Partij van de Arbeid
Den Haag, 7 maart 2002
BIJDRAGE VAN ANNET VAN DER HOEK (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG GEESTELIJKE
GEZONDHEIDSZORG/MAATSCHAPPELIJKE OPVANG
1. VERMAATSCHAPPELIJKING
Tussen het bespreken van de Beleidsvisie geestelijke gezondheidszorg (ggz)
in 1999 en de vele onderwerpen, die in het kader van het algemeen overleg
dat wij nu voeren op de agenda staan, is veel gebeurd in deze sector. Niet
in het minst door initiatieven en voorstellen van de kamer zelf, waarbij één
aspect, de vermaatschappelijking van de ggz, nu geresulteerd heeft in de
rapportage van de Task Force Vermaatschappelijking. Ik ben blij dat de
minister er toch nog in geslaagd is om haar reactie aan de kamer te sturen.
Met dit onderwerp wil ik ook graag mijn bijdrage namens de PvdA-fractie
beginnen.
Ik wil ten eerste de leden van de Task Force complimenteren met het rapport
dat zij hebben gepresenteerd dat veel goede voorbeelden ter navolging bevat
en veel adviezen, die in de praktijk ten uitvoer kunnen worden gebracht. Ook
de analyse en de introductie van het begrip (ernstig) psychisch
gehandicapten en de oplossingen die hiervoor worden aangedragen worden door
mijn fractie gesteund. Ik heb op deze plaats al eerder gepleit voor
samenwerking tussen de verschillende partijen in een sluitend netwerk. De
Task Force noemt in dit kader ook en vooral de regionale aanpak van
vermaatschappelijking onder regie van de gemeenten. Ook de minister noemt
een aantal bouwstenen en initiatieven op dit vlak. Gelet op de tijd die mij
is toegemeten, zal ik één aspect van het advies hieruit lichten omdat ik uit
de praktijk met name van wethouders, maar ook van deelnemende partijen vaak
hoor dat hier de bottleneck zit. Ook de Task Force wijst er op dat de regie
niet vrijblijvend mag zijn. Zij pleit voor resultaatverplichtende
contracten. In gemeenten hoor ik vaak dat er dan wel formele regie is, maar
wanneer één of meerdere partijen niet willen meewerken of vertragen, er geen
sancties zijn omdat het vaak private instellingen betreft. Uit de reactie
van ggz-Nederland lees ik hetzelfde, hoewel het naar mijn ervaring ook wel
eens ggz-instellingen zelf zijn die vertragend werken. De minister noemt het
zogenaamde IgLO-project en de TaskForce stelt een reizend gezelschap voor
die gemeenten kunnen ondersteunen met goede voorbeelden en ontwikkeling van
instrumenten. De minister geeft in haar brief aan dat zij wil bezien of dit
voorgestelde reizend gezelschap kan aansluiten bij het IgLO-project. Ik wil
er bij de minister op aandringen om dit niet alleen te bezien, maar dit
structureel te maken. Het eerdergenoemde project duurt tot 2003, maar het
mag natuurlijk niet zo zijn dat dan deze steun is afgelopen. Ik merk in de
praktijk dat juist hieraan grote behoefte bestaat. Ik wil de minister dan
ook vragen om dit onderdeel versneld uit te voeren, omdat ik denk dat de
uitvoering en de samenwerking in gemeenten hiermee erg is geholpen.
Over de regierol van de gemeente wil ik opmerken dat dit door de wethouders
vaak wordt ervaren als frustrerend omdat zij, zoals ik eerder heb opgemerkt,
private instellingen of instanties niet kunnen dwingen een bepaalde
overeengekomen lijn te volgen. Graag zou ik die regierol zo willen zien dat
er op de een of andere manier een sanctiemogelijkheid is wanneer een grote
minderheid niet mee wil in de gekozen oplossingen. Hoe ziet de minister dat
en wil zij, in de lijn van de door de Taskforce voorgestelde ideeën,
bekijken hoe zij gemeenten hierbij kan steunen? Daarbij is ook van belang
het stroomlijnen van verschillende financieringsstromen, het wegnemen van
schotten en tegengaan van verkokering en bureaucratie. Overigens ben ik het
eens met de voorstellen en aanzetten die de minister aangeeft, maar ik hoop
toch niet dat het tot 2006 hoeft te duren voor het door haar genoemde
dienstverleningsstelsel tot stand kan komen!
Graag zou ik nog veel meer wil zeggen over deze problematiek maar gelet op
het aantal onderwerpen dat nog volgt, oet ik het hierbij laten. Ik hoop dat
wij als commissie nog de mogelijkheid hebben om hierover met de Taskforce
nog uitvoerig van gedachten te wisselen. Het belangrijkste vind ik de
centrale plaats die de psychisch gehandicapte mens in dit rapport heeft
gekregen, met alle mogelijkheden die er voor hem of haar in deze
maatschappij zijn, als er maar op de goede manier wordt gewerkt en
samengewerkt.
