Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling DSI/MY
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 6 maart 2002 Auteur Dieke Buijs
Kenmerk DSI/MY-97/02 Telefoon +31 70 3484261
Blad /15 Fax +31 70 3484883
Bijlage(n) 1 E-mail dieke.buijs@minbuza.nl
Betreft Beleidskader Thematische Medefinanciering
Zeer geachte Voorzitter,
In mijn brieven van 11 mei 2001 (Kamerstuk 27 433 nr.2) over het
beleidskader van het medefinancieringsprogramma breed en van 27 juni 2001
(Kamerstuk 27 433 nr.3) bij de nota 'Civil Society en structurele armoede
bestrijding', heb ik aangegeven dat ik naast een herziening van het
beleidskader en de subsidieregeling voor het medefinancieringsprogramma, het
zogenoemde MFP-breed, ook de regeling voor thematische en gespecialiseerde
organisaties zou herzien. Voor kleine particuliere initiatieven zou het
zogenoemde Front Office in het leven geroepen worden.
Met deze brief bied ik u het nieuwe beleidskader voor de thematische en gespecialiseerde organisaties aan, tot op heden aangeduid als " het medefinancieringsprogramma smal (MFP-smal)". Hoewel deze aanduiding verklaarbaar is in het licht van de discussies die over het "MFP-breed' zijn gevoerd, heb ik uiteindelijk toch voor een andere naam gekozen. MFP-Smal suggereert immers een beperking waar juist verbreding wordt beoogd. Vandaar de nieuwe term: Beleidskader Thematische Medefinanciering.
Over de derde stap in de herziening van het totale subsidiesysteem, het
Front Office, ben ik nog in overleg met de medefinancieringsorganisaties en
de NCDO.
Achtergrond
De nota 'Civil Society en structurele armoedebestrijding' was de resultante
van een uitvoerige beleidsconsultatie van het maatschappelijk middenveld,
waaraan ruim 50 organisaties deelnamen. Een dertigtal van deze organisaties
heeft een actieve en constructieve rol gespeeld bij het tot stand komen van
het voorliggende beleidskader. Meermalen zijn consultaties gehouden die
waardevolle en nuttige suggesties opleverden. Ik heb daar dankbaar gebruik
van gemaakt.
Uitgangspunten
Uitgangpunten voor het beleidskader Thematische Medefinanciering waren de
bovengenoemde nota en de behoefte het huidige subsidiesysteem uniformer en
transparanter te maken.
De nota 'Civil Society en structurele armoedebestrijding' zet het belang van
autonomie van het maatschappelijk middenveld uiteen. Het maatschappelijk
middenveld is niet uitvoerder van overheidsbeleid, maar heeft een
eigenstandige, complementaire rol. Daarnaast spreekt de nota van
corefunding, een instellingssubsidie, voor die organisaties die bewezen
hebben betrouwbaar te zijn en kwaliteit te leveren. Organisaties die zich
bewezen hebben kunnen een bijdrage voor het totaal van hun activiteiten
verwachten in plaats van een bijdrage voor door het ministerie geselecteerde
programma's of activiteiten. Tot slot wordt aan een systematische
beleidsdialoog met het maatschappelijk middenveld belang gehecht. Deze drie
elementen, autonomie, de mogelijkheid van instellingssubsidie voor die
organisaties die zich bewezen hebben en een regelmatige beleidsdialoog zijn
elementen die in het beleidskader zijn opgenomen.
Het huidige subsidiesysteem biedt ruimte aan een breed en pluriform scala
van organisaties gekenmerkt door een eigen karakter en een specifieke
invalshoek. Vanuit die invalshoek of specialisatie dragen de organisatie bij
aan structurele armoedebestrijding. Deze ruimte blijft bestaan. Dezelfde
typen of soorten organisaties die nu reeds voor subsidie in aanmerking
komen, zullen dat in de toekomst nog steeds kunnen . Wel zijn twee
categorieën toegevoegd. Structurele wederopbouw en rehabilitatie waren nog
niet in de huidige regeling verankerd. Evenmin is dat het geval voor een
landenspecifieke of regionale invalshoek. Beide hebben in de nieuwe regeling
een plek gekregen.
