OPTA
Consultatie Interconnecterende huurlijnen
Reactie KPN
Februari 2002
0
Samenvatting
KPN Telecom BV (hierna: KPN) heeft kennis genomen van de inhoud van het Consultatiedocument
Interconnecterende huurlijnen. KPN is van mening dat op minstens twee punten de voorstellen in het
Consultatiedocument verder zullen ingrijpen in de markt dan strikt nodig en gerechtvaardigd is.
Het gaat in de eerste plaats om de voorgestelde regulering van breedbandige interconnecterende vaste verbindingen. De markt voor breedbandhuurlijnen is sterk concurrerend. KPN heeft, volgens het NEI onderzoek uit 2000, in dit marktsegment een marktaandeel van onder de 25%. Er zijn twee partijen met een groter marktaandeel dan KPN en een derde partij met een ongeveer gelijk marktaandeel. Ook is KPN volgens het EIM onderzoek uit 2001 niet de grootste aanbieder op de markt voor breedbandhuurlijnen. Gezien het concurrerend karakter van de markt dient regulering van interconnecterende breedband huurlijnen geen doel. KPN kan zich niet verenigen met het voorstel tot regulering van interconnecterende breedband huurlijnen. Mocht regulering op zijn plaats zijn, dan dient de grootste aanbieder op deze markt als eerste in beschouwing te worden genomen.
Ten tweede stelt OPTA een zeer brede werkingssfeer voor van het begrip interconnecterende
huurlijnen, welke in strijd is met de vigerende Richtsnoeren interconnectie, met de
Telecommunicatiewet en met de Europese wet- en regelgeving. Zo wordt voorgesteld
interconnecterende huurlijnen te laten fungeren als algemene toegangsdienst naar netwerken of
diensten. Dit heeft niets te maken met interconnectie van huurlijnen. Eén en ander blijkt ook uit de
introductie van het begrip `access netwerk' dat niet overeenkomt met de netwerkarchitectuur en het
bestaande begrip aansluitnetwerk.
Het voorgestelde brede gebruik van interconnecterende huurlijnen is naar de mening van KPN niet
bevorderlijk voor de ontwikkeling van 'bestendige concurrentie' in de markt van o.a. huurlijnen. De
voorgestelde regulering zal naar de mening van KPN op termijn eerder tot minder, dan meer
concurrentie leiden, aangezien het gereguleerde aanbod van interconnecterende vaste verbindingen
tegen op EDC gebaseerde tarieven de ruimte voor investeringen in infrastructuur en daarmee
duurzame concurrentie eerder inperkt dan stimuleert.
De voorgestelde regulering van interconnecterende breedband huurlijnen, de zeer brede werkingsfeer van interconnecterende huurlijnen, gecombineerd met de zeer stringente regels, waaraan het aanbod en de tariefstelling zullen dienen te voldoen, zijn, gezien de huidige economische situatie in de telecommunicatiesector, zonder meer op de korte termijn gerichte interventies in de markt, waarbij de risico's van investeringen in infrastructuur ten onrechte worden afgewenteld op KPN.
1
I. Inleiding
De reactie van KPN op het Consultatiedocument Interconnecterende huurlijnen (in het
Consultatiedocument ILL's genoemd) is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk II zal KPN haar
commentaar op hoofdlijnen weergeven en ingaan op de meer beleidsmatige aspecten van regulering
van interconnecterende vaste verbindingen. In hoofdstuk III zal KPN vervolgens ingaan op de vragen
zoals gesteld in het Consultatiedocument. Wellicht ten overvloede het volgende. KPN is bereid haar
standpunten zoals in deze reactie verwoord nader toe te lichten, en behoudt zich overigens het recht
voor haar standpunten aan te vullen, respectievelijk aan te passen als toekomstige ontwikkelingen
daar aanleiding toe geven.
II. Commentaar op hoofdlijnen
1. Noodzaak tot regulering?
1.a. Marktwerking: beschikbare en haalbare alternatieven
Zoals de OPTA in haar Consultatiedocument aangeeft, dient alleen in de markt ingegrepen te worden
indien vrije marktwerking tot een onvoldoende alternatief leidt.
OPTA concludeert op basis van de Consultatie 'tariefregulering huurlijnen' van juli 2001 dat er bij
andere marktpartijen grote behoefte zou bestaan aan een goed aanbod van ILL's. Als indicatie van de
behoefte aan ILL's wordt melding gemaakt van hoge huurlijn tarieven en een mismatch tussen
behoefte en aanbod. Tevens wordt gesteld dat met name investeringen in de access zeer groot zijn,
evenals de te behalen schaalvoordelen. De behoefte is evenwel niet vastgesteld op basis van
marktonderzoek. De uitrol van infrastructuur is niet in kaart gebracht, zodat niet bezien is welke
alternatieven er in de markt zijn. Bovendien is niet bekeken of en hoe de veronderstelde vraag
overeenkomt met de mogelijkheden tot aanbod van KPN, hetgeen nodig is om te beoordelen welke
verplichtingen redelijkerwijs aan KPN kunnen worden opgelegd. Een kosten-baten analyse van de
voorgestelde interventies ontbreekt.
Na dreiging met een last onder dwangsom, heeft KPN onder protest een referentie aanbieding
interconnecterende vaste verbindingen ontwikkeld en gepubliceerd. Onder protest, aangezien KPN
ontheffingen heeft verzocht van het in de voorgenomen last genoemde uitgangspunt dat het RIO alle
typen en op alle netwerkvlakken interconnecterende huurlijnen zou dienen te omvatten. Terecht is in
het Consultatiedocument dit uitgangspunt verlaten.
De argumenten die KPN in het ontheffingsverzoek (en nadien in het bezwaarschrift en de pleitnotitie)
naar voren heeft gebracht zijn onder meer:
a) het ontbreken van vraag (analoge huurlijnen, internationale huurlijnen met koppelvlak op de
grens)
b) b) de mate van concurrentie per type en per netvlak
c) c) aanwezige alternatieven.
Alternatieven voor gereguleerde ILL's zijn onder andere:
- het aanleggen van een eigen vaste aansluitlijn;
- het gebruik van wireless local loop frequenties;
- het gebruik van straalverbindingen;
- MDF Access; en
- de aanwezigheid/het mogelijk gebruik van concurrerende netwerken.
Voorzover relevant in het kader van de voorstellen in het Consultatiedocument, zal KPN hier de
belangrijkste argumenten voor het niet reguleren per type ILL kort herhalen:
1. Geen regulering van alle ILL verbindingen boven 2 Mbit/s op alle netvlakken;
2. Geen regulering van regionale 64 kbit/s, n*64 kbit/s en gestructureerde 2 Mbit/s
verbindingen; en regionale ongestructureerde 2 Mbit/s ILL verbindingen; en
2
3. Geen regulering van lokale 2 Mbit/s ongestructureerde ILL verbindingen.
Ad 1) geen regulering voor ILL > 2 Mbit/s
Voor ILL verbindingen boven 2 Mbit/s bestaat naar de mening van KPN geen enkele noodzaak tot
regulering. Uit het NEI onderzoek dat OPTA heeft laten uitvoeren in het kader van de aanwijzing
aanmerkelijke marktmacht in 2000 bleek dat twee aanbieders in Nederland een groter marktaandeel
hebben op deze markt dan KPN en dat een derde aanbieder een ongeveer even groot marktaandeel
heeft als KPN. Ook het EIM onderzoek bevestigt dat de markt sterk concurrerend is en KPN niet de
grootste aanbieder is. KPN heeft geen aanmerkelijke marktmacht in deze markt.
Het blijkt dat marktpartijen in het geheel niet afhankelijk zijn van KPN om in korte tijd een sterke
positie op te bouwen op de markt voor breedbandhuurlijnen. Dat is ook logisch, omdat deze
huurlijnen veelal over glasvezels lopen, zodat het bestaan van het fijn vertakte koperen aansluitnet
van KPN op deze markt niet relevant is. Blijkbaar is de bedrijfseconomische 'make or buy' beslissing
voor hen een makkelijke keuze: het is aantrekkelijker gebleken om zelf een breedbandig glasvezel
netwerk op te bouwen dan deze in te kopen bij een ander.
Ad 2) Geen regulering van lokale en regionale 64 kbit/s en gestructureerde 2 Mbit/s verbindingen en
regionale ongestructureerde 2 Mbit/s verbindingen
Ook in deze netvlakken en capaciteiten zijn er naar de mening van KPN voldoende alternatieven
aanwezig in de vorm van onder andere het aanbod van kabelmaatschappijen . Daarnaast geldt dat er
in ieder geval twee partijen zijn met een wettelijke uitrol verplichting van hun infrastructuur. Tevens
geldt dat deze partijen op basis van hun uitrolverplichting wireless local loop frequenties hebben
toegewezen gekregen om vaste verbindingen te kunnen leveren. Dit betekent dat Telco's van
regionaal naar lokaal niveau door deze partijen kunnen worden bediend en er zodoende in dit netvlak
voldoende concurrentie aanwezig is.
Ad 3) MDF Access als economisch haalbaar alternatief voor 2 Mbit/s ongestructureerde verbindingen
op het lokale netvlak
Op het lokale netvlak is KPN reeds enige tijd verplicht de MDF Access toegangsdienst te verlenen aan
Telco's. Op basis van MDF Access is het tegen relatief geringe kosten mogelijk voor iedere Telco 2
Mbit/s ongestructureerde vaste verbindingen (en andere analoge en digitale verbindingen t/m 2
Mbit/s) te leveren tot op de eindgebruikerslocatie, door middel van het plaatsen van een modem op
beide uiteinden van de koperdraad.
Zoals gesteld onder 2) hebben genoemde partijen op basis van hun uitrolverplichting wireless local
loop frequenties toegewezen gekregen om vaste verbindingen tot op eindgebruikerslocatie te kunnen
leveren. Zij kunnen dus, evenals de kabelmaatschappijen, ook op het niveau van de aansluiting een
alternatief bieden.
Het reguleren van een ILL aanbod is hier dus naar de mening van KPN niet nodig, gezien de
bestaande economisch haalbare alternatieven.
1. b. Regulering met het oog op de korte of lange termijn?