2. KINDER- EN JEUGDPSYCHIATRIE
Het recent verschenen inspectierapport laat een onthutsend beeld zien van
deze sector, waar het gaat om wachttijden en wachtlijsten, maar ook om de
behandeling in sommige instellingen van kinderen en jongeren. De minister
heeft de kamer daarover al in juni vorig jaar bericht, maar ook eerder heeft
de PvdA-fractie hiervoor meerdere keren aandacht gevraagd en voorstellen
gedaan. De PvdA-fractie is van mening dat de huidige situatie onaanvaardbaar
is. Ik heb enkele praktijkgevallen nu een aantal jaren gevolgd. Twee
voorbeelden.
In juli 2000 heb ik vragen gesteld aan de minister over de situatie van
Martijn van 't Loo. Naar aanleiding daarvan heeft de minister toegezegd dat
voor deze specifieke doelgroep 8 long stay, zeer intensieve zorgplaatsen in
Den Dolder worden gebouwd. Ook elders (o.a. Utrecht) komen dergelijke
plaatsen. Nu heeft de moeder van Martijn mij opnieuw benaderd en het blijkt
dat er (in afwachting van deze plaatsing) op de een of andere manier geen
extra zorg kan worden verleend.
De moeder van Rianne Smits vraagt al jaren aandacht voor haar dochter,
waarbij zij heel helder uitlegt hoe zij moet leuren en zeulen met haar
ernstig zieke kind en hoe er nog steeds geen oplossing is gevonden. De
minister heeft kortgeleden hierover een brief van haar gekregen.
Ik wil niet op grond van individuele situaties een algemeen overleg voeren,
maar deze twee willekeurige voorbeelden tonen volgens mij heel secuur aan
hoe schrijnend de situatie van ouders is als zij maanden, soms jaren moeten
wachten op hulp. Ik wil de minister vragen: ligt dit nu aan de sector, die
te weinig doorverwijst, die "lastige" gevallen buiten de deur houdt, of is
het een kwestie van te weinig aansturen door de minister? Wat is er gebeurd
met toegezegde uitbreidingen, bijvoorbeeld de MFE's? Het kan, in het kader
van open einde financiering op grond van goedgekeurde plannen, nu toch geen
kwestie meer zijn van geldgebrek? Of is het dat wel en wat wil de minister
er dan aan doen. Wat is, kortom, de reden dat de desbetreffende instellingen
hun productieafspraken niet nakomen. Is de minister het met mij eens dat dit
onaanvaardbare toestanden zijn en hoe gaat zij concreet hier iets aan
veranderen?
Algemeen wil ik nog vragen naar de positie van mensen die wachten op
plaatsen in een instelling. De minister heeft capaciteitsuitbreiding
toegezegd, bijvoorbeeld in de situatie van verstandelijke gehandicapten die
ten onrechte in een ggz-instelling zitten. Mij zijn voorbeelden bekend van
instellingen die heel goed met elkaar samenwerken en zelfs bedden voor
elkaar inleveren, maar deze week kwam weer een geval naar buiten van een
patiënt in een ggz- instelling in de provincie Groningen, die nu al jaren,
met indicatie, wacht op een plaats in een verstandelijk gehandicapten
instelling. Intussen is zij agressief en belaagt zij medepatiënten. Dit zijn
toch geen houdbare toestanden meer? Hoe kan de minister hierop invloed
uitoefenen? Ook de inspectie blijkt hieraan niets te kunnen doen.
Algemeen zou ik willen suggereren dat er toch wat meer aansturing vanuit het
ministerie mogelijk moet zijn, als instellingen jarenlang weigeren te
plaatsen.
3. FINANCIERING
Met betrekking tot de financiering wil ik de minister vragen waarom de open
einde financiering nog niet kan worden toegezegd. Van ggz Nederland heb ik
begrepen dat het grootste deel van de productieafspraken is nagekomen,
ondanks het late tijdstip van de financiering. De Kamer heeft tijdens de
begrotingsvergadering aangedrongen op invoering van het "boter bij de vis
principe" ook in deze sector en ik wil de minister vragen, gelet ook op het
constructieve overleg met de sector en de resultaten, om nu uit te spreken
dat ook in de laatste zorgsector het "boter bij de vis principe" vanaf heden
gaat gelden.
4. ZORGVERSCHRALING
Naar aanleiding van het rapport Een keten van legen zondagen heeft de PvdA
bij de begroting een amendement ingediend, waarbij 10 miljoen euro extra
wordt uitgetrokken voor de problematiek van langdurig opgenomen patiënten in
instellingen. Hoe staat het met de verdeling van deze gelden en is de
minister van plan om bijvoorbeeld bij Voorjaarsnota nog voor stellen om
hiervoor meer financiën ter beschikking te stellen? Het is duidelijk dat
hier nog veel gedaan moet worden. Hoe verloopt het overleg met de
instellingen? In dit verband wil mijn fractie nog eens wijzen op de eigen
bijdrageregeling in ggz-instellingen. De minister wijst in een van haar
brieven terecht op het persoonsgebonden budget (pgb), maar dat is voor deze
doelgroep niet aan de orde. Is het nu zo dat de eigen bijdrage, na de
recente verhoging, zoals uit verschillende rapporten blijkt nog steeds ten
opzichte van het sociaal minimum te kort schiet? Ik verwijs o.a. naar
bevindingen van het NIBUD.
