect in Nederland, voorzover deze getuigschriften volgens bedoelde bepalingen geen toegang geven tot die werkzaamheden onder genoemde beroepstitel. Österreich ­ De diploma's afgegeven door de Technische Universität te Wenen of Graz alsmede de Universität Innsbruck, faculteit civiele bouwkunde 1997/1998 en architectuur (Bauingenieurwesen/Hochbau und Architektur), afdeling architectuur (Architektur), civiele bouwkunde (Bauingenieurwesen Hochbau) en bouwkunde (Wirtschaftingenieurwesen ­ Bauwesen) ­ De diploma's afgegeven door de Universität für Bodenkultur, afdeling cultuurtechniek en waterhuishouding (Kulturtechnik und Wasserwirtschaft) ­ De diploma's afgegeven door het Institut für Architektur van de Hochschule für bildende Kunst te Wenen ­ De diploma's afgegeven door de Akademie der bildenden Künste te Wenen, afdeling architectuur ­ De ingenieursdiploma's (Ing.) uitgereikt door de hogere technische scholen, de technische scholen of de technische scholen voor de bouwkunst, vergezeld van het licentiaatsdiploma van Baumeister, waaruit blijkt dat de betrokkene over minimaal zes jaar beroepservaring in Oostenrijk beschikt, gesanctioneerd door een examen ­ De diploma's uitgereikt door de Universität für künstlerische und industrielle Gestaltung in Linz, afdeling architectuur ­ De certificaten van bekwaamheid voor civiel-ingenieurs of raadgevend ingenieurs op het gebied van de bouwkunde (Hochbau, Bauwesen, Wirtschaftsingenieurwesen-Bauwesen, Kulturtechnik und Wasserwirtschaft) overeenkomstig het Ziviltechnikergesetz, BGBI, nr. 156/1994

116

Land Opleidingstitel Referentieacademiejaar Portugal ­ Het diploma do curso especial de arquitectura uitgereikt door de scholen voor schone kunsten van Lissabon en Porto 1987/1988 ­ Het diploma de arquitecto uitgereikt door de scholen voor schone kunsten van Lissabon en Porto ­ Het diploma do curso de arquitectura uitgereikt door de scholen voor schone kunsten van Lissabon en Porto ­ Het diploma de licenciatura em arquitectura uitgereikt door de Escola Superior de Belas-Artes de Lisboa ­ De carta de curso de licenciatura em arquitectura uitgereikt door de Universidade Técnica de Lisboa en de Universidade do Porto ­ Het licentiaatsdiploma van civiel-ingenieur (licenciatura em engenharia civil) uitgereikt door het Instituto Superior Técnico van de Universidade Técnica de Lisboa ­ Het licentiaatsdiploma van civiel-ingenieur (licenciatura em engenharia civil) uitgereikt door de faculteit civiele bouwkunde (de Engenharia) van de Universidade do Porto ­ Het licentiaatsdiploma van civiel-ingenieur (licenciatura em engenharia civil) uitgereikt door de faculteit wetenschap en technologie van de Universidade de Coimbra ­ Het licentiaatsdiploma van civiel-ingenieur, productie (licenciatura em engenharia civil, produção) uitgereikt door de Universidade do Minho Suomi/Finland ­ De diploma's uitgereikt door de architectuurafdelingen van de technische universiteiten en de Oulun yliopisto (arkkitehti/arkitekt) 1997/1998 ­ De diploma's uitgereikt door de technologische instituten (rakennusarkkitehti/byggnadsarkitekt) Sverige ­ De diploma's uitgereikt door de Arkitekturskolan van de Kungliga Tekniska Högskola, de Chalmers Tekniska Högskola en de Tekniska 1997/1998 Högskola van de Lunds Universitet (arkitekt, master of architecture) ­ De bewijzen van lidmaatschap van de Svenska Arkitekters Riksförbund (SAR), indien de betrokkenen hun opleiding hebben genoten in een staat waarop deze richtlijn van toepassing is United Kingdom ­ De titels verworven na het afleggen van examens aan: 1987/1988 ­ het Royal Institute of British Architects; ­ de scholen voor architectuur van de universiteiten, polytechnische instituten, hogescholen, academies (privaatcolleges) en scholen voor technologie en kunst die op 10 juni 1985 door de Architects Registration Council van het Verenigd Koninkrijk erkend waren met het oog op de opneming ervan in het beroepsregister (architect) ­ Een certificaat waarin wordt verklaard dat de houder ervan een verworven recht heeft om zijn beroepstitel van architect te blijven voeren krachtens section 6 (1) a, 6 (1) b of 6 (1) d van de Architects Registration Act van 1931 (architect) ­ Een certificaat waarin wordt verklaard dat de houder ervan een verworven recht heeft om zijn beroepstitel van architect te blijven voeren krachtens section 2 van de Architects Registration Act van 1938 (architect)