KPN kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de voorstellen in het Consultatiedocument ILL sterk
gedreven zijn door de huidige conjuncturele fase van de communicatiesector. De mogelijkheden tot
financiering van investeringen in infrastructuur zijn nu beperkter dan enige tijd geleden. Een aantal
voorstellen in het Consultatiedocument betekent het afwentelen van de financiële problemen die een
aantal marktpartijen heeft op dit moment. Het is zeer wel mogelijk dat over enige tijd de financiële
markten de communicatie sector weer hoger waarderen. Regulering zou niet gericht moeten zijn op
een tijdelijk probleem en in ieder geval de mogelijkheden voor verdere ontwikkeling van
infrastructuurconcurrentie in de toekomst niet moeten inperken.
Het duidelijkst komt dit tot uiting in het voorstel om KPN een verplichting op te leggen voor ILL's met een capaciteit groter dan 2 Mbit/s. Nergens in het Consultatiedocument wordt aangetoond dat een verplichting tot gereguleerde breedband ILL's nodig is voor het ontstaan van goede marktwerking op de breedband huurlijnenmarkt. Deze markt is al concurrerend.
---
Het is duidelijk dat in deze fase van de conjunctuur in de communicatiesector en de waardering
daarvan op de financiële markten, alle marktpartijen problemen hebben met de financiering van
verdere netwerkexpansie. Het is dan comfortabel voor deze marktpartijen om de toezichthouder aan
te spreken en te verlangen dat deze hun financieringsprobleem oplost door een verplichting tot
breedband ILL's op te leggen aan KPN. Dit komt neer op een afwenteling van de financieringslast van
de investeringen voor deze marktpartijen op KPN. KPN meent dat een toezichthouder niet gerechtigd
is om financieringslasten van investeringen van de ene marktpartij over te hevelen naar een andere
partij.
Mocht OPTA menen dat regulering van breedband ILL's nodig is, dan ligt het voor de hand dat de
verplichtingen gelegd worden op de aanbieder met het grootste aandeel op de retailmarkt voor
breedbandhuurlijnen en dit is niet, zoals eerder gemeld, KPN.
De stelling in het Consultatiedocument dat KPN een fijnvertakte infrastructuur heeft is voor de markt
voor breedbandhuurlijnen niet aan de orde en kan niet tot de conclusie leiden dat een verplichting tot
breedband ILL's redelijk is. Ook de stelling dat KPN in 30 grote steden CityRingen heeft is niet relevant
voor een verplichting tot breedband ILL.
Ten eerste is niet aangetoond dat de marktpartijen individueel of gezamenlijk een mindere dekking
zouden hebben; ten tweede is niet aangetoond dat KPN op basis van 30 grootstedelijke CityRingen
een landelijk dekkend aanbod van ILL's kan leveren; ten derde is niet aangetoond dat KPN voldoende
capaciteit in haar CityRingen zou hebben om zonder additionele investeringen aan de (tijdelijke?)
marktvraag naar breedband ILL te voldoen; ten vierde heeft de markt voor breedband huurlijnen zich
in open concurrentie ontwikkeld.
De stelling verhoudt zich niet met de constatering dat KPN geen aanmerkelijke marktmacht heeft op
de markt voor breedbandhuurlijnen en dat andere aanbieders een hoger marktaandeel hebben.
KPN meent dan ook dat een verplichting tot het leveren van gereguleerde breedband ILL's (> 2 Mbit/s) onredelijk is en van KPN niet verlangd kan worden.
2. ONP review: het nieuwe regelgevend kader
KPN heeft in 1997 een aanbod aan de markt gedaan voor interconnecterende huurlijnen van 64 Kbit/s
en 2 Mbit/s. Tot aan het begin van de huidige conjunctuurfase was er geen vraag naar
interconnecterende huurlijnen en waren marktpartijen kennelijk zelf in staat de aansluiting van hun
klanten op hun netwerken te verzorgen al dan niet met inkoop van capaciteit bij elkaar. De
voornemens zoals verwoord in het Consultatiedocument zijn een nieuwe interventie in de markt.
De huidige ONP regels zijn ontworpen om de overgang van een markt met bijzondere of exclusieve
rechten naar een effectief concurrerende markt in goede banen te leiden.
In het nieuwe regelgevend kader (de Review) wordt van de nationale toezichthouders nadrukkelijk
gevraagd om, bij verplichtingen die zij opleggen aan een aanbieder met AMM op de relevante markt,
rekening te houden met de volgende principes:
* een analyse van het falen van de relevante markt en de verwachting dat het falen van duurzame
aard zal zijn; hierbij zijn mededingingsrechtelijke criteria richtinggevend;
* de rechtvaardiging van de voorgestelde verplichtingen op basis van deze marktanalyse, de aard
van het marktfalen en de proportionaliteit van de overwogen verplichtingen;
* het nut van de voorgenomen verplichtingen op korte termijn tegenover de kansen op duurzame
concurrentie op lange termijn; en
* het principe van minimale regelgeving.
De voornemens in het Consultatiedocument zijn onvoldoende aan deze uitgangspunten getoetst. Het
feit dat het nieuwe regelgevend kader nog niet in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd doet
aan het bovenstaande niets af. De implementatie zal op korte termijn plaats vinden (1e helft 2003) en
in het kader van zorgvuldig bestuur en toezicht zal met het nieuwe kader rekening gehouden moeten
worden bij het opleggen van nieuwe verplichtingen. Deze aanpak hebben NMa en OPTA gehanteerd
bij Internettoegang via de kabel. Een dergelijke aanpak ligt ook hier voor de hand. Nergens blijkt dat
er afstemming is (geweest) tussen NMa en OPTA op basis van art 18.3 TW en het
4
samenwerkingsprotocol. Nu in het nieuwe regelgevend kader de betekenis van
mededingingsrechtelijke criteria significant toeneemt, is de afstemming des te meer van belang.
Door de concentratie van economische activiteiten in Nederland en de lage drempels voor markttoegang, is infrastructuurconcurrentie in Nederland relatief sterk ontwikkeld in vergelijking met de rest van Europa. KPN is van mening dat de voorgestelde regulering minimaal aan het nieuwe reguleringskader dient te voldoen, rekening houdend met de specifieke ontwikkeling van en mogelijkheden voor infrastructuur concurrentie in Nederland, en stelt voor de voorstellen in het Consultatiedocument aan bovenstaande principes te toetsen.
3. Definitie interconnecterende huurlijn wordt opgerekt
De Richtsnoeren interconnectie van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 mei 1997 geven
een duidelijke omschrijving van wat interconnecterende huurlijnen zijn. Een interconnecterende
huurlijn in de zin van de Telecommunicatiewet (TW) is, conform de Richtsnoeren interconnectie, een
partiële huurlijn, die gebruikt wordt om een eindgebruiker een end-to-end huurlijn te bieden via twee
netwerken, waarbij het ene netwerkaansluitpunt gekoppeld is aan het éne netwerk en het andere
netwerkaansluitpunt aan het andere netwerk. Deze omschrijving is in lijn met de doelomschrijving van
interconnectie in art 6.1 TW.
In het Consultatiedocument wordt voorgesteld om ILL's te bestempelen als een generieke
toegangsdienst voor alle mogelijke netwerken en diensten (data, IP, spraak, retailhuurlijnen). Echter
nergens in het Consultatiedocument wordt een analyse gegeven van de relevante markt, en evenmin
wordt systematisch beargumenteerd dat de voorgestelde verbreding van ILL's tot een generieke
toegangsdienst proportioneel is gezien de aard van het falen van de markt. Het voorstel is derhalve
onvoldoende gemotiveerd en niet gerechtvaardigd.
KPN meent dat noch op grond van het EIM marktonderzoek, noch op grond van het
Consultatiedocument ILL het gebruik van ILL's verbreed zou moet worden tot een generieke
toegangsdienst. Immers, dit zal eerder leiden tot minder dan meer concurrentie, aangezien de 'make
or buy' beslissing op basis van de EDC kostprijs methodiek immer zal uitvallen in een 'buy' beslissing.
De in de Richtsnoeren beschreven definitie van interconnecterende vaste verbindingen is duidelijk
bedoeld als een deel van een totale vaste verbinding welke door de Telco geleverd wordt aan de
eindklant, waarbij twee infrastructuurdelen aan elkaar gekoppeld dienen te worden.
Aangezien de Richtsnoeren interconnectie kunnen worden gezien als een aanwijzing van de Minister
hoe de TW dient te worden geïnterpreteerd, kan OPTA de bedoeling van de wetgever niet naast zich
neerleggen. Het feit dat deze richtsnoeren in het kader van de toenmalige Wet op de
Telecommunicatievoorzieningen zijn opgesteld, doet niets af aan de huidige waarde onder de
"nieuwe" Telecommunicatiewet. Dit is door de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat ook
onderkend, aangezien zij in de Richtsnoeren stelt (citaat): "De in de onderhavige richtsnoeren
aangegeven keuzes zullen eveneens van belang zijn voor beslissingen die uitvoering geven aan deze
nieuwe Telecommunicatiewet."
Bovendien is KPN van mening dat, gelet op de doelstelling van de Interconnectierichtlijn en de
Telecommunicatiewet, de verbreding van de definitie van interconnecterende huurlijn door OPTA niet
conform de toepasselijke wet- en regelgeving is. Het gaat hier immers om het principe van
interoperabiliteit, waarbij het er bij huurlijnen om gaat dat twee eindgebruikerslokaties - en dus twee
aansluitpunten - in twee verschillende netwerken op elkaar kunnen worden aangesloten. Dat een
interconnecterende huurlijn een generieke toegangsdienst voor alle mogelijke netwerken en diensten
zou moeten inhouden kan niet uit de terzake van toepassing zijnde regels worden afgeleid.
Ook de Europese Commissie is deze mening toegedaan, zoals onder meer blijkt uit de volgende
passage uit de Recommendation on leased lines interconnection pricing: "The Interconnection
Directive 97/33/EC imposes on a fixed operator notified as having significant market power the
obligation to provide cost-oriented leased line interconnection services to other operators for the
purposes of providing end-to-end leased line services in the context of a liberalised environment and
internal market principles."