Ook wil ik graag nogmaals de positie van de Cliëntenraden aan de orde
stellen. Ik hoor in de praktijk vaak dat deze raden afhankelijk zijn van de
goedertierenheid van een raad van bestuur, wat het geld betreft. Soms is het
goed geregeld, maar vaak ook niet. Is er nu niet een mogelijkheid dat deze
raden via een doeluitkering worden gefinancieerd, waardoor ze niet
afhankelijk zijn van een instelling. Wellicht zou in het kader van een
specifiek budget, gekoppeld aan medezeggenschapsregelingen, een creatieve
oplossing zijn te vinden. Ik heb begrepen dat het ook in de verhouding van
het budget niet al te veel hoeft te kosten.
5. BEROEPENSTRUCTUUR PSYCHOTHERAPEUTEN EN VERGOEDINGSREGELING
Er is veel ophef ontstaan over de voornemens voor een beroepsstructuur voor
de psychotherapeuten. In principe steunt onze fractie de minister in haar
gedachtegang over een toekomstige structuur, die op zichzelf een heldere
verdeling geeft. Wel vindt mijn fractie dat de huidige psychotherapeuten op
geen enkele manier schade mogen ondervinden van een toekomstige regeling.
Als er geen goede overgangsregeling komt, zou het kunnen zijn dat zo'n 1000
psychotherapeuten, die geen achtergrond als psychiater of klinisch
psycholoog hebben, toch nadeel ondervinden bij contractering, honorering
e.d. Daarom vraag ik de minister om een overgangsregeling te ontwerpen en
aan de Kamer voor te leggen, zoals voorgesteld door de beide
beroepsverenigingen NVP en NVVP. Hoe denkt de minister daarover? Verder wil
ik de minister nog vragen op welke manier voorkomen kan worden in de nieuwe
regeling dat mensen het slachtoffer worden van niet geregistreerde
kwakzalvers.
Intussen is ook veel onrust ontstaan over de tarieven. Hoe kan dit nu? Het
moet toch niet zover komen dat er een patiëntenstop komt, waar de
wachtlijsten al zo lang zijn. Ik roep de minister op om te gaan bemiddelen
tussen de beroepsgroep en ZN. Zij kan dit niet doorschuiven naar de
zorgverzekeraars, want partijen komen er duidelijk niet uit. Wat gaat de
minister doen, het liefst nog deze of volgende week?
6. MAATSCHAPPELIJKE OPVANG EN ZWERFJONGEREN
In maart vorig jaar en bij de begroting is uitvoerig gesproken over dak- en
thuislozen en zwerfjongeren. Wij zijn er blij mee dat er een oplossing is
gekomen voor de verdeling van vrouwenopvang en dak- en thuislozenopvang. Ik
heb nog wel een vraag over de verdeling van de middelen voor zwerfjongeren.
Mijn fractie is op zijn zachtst gezegd ongelukkig met de verdeling via de
methode van specifieke middelen over alle 43 centrumgemeenten. Dat was niet
de bedoeling toen wij voorstelden om een convenant te sluiten tussen Rijk,
VNG en Federatie Opvang. Juist hier is sprake van een doeluitkering, die
niet versnipperd mag worden. Ik wil de minister voorstellen om snel een
convenant te sluiten, waarbij voorop staat dat die gemeenten die al plannen
voor uitbreiding (en niet vervanging van bestaande plaatsen) klaar hebben te
honoreren. Ook in de vrouwenopvang hebben we minder centrumgemeenten. Dat
kan hier ook en een voorwaarde moet volgens mij ook zijn dat de gemeente uit
eigen middelen meebetaalt. Ik weet dat er zo'n 10 à 15 gemeenten zijn die
plannen klaar hebben. In dit geval kunnen zwerfjongeren uit een wijdere
omtrek op een centrale plaats worden opgevangen. Dat hoeft echt niet in 43
gemeenten. Graag hoor ik de reactie van de minister. Ook wil ik graag van
haar horen - dat is wel de wens van de PvdA-fractie - dat zij bij
Voorjaarsnota extra geld gaat uittrekken voor de maatschappelijke opvang.
Voor onze fractie heeft deze doelgroep nog steeds prioriteit en wij zullen
dit ook aan de orde stellen wanneer een nieuw regeerakkoord aan de orde is.
7. GGZ-HULP AAN ASIELZOEKERS
Kort wil ik de minister nog wijzen op berichten als zou geen hulp worden
verleend aan asielzoekers. Ik ken het voorbeeld van Friesland, waar zelfs
een speciale medewerker is aangesteld voor begeleiding aan deze doelgroep.
Graag hoor ik de reactie van de minister op deze berichten (de PvdA-fractie
heeft hierover ook schriftelijke vragen gesteld) en zou het Friese voorbeeld
niet overal moeten worden gevolgd?