Het huidige subsidiesysteem is echter wel op andere punten aan herziening
toe. Meer dan nu het geval is, moet kwaliteit en het aantonen van resultaten
centraal gesteld worden. Vergelijking tussen aanvragen is daarbij gewenst.
Bovendien zijn een meer uniforme regelgeving, eenduidige procedures als mede
grotere transparantie gewenst. Om die reden is gekozen voor een jaarlijkse
centrale intake van aanvragen, die met elkaar vergeleken kunnen worden, en
voor een extra controle op transparante besluitvorming.
Instellingssubsidie, programmafinanciering en projectfinanciering
Het nieuwe beleidskader voorziet in drie modaliteiten voor financiering. Een
instellingssubsidie is een bijdrage aan de financiering van een organisatie,
die vanuit een gespecialiseerde invalshoek een bijdrage levert aan
structurele armoedebestrijding, om het geheel van voorgenomen activiteiten
te kunnen uitvoeren . Deze vorm van financiering is bestemd voor
organisaties die zich in het verleden beleidsmatig en beheersmatig bewezen
hebben.
Programma financiering is een bijdrage aan een organisatie om een
samenhangend onderdeel van het totaal van activiteiten van die organisatie
te kunnen uitvoeren. Deze mogelijkheid staat open voor organisaties die nog
niet aan de kwaliteitscriteria voor instellingssubsidie voldoen of wel maar
voor een deel van hun activiteiten een bijdrage aan structurele armoede
bestrijding leveren. Tot slot is er in uitzonderingsgevallen de mogelijkheid
van projectfinanciering, de financiering van een in de tijd beperkte en
afgebakende activiteit.
Internationale (niet volkenrechtelijke) organisaties
Naast Nederlandse organisaties komen ook internationale, niet
volkenrechtelijke, organisaties in aanmerking voor deze subsidieregeling,
zoals ook thans het geval is. Voor deze organisaties gelden dezelfde eisen
van kwaliteit en resultaatgerichtheid.
Bandbreedte
In mijn brief van 11 mei 2001 (Kamerstuk 27 433 nr.2), waarmee ik u het
beleidskader MFP-breed aanbood, heb ik gesteld dat naar analogie van het MFP
breed ook voor de andere onderdelen van het subsidiesysteem een bandbreedte
ingesteld zou moeten worden.
Het vertrekpunt voor de financiële ruimte voor dit onderdeel van het
subsidiesysteem zal het huidige volume zijn, mits de aanvragen van voldoende
kwaliteit zijn. Daarnaast zal er -eveneens onder voorwaarde van kwaliteit-
ruimte zijn voor innoverende activiteiten, beleidsbeïnvloeding en voor die
organisaties waarvoor de huidige subsidieregeling nog geen ruimte biedt,
namelijk professionele organisaties met een land- of regiospecifieke
invalshoek en organisaties werkzaam op structurele wederopbouw en
rehabilitatie.
De toekomstige groei van het budget zal mede afhangen van de toename in
kwaliteit van de aanvragen. Een bovengrens wil ik daarom niet vaststellen.
Ik heb meermalen het belang benadrukt van een stevig maatschappelijk middenveld. En de tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken uitgesproken zorg met betrekking tot het budget voor het maatschappelijk middenveld, kan ik wegnemen. In de afgelopen vier jaar zijn de uitgaven ten behoeve van maatschappelijke organisaties met 30% toegenomen.
Concluderend
Met dit beleidskader voor gespecialiseerde organisaties is de tweede stap in
de herziening van het subsidiesysteem gezet. De derde stap, een regeling
voor kleinschalige initiatieven, hoop ik u in mei aan te bieden.
Met dit beleidskader heb ik recht willen doen aan het gedachtegoed zoals in
de nota 'Civil Society en structurele armoedebestrijding' is vastgelegd.
Kwaliteit en resultaatgerichtheid zijn sleutelbegrippen in dit beleidskader.