5
De voorgestelde verbreding van het gebruik van gereguleerde ILL's is, gelet op de definitie van
interconnecterende huurlijnen volgens bovengenoemde Richtsnoeren van de Minister van Verkeer en
Waterstaat, de TW, de Interconnectie Richtlijn en de Europese Commissie, dan ook in strijd met het
rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
4. Squeeze
In de brief van OPTA naar aanleiding van de Consultatie Tariefregulering huurlijnen wordt gesteld dat
het college de noodzaak van het voortzetten van de retailtariefregulering wil beschouwen in
samenhang met de regulering van ILL's.
KPN meent dat, indien OPTA van mening blijft dat ILL's op de één of andere wijze gereguleerd dienen
te worden, er geen belang meer gediend is met regulering van de retailtarieven. Immers, de markt zal
dan zijn werk doen en leiden tot duurzame concurrentie.
Principieel is KPN van mening dat een squeeze toets niet behoort te zijn gericht op inefficiënte
markttoetreding: als bescherming van aanbieders zonder eigen infrastructuur die huurlijnen willen
bieden.
In de TW is bepaald dat interconnectie diensten op kosten gebaseerd dienen te worden. Hiertoe is het
door OPTA goedgekeurde EDC model ontwikkeld. Dit model is door accountants goedgekeurd en dient
derhalve als uitgangspunt voor de tariefbepaling.
De in het Consultatiedocument genoemde mogelijke oorzaken van squeeze, waaronder een onjuiste
kostentoerekening, zijn derhalve niet van toepassing en KPN begrijpt de relevantie ervan niet in het
kader van deze consultatie. Door abstract theoretische mogelijkheden te behandelen, zonder de vraag
te stellen of er in werkelijkheid indicaties voor zijn, beschadigt OPTA het imago van KPN nodeloos.
6
III. Antwoord op de vragen
Vraag 1: Graag verneemt het college of partijen de in deze paragraaf geschetste probleemdefinitie
onderschrijven.
Kort samengevat komt de probleem analyse in het Consultatiedocument op het volgende neer:
- KPN bezit van oudsher een infrastructuur die zeer fijn vertakt is, dat wil zeggen dat KPN een
vrijwel complete geografische dekking heeft. Door deze hoge dekkingsgraad kan KPN met
relatief beperkte aansluitkosten overal in Nederland huurlijnen leveren tot en met 2 Mbit/s.
Voor de levering van hogere bandbreedten kan KPN gebruik maken van een uitgebreid
glasvezelnetwerk en in ongeveer 30 grote steden van zijn CityRing infrastructuur. Als gevolg
van met name schaalvoordelen zouden de kosten per huurlijn bij KPN lager zijn dan bij
concurrenten.
- KPN biedt een standaard huurlijnen aanbod, dat niet is afgestemd op de vraag van wholesale
partijen. Wat KPN standaard biedt, is een verbinding van rand naar rand. Een aanbieder die
access wil inkopen van KPN, heeft slechts een halve huurlijn nodig van de kern van het KPN
netwerk naar de eindgebruiker.
Het gevolg van het bovenstaande is volgens het Consultatiedocument onder andere een squeeze
probleem voor downstreamdiensten, aangezien KPN het vermeende kostenvoordeel van halve
huurlijnen niet doorvertaalt in haar tarieven.
KPN onderschrijft deze probleemanalyse niet en merkt daarbij het volgende op.
a) Het is op zich juist dat KPN een wijd vertakt (koperen) aansluitnetwerk bezit en dat hiermee vele
kosten gemoeid zijn. Het is echter mogelijk voor alle met KPN concurrerende marktpartijen om
van dit koperen aansluitnetwerk van KPN gebruik te maken door middel van de zogenaamde MDF
Access dienstverlening. OPTA stelt echter dat deze dienstverlening slechts in beperkte mate een
alternatief vormt voor interconnecterende huurlijnen als gevolg van het inherent lage
interconnectieniveau van MDF Access, waarvoor op veel locaties interconnectie noodzakelijk is, de
beperkte capaciteit en de noodzaak voor collocatie. Naar de mening van KPN zijn de drie
genoemde argumenten om de navolgende redenen onjuist.
b) Het inherent lage interconnectie niveau is niet een inherent probleem van MDF Access, doch
inherent aan de bestaande definities van aansluitnetwerken. Immers, het aansluitnetwerk is
gedefinieerd als een individueel deel van de infrastructuur voor een individuele klant tot aan de
eerste infrastructuurlocatie, waar infrastructuur voor verder transport over het netwerk wordt
gedeeld over meerdere klanten. Het gebruik kunnen maken van deze klantspecifieke
infrastructuur is juist het belangrijkste motief geweest bij de verplichting tot MDF access
dienstverlening. Zoals reeds eerder gesteld, zijn er alternatieven om de MDF locaties te bereiken,
onder andere door eigen infrastructuur en met KPN concurrerende infrastructuren naar de
belangrijkste locaties.
c) De noodzaak tot collocatie dient in samenhang gezien te worden met het door OPTA in figuur 2
en 3 beschreven punt. OPTA stelt dat het huidige huurlijnen aanbod van KPN niet voldoet aan de
behoefte van wholesaleklanten, aangezien deze huurlijnen tweemaal van het aansluitnetwerk van
KPN gebruikmaken en, indien gekoppeld aan de infrastructuur van de Telco, nogmaals tweemaal
van het (of een) aansluitnetwerk gebruikmaken. KPN heeft hiertoe volgens OPTA wel een
oplossing voor in haar retail huurlijnenaanbod, doch vertaalt deze oplossing niet door naar lagere
tarieven, hetgeen leidt tot squeezing in zogenaamde downstreamdiensten.
Het in figuur 2 en 3 van het Consultatiedocument gepresenteerde probleem is volgens KPN
onjuist. De oorzaak van het probleem is niet dat viermaal het aansluitnet van KPN doorlopen moet
worden, maar het ontbreken van infrastructuur uitrol met eigen klantaansluitingen van de
betreffende aanbieder. Waar die infrastructuur wel aanwezig is, zal gebruik gemaakt worden van
één huurlijn van KPN voor één van de aansluitingen en verder van het eigen netwerk van de
betreffende aanbieder.
7
Collocatie is dan juist een efficiënte vorm van interconnectie, aangezien dankzij collocatie slechts
eenmaal van het aansluitnetwerk van KPN en eenmaal van het aansluitnetwerk van de Telco
gebruik gemaakt dient te worden. Alleen dan is sprake van efficiënte interconnectie; in alle andere
gevallen wordt, ten opzichte van een retail huurlijn, van meer infrastructuur gebruik gemaakt,
hetgeen zal leiden tot hogere kosten.
Zo dient bedacht te worden dat, indien gebruik wordt gemaakt van een glasaansluiting voor de
koppeling van een Telco met het KPN netwerk (zogenaamde Telco sited interconnect) deze
glasaansluiting gebruik maakt van het normale transmissienetwerk en aansluitnetwerk van KPN.
Er wordt dan dus exact uitgevoerd hetgeen OPTA in de paragrafen 20 tot en met 23 van het
Consultatiedocument beschrijft.
Figuur 3 is bovendien expliciet uitgesloten in de bovengenoemde Richtsnoeren interconnectie
(1997) als vorm van interconnectie: "Deze koppeling heeft dus geen betrekking op de levering
van huurlijnen tussen aansluitpunten die beginnen en eindigen in hetzelfde net en waarbij een
infrastructuurvergunninghouder of de concessiehouder het tussenliggende deel verzorgt." Het
Consultatiedocument stelt hier aldus een oneigenlijk "probleem".
d) Met betrekking tot het glasvezel aansluitnetwerk van KPN wil KPN het volgende opmerken. KPN's
marktaandeel op de retailmarkt voor breedband huurlijnen wijst niet op een machtspositie. Zou
regulering van breedband ILL's al nodig zijn - gezien de effectieve marktwerking meent KPN van
niet - dan dient de aanbieder met het grootste marktaandeel op de retailmarkt voor breedband
huurlijnen daarvoor in aanmerking te komen. Deze partij en een andere partij - heeft zijn
netwerk landelijk moeten uitrollen volgens de vergunningscondities en heeft tevens de
beschikking gekregen over gratis WLL frequenties. De bewering van sommige marktpartijen dat
KPN buiten de randstad de enige aanbieder van breedband huurlijnen zou zijn, is slechts een
bewering en niet gebaseerd op marktonderzoek. De bewering is volgens KPN onjuist.
e) OPTA stelt vervolgens dat de volgens haar hoge retail huurlijn tarieven een indicatie vormen
voor het falen van de markt. Echter, de Europese Commissie stelt dat benchmarking alleen
gebruikt kan en mag worden bij gebrek aan een goed kostenallocatiesysteem. Het afwijken van
de huidige retailtarieven ten opzichte van de benchmark, indien al juist, is zeker geen indicatie
van het ontbreken van marktwerking. Eerder zou het omgekeerde gesteld kunnen worden: indien
de tarieven zo hoog zouden zijn, waarom is er dan volgens OPTA zo weinig concurrentie op gang
gekomen?
KPN concludeert dat de probleemdefinitie niet adequaat is, van onjuiste premissen uitgaat en niet
gestoeld is op marktonderzoek. KPN bestrijdt niet dat er op de markt voor 64 kbit/s huurlijnen nog
weinig concurrentie is. De concurrentie op de markt voor 2 Mbit/s internationaal is sterk. Op de
nationale markt voor 2 Mbit/s huurlijnen neemt de concurrentie toe en is kennelijk houdbaar
(sustainable). De breedband huurlijnenmarkt is sterk concurrerend. Het Consultatiedocument vraagt
zich niet af of de voornemens tot gereguleerde ILL's de ontwikkeling van houdbare concurrentie
bevordert of juist in de kiem smoort. De voorgenomen ILL regulering is daarmee onvoldoende
onderbouwd.
Vraag 2: Graag verneemt het college of partijen de in deze paragraaf geschetste behoefte aan halve
huurlijnen onderschrijven.
Reactie KPN
Zoals in de reactie op vraag 1 aangegeven, meent KPN dat er een slecht geformuleerd probleem is
gesteld en de feitelijke situatie van het gebruik van het aansluitnetwerk, zonder collocatie, onjuist is.