117

BIJLAGE VII Volgens artikel 46, lid 1, opvraagbare documenten en certificaten

1. Documenten

a) Nationaliteitsbewijs.

b) Kopie van de bekwaamheidsattesten of van de opleidingstitel die toegang verleent tot het beroep in kwestie plus eventueel een bewijs van beroepservaring.

c) Voor de in artikel 16 bedoelde gevallen: een verklaring aangaande de aard en de duur van de werkzaamheden, afgegeven door de bevoegde instantie of instelling in de lidstaat van oorsprong.

d) Een bevoegde instantie in de ontvangende lidstaat die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk maakt van de indiening van bewijzen dat de betrokkene van goed zedelijk gedrag is of nooit failliet is gegaan, of die de uitoefening van zo'n beroep in geval van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken tijdelijk of permanent verbiedt, aanvaardt voor onderdanen van de lidstaten die het beroep op haar grondgebied willen uitoefenen als genoegzaam bewijs documenten afgegeven door de bevoegde instanties in de lidstaat van oorsprong waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan. Deze instanties moeten de gevraagde documenten binnen twee maanden verstrekken.

Indien de in de eerste alinea bedoelde documenten niet door de bevoegde instanties in de lidstaat van oorsprong worden afgeven, worden ze vervangen door een verklaring onder ede ­ of, in de lidstaten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring ­ door de betrokkene afgelegd tegenover een bevoegde gerechtelijke of overheidsinstantie of eventueel tegenover een notaris of een bevoegde beroepsvereniging in de lidstaat van oorsprong, die een attest verstrekt dat de verklaring onder ede of de plechtige verklaring is afgelegd.

e) Indien een ontvangende lidstaat voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen een document aangaande de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de aanvrager verlangt, aanvaardt die lidstaat als genoegzaam bewijs het document dat in de lidstaat van oorsprong wordt verlangd. Indien de lidstaat van oorsprong dergelijke documenten niet verlangt, aanvaardt de ontvangende lidstaat een getuigschrift afgegeven door een bevoegde instantie van die lidstaat. In dat geval moeten de bevoegde instanties in de lidstaat van oorsprong het gevraagde document binnen twee maanden verstrekken.

f) Indien een ontvangende lidstaat voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van zijn onderdanen:

­ een bewijs van de financiële draagkracht van de aanvrager verlangt of

­ een bewijs verlangt dat de aanvrager is verzekerd tegen de monetaire risico's die verband houden met de beroepsverantwoordelijkheid volgens de wettelijke voorschriften betreffende de voorwaarden en de omvang van deze garantie in de ontvangende lidstaat,

dan aanvaardt die lidstaat als genoegzaam bewijs een getuigschrift terzake afgegeven door de banken en verzekeringsmaatschappijen van een andere lidstaat.

2. Certificaten

a) Met het oog op een vlotte toepassing van titel III, hoofdstuk III, van deze richtlijn kunnen de lidstaten verlangen dat de begunstigden die aan de opleidingseisen voldoen naast hun opleidingstitel een certificaat van de bevoegde instantie van de lidstaat van oorsprong overleggen waarin wordt verklaard dat deze titels met de in deze richtlijn bedoelde titels overeenstemmen.

b) In geval van gegronde twijfel kan de ontvangende lidstaat de bevoegde instanties van een andere lidstaat vragen om bevestiging van de echtheid van de in die andere lidstaat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels, alsmede, in voorkomend geval, om bevestiging dat de begunstigde voor de beroepen in titel III, hoofdstuk III, van deze richtlijn voldoet aan de minimumopleidingseisen in de artikelen 22, 23, 26, 29, 32, 35, 36, 40 en 42.

