Partij van de Arbeid

Den Haag, 7 maart 2002

BIJDRAGE VAN JAAP JELLE FEENSTRA (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER DE VOORTGANGSRAPPORTAGE UITVOERING STATEGIE OMGAAN MET STOFFEN

De Stategienota omgaan met stoffen, de zgn. SOMS-nota, heeft tot doel; zorg dragen voor een veilig gebruik van stoffen, in alle fasen van de levenscyclus, zodat mens en milieu geen of verwaarloosbare gevaren en risico's lopen, ook in de werkomgeving.

Op 13 juni 2001 is de SOMS-nota in een algemeen overleg besproken; nu ligt voor de toen toegezegde uitvoeringsstrategie. In de nota staat aangegeven dat niet de overheid maar het bedrijfsleven de probleemeigenaar is; bedrijven moeten de bewijslast en gegevens overleggen m.b.t. een veilig stoffengebruik. Deze beleidslijn hebben we sterk gesteund. Ook hebben wij nadrukkelijk het uitgangspunt no facts-no market ondersteund, d.w.z. stoffen waarover bedrijven onvoldoende gegevens overleggen worden ingedeeld in de zwaarste categorie van Zeer Ernstige Zorg. En wij steunen de benadering van de minister: het RIVM-Stoffenbureau valideert de gegevens en stelt het advies op, de minister beslist, de Kamer kan daarover finaal besluiten. Deze aanpak is weer een volgende evolutiestap t.o.v. de CTB-praktijk bij biociden, wat weer een verbetering was t.o.v. de eerdere interdepartementale besluitvorming, lees; georganiseerde stagnatie. Als het Stoffenbureau goed werkt, mag CTB deze werkwijze volgen.

Het Europese stoffenbeleid is in ontwikkeling, de Europese Commissie kijkt sterk naar Nederland en het Kabinet zet zich actief in om onze aanpak tot Europees beleid te maken.

De SOMS-aanpak voor alle 100.000 stoffen kent lange termijnen (tot 2020) maar sommige bezwaarlijke stoffen zijn al lang in debat. Daarom is de motie Feenstra-v.d. Akker ingediend, waarin gevraagd werd "een lijst van stoffen samen te stellen die aanleiding geven tot zeer ernstige zorg en erop toe te zien dat het bedrijfsleven de daarbij passende maatregelen neemt". Deze motie vraagt een snelle beoordeling van een soort Top Tien. Een - eerste - uitwerking van deze motie ligt nu voor.

De PvdA onderschrijft het doel en de aanpak van de SOMS-nota en de uitgangspunten m.b.t. bedrijven als probleemeigenaar en no facts-no market, Het Stoffenbureau adviseert en politiek beslist. Wij steunen ook de nu voorliggende rapportage; helder en leesbaar, met eenduidige definities, criteria en aanpak.

Met het beoordelen van 100.000 stoffen op hun mogelijke effecten voor mens en milieu start een megaoperatie, omvangrijk en complex. Zie de aanpak;


- Vier stappen; in 2002 bedrijven leveren gegevens, in 2004 volgt een gevalideerde indeling naar stofprofiel, in 2010 volgen voor Zorgstoffen boven een bepaald productievolume aanvullende gegevens en risicobeoordeling en doorvoeren van de in principe maatregelen, in 2015 idem voor alle stoffen en in 2020 zijn adequate maatregelen gerealiseerd.


- Indeling met gevaarsgegevens naar vijf categorieën van Zeer Ernstige Zorg, Ernstige Zorg, Zorg, Geringe Zorg en Geen Gegevens = Zeer Ernstige Zorg.


- Maatregelen voor vijf categorieën; nee, nee tenzij, ja mits, ja en resp. weer nee tenzij, waarbij nee tenzij en ja mits weer gebonden kunnen zijn aan maatregelen zoals BBT, BUT, ALARA en MTR en afwegingen bij essentiële maatschappelijke doelen.


- Indeling naar acht stofeigenschappen; P = persistentie, B = bioacuumulatie, T = eco-toxiciteit, G = gezondheid, C = carcinogeniteit, M = mutageniteit, R = reproductietoxiteit en H = hormoonontregelende werking.


- Indeling naar vier toepassingsgebieden; consumententoepassingen, open professioneel gebruik, industrieel gebruik en binnen een inrichting.


- Aansluitend op de indeling in gevaarsklassen van internationale afspraken; de criteria voor Zeer Ernstig sluiten aan bij POP's uit het VN-Verdrag van Stockholm; Ernstige Zorg sluit aan bij de OSPAR-strategy; Zorg sluit aan bij de EU-richtlijn.

Dit complex van samenhangende criteria, beslisregels, maatregelen en fasering roept ook enkele vragen op.

Het Nederlandse beleid loopt vooruit op het zich ontwikkelende Europese beleid, wordt daar ook actief ingebracht - zie de verhouding SOMS-Witboek en de resultaten van de Milieuraad van juni 2001. Uit de vele, vaak lastige debatten rondom bestrijdingsmiddelen en de verschillen tussen de Nederlandse en buitenlandse praktijk weten we dat dit heel nauw luistert. Kunnen we bij het stoffenbeleid deze grensproblemen ook verwachten of voorkomen? Nu lopen Nederland en de EU ongeveer gelijk, maar dat moet zijn: volgt de EU onze nationale proeftuin naadloos?