De terminologie van halve huurlijnen suggereert halve prijzen. Dit is onjuist, indien tevens gebruik
gemaakt wordt van aflevering van de huurlijn op de locatie van de (wholesale) klant. Bij deze vorm
van zogenaamde halve huurlijnen wordt het tweede deel van de verbinding op dezelfde wijze
gerouteerd door het KPN netwerk en maakt gebruik van zowel het neergaande deel van het KPN
netwerk als voor de tweede maal van het KPN aansluitnetwerk, al dan niet via koper of glasvezel.
8
KPN verwijst hierbij verder naar het antwoord op vraag 1.
De behoefte aan halve huurlijnen is aldus slechts opportuun in combinatie met koppeling op de KPN
locatie en de collocatiedienstverlening van KPN, opdat netwerken op efficiënte wijze met elkaar
gekoppeld kunnen worden.
Vraag 3 : Graag verneemt het college of partijen onderschrijven dat ook bij het aansluiten van
basisstations van ILL's gebruik kan worden gemaakt.
Reactie KPN
Allereerst wenst KPN op te merken dat de vraagstelling in vraag 3 zich niet richt op de voorafgaande
paragrafen 36 tot en met 39 en beperkt is tot een deel van de problematiek omtrent de definiëring en
het gebruik van een ILL (namelijk of basisstations vallen onder de voorgestelde definitie en het
gebruik van een ILL). De algemene vraag naar het juridisch kader voor definitie en gebruik legt het
Consultatiedocument niet expliciet voor.
De kern van de paragrafen 36 tot en met 44 en ook de paragrafen 47 en 48 betreffen het feit dat
OPTA de definitie (en daarmee de werkingssfeer) van een ILL wil oprekken ten opzichte van de
vigerende regelgeving, zoals beschreven in de ONP Interconnectierichtlijn, de TW en de Richtsnoeren
interconnectie. KPN zal daar in haar reactie op vraag 5 op in gaan. Het antwoord op vraag 3 met
betrekking tot basistations dient in samenhang met het antwoord op vraag 5 te worden gelezen.
Zoals onder vraag 5 zal worden betoogd, zijn partiële huurlijnen bedoeld om huurlijnen aan eindgebruikers te leveren, die aangesloten zijn op twee verschillende netwerken. Alleen al vanuit dit oogpunt is het niet de bedoeling geweest van de wetgever om basisstations aan te sluiten via ILL's. Vanuit de dienst huurlijnen gezien, zijn basisstation locaties gelijk te stellen met eindgebruikerslocaties. Dat neemt niet weg dat er een op de behoefte van deze specifieke gebruikersgroep toegesneden aanbod van retail huurlijnen kan worden geboden.
Het aanbieden van ILL aan niet-huurlijn operators biedt weliswaar inkoopvoordelen aan zogenaamde
downstreamoperators, doch bevordert op geen enkele wijze bestendige concurrentie in de markt voor
huurlijnen. Immers, regulering van ILL is slechts opportuun bij het ontbreken van voldoende
marktwerking. Alle downstreamoperators zijn aldus aangewezen op het op de huurlijnenmarkt
aanwezige aanbod en hebben daarmee een gelijke uitgangspositie bij het voldoen aan hun
inkoopbehoefte op die markt. Aangezien de regulering van ILL is gebaseerd op efficiënte
kostentoerekening middels de EDC methodiek, zal geen alternatieve aanbieder van huurlijnen hier
normaliter een betere aanbieding kunnen doen.
Het beschikbaar stellen van ILL's aan mobiele partijen dient aldus niet het doel van het bevorderen
van een bestendige concurrentie in de markt van huurlijnen.
Vraag 4: Graag verneemt het college of partijen de in deze paragraaf uitgevoerde toets aan het wettelijk kader onderschrijven en, zo niet, waarom.
Reactie KPN
Vraag 4 betreft zowel 'de definitie' van ILL in relatie tot de mogelijkheid tot 'reselling' als een deel van
het door OPTA beschreven wettelijk kader. KPN geeft haar reactie op het wettelijk kader in het
antwoord op vraag 5.
In randnummer 40 van het Consultatiedocument ILL wordt de problematiek van "reselling" zeer
summier aangestipt en stelt OPTA dat "reselling" uitgesloten dient te worden.
KPN is het met deze stelling eens, doch wenst hier wel nader op in te gaan, omdat naar haar idee bij
de voorgestelde definitie van ILL 'reselling' zeer goed mogelijk is.
Net als bij het gebruik speelt bij 'reselling' de vraag wie verantwoordelijk is voor de investeringen en
op welke wijze bestendige concurrentie kan worden bewerkstelligd. Zoals bij vraag 5 zal worden
9
betoogd is KPN van mening dat het bij interconnectie gaat om de koppeling van twee fysieke
netwerken ten behoeve van de interoperabiliteit. Een interconnecterende huurlijn is een partiële
huurlijn, waarbij twee infrastructuren aan elkaar gekoppeld worden om eindgebruikerslocaties te
verbinden die aangesloten zijn op deze twee netwerken.
Het inkopen van twee partiële huurlijnen, en het koppelen daarvan op de KPN locatie dan wel op de
Telco locatie, is in strijd met het doel van interconnectie.
Het is KPN echter niet duidelijk op welke wijze OPTA (bijna volledige) 'reselling', waarbij slechts twee
partiële huurlijnen worden ingekocht, die met minimale eigen middelen aan elkaar geknoopt worden,
denkt te kunnen voorkomen, op basis van de door haar voorgestelde reguleringswijze.
Daarnaast is KPN van mening, conform hetgeen daarover is gesteld bij MDF Access, dat KPN alleen
ILL's dient te leveren indien de infrastructuurcapaciteit reeds aanwezig is. Het is uitdrukkelijk niet de
bedoeling dat KPN verplicht wordt nieuwe infrastructuur aan te leggen en deze vervolgens dient te
verhuren aan de Telco, welke de ILL dan kan doorverkopen aan de eindklant. Indien deze restrictie
niet zou worden toegepast is elke prikkel tot het doen van investeringen in infrastructuur
weggenomen, hetgeen niet in lijn is met de beleidsuitgangspunten van de totstandkoming van
bestendige concurrentie.
Vraag 5: Graag verneemt het college de zienswijze en onderbouwing daarvan van partijen ten
aanzien van gebruiksrestricties.
Reactie KPN
In randnummer 37 van het Consultatiedocument ILL wordt gesteld dat de TW geen definitie van
Interconnectie geeft. Dat is juist. De wetgever heeft er, blijkens de ontstaansgeschiedenis van de wet,
expliciet voor gekozen om interconnectie niet te definiëren maar aan een doel te binden: "teneinde te
verzekeren dat de daarop aangesloten gebruikers over en weer met elkaar kunnen communiceren."
(art 6.1 TW). De doelstelling van de interconnectie verplichting in art 6.1 TW is derhalve het
waarborgen van de mogelijkheid dat eindgebruikers met elkaar kunnen communiceren, ook als zij op
verschillende netwerken zijn aangesloten.
Wat interconnectie betekent voor huurlijnen is nader uitgewerkt in de Richtsnoeren interconnectie van
de Minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 29 mei 1997 (zoals die ook door OPTA worden aangehaald
in randnummer 43 van het Consultatiedocument):
"De koppeling van infrastructuren ten behoeve van de levering van huurlijnen is erop gericht
de levering van transmissie capaciteit aan derden tussen aansluitpunten in verschillende
netten mogelijk te maken. Deze koppeling heeft dus geen betrekking op de levering van
huurlijnen tussen aansluitpunten die beginnen en eindigen in hetzelfde net en waarbij een
infrastructuurvergunninghouder of de concessiehouder het tussenliggende deel verzorgt."
Het feit dat deze richtsnoeren in het kader van de toenmalige Wet op de
Telecommunicatievoorzieningen zijn opgesteld, doet niets af aan de huidige waarde onder de
"nieuwe" Telecommunicatiewet. Dit is door de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat ook
onderkend, aangezien zij in de richtsnoeren stelde: "De in de onderhavige richtsnoeren aangegeven
keuzes zullen eveneens van belang zijn voor beslissingen die uitvoering geven aan deze nieuwe
Telecommunicatiewet."
De toegang tot diensten, zoals genoemd in de definitie van interconnectie in de ONP
Interconnectierichtlijn (randnummer 37) heeft betrekking op interoperabiliteit in de wereld van
geschakelde spraaktelefonie. Het gaat dan om toegang tot bijvoorbeeld 800/900 informatiediensten,
persoonlijke nummerdiensten en dergelijke.
Bij interconnecterende huurlijnen gaat het echter om een geheel andere situatie. Interoperabiliteit
voor huurlijnen heeft alleen betrekking op de verbinding tussen twee eindgebruikers locaties die elk
aan een verschillend netwerk zijn gekoppeld, zoals genoemd in de Richtsnoeren interconnectie. Dat de
Richtsnoeren 'dan maar' aangepast dienen te worden (randnummer 44), gaat voorbij aan de
bedoeling van de wetgever.
10
De gebruiksrestricties in het RIO-ILL van KPN zijn in lijn met de doelbepaling interconnectie in de TW
en de bovengenoemde Richtsnoeren interconnectie. Het laten vallen van de gebruiksrestricties
betekent dat ILL's gebruikt kunnen worden als generieke toegangsdiensten naar netwerken en
diensten van andere marktpartijen, waarvoor de interconnectie bepalingen niet zijn bedoeld.
De gebruiksrestricties zijn ook in lijn met de ONP Interconnectierichtlijn, de daar gehanteerde definitie van interconnectie en de bepalingen over rechten en plichten met betrekking tot interconnectie. Dat blijkt uit de opvatting van de Europese Commissie. In de "Recommendation on leased lines interconnection pricing in a liberalised telecommunications market" van 24 november 1999, heeft zij aangegeven wat zij verstaat onder interconnecterende huurlijnen.
"The Interconnection Directive 97/33/EC imposes on a fixed operator notified as having significant market power the obligation to provide cost-oriented leased line interconnection services to other operators for the purposes of providing end-to-end leased line services in the context of a liberalised environment and internal market principles (Annex 1 Part 2 of Directive 97/33/EC)" (onderdeel 6 van de Explanatory Memorandum).