Het beleidskader biedt ook de handvatten voor een transparanter en
duidelijker besluitvorming. Ik ben voornemens dit beleidskader en de daarop
af te stemmen subsidie regeling medio april in de staatscourant te
publiceren, opdat het nieuwe beleidskader per 1 januari 2003 in werking kan
treden.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
Beleidskader Thematische Medefinanciering
Inleiding
In de beleidsnotitie "Civil Society en Structurele Armoede Bestrijding" die
op 27 juni 2001 aan de Tweede Kamer werd aangeboden, is de beleidsvisie op
maatschappelijke organisaties uiteengezet. In de begeleidende brief is
aangekondigd dat een nieuw subsidiesysteem zal worden ontwikkeld, met onder
andere een medefinancieringsprogramma voor thematisch of anderszins
gespecialiseerde civil society organisaties (CSO's) dat in 2003 zal ingaan,
net als het Beleidskader MFP Breed.
De belangrijkste inzichten en ontwikkelingen worden hier samengevat
Structurele/duurzame armoedebestrijding en ontwikkeling van civil society (maatschappelijk middenveld) zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Het opkomen voor rechten, het creëren van ontplooiingsmogelijkheden en het verkrijgen van toegang tot hulpbronnen, geschiedt door (zelf)organisatie, krachtenbundeling tot sociale beweging en het organiseren van countervailing power. De structuren en systemen die streven naar empowerment vormen tezamen belangrijke delen van civil society, waarbij het samenspel tussen mondige burgers en een sterke overheid een belangrijke rol speelt.
Civil society ontwikkeling is een endogeen en autonoom proces.
Sterke civil societies hebben hun eigen systemen en structuren en hun eigen
diepgewortelde waarden en normen ontwikkeld over lange periodes.
Buitenstaanders staan voor de opgave de interne dynamiek van een in essentie
autonoom proces te versterken en te voeden. Bij gebrek aan kennis kunnen ook
goedbedoelde interventies verstorend werken.
Noordelijke Civil Society Organisaties (CSO's) kunnen Zuidelijke CSO's het
beste ondersteunen, als beiden onafhankelijk en autonoom zijn.
De veelheid aan verschijningsvormen en fasen in ontwikkeling van civil society in verschillende landen vragen om maatwerk bij externe interventies. Dat maatwerk kan veelal het best geleverd worden door actoren uit andere civil societies. In laatste instantie delen CSO's waarden en normen en kennen een vergelijkbare geschiedenis en pluriformiteit.
CSO's als deel van international civil society spelen een belangrijke rol
bij de bevordering van beleidscoherentie.
In het kader van ontwikkelingssamenwerking werden tot voor kort alleen die
Noordelijke CSO's gefinancierd die zich richten op directe
armoedebestrijding en maatschappijopbouw in ontwikkelingslanden.
Beleidsbeslissingen op andere terreinen dan OS en de dynamiek van de
economische mondialisering zijn vaak van grotere betekenis voor de binnen-
of buitensluiting van armen dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar. De
vorming van internationale netwerken voor lobby en advocacy, het helpen
bouwen van transparante instituties voor eerlijke Noord-Zuid
onderhandelingen en het creëren van ruimte voor zuidelijke CSO's om de
belangen van het Zuiden in het Noorden te behartigen - kortom de
mondialisering van civil society - verdient ondersteuning.
Bovenstaande argumenten leiden tot de noodzaak van financieringssystemen die
de autonome positie van CSO's respecteren en ruimte geven aan CSO's die op
niet-traditionele wijze internationale beleidscoherentie bevorderen. Naast
het nieuwe Beleidskader en de nieuwe Subsidieregeling voor het
Medefinancieringsprogramma Breed, is er behoefte aan een systeem van
subsidiëring voor kleinere en/of meer gespecialiseerde organisaties. Dit
Beleidskader beschrijft hoe zoals eerder aangekondigd, het
medefinancieringsprogramma voor thematisch of anderszins gespecialiseerde
CSO's vorm krijgt. Een lichte, flexibele en open structuur met nadruk op
overleg per thema maakt hier onderdeel van uit. CSO's die hun kwaliteit
bewezen hebben bij de ondersteuning van civil society organisaties in het
Zuiden, zullen kunnen rekenen op instellingssubsidie . Ervaringen uit het
verleden en de inhoud en kwaliteit van voorstellen in het kader van het
Beleidskader Thematische Medefinanciering zullen in belangrijke mate
bepalend zijn voor de hoogte van de subsidies binnen de verschillende
thematische invalshoeken
Overwegingen
Het Beleidskader Thematische Medefinanciering is opgesteld om drie redenen:
Bevorderen van goed ontwikkelde, onafhankelijke en professionele civil
society bij de uitvoering van activiteiten ten behoeve van structurele
armoedebestrijding
Bevorderen van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de
beleidsontwikkeling van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Stroomlijnen van de behandeling door het Ministerie van en bevorderen van
transparante en uniforme besluitvorming over thema en/of doelgroep
specifieke subsidie aanvragen.