118

FINANCIEEL MEMORANDUM

Beleidsgebied: Interne markt

Activiteit: Administratieve ondersteuning voor het DG Interne markt

BENAMING VAN DE ACTIE:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties

1. BEGROTINGSONDERDEEL + OMSCHRIJVING

A-1, A-7031 Vergaderkosten van comités

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1 Totale toewijzing voor de actie (deel B): miljoen aan VK

Niet van toepassing

2.2 Duur:

(begin- en eindjaar)

2005-

2.3 Meerjarenraming van de uitgaven:

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (cf. punt 6.1.1)

Niet van toepassing in miljoen (tot op 3 decimalen nauwkeurig) [n+5 en Totaal n] volg. jaren] Vastleggings- kredieten (VK)

Betalingskredieten (BK)

119

b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

Niet van toepassing

VK

BK

Subtotaal a+b

VK

BK

c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (cf. punten 7.2 en 7.3) (*)

VK/BK 0 0 0 0,36 0,36 0,36 - per jaar

TOTAAL a+b+c VK 0 0 0 0,36 0,36 0,36 - per jaar BK 0 0 0 0,36 0,36 0,36 - per jaar

(*) De voorziene uitgaven dekken niet de tolkenkosten, die momenteel niet door de SCIC worden gefactureerd. Indien deze kosten in de toekomst worden aangerekend, moeten zij bij het aangegeven bedrag worden opgeteld.

2.4 Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord.

120

2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten52

Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

OF

Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

NB: alle opmerkingen en toelichtingen met betrekking tot de methode waarmee de gevolgen voor de ontvangsten worden berekend, moeten op een afzonderlijk blad worden toegevoegd aan dit financieel memorandum.

in miljoen (tot op 1 decimaal nauwkeurig)

Vóór de Situatie na de actie actie Begrotings Ontvangsten [jaar n- 1] onderdeel n] ]

a) Ontvangsten in absolute termen

b) Wijziging van de ontvangsten

(Elk betrokken begrotingsonderdeel beschrijven en het passende aantal regels aan de tabel toevoegen indien het effect betrekking heeft op meerdere begrotingsonderdelen)

3. BEGROTINGSKENMERKEN Aard van de uitgave Nieuwe Deelname Deelname Rubriek FV EVA kandidaat- lidstaten VNU NGK JA NEE NEE nr. 5

4. RECHTSGRONDSLAG (Hier uitsluitend de belangrijkste rechtsgrondslag vermelden) Artikelen 40, 47 en 55 van het EG-Verdrag.

52 Zie het afzonderlijke oriënterend document voor meer informatie.

121

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1 Doel van het communautaire optreden53

5.1.1 Doelstellingen De voorziene uitgaven zijn bedoeld voor de financiering van de vergaderingen van het Comité voor de erkenning van beroepskwalificaties, waarvan de oprichting in Titel V van het voorstel voor een richtlijn wordt voorgesteld. Dit comité werkt in het kader van het comitologiebesluit. De regelgevingsprocedure is van toepassing voor de bijwerking van bepaalde technische aspecten van de richtlijn, die bij de erkenning van beroepskwalificaties een rol spelen, alsmede voor de goedkeuring van besluiten betreffende de gemeenschappelijke platformen en de afwijkingsclausule. 5.1.2 Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen (Hier: a) moet worden uitgelegd hoe en wanneer de evaluatie ex ante is uitgevoerd (uitvoerende instantie, tijdschema, eventuele beschikbaarheid van verslag(en) of wijze waarop de desbetreffende informatie is ingewonnen)54;

b) moeten de vaststellingen van de evaluatie ex ante en de hieruit getrokken lessen kort worden beschreven.)

Niet van toepassing

5.1.3 Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

Niet van toepassing

5.2 Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

Niet van toepassing

5.3 Tenuitvoerlegging

Niet van toepassing

53 Zie het afzonderlijke oriënterend document v122 oor meer informatie. 54 Zie document SEC (2000)1051 voor de verplichte minimale gegevens die bij nieuwe initiatieven moeten d i di d

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1 Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

Geen financiële gevolgen voor deel B van de begroting.

6.1.1 Financiering

VK in miljoen (tot op 3 decimalen nauwkeurig) Opsplitsing [n+5 en Totaal volgend e begro- tings- jaren] Actie 1 Actie 2 Enz. TOTAAL

6.1.2 Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven (vastleggingskredieten) [n+5 en Totaal volgend e begro- tings- jaren] 1) Technische en administratieve bijstand: a) Bureaus voor technische bijstand b) Andere technische en administratieve bijstand: - intra muros: - extra muros: waarvan: voor het opzetten en onderhouden van geautomatiseerde beheersystemen: Subtotaal 1

2) Ondersteuningsuitgaven:

a) Studies

b) Vergaderingen van deskundigen

c) Informatie en publicaties Subtotaal 2 TOTAAL

123

6.2 Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode)55

Geen financiële gevolgen voor deel B van de begroting.