"These leased line interconnection services are provided by one operator to another operator to give access to a customer's premises, and that constitute one segment of an end-to-end leased line between customer premises" (onderdeel 9 van de Explanatory Memorandum).
"Whereas, in accordance with Article 4(1) and Annex II category 2 of Directive 97/33/EC, organisations providing leased lines to users' premises have a right and an obligation to negotiate leased line interconnection (ie provision and interconnection of leased line part circuits) with other organisations in that category" (overweging Commission Recommendation).
Daarnaast bepaalt artikel 4 lid 1 van de Interconnectierichtlijn dat de organisaties die gerechtigd zijn openbare telecommunicatienetwerken en/of algemeen beschikbare telecommunicatiediensten als vermeld in bijlage II te verstrekken, het recht hebben en, indien organisaties in die categorie daarom verzoeken, de plicht hebben met elkaar over interconnectie te onderhandelen. Bijlage II, onderdeel 2 noemt vervolgens de categorie "Organisaties die huurlijnen bij de gebruiker op locatie verstrekken". Artikel 4 lid 1 is derhalve niet alleen gericht op, maar ook beperkt tot het over en weer onderhandelen over interconnectie van huurlijnen ten behoeve van het bieden van huurlijnen aan eindgebruikers.
KPN concludeert dan ook dat, naast de Nederlandse en Europese wetgever, ook de Europese Commissie ervan uitgaat dat ILL's bestemd zijn voor het bieden van end-to-end huurlijnen aan gebruikers, die op twee verschillende netwerken zijn aangesloten. De verbreding van het gebruik van ILL's, zoals in het Consultatiedocument wordt voorgesteld, is in strijd met het wettelijk kader.
Naast het wettelijk kader, dienen de gebruikscondities ook beschouwd te worden in het kader van het
tot stand komen van duurzame concurrentie, ook op het niveau van infrastructuur. De mogelijk korte
termijn voordelen van potentiële afnemers, dienen afgewogen te worden tegen het lange termijn doel
van bestendige concurrentie. In het algemeen deel heeft KPN aangegeven dat de nu opgekomen
behoefte in de markt samenhangt met de huidige waardering van de communicatie sector in de
financiële markten. Gereguleerde ILL's die als algemene toegangsdienst naar netwerken en diensten
van marktpartijen kunnen worden gebruikt, zullen de prikkel om te investeren in infrastructuur
verminderen. De `make-or-buy' beslissing valt door regulering van ILL's met een brede
gebruiksmogelijkheid uit ten gunste van `buy'.
Daarnaast is KPN, zoals boven gesteld, van mening dat er alleen ILL's geleverd zouden moeten
worden, indien de infrastructuur capaciteit aanwezig is. Ook bij het voorgestelde brede gebruik is het
niet de bedoeling dat KPN verplicht wordt nieuwe infrastructuur aan te leggen, die Telco's
doorverhuren als algemene toegangsdienst naar hun netwerk.
Op wat langere termijn bevordert het voorgestelde brede gebruikt niet de totstandkoming van
duurzame concurrentie, ook op het niveau van infrastructuur.
Vraag 6 Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van de capaciteiten en netvlakken waar ILL-diensten beschikbaar dienen te zijn. U wordt verzocht daarbij onderscheid
11
maken tussen enerzijds uw visie op de aan- of afwezigheid van alternatieven ofwel de mate van
concurrentie, en anderzijds uw eigen behoefte aan bepaalde diensten. Geef ten aanzien van de
alternatieven aan waarom er geen haalbare alternatieven zijn. Geef ten aanzien van de behoefte
concreet aan wat de plannen van uw bedrijf zijn ten aanzien van koppeling op bepaalde netvlakken
indien er daar een ILL-dienst komt. Welke afname van ILL-diensten verwacht u voor uw bedrijf? Geef
aan welke tariefverschillen tussen NAP, RAP, Lap-niveau voor uw bedrijf omslagpunten zijn om op
bepaalde niveaus te koppelen.
Reactie KPN
In hoofdstuk II van deze reactie (paragraaf 1.a) heeft KPN reeds kort uiteengezet op welke gronden
zij meent dat OPTA ontheffing dient te verlenen van de plicht tot interconnectie van huurlijnen. Deze
gronden zijn uitvoerig behandeld in de verschillende stukken die KPN in het ontheffingsverzoek en de
bezwaarprocedure heeft ingebracht. Voor haar reactie op hetgeen OPTA stelt in de punten A tot en
met G (randnummers 54 tot en met 61) van het Consultatiedocument verwijst KPN OPTA naar die
stukken. In aanvulling daarop merkt KPN nog het volgende op.
Punt E : digitale huurlijnen 2 Mbit/s niet-gestructureerd In punt E (randnummer 58) stelt OPTA dat het college van oordeel is dat er voor digitale 2 Mbit/s niet-gestructureerde verbindingen op LAP niveau onvoldoende alternatieven zijn. Hiervoor draagt OPTA de volgende argumenten aan. Aangezien er volgens OPTA reeds onvoldoende alternatieven zijn op RAP niveau, geldt dat zeker voor LAP niveau. Tevens stelt OPTA dat voor ongestructureerde digitale 2 Mbit/s verbindingen geen gebruik gemaakt hoeft te worden van zogenaamde Digitale Cross Connects, die op RAP locaties van KPN staan. Het in punt C gemaakte punt dat lokale ILL's hierdoor duurder worden dan regionale ILL's geldt dan niet voor transparante 2 Mbit/s verbindingen.
In reactie daarop is KPN allereerst van mening dat, juist voor transparante 2 Mbit/s verbindingen op
lokaal niveau over het koperen aansluitnet, MDF Access een economisch en technisch haalbaar
alternatief is voor Telco's. Immers, de incrementele investering voor een Telco om een betreffende
verbinding aan te kunnen bieden, naast de huur van de op MDF Acces gebaseerde dienstverlening,
betreffen met name de modem apparatuur aan zowel de eindklantzijde als de centralezijde. Aangezien
deze apparatuur vrijwel geheel klantspecifiek is en daarmee de uitgaven bijna volledig variabel per
klant zijn, ziet KPN geen reden dat deze verplichting aan haar opgelegd dient te worden, naast en in
aanvulling op de MDF access dienst.
Punt F: Digitale huurlijnen > 2Mbits
Bij punt F (randnummer 59) worden in het Consultatiedocument twee marktsegmenten
onderscheiden: de zogenaamde "backbone markt" en de zogenaamde "access markt". Daarbij wordt
de backbone markt gedefinieerd als het transport tussen de grote knooppunten van het KPN netwerk
en de access markt als het transport van de klantlocatie tot aan de kern (=lees eerste grote
knooppunt) van het KPN netwerk. Op het eerste segment is veel concurrentie, aldus het
Consultatiedocument. Op het tweede segment, zou weinig concurrentie zijn.
Dit is een merkwaardig onderscheid dat is gebaseerd "op ervaringen van vele afnemers die OPTA
hierover hebben benaderd" en niet op gefundeerd marktonderzoek. Het is merkwaardig, aangezien
het niet valt in te zien hoe aanbieders met een groter of nagenoeg even groot marktaandeel in de
markt voor breedbandhuurlijnen in staat zouden zijn hun klanten te bedienen door alleen "backbones"
te leveren zonder hun klanten "access" te verlenen.
De volgende bewering is dan ook uit de lucht gegrepen: "Het lage marktaandeel van KPN op de totale
markt voor > 2 Mbit/s betekent niet dat KPN ook een laag marktaandeel heeft op de markt voor
access-huurlijnen > 2 Mbit/s."
KPN is, zoals in het algemeen gedeelte gesteld, van mening dat het college redelijkerwijs niet tot de
conclusie kan komen, op basis van de aangedragen feiten, dat er aanleiding is om het leveren van
breedband ILL's door KPN verplicht te stellen. Daarenboven is KPN van mening dat, mocht het college
van mening zijn dat de behoefte aan breedband ILL's gediend is met een gereguleerd aanbod, dan
andere partijen dan KPN eerder in aanmerking komen voor een dergelijke verplichting.
12
Vraag 7 Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van interconnectielocaties.
OPTA adresseert in vraag 7 twee punten, te weten:
a) de (fysieke) koppellocatie tussen twee netwerken, waarbij OPTA drie mogelijkheden schetst:
a. in het KPN gebouw;
b. in het Telco gebouw;
c. beide bovenstaande mogelijkheden
Tevens stelt OPTA in het algemeen dat de dienst ILL, ook als die in het KPN gebouw wordt
afgenomen, zonder afname van de collocatiedienst mogelijk dient te zijn.
b) het verschil tussen EVKC locaties en clusterpunt locaties.
Reactie KPN
ad a) de fysieke koppellocatie tussen de netwerken
Door het verplicht aanbieden van Telco sited interconnect reguleert OPTA feitelijk de markt voor
breedband verbindingen (>2 Mit/s) tussen PoP's van Telco's en KPN. KPN baseert deze stelling op het
idee dat de implementatie van Telco sited interconnect wordt gerealiseerd door middel van een
glasvezel koppeling tussen de locaties van KPN en de Telco. Realisatie door middel van een koperen 2
Mbit/s verbinding is, zoals het Consultatiedocument aangeeft in randnummer 22 minder efficiënt,
aangezien dan meer dan noodzakelijk gebruik wordt gemaakt van het koperen aansluitnet dan strikt
noodzakelijk.
Dat de 'groter dan 2 Mbit/s' markt niet gereguleerd moet worden heeft KPN boven reeds aangegeven
in deel I paragraaf 1.a en deel II reactie op vraag 6.
Bovendien geldt dat de markt van "access tussen netwerken van operators in Nederland" een zeer concurrerende markt is, waarin meerdere partijen zeer actief zijn en een geschat marktaandeel hebben dat beduidend groter is dan dat van KPN. Voor interconnectie van geschakelde telefonie heeft KPN de NIS dienst in haar referentie aanbieding interconnectie opgenomen; de tarieven van de NIS dienst zijn echter niet gereguleerd. Gezien ook het tweede punt in het Consultatiedocument, het kunnen delen van reeds bestaande capaciteit voor interconnectie door verschillende interconnectie diensten, is regulering van deze markt niet op zijn plaats.