Het Beleidskader Thematische Medefinanciering biedt ruimte om die
maatschappelijke organisaties financieel te ondersteunen die kwaliteit
bieden vanuit een gespecialiseerde invalshoek of ten behoeve een specifieke
doelgroep. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen zij een bijdrage
te leveren aan structurele armoedebestrijding in landen in het Zuiden of de
armste landen in Midden en Oost Europa (voorkomend op de DAC1 lijst).
Zij doen dit door steun te geven aan organisaties in die landen volgens een
of meer van de volgende interventiestrategieën: directe armoedebestrijding,
maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding.
Naast Nederlandse organisaties komen ook internationale maatschappelijke
organisaties in aanmerking voor subsidie, als positieve ervaringen met deze
organisaties aanleiding geven de subsidierelatie te continueren.
Ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in ontwikkeling
Het Beleidskader Thematische Medefinanciering is een systeem in
ontwikkeling. Het maken van structurele armoedebestrijding tot centrale
doelstelling van het beleid, anders gezegd het voltooien van het armoede
mainstream proces vraagt niet alleen tijd maar ook een cultuuromslag bij
donoren - zowel overheden, particuliere actoren als multilaterale
instellingen - en ontvangers van hulp.
Ownership en vraaggerichtheid, werken vanuit een armoedeanalyse in
OS-landen, verlangen een andere rol voor donoren dan de rol die zij in het
verleden speelden. De nadruk komt veel meer te liggen op het doelmatig en
doeltreffend faciliteren van endogene armoedebestrijdingsprocessen dan op
het bepalen van inhoud. Doelmatigheid en doeltreffendheid zijn bij complexe
processen als maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding moeilijk toetsbaar
en meetbaar te maken, waarmee het vinden van goede indicatoren van des te
groter belang is.
Doelstelling van het subsidiesysteem
Doel van het subsidiesysteem is een bijdrage te leveren aan de structurele
vermindering van armoede (in landen die voorkomen op de DAC 1-lijst).
Armoede is niet alleen een gebrek aan voedsel of andere materiële zaken.
Armoede is ook een staat van machteloosheid en kwetsbaarheid. Armoede kent
meer dimensies: een economische, een politieke en een sociaal-culturele
dimensie en de dimensies 'human development', en veiligheid en
kwetsbaarheid. gender en milieu zijn daarbij transversale thema's die voor
alle dimensies gelden.
Armoede is het resultaat van een proces, niet een statisch gegeven.
Armoedebeleid zal zich daarom niet (alleen) moeten richten op de bestrijding
van symptomen, maar op de mondiale, nationale en regionale processen die
armoede veroorzaken en in stand houden.
Het opkomen voor de rechten van armen geschiedt door (zelf)organisatie,
krachtenbundeling in de vorm van sociale bewegingen en het organiseren van
countervailing power. De ontwikkeling van civilsociety is daarom een
noodzakelijke voorwaarde voor effectieve armoedebestrijding.
Coherentie en ownership, het vertrekken vanuit de vraag en goede analyses zijn daarom essentiële kenmerken van armoedebestrijdingsstrategieën.
Structurele armoedebestrijding kent drie interventiestrategieën directe
armoedebestrijding, maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding. Directe
armoedebestrijding is rechtstreeks gericht op het verbeteren van de
levensomstandigheden van armen middels gerichte dienstverlening of het
vergroten van het vermogen om zelf in hun basisbehoeften te voldoen.
Maatschappij opbouw is het versterken van democratische maatschappelijke
structuren en organisaties om evenwichtiger machtsverhoudingen in de
samenleving te doen ontstaan. Beleidsbeïnvloeding beoogt verandering van
processen en structuren die nationale en internationale ongelijkheid in
stand houden.
