Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sub-Sahara Afrika Afdeling Midden- en Oost-Afrika Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 6 maart 2002 Auteur Jacomien Zevenbergen
Kenmerk DAF-152/02 Telefoon 070 3485621

Blad /1 Fax 070 3486607

Bijlage(n) 1 E-mail daf@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen van het lid Molenaar over het SDSP-project in Tanzania

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Molenaar over het SDSP-project in Tanzania. Deze vragen werden ingezonden op 8 februari 2002 met kenmerk 2010205810.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Eveline Herfkens

Antwoord van mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Molenaar

Vraag 1

Is het waar dat uit het evaluatierapport van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) blijkt dat het project in de melkveesector wel succesvol, maar niet duurzaam was ? Deelt u de mening dat de investeringscomponent van het project de belangrijkste component is, aangezien het project is voortgezet in de particuliere sectorbenadering?

Antwoord

IOB haalt eerdere studies, onder andere een evaluatie van juni-juli 1999 van het Nederlands Economisch Instituut, aan, waaruit blijkt dat de projecten Kagera Livestock Development Programme in Kagera en het zusterproject Tanga Dairy Development Programma in Tanga redelijk succesvol maar te duur waren om in de gekozen opzet duurzaam voortgezet te worden.

Uw mening dat de investeringscomponent van het Smallholder Dairy Support Programme (SDSP) de belangrijkste zou zijn vanwege voortzetting in de particuliere sector-benadering deel ik ten dele: zoals gesteld in mijn beleidsnotitie 'Ondernemen tegen Armoede' is versterking van de 'enabling environment' voor lokale ondernemers speerpunt van mijn beleid. In deze zin is toegang tot krediet (in dit geval vee-krediet) belangrijk, maar niet het enige: ook aan andere aspecten van de 'enabling environment' dient aandacht te worden geschonken. Daaronder valt het versterken van boerenassociaties, goede marktwerking, het proces van melkverwerking en het ondersteunen van overheid en particuliere sector om ieder hun eigen rol op verschillende niveaus zo goed mogelijk te spelen.

Vraag 2

Waarop is de hoogte van de Nederlandse bijdrage voor de investeringscomponent gebaseerd ? Zijn er nu harde berekeningen waaruit zou blijken dat de investeringscomponent toereikend is om duurzaamheid te bereiken? Zo neen, bent u bereid die berekeningen alsnog te laten verrichten?

Antwoord
De hoogte van de investeringscomponent is gebaseerd op gesprekken van de Nederlandse ambassade met de Tanzaniaanse Trusts die in Kagera en Tanga de programma's uitvoeren. De Trusts hebben daarbij aangegeven te verwachten met de huidige committering van de kant van Nederland en door kosten-verlaging het Heifer-in-Trust-systeem financieel zelfstandig te kunnen laten draaien vanaf 2005.
Ik ben van plan om begin 2004 een tussentijdse evaluatie te laten verrichten, waarbij ook zal worden gekeken naar de ontwikkelingen op dit punt.

Vraag 3

Is de Nederlandse ambassade, die volgens het IOB niet als opdrachtgever voor SDSP zou hebben moeten optreden , alsnog op zoek naar een Tanzaniaanse instantie die het programma zou kunnen overnemen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nee. Het programma wordt thans reeds in belangrijke mate uitgevoerd door de twee genoemde Tanzaniaanse Trusts met SDSP als beherende instantie.

Vraag 4
Kunt u toezeggen dat over de toekomst van de Nederlandse steun aan de particuliere initiatieven in de melkveeteelt geen eenzijdige Nederlandse besluiten zullen worden genomen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Ja, toekomstige besluiten zullen alleen na overleg met de ontvangende partij worden genomen.

Vraag 5

Kunt u verzekeren dat bovenstaande problemen elders niet voorkomen? Heeft u informatie verzameld over hoe de andere Nederlandse ambassades zijn omgesprongen met de overgang van traditionele samenwerkingsvormen naar de sectorale benadering? Zo ja, wat heeft dat opgeleverd? Welke maatregelen heeft u genomen om herhaling te voorkomen?

Antwoord

Dit is het enige geval dat tot nu toe boven tafel is gekomen bij de overgang naar de sectorale benadering. Wat mij betreft is dat geen indicatie om een diepgaand onderzoek in te stellen.

In mijn beleidsreactie op het IOB-rapport van 20 december 2001 (kenmerk DAF-986/01) heb ik reeds gesteld dat ik op dit punt de instructies aan de posten zal expliciteren teneinde in het vervolg betrokkenheid van het ontvangende land ook in deze uitvoeringsmodaliteit zeker te stellen.

Vraag 6

Bent u bereid nader onderzoek te (laten) doen naar de betrokkenheid van vrouwen bij het project en of het project heeft geleid tot een structureel verbeterde positie van de vrouwen in de betreffende gebieden?

Antwoord

In het SDSP is door betrokkenheid van een Tanzaniaanse gender-deskundige de benodigde kennis en expertise aanwezig. Ik zal mij regelmatig over de voortgang van deze samenwerking laten informeren.


Kenmerk DAF-152/02

Blad /1
Zie IOB Evaluatie No 286 over Nederlandse betrokkenheid bij de melkveesector in Tanzania (SDSP), blz.1, november 2001

Idem, blz. 20, 21

Idem, blz. 4

===