KPN is van mening dat het reguleren tegen kostengeoriënteerde tarieven van Telco sited interconnect voor ILL's voorbij gaat aan het concurrerend karakter van de markt.
Met betrekking tot het delen van reeds bestaande access capaciteit, al dan niet in combinatie met het
afnemen van de collocatiedienst, wil KPN het volgende opmerken.
Ten behoeve van de interconnectie voor geschakelde dienstverlening wordt de access capaciteit soms
aangeleverd door de Telco, soms door KPN. Indien de Telco de access capaciteit aanlegt, dient de
Telco immer de collocatiedienst van KPN af te nemen. En vice versa.
Aangezien de access capaciteit voor het geschakelde verkeer ten behoeve is van zowel de Telco (voor
originating access en KPN terminating access) als voor KPN (ten behoeve van Telco terminating
verkeer) wordt de wederzijde afname van collocatie veelal genetteerd.
De conclusie is dat bij geschakelde dienstverlening bij interconnectie over en weer collocatie wordt
afgenomen en dat de afname van deze dienst op economische gronden verrekend wordt. Dit
wederzijdse belang is er niet ten behoeve van de dienst ILL en zal er naar verwachting ook niet
komen (anders dan op Telehouse locaties, waar KPN ook de collolocatie dienst inkoopt en zelf de
access capaciteit aanlegt).
Ten aanzien van het delen van access capaciteit en collocatie capaciteit tussen Telco's is KPN
momenteel in gesprek met marktpartijen over de operationele en procesmatige afspraken die nodig
zijn. KPN is van mening dat zij in ieder geval slechts één contractuele partij als contractant wenst te
beschouwen, opdat maximale duidelijkheid over de relaties, in zowel de contractuele sfeer als de
operationele en procesmatige sfeer, blijft bestaan.
ad b) het verschil tussen EVKC locaties en clusterpunt locaties
13
De ontwikkeling van het telefonie netwerk en het vaste verbindingen netwerk heeft minimaal twee
verschillende aspecten, te weten de tijd waarin één en ander is aangelegd en de inschatting van de
marktvraag naar de betreffende producten in de verschillende perioden van aanleg.
Dit betekent dat het telefonie netwerk ontwikkeld en gebouwd is, gebaseerd op de toen verwachte
vraag naar telefoniediensten. De vaste verbindingen netwerken zijn veelal later ontwikkeld, doch,
evenals het telefonienetwerk, vóór de introductie van interconnectie. Op basis van de verwachte vraag
naar vaste verbindingen en de bestaande infrastructuur van KPN ten behoeve van het
telefonienetwerk (zoals geulen en kabels) zullen de fysieke knooppunt locaties van telefonie en vaste
verbindingen veelal dezelfde zijn, doch voor een aantal locaties is dat niet het geval. Het uitrol-
schema van apparatuur wordt namelijk markt gestuurd en daarmee efficiënt bepaald en is voor
telefoniediensten niet altijd gelijk aan die van vaste verbindingen diensten. Vandaar dat de technische
knooppunten in de verschillende (logische) netwerken van KPN niet altijd geheel gelijk zijn.
Afnemers van ILL's staan dan voor de keuze tussen het afnemen van een transportdienst van de
clusterpunt locatie van KPN naar de EVKC locatie van KPN, dan wel afname op de KPN clusterpunt
locatie.
Overigens wil KPN nadrukkelijk vermelden dat in de voorgestelde tarieven voor ILL geen rekening is
gehouden met een eventueel transport van de clusterpunt locatie naar de EVKC locatie. Indien hier
alsnog toe wordt besloten, dan dienen de kosten- en tariefberekeningen hierop aangepast te worden.
Vraag 8: Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van de interface
specificaties.
Reactie KPN
Het 'ontstapelen' van diensten die aan de eindgebruikerszijde een 64 of 1984kbit/s interface hebben is
van belang om de netwerkintegriteit te behouden. Alleen ontstapeld en voorzien van een modem kan
zowel de beschikbaarheid als de geboden kwaliteit tot aan het PoI in de collocatieruimte worden
gegarandeerd. Op deze wijze kunnen systeemverstorende signalen worden weggefilterd en kunnen de
verbindingen actief worden bewaakt.
Interconnectie kan en mag niet leiden tot risico's in de netwerkintegriteit en dienstverlening van KPN
aan haar klanten. Indien verstorende signalen afkomstig uit de Telco-infrastructuur niet worden
weggefilterd loopt de kwaliteit van de 64 t/m 1984kbit/s dienstverlening gevaar. Indien KPN niet in
staat wordt gesteld actief haar infrastructuur te bewaken, kan zij niet voldoen aan de verlangde
kwaliteitseisen.
Het aanbieden van een 622 Mbit/s (STM-4) en 2,5 Gbit/s (STM-16) interface op de PoI is technisch en
operationeel gezien niet mogelijk. Er kan op dit moment maximaal een 155 Mbit/s (STM-1) interface
op het PoI worden aangeboden.
Vraag 9: Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van kwaliteitsgaranties.
Het college zou daarbij graag concreet uitgewerkte voorstellen omtrent kwaliteitsgaranties ontvangen.
Samenvattend stelt OPTA ten aanzien van het punt 'kwaliteitsgaranties' het volgende:
a) randnummer 72 stelt: het college is van oordeel dat de gegarandeerde beschikbaarheid van
transparante 2 Mbit/s verbindingen minimaal 99,9% dient te zijn, aangezien anders naar het
oordeel van OPTA geen commercieel succesvolle downstreamdiensten kunnen worden
gerealiseerd;
b) randnummer 73: het college verzoekt om concrete, uitgewerkte voorstellen ten aanzien van
de borging kwaliteitsgaranties;
c) randnummer 74: naar de mening van het college mogen boetes niet aan de kosten van ILL
dienst worden toerekend;
d) randnummer 76, 77 en 78: een methode voor de handhaving van kwaliteit zijn halfjaarlijkse
rapportages; OPTA stelt voor een rapportage per huurlijn type en beschikbaarheidsniveau
voor alle retail afnemers tezamen en voor alle ILL afnemers afzonderlijk.
14
Reactie KPN
Ad a) beschikbaarheid niet-gestructureerde 2 Mbit/s verbindingen
KPN is van mening dat de beschikbaarheid van de dienstverlening gelieerd is aan de technische
parameters van de platvormen waarmee de betreffende diensten gemaakt worden. OPTA is niet
bevoegd de technische specificaties van de dienstverlening te bepalen, doch dient alleen toe te zien
op de naleving van de terzake geldende regels. Aangezien de aangeboden beschikbaarheid van
ongestructureerde 2 Mbit/s verbindingen voor ILL's gelijk is aan de technische beschikbaarheid van de
gelijksoortige retail verbindingen, betreft de in het Consultatiedocument voorgestelde
beschikbaarheidseis voor niet-gestructureerde 2 Mbit/s verbindingen eerder een commerciële wens
met bijbehorend prijskaartje dan een toezichthoudende taak. Dat de gerealiseerde beschikbaarheid
volgens OPTA in een bepaald jaar hoger is dan de technische beschikbaarheid, is vooral goed voor de
(wholesale)klanten van KPN.
Ad b) borging kwaliteitsgaranties
Omdat gerealiseerde beschikbaarheid een statistisch gegeven is, gemeten over meerdere jaren en
vele verbindingen, van vele individuele klanten en tevens sterk afhankelijk is van de afstand van de
verbinding, kan geen sprake zijn van een beschikbaarheidsgarantie. Als er al sprake dient te zijn van
een kwaliteitsgarantie, dan dienen afspraken gemaakt te worden over de gemiddelde
storingsopheffingsduur en het maximaal aantal keren dat een verbinding binnen een bepaalde periode
verstoord mag zijn.
Ad c) boetes en kostentoerekening
Indien een garantieregeling met boeteclausule als een normaal aanbod in een concurrerende markt
gezien moet worden, dan vormen de eventueel te betalen boetes onderdeel van de bedrijfsvoering en
tellen deze mee in de kostenbasis. Als er al sprake zou moeten zijn van een garantieregeling met
boeteclausule, dan dient de methodiek van het verrekenen van boetes in de kostprijzen overigens bij
ILL's gelijk te zijn aan die bij retail verbindingen.
Ad d) methodes voor handhaving van non-discriminatoire kwaliteitslevering De in randnummer 78 voorgestelde halfjaarlijkse rapportage over alle kwaliteitsparameters uit de RO- ILL voor alle typen huurlijnen en beschikbaarheidscategorieën voor elke afnemer van ILL's en voor alle retail klanten tezamen is op dit moment (technisch) niet mogelijk. Eén en ander betekent grote aanpassingen aan de systemen en de daaruit te genereren managementsrapportages, hetgeen, indien al mogelijk, hoge kosten mee zal brengen. Deze kosten zullen op de kostenbasis van ILL drukken. Het is daarmee zeer de vraag of de additionele kosten gemoeid met de voorgestelde rapportage in het belang zijn van de afnemers van ILL. Tevens zal rekening gehouden moeten worden met een normale doorlooptijd voor projecten van een dergelijke omvang.
Daarnaast geldt dat beschikbaarheid, zoals onder b) gesteld, een statistische parameter is. Het
vergelijken van individuele klantrapportages met alle leveringen aan de gehele retailmarkt is daarmee
onjuist, in die zin dat hieruit geen conclusies getrokken mogen worden met betrekking tot eventuele
discriminatie.
Vraag 10: Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van migratiekosten.
Samenvattend stelt OPTA in de paragrafen 80 en 81 het volgende voor:
a) naar het oordeel van het college is het alleen redelijk migratiekosten in rekening te brengen
indien er sprake is van fysieke migratie en is het niet redelijk migratiekosten in rekening te
brengen bij administratieve migratie.
b) Het college acht het niet redelijk kosten in rekening te brengen indien bestaande retail-
contracten worden vervangen door interconnectie contracten, doch acht dit alleen redelijk
indien een contract volledig wordt beëindigd.