Cruciaal bij de invulling van die strategieën is ownership, samenwerking met
andere spelers in het veld (inclusief public-private partnerships),
netwerken en het creëren van een trampoline in plaats van een vangnet.
Transparantie en accountability over doelen, werkwijze, afstemming met
PRSP's, en het leveren van maatwerk. Goed donorschap in brede zin.
Thematische invalshoek
Het Beleidskader Thematische Medefinanciering is bedoeld voor organisaties
die thematisch gespecialiseerd zijn of zich op specifieke doelgroepen
richten. Instellingssubsidie kan worden verleend aan organisaties die
werkzaam zijn binnen een (of meer) van de volgende thema's :
Economische ontwikkeling
(duurzame economische ontwikkeling, maatschappelijk verantwoord ondernemen,
internationale handel)
Menselijke ontwikkeling (human development)
(basisgezondheid, drinkwater en sanitatie, reproductieve en sexuele
gezondheid, HIV/AIDS, voeding)
Sociaal-Culturele ontwikkeling
(onderwijs, sport, cultuur, communicatie, kinderen en jongeren)
Politieke ontwikkeling
(mensenrechten, goed bestuur, global governance)
Vrede en veiligheid
(conflictpreventie en transformatie, vredesopbouw, ontmijnen, rehabilitatie
en wederopbouw)
Milieu
(ecologische ontwikkeling, biodiversiteit)
Gender
Daarnaast zullen ook organisaties die in specifieke regio's of landen werken
in aanmerking komen voor subsidie.
Om te voorkomen dat innovatie, lerend vermogen, inspelen op nieuwe vragen
uit het Zuiden, en daaraan gekoppelde steun voor nieuwe thema's, te zeer
beperkt zouden worden door de genoemde indeling, zal er een "open
thematische categorie" blijven bestaan voor aanvragen die niet onmiddellijk
in een van de genoemde thematische invalshoeken onder te brengen zijn. Dit
is conform de reeds bestaande subsidieregeling (Subsidieregeling Ministerie
van Buitenlandse Zaken 1998). Ook hierbij geldt dat het Beleidskader
Thematische Medefinanciering en de notitie Civil Society richtinggevend
zullen zijn voor de besluitvorming. Deze aanvragen zullen op de zelfde wijze
worden beoordeeld als de aanvragen die onder specifieke invalshoeken vallen.
Conform de notitie "Civil Society en Structurele Armoedebestrijding", zullen betrokken delen van het departement periodieke gesprekken voeren met in het kader van dit beleidskader subsidie-ontvangende organisaties om het beleid met betrekking tot de rol van civil society per thema of sector nader in te vullen. Het gaat daarbij om inhoud en proces, en om het ontwikkelen van een toetsingskader en indicatoren om voortgang te meten.
Zo zal geleidelijk een gezamenlijk themabeleid vorm krijgen waarin ownership
en vraaggerichtheid voorop staan, en waarin rollen en relaties tussen
verschillende actoren verhelderd zijn.
Subsidievormen
Onder instellingssubsidie wordt verstaan:
Een bijdrage aan de financiering van een organisatie om het geheel van
voorgenomen activiteiten te kunnen uitvoeren.
Voor instellingssubsidie komen in aanmerking die organisaties die vanuit hun
gespecialiseerde invalshoek/doelgroep een bijdrage aan structurele
armoedebestrijding leveren indien de organisatie zowel beleidsmatig als
beheersmatig een bewezen track-record heeft.
Aangezien een instellingssubsidie een bijdrage is voor de uitvoering van
gehele activiteitenpakket van een instelling, bestaat daarnaast geen plaats
voor andere door of namens de Minister verstrekte subsidies aan dezelfde
instelling. De enige uitzonderingen zijn noodhulp, technische assistentie
via PSO. Voorts blijft de mogelijkheid bestaan tot het verwerven van
additionele geldmiddelen in het kader van een - commerciële
-opdrachtrelatie, namelijk als betaling voor aan de Minister geleverde
diensten..