Van de 100.000 stoffen lijken m.n. 30.000 relevant voor een risicobeoordeling voor mens en milieu. Is voorzien in een Europese programmering van gegevens verzamelen, valideren, testen? Dat geeft een hoger tempo, lagere lasten en - niet onbelangrijk - ook een vermindering van de inzet van proefdieren; zie de brieven van Proefdiervrij en de stellige inzet van de Kamer bij het debat over biotechnologie.

Verwacht mag worden dat de bulk zal worden ingedeeld bij nee tenzij dan wel ja mits. Bestaat dan ook zekerheid over het nemen van dezelfde maatregelen voor de hele interne markt: wie stelt voor, wie besluit en, relevant in EU, volgens welke procedure?

Van het SCG weten hoe nauw het definiëren en vervolgens hanteren van definities luidt. Hoe verhoudt zich de fijnmazige SOMS-aanpak met een robuuste handhaafbaarheid? Kan voorkomen worden dat juridische grensproblemen zullen leiden tot onduidelijkheden, uitlokking, ontduikingen en eindeloze procedures?

Waarom volgen bij de quick scan maatregelen voor Zorgstoffen boven een bepaald productievolume? Zorg = zorg!

Uit het debat van juni 2001 hadden wij begrepen; het bedrijfsleven levert de gegevens aan, het Sfoffenbureau valideert. Nu spreekt de rapportage over validering namens het bedrijfsleven. Greenpeace, SNM en Waterpact vrezen een privatisering van de toetsing, verwijzend naar de ervaring met NOTOX bij Broomchemie. Kan VROM de onafhankelijke validering garanderen?

In de drieslag van "niets weten naar veel doen" is ook opgenomen het inrichten van een kennisinfrastructuur (pag. 22 en 24), zodanig dat de public right to know gestalte kan krijgen; één loket van de Stoffenbank, toegankelijk voor derden voor gevalideerde informatie. Is daarin voorzien, gaat dat werken zoals bij CTB?

Dan de motie. Zoals aangegeven, wij hebben begrip voor de omvang en duur van de hele SOMS-operatie, maar de motie was nu juist ingegeven door de wens om binnen dit totaalkader tempo te maken. Want we beginnen deze discussie ook niet op nul: enkele stoffen zijn al langdurig onderwerp van maatschappelijke en politiek debat. DDT, asbest, CFK's, houtverduurzamers en anti-foulings kennen actuele opvolgers.

Wat wij gevraagd hebben en hebben neergelegd in de motie Feenstra-v.d. Akker, die met steun van de hele Kamer is aangenomen, is: stel een Top Tien van prioritaire probleemstoffen op, uitgaande van de OSPAR-criteria, rekening houdend met het maatschappelijk gebruik en vervangbaarheid, en zie erop toe dat het bedrijfsleven de daarbij passende maatregelen neemt. Zo'n systematische aanpak verhindert ook dat alleen stoffen in debat komen op basis van min of meer toevallige acties of incidenten. Een systematische Top Tien brengt de grootste bedreigingen in beeld, en via het doorvoeren van maatregelen dus ook de grootste winst voor mens en milieu. Dat is effectief milieubeleid, dat is helder voor producent en consument.

Het Kabinet schrijft dat nu is een afgewogen besluitvorming mogelijk is. Maar de nu voorliggende uitwerking is nog maar een eerste uitwerking, geen afronding.

Volgens het RIVM geven 48 van de 79 stoffen van de OSPAR-lijst aanleiding tot Zeer Ernstige Zorg. Daarvan zijn er 22 vergelijkbaar met de wereldwijd verboden POP's, van 7 stoffen ontbreken voldoende gegevens, hetgeen eveneens leidt tot een indeling tot Zeer Ernstige Zorg. De 48 staan niet in het EU-prioriteitenprogramma, 5 van de 22 inmiddels wel. Wat voor stoffen en toepassingen zijn dit, leveren de betreffende bedrijven hun gegevens aan, vervullen deze stoffen essentiële maatschappelijke functies, zijn ze vervangbaar? En in de mate waarin dat niet het geval is: wat gaat er nu gebeuren? Worden de 48 stoffen verboden voor consumenten- en open professionele toepassingen, nationaal of in de EU, wie neemt daartoe welke stappen en aanvullende maatregelen? Worden de 5 + de resterende 17, dus de 22 in de EU of ook wereldwijd verboden, wie neemt daartoe welke stappen dan wel maatregelen? De inventarisatie op basis van de motie moet nu leiden tot maatregelen, een aanpak: wat gaat het Kabinet nu concreet doen?

Tot slot m.b.t. de broomhoudende brandvertragers. De PvdA meent dat minister in lijn met de SOMS-aanpak hier de goede aanpak hanteert: het bedrijf moet gegevens aanleveren, bij ernstig vermoeden moeten conform het voorzorgbeginsel passende maatregelen volgen totdat het onafhankelijke Stoffenbureau gevalideerd en beargumenteerd op basis van aangeleverde informatie kan concluderen dat een ander risicoprofiel moet worden gehanteerd. Wij steunen de minister in de gehanteerde aanpak.