Reactie KPN
15
Ad a) KPN is van mening dat de eis tot kostenoriëntatie meebrengt dat de kosten van alle activiteiten
die worden uitgevoerd, causaal toegerekend dienen te worden. Dit betekent dat zowel de kosten van
fysieke migratie als de kosten van 'slechts' administratieve migraties verrekend moeten worden met
de veroorzaker. Indien de activiteiten (en daarmee samenhangende kosten) van fysieke migraties
verschillend blijken te zijn van die van administratieve migraties, zullen hiervoor verschillende tarieven
dienen te gelden.
Ad b) Bij vroegtijdige beëindiging van overeenkomsten met betrekking tot retail huurlijnen (die
geleverd worden op basis van hoofdstuk 7 TW) gelden naar de mening van KPN de overeengekomen
condities en voorwaarden, welke in civielrechtelijke sfeer zijn gemaakt. Dit betekent dat de
overeenkomst ter zake van retail huurlijnen niet tijdens de minimumduur van de overeenkomst door
de klant kan worden opgezegd. Indien de klant de overeenkomst toch tussentijds opzegt, worden de
resterende vergoedingen voor de minimumduur van de overeenkomst door KPN in rekening gebracht.
Dit geldt overigens voor alle klanten van KPN aan wie KPN op basis van hoofdstuk 7 TW huurlijnen
levert. Het feit dat er naast een aanbod voor huurlijnen op basis van hoofdstuk 7 TW ook een aanbod
voor interconnecterende huurlijnen op basis van hoofdstuk 6 TW (onder protest) bestaat, doet hier
niets aan af.
Vraag 11 Graag verneemt het college van partijen de zienswijze ten aanzien van forecasting.
Samenvattend is het oordeel van het college dat de voorgestelde forecasting procedure belemmerend
werkt voor afnemers van ILL en dat de gehele forecasting procedure dient te vervallen. Het college
gebruikt hiervoor de volgende argumenten:
a) de noodzakelijkheid en redelijkheid van de procedure dient aangetoond te worden; naar de
mening van OPTA is die niet noodzakelijk en redelijk, omdat:
a. afnemers hun behoefte bij de door KPN voorgestelde procedure ruim vooruit (6
kwartalen) dienen te plannen;
b. KPN hiermee commercieel gevoelige informatie voorhanden krijgt;
c. het college veronderstelt dat KPN deze procedure niet voor haarzelf hanteert.
b) indien de voorgestelde procedure al rechtvaardig is, zou dit dienen te leiden tot kosten en
tariefverschillen dan wel levertijd verschillen, hetgeen volgens het college niet het geval is.
Reactie KPN
Ad a) Het feit dat partijen wordt gevraagd 6 kwartalen vooruit hun behoefte in kaart te brengen kan
op zichzelf nooit als niet-noodzakelijk dan wel onredelijk worden beschouwd, zoals het
Consultatiedocument stelt. De vraag is wat de reden is waarom 6 kwartalen vooruit gepland dient te
worden en aldus 6 kwartalen vooruit de behoefte van de afnemers in kaart wordt gebracht. De reden
hiertoe is onder andere dat de bouwlinealen van bijvoorbeeld glasvezel uitbreidingstrajecten veelal
lang zijn en onderhevig aan vergunningentrajecten van gemeenten en provincies. Ook uitbreidingen
dan wel capaciteits 'upgrades' van bepaalde transmissienetten kunnen een aanzienlijke doorlooptijd
meebrengen, aangezien soms de architectuur, als gevolg van de wijzigende vraag, veranderd dient te
worden;
Interconnectie brengt inherent met zich mee dat bestaande stochastische verdelingen van de vraag
over het huidige netwerk van KPN wijzigen. Dit fenomeen heeft zich ook voor gedaan in het
geschakelde netwerk als gevolg van de zowel de opkomst van concurrentie als de opkomst van het
Internet. Aangezien interconnectie veel meer stervormige netwerken met zich meebrengt, waarbij
vanuit vele locaties door het land verbindingen naar een beperkt aantal afleverpunten gerouteerd
dienen te worden, dreigt, zonder verdere informatie, een `mismatch' van vraag en aanbod. Een goed
zicht op de ontwikkeling van de vraag van Telco's is dus onlosmakelijk verbonden met de
dimensionering van een efficiënt netwerk door KPN.
Het feit dat KPN hierdoor commercieel gevoelige informatie verkrijgt is juist. Eén en ander is echter
door de wetgever herkend en in juridische regels vastgelegd (zoals ook aangehaald in randnummer
41, sub c van het consultatiedocument). Dit is dan ook geen houdbaar argument.
Als laatste punt onder a) veronderstelt het college dat KPN betreffende forecast procedure niet voor haarzelf hanteert. Deze veronderstelling is onjuist. Alle business units dienen per kwartaal 6 kwartalen
16
vooruit een forecast op te leveren, op grond waarvan de operator haar productieplan maakt, welke
wordt geaccordeerd door de business unit. Op basis hiervan wordt de daadwerkelijk productie ter
hand genomen, hetgeen betekent dat deze daarmee onomkeerbaar is geworden. Aangezien de
investeringen veelal worden afgeschreven over meerdere jaren, betreft het hier langdurige
commitments van KPN aan haar eigen kostenniveau.
Ad b) In randnummer 83 stelt OPTA dat KPN verschil maakt tussen de forecast procedure voor haar
retail dienstverlening en de voorgestelde ILL dienstverlening. Voor de retail dienstverlening eist KPN
niet een dergelijke stringente procedure. OPTA kan zich slechts voorstellen dat een dergelijk verschil
te rechtvaardigen is indien ze gebaseerd is op een verschil in kosten en tarieven of levertijden.
Het Consultatiedocument slaat hier de spijker op zijn kop. Dit is precies hetgeen KPN voorstelt.
Aangezien aan de retail dienstverlening geen forecast verplichting is opgelegd, neemt KPN hier een
commercieel risico, dat zich vertaalt in een bepaalde netwerkplanning (voorraadniveau's), gegeven de
levertijden(garanties) die gelden voor de retail vaste verbindingen en bijbehorende tarieven.
Voor de ILL dienstverlening gelden andere tarieven, en naar KPN heeft aangenomen, zullen deze lager
worden vastgesteld dan de vergelijkbare retail tarieven. Aldus gelden hiervoor andere voorwaarden,
zoals een stringenter forecasting procedure. KPN heeft dus exact voorgesteld hetgeen OPTA in
randnummer 83 overweegt.
Vraag 12 Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van de behoefte in de
markt voor deze dienst en de inhoud van het aanbod.
Vraag 12 betreft de zienswijze van partijen ten aanzien van de door OPTA gegeven definitie van een internationale ILL en hun behoefte aan een dergelijke dienst.
Reactie KPN
Er zijn naast KPN zo'n 25 aanbieders op de Nederlandse markt die over internationale capaciteit
beschikken. Deze aanbieders koppelen hun Points of Presence in Nederland door middel van eigen of
bij derden gehuurde capaciteit. De markt is, net zoals op het NAP niveau, zodanig concurrerend, dat
regulering van ILL's naar grenslokaties niet aan de orde is.
Vraag 13 Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van de niet in de
voorgaande paragrafen behandelde aspecten. Het college verzoekt u daarbij inhoudelijke punten
duidelijk te scheiden van tekstuele punten en bij alle punten zoveel mogelijk te refereren aan de
paragraafnummering van het ILL-RO van KPN.
KPN wil nog twee opmerkingen maken.
Interconnectie verplichting geldt voor alle marktpartijen.
KPN wijst erop dat artikel 6.1, vijfde lid j eerste lid, TW geldt voor alle aanbieders. Alle aanbieders van
huurlijnen zijn verplicht om over interconnectie van huurlijnen te onderhandelen als een andere
aanbieder van huurlijnen daarom vraagt. Zeker op (deel)markten waar reeds meerdere aanbieders
van huurlijnen actief zijn, leidt een proces van vrije onderhandelingen uiteindelijk tot betere resultaten
(namelijk levering van interconnecterende huurlijnen tegen voorwaarden en tarieven die op grond van
commerciële overwegingen tot stand komen) indien er niet een gereguleerd aanbod ligt van één
aanbieder, die weliswaar op de totale huurlijnenmarkt aanmerkelijke marktmacht heeft, maar niet
noodzakelijkerwijs ook op alle deelmarkten. Zo'n gereguleerd aanbod (tegen een eveneens
gereguleerd tarief) legt immers al de bovengrens vast van het tarief dat een aanbieder zonder
aanmerkelijke marktmacht voor een interconnecterende huurlijn kan vragen, en verstoort daardoor de
vrije marktwerking op de markt voor interconnecterende huurlijnen.
Additionele investeringen en risico's
17
De voorstellen in het Consultatiedocument leiden tot verplichtingen voor KPN waar grote additionele
investeringen en risico's aan verbonden (kunnen) zijn.
Mochten de verplichtingen tot additionele investeringen leiden, dan is KPN van mening dat de
afnemers deze investeringen up-front dienen te vergoeden.
De MDF dienstverlening heeft laten zien dat er naast extra investeringen ook additionele risico's zijn,
samenhangend met o.a. foutieve indicaties van de vraag, betalingsproblemen, afname(garanties) en
zekerstellingen. Van KPN kan niet worden verlangd dat zij deze additionele risico's draagt. Zij zullen op
afdoende wijze moeten worden afgedekt.
Vraag 14 Graag verneemt het college verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van
het in deze paragraaf behandelde. Indien partijen van mening zijn dat een andere squeeze toets
noodzakelijk is, dan worden zij verzocht zo concreet mogelijk aan te geven hoe een dergelijke toets
zou dienen plaats te vinden.
In hoofdstuk 5 van het Consultatiedocument adresseert OPTA het punt van tariefregulering ILL in
relatie tot de tarieven van retail vaste verbindingen.
In randnummer 90 definieert OPTA de zogenaamde squeeze problematiek als volgt:
"...squeeze is een verzamelnaam voor het probleem dat aanbieders niet kunnen concurreren met KPN
indien deze aanbieders daarvoor stukjes infrastructuur bijvoorbeeld huurlijnen inkopen bij KPN".
OPTA somt vervolgens vier mogelijke oorzaken op van squeeze, zijnde:
a) discriminatie tussen interne leveringen van KPN en externe leveringen;
b) onvoldoende ontbundeling;
c) onjuiste kostentoerekening; of
d) onvoldoende marge.