VK in miljoen (tot op 3 decimalen nauwkeurig) Opsplitsing Soort prestaties/ Aantal Gemiddelde Totale kosten producties prestaties/ eenheidskosten (totaal voor de (projecten, producties jaren 1...n) dossiers,...) (totaal voor de jaren 1...n) 1 2 3 4=(2X3) Actie 1 - Maatregel 1 - Maatregel 2 Actie 2 - Maatregel 1 - Maatregel 2 - Maatregel 3 Enz.

TOTALE KOSTEN

Zo nodig de wijze van berekening toelichten.

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN

7.1 Gevolgen voor de personele middelen

Aan het beheer van de actie toe te wijzen Beschrijving van de taken die uit de huidige of extra personeelsleden actie voortvloeien Soort ambten Totaal Aantal vaste Aantal tijdelijke ambten ambten 0 3 Voorbereiding van de vergaderingen Ambtenaren of A 1,5 van het comité, voorbereiding van de tijdelijke B 1 voorstellen voor besluiten, deelneming functionarissen C 0,5 aan de vergaderingen en follow-up van de vergaderingen Ander personeel 0 0 0 Totaal 3 0 3

55 Zie het afzonderlijke oriënterend document voor meer informatie.

124

7.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

Soort ambten Bedrag in Wijze van berekening * Ambtenaren 324.000 Jaarlijkse gemiddelde kosten per Tijdelijke functionarissen 0 ambtenaar: 108.000 * 3 ambtenaren = 324.000 Ander personeel 0 (begrotingsonderdeel vermelden) Totaal 324.000

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

7.3 Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien Begrotingsonderdeel (nr. en omschrijving) Bedrag in Wijze van berekening

Totale toewijzing (Titel A-7) A-701 ­ Dienstreizen A-7030 ­ Vergaderingen 1 vertegenwoordiger per lidstaat A-7031 - Comités die moeten worden geraadpleegd (1) (België uitgezonderd) Comitologiecomité (regelgeving) 40.320 720 * 14 = 10.080 per vergadering A-7032 - Comités die niet hoeven te worden 4 vergaderingen per jaar = 40.320 per geraadpleegd (1) jaar A-7040 ­ Conferenties A-705 - Studies en adviezen Overige uitgaven Informatiesystemen (A-5001/A-4300) 0 Overige uitgaven ­ deel A 0 Totaal 40.320 (*)

(*) De voorziene uitgaven dekken niet de tolkenkosten, die momenteel niet door de SCIC worden gefactureerd. Indien deze kosten in de toekomst worden aangerekend, moeten zij bij het aangegeven bedrag worden opgeteld.

De behoeften aan personele en administratieve middelen zullen worden gedekt uit de toewijzing aan het beherende DG in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure.

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden. (1) De aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt, vermelden. I. Jaartotaal (7.2 + 7.3) 364.320 II. Duur van de actie Onbepaald III. Totale kosten van de actie (I x II) Niet van toepassing

125

8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1 Follow-upsysteem (Bij iedere actie moeten vanaf het begin gegevens worden verzameld over de gebruikte financiële en andere middelen, de geleverde prestaties en de resultaten van de actie. In de praktijk houdt dit in: (i) de vaststelling van indicatoren voor financiële en andere middelen, geleverde prestaties en resultaten; (ii) de ontwikkeling van methodes voor het verzamelen van gegevens.) Niet van toepassing

8.2 Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie (Beschrijf het geplande tijdschema en de modaliteiten voor tussentijdse evaluaties en evaluaties ex post, die moeten worden uitgevoerd om na te gaan of de doelstellingen zijn bereikt. Bij meerjarenprogramma's moet ten minste één grondige evaluatie plaatsvinden tijdens de duur van het programma. Voor de andere acties moet een evaluatie ex post of een tussentijdse evaluatie worden uitgevoerd na ten hoogste zes jaren.) Niet van toepassing

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN (Artikel 3, lid 4, van het Financieel Reglement: "De Commissie verstrekt, om het risico van fraude en onregelmatigheden te voorkomen, in het financieel memorandum inlichtingen over de voorgenomen of bestaande preventieve en beschermende maatregelen".) Niet van toepassing

126