Partij van de Arbeid
Den Haag, 7 maart 2002
BIJDRAGE VAN MARIËTTE HAMER (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER DE WET
MODERNISERING UNIVERSITAIRE BESTUURSORGANISATIE
In 1997 werd de Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie (MUB)
ingevoerd. Deze wet beoogde de instellingsautonomie verder te vergroten en
het universitaire bestuur de ruimte te bieden voor professionalisering van
de organisatie. De invoer van de MUB heeft grote betekenis gehad voor
organisatie en medezeggenschap op de universiteiten. Medebestuur van
personeel en studenten is vervangen door medezeggenschap. Bij de invoering
van de wet is afgesproken dat er binnen vijf jaar na invoer een evaluatie
zou worden gehouden om te bekijken of het stelsel voldoet aan de
verwachtingen en wat er eventueel aangepast moet worden. Deze evaluatie is
in sterk afgezwakte vorm gehouden en de resultaten van deze zogenaamde
bezinning worden in dit algemeen overleg besproken. Voor de PvdA is het,
mede in het kader van de reguleringstendens van de minister, belangrijk om
te kijken hoe de medezeggenschap functioneert en hoe deze in het kader van
verdere deregulering verbeterd kan worden.
Inbreng
De invoering van de MUB in 1997 zorgde voor een grotere autonomie voor de
universiteiten Tegelijkertijd veranderde de rol van studenten en personeel
in de besluitvormingsorganen. Vanwege het vele verzet van met name
studentenorganisaties tegen de invoer van de MUB, zij gingen er ten opzichte
van de oude situatie op achteruit, werd tijdens de kamerbehandeling
afgesproken dat er voor 2003 een evaluatie zou komen over de MUB. Het
document dat nu op tafel ligt is verre van een evaluatie. Onder druk van de
universiteiten werd er besloten tot een bezinning van de MUB. Dit betekende
niet veel meer dan een zelfanalyse. Het voornaamste argument van de
universiteiten was dat het nog te vroeg was voor een evaluatie. Dat terwijl
de universiteiten al ruim vier jaar met de MUB werken, er al vier lichtingen
van studenten en personeel in de medezeggenschapsraden hebben gezeten en de
meeste Colleges van Besturen van samenstelling zijn veranderd. De PvdA
vraagt zich af waarom de minister de beloofde evaluatie niet heeft
uitgevoerd en wat de reden is van de veel zwakkere zelfevaluatie die nu is
uitgevoerd? De PvdA verwacht van de minister dat hij alsnog op korte termijn
een echte evaluatie uitvoert naar de werking van de MUB en op basis daarvan
vervolgens de benodigde wetswijzigingen zal voorbereiden.
De PvdA vindt het daarbij van belang naar de volgende punten te kijken, waarbij we een aantal concrete punten willen inbrengen:
* integraal management
De doelstellingen van de MUB lijken wat betreft het integraal management te
zijn gerealiseerd. Bedrijfsvoering en bestuur van de organisatie zijn in
dezelfde handen gebracht. Universiteiten zijn over het algemeen tevreden.
Een aantal kleine aanbevelingen die voortkomen uit de bezinning neemt de
minister, naar mening van de PvdA, terecht over.
Wat echter opvalt is dat er met de kritische geluiden van studenten en
personeelsgeledingen uit de medezeggenschapsraden niks wordt gedaan. Zij
hebben onder meer kritiek op de positie van de decanen in de
bestuursorganisatie en de relatie met de Raad van Toezicht. Volgens de
minister moeten zij wennen aan de nieuwe structuur die de MUB heeft
gecreëerd. De PvdA vindt het belangrijk dat er ook goed wordt geluisterd
naar de kritiek van studenten en personeel. Met name van deze laatste
categorie krijgen wij veel klachten binnen. Docenten hebben steeds meer het
gevoel dat zij niet mee tellen.