Hierna zal KPN ingaan op elk van de vier door OPTA genoemde mogelijk oorzaken van squeeze.
Allereerst zal KPN echter haar mening geven over de relevantie van squeeze in het licht van het
wettelijk kader van kostenoriëntatie.
Reactie KPN
Algemeen: Kostenorientatie versus squeezing
OPTA dient te beoordelen of de door KPN vastgestelde tarieven voor huurlijnen (Hoofdstuk 7 TW) en
interconnecterende huurlijnen (Hoofdstuk 6 TW) voldoen aan het vereiste van kostenoriëntatie.
Daarbij dient OPTA de systematiek te volgen, zoals die in artikel 16 van het BOHT respectievelijk
artikel 6.6 TW is neergelegd. Een squeeze-toets maakt daar geen deel van uit. Het adresseren van
squeezing zou overigens een omgekeerde redenering zijn. Indien KPN efficiënt is als bedrijf en
dientengevolge de resulterende ruimte tussen de interconnect tarieven en de retail tarieven niet erg
groot is, verplicht de OPTA KPN tot een ruimere marge, de facto om de concurrentie het hoofd boven
water te houden.
KPN is, met vele marktpartijen, van mening dat, indien ILL's tot de gereguleerde interconnectie
portfolio gaan behoren, OPTA zich dient te concentreren op dit aanbod en vervolgens de tarieven op
de retailmarkt vrij dient te laten, rekening houdend met de algemene mededingsregels (waaronder
een eventuele squeeze-toets) zoals die voor iedere bedrijfstak en ieder product gelden. Immers, de
markt zal dan zijn werk gaan doen, hetgeen zal leiden tot een efficiënte allocatie van middelen.
Partijen die dan niet kunnen concurreren met KPN en andere aanbieders met een eigen infrastructuur
zijn niet efficiënt en behoren niet deel te nemen aan deze markt.
Overigens blijkt het Consultatiedocument opmerkelijk met zich zelf in tegenspraak waar het enerzijds constateert dat de tarieven voor retail huurlijnen van 64 Kbit/s en 2 Mbit/s hoog zijn (randnummer 25) en anderzijds dat er sprake is van het ontbreken van concurrentie als gevolg van squeeze
18
(randnummer 231 en 90 e.v.). Men zou verwachten dat te hoge retailtarieven geen squeeze kunnen
opleveren en juist concurrerend aanbod uitlokken.
ad a) non-discriminatie
Voor het non-discriminatie beginsel in het kader van squeeze verwijst het consultatiedocument naar
artikel 14 BOHT. KPN wijst erop dat de verwijzing naar dit artikel in het kader van ILL's niet juist is,
aangezien het BOHT is gebaseerd op hoofdstuk 7 van de TW en dat hoofdstuk alleen betrekking
heeft op retail diensten.
Ad b) onvoldoende ontbundeling
Het Consultatiedocument hanteert een niet begrijpelijk up-stream down-stream concept.
Een huurlijn is gedefinieerd als transparante transmissie capaciteit tussen twee
netwerkaansluitpunten. Een ILL in de zin van de Richtsnoeren interconnectie - kan dan niet anders
gedefinieerd worden dan transparante transmissie capaciteit tussen één netwerkaansluitpunt en een
PoI. Naar hun aard zijn dat dezelfde producten, met als enig verschil dat bij een retail huurlijn het 2e
aansluitpunt op een eindgebruikers locatie is gelokaliseerd en bij een ILL op het PoI. Ligt het PoI op
een KPN locatie dan wordt de aansluitlijn vervangen door een Tie cable en collocatie. Ligt het PoI op
een Telco locatie dan ligt het 2e aansluitpunt bij de Telco en is vergelijkbaar met het 2e aansluitpunt
van een retail huurlijn. Een zelfde product transparante transmissie capaciteit tussen twee
netwerkaansluitpunten - kan niet zowel een upstream als een downstream markt zijn, ook niet door er
een andere naam aan te geven. Een squeeze toets proberen te definiëren tussen één product met
twee namen leidt per definitie tot onhoudbare uitkomsten, dan wel uitkomsten in het nadeel van
gebruikers. De ratio achter ontbundeling is dat afnemers niet hoeven te betalen voor diensten die zij
niet (wensen te) gebruiken. Het in randnummer 96 gestelde over ontbundeling is daar niet mee in lijn.
Het idee dat de in de tabel genoemde kostenelementen tot afzonderlijke tarieven zouden moeten leiden verwart een methode om te komen tot kostenoriëntatie met logische eenheden die in de markt afgenomen kunnen worden en kan derhalve geen basis zijn voor ontbundeling. Zo zullen de trajectonafhankelijke kosten voor ILL's nooit als zelfstandige dienst kunnen worden afgenomen. Tevens zullen nooit ILL's afgenomen kunnen worden, zonder dat in de tarieven de traject onafhankelijke kosten zijn verdisconteerd. Of trajectonafhankelijke kosten in een apart tarief zouden moeten worden aangerekend, dan wel verdisconteerd dienen te worden in de verschillende ILL tarieven, is een vraag van andere orde, die niets met ontbundeling als zodanig te maken heeft.
Ontbundeling heeft naar de mening van KPN veel meer te maken met de door KPN voorgestelde diensten in haar reference offer (onder protest) en de in het Consultatiedocument voorgestelde ILL diensten. KPN is van mening dat de door haar voorgestelde ILL diensten maximaal voldoen aan de vereiste van ontbundeling, waarbij het begrip ontbundeling is gedefinieerd als de vereiste dat partijen slechts dienen te betalen voor hetgeen zij ook daadwerkelijk wensen af te nemen.
Ad c) Onjuiste kostentoerekening
KPN hanteert een goedgekeurd kostentoerekeningssysteem. Het aanhalen van een rapport van de
Yankee groep, gericht op de vraag hoe breedband Internet bevorderd kan worden, is niet voldoende
om te twijfelen aan het kostentoerekingssysteem van KPN. Na bestudering van het aangehaalde
rapport blijkt echter dat de Yankee groep een andere vraag aan de orde stelt: als korte huurlijnen
goedkoper zouden zijn, zou dan de vraag naar breedband Internet groter zijn, hetgeen eEurope zou
bevorderen. KPN onderschrijft die "analyse": gratis breedband Internet toegang via gratis huurlijnen
zal de vraag inderdaad enorm stimuleren.
De door regulering voorgeschreven kostenoriëntatie is echter een andere tak van sport en verhindert
een gratis aanbod van huurlijnen voor breedband Internet toegang; ook al zou er een business model
te bedenken zijn waarbij de kosten van de huurlijn op een andere manier via eTransacties of eContent
worden terugverdiend.
1 Eerder is al aangegeven dat de in randnummer 23 genoemde vermeende squeeze berust op een
onjuiste tekening in figuur 3, die geen afbeelding is van de werkelijkheid en bevooroordeeld is ten
opzichte van aanbieders die geen of een geringe netwerk uitrol hebben.
19
De suggestie in randnummer 98 dat korte huurlijnen te hoog geprijsd zouden zijn in vergelijking met
lange huurlijnen is in elk geval onjuist.
Ad d) Onvoldoende marge
Het is KPN volstrekt onduidelijk wat OPTA bedoelt met de zin in randnummer 98 waarin staat:
"in downstream markten waarin KPN aanmerkelijke marktmacht of een economische
machtspositie heeft dient, uitgaande van de ILL tarieven, en additionele kosten voor de
downstreamdienst, voldoende marge te bestaan tussen de downstream dienst en de upstream
dienst".
Bovenstaande zinsnede tendeert eerder naar "competition engineering" dan naar de toezichthoudende
taak die aan de OPTA is toegedragen. ILL's zijn geen upstream dienst voor huurlijnen, maar een
interconnectiedienst die het mogelijk maakt end-to-end huurlijnen te leveren aan
eindgebruikerslocaties, aangesloten op twee verschillende netwerken. Technisch gezien kan het zijn
dat een ILL niet anders is dan een eindgebruikershuurlijn (bijv. bij Telco sited interconnect). Het valt
moeilijk in te zien, zoals boven onder b gesteld, dat een technisch identiek product input voor zichzelf
is.
In randnummer 100 wordt gesuggereerd dat telefonie een downstream markt van ILL's is. Dat is niet
het geval en historisch onjuist; huurlijnen en derhalve ook ILL's zijn eerder een `bijproduct' van
telefonie. Het wordt ook door geen enkele toezichthouder in Europa zo gezien. Ook de Europese
Commissie is niet van mening dat ILL's een upstream markt zijn voor telefonie. Op dit punt wijkt het
Consultatiedocument sterk af van wat in de rest van Europa gebruikelijk is.
Indien al wordt besloten tot regulering van de ILL dienstverlening zoals door OPTA voorgenomen in
het Consultatiedocument, dan dienen de tarieven van downstreamdiensten niet gereguleerd te
worden. Indien het verschil tussen de prijs die bij concurrenten op de stroomafwaartse markt (met
inbegrip van eigen bedrijfsonderdelen) in rekening wordt gebracht niet hoog genoeg is om een
redelijk efficiënte aanbieder op deze markt in staat te stellen een normale winst te betalen, zou er
sprake kunnen zijn van squeezing (misbruik van machtspositie). Of dat het geval is, dient te worden
beantwoord aan de hand van de algemeen geldende mededingingsregels (Wat is de relevante markt?
Heeft de aanbieder op die markt een machtspositie? Is de concurrent een redelijk efficiënte
marktaanbieder? Etc.)
Vraag 15 Graag verneemt het college de zienswijze van partijen ten aanzien van geografische
tariefdifferentiatie.
Reactie KPN:
Aan het bieden van ILL's, zeker van breedband ILL, liggen regionale verschillen in kosten ten
grondslag. Landelijk gemiddelde tarieven leiden tot verstoring van de make-or-buy beslissing en
cherry-picking: afname van ILL's in dure gebieden en eigen aansluitingen in goedkope gebieden.
KPN is dus voor geografische tariefdifferentiatie, aangezien er geografische marktverschillen en
kostenverschillen bestaan.
Voorwaarde voor geografische tariefdifferentiatie voor ILL is, naar de mening van KPN, echter dat
tegelijkertijd dat ook de retail tarieven geografisch gedifferentieerd mogen worden.
20