De fractie vraagt zich daarom af waarom de minister niks doet met deze
kritiek van studenten en personeel? De studentenbonden en
personeelsorganisaties hebben op een concreet aantal punten suggesties
gedaan, zoals het afschaffen van de eenhoofdige leiding op faculteitsniveau
( nu vaak decaan met managementteam en geen studenten!) die nu bijna overal
wordt ingevoerd terwijl in de wet juist wordt gesproken over een
meerhoofdige leiding met in uitzonderlijke gevallen een eenhoofdige leiding.
Medezeggenschap
Universiteiten kunnen sinds de invoering van de MUB kiezen uit een gedeelde
of een ongedeelde raad voor medezeggenschap, waardoor studenten en personeel
in een gezamenlijke of in aparte raden vertegenwoordigd zijn. Conclusie van
de bezinning is dat op zijn zachtst gezegd de medezeggenschap niet naar wens
functioneert. Een evaluatie van de Landelijke Studenten Vakbond gehouden
onder bestuurders, personeel en studenten spreekt zelfs van falende
medezeggenschap. Oorzaken zijn de primaire oriëntatie van het College van
Bestuur op de decanen, slechte relaties tussen bestuur en
medezeggenschapsorganen, een tekort aan informatie voor de
medezeggenschapsorganen, slechte communicatie tussen medezeggenschapsorganen
onderling en onvoldoende groei in de nieuwe rollen volgens de MUB. Deze
conclusies waren ook al te vinden in het rapport van de commissie Datema uit
1998. Met o.a. de volgende concrete suggesties zouden er al flinke
verbeteringen kunnen plaats vinden:
* uitbreiden instemmingsrecht voor zaken de te maken hebben met de
lange termijn zoals begroting en jarenplannen. Hierdoor kan de
medezeggenschap zich ook richten op strategisch beleid.
* De opleidingscommissie instemmingsrecht geven op het OER, nu hebben
ze alleen maar een adviesrecht.
* scholingsdagen in de wet opnemen vergelijkbaar met de WOR, daar zijn
minimaal 5 scholingsdagen vastgelegd.
* Volledige beurzen voor centrale raden. In steden waar studenten een
volledige beurs krijgen is de medezeggenschap een stuk beter geregeld.
* Vastleggen van de informatieplicht, informatie is nu vaak onvolledig
of te laat.
* Studentadviseur in CvB om afstand tussen CvB en raad te verkleinen,
werkt bijvoorbeeld heel goed in Groningen.
De PvdA vindt het belangrijk dat de medezeggenschap op de universiteit aan
de wensen van alle geledingen voldoet. Zeker bij de voortgaande deregulering
in de komende jaren is het belangrijk dat er tegenwicht kan worden geboden
aan het bestuur van de universiteit. Daarom is het ook van de belang de
relatie raad van toezicht, CvB en de minister verder te verhelderen.
Positie student
Op dit punt verwijst de minister naar de voorstellen die hij in eerder
stadium heeft gedaan voor de verbetering van de rechtspositie van de
student. Deze voorstellen zouden ook een belangrijke randvoorwaarde zijn
voor het verbeteren van de medezeggenschap. Zo heeft hij eerder vastgelegd
dat er op elke universiteit in Nederland een ombudsman en een interne
klachtenregeling aanwezig moeten zijn. De uitvoering hiervan laat hij echter
geheel over aan de instellingen. Resultaat is dat de instellingen een eigen
interpretatie hebben van de begrippen klachtenregeling en ombudsman en is
dit lang niet overal goed gerealiseerd. Klachtenregelingen zijn daarnaast
zoals ook uit het Inspectierapport 'De klager beklaagd' uit 2001 vaak onder
de maat, niet duidelijk en vaak moeilijk vindbaar voor studenten.
De PvdA vindt dat de rechtspositie van de student hiermee voldoende verbeterd is en wil van de minister weten of hij dit wel voldoende vindt. Wij zullen hem ook hier aansporen verdere acties te ondernemen.