Onder programma financiering wordt verstaan:
Een bijdrage aan een organisatie om een samenhangend onderdeel van het
totaal van activiteiten van die organisatie uit te kunnen voeren.
Programma financiering kan worden gegeven aan:
organisaties die slechts voor een onderdeel van hun totale activiteiten via
een gespecialiseerde invalshoek/doelgroep een bijdrage leveren aan
structurele armoedebestrijding
organisaties die nieuw zijn en derhalve nog niet aan de kwaliteitscriteria
van instellingssubsidie voldoen.
Een organisatie die programma financiering krijgt komt niet in aanmerking
voor instellingssubsidie, maar eventueel wel voor project financiering.
Overigens is het ook mogelijk dat een organisatie meerdere programma
financieringen tegelijk krijgt.
Tenslotte bestaat in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid van project
financiering.
Hieronder wordt verstaan financiering van een in de tijd beperkte en
duidelijk afgebakende activiteit.
Financiering en procedures
Dit Beleidskader betreft het Nederlandse Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid
ten aanzien van maatschappelijke organisaties en de daarbij behorende
invalshoeken en doelgroepen zoals die in dit Beleidskader zijn omschreven en
zal derhalve door het Departement en de Posten als zodanig worden
gehanteerd.
Voor wat betreft de hierna volgende procedure voor subsidieaanvragen,
betreft het alleen de fondsen die door de Themadirecties van het Ministerie
worden beheerd. Voor de gedelegeerde fondsen op ambassades gelden andere
procedures. Voor de gedelegeerde fondsen op ambassades gelden andere
procedures. Uiteraard zijn de ambassades wel gebonden aan de inhoudelijke
criteria die uit de subsidieregelgeving voortvloeien. Wellicht ten
overvloede zij herhaald dat subsidiëring door een ambassade van instellingen
die reeds een instellingssubsidie ontvangen, niet aan de orde kan zijn.
Het vertrekpunt voor de financiële ruimte voor het Beleidskader Thematische
Medefinanciering is het huidige volume, mits de aanvragen van voldoende
kwaliteit zijn. Daarnaast zal er - eveneens onder voorwaarde van kwaliteit -
ruimte geboden worden voor innoverende initiatieven, beleidsbeïnvloeding en
voor die organisaties, waarvoor de huidige subsidieregeling nog geen ruimte
biedt, n.l. organisaties met een land- of regiospecifieke invalshoek en
organisaties werkzaam op terrein van structurele rehabilitatie en
wederopbouw. Toekomstige groei van het budget zal mede afhangen van de
toename in kwaliteit van de aanvragen.
Financieringsperiode en ondergrens aanvragen
Een organisatie kan een voorstel indienen voor een periode van maximaal vier
jaar. De ondergrens van aanvragen in het kader van het Beleidskader
Thematische Medefinanciering is bepaald op een financiële omvang van meer
dan Euro 100,000.
Procedures
Aanvragen worden een maal per jaar in behandeling genomen, de sluitingsdatum
voor aanvragen is 1 mei. Besluitvorming door de Minister vindt plaats voor 1
oktober, voorafgaand aan het eerstvolgende jaar van het subsidietijdvak.
Subsidieaanvragen worden bij binnenkomst op het Ministerie ter registratie
voorgelegd aan een centraal punt binnen het Ministerie. Vervolgens wordt
door dit centrale punt en de betreffende thema- en/of regiodirectie(s) een
pre-screening uitgevoerd . Deze pre-screening betreft een toets op
volledigheid en beheersaspecten. is.. Zonodig wordt aanvullende informatie
opgevraagd bij de subsidieaanvrager. Vervolgens wordt de aanvraag
inhoudelijk beoordeeld door de themadirectie op basis van de algemene
criteria uit het beleidskader en themaspecifieke toetsingscriteria.
Uiteraard wordt de ambassade om advies gevraagd in geval van landen- of
regiospecifieke aanvragen.
Het advies wordt door de betreffende thema- en/of regiodirectie(s) middels
een beoordelingsmemorandum voorgelegd aan een ambtelijke Programma
Commissie. In het beoordelingsmemorandum wordt een onderbouwing gegeven over
de voordracht, de toekenning van subsidie, de hoogte daarvan en de aan de
toekenning te verbinden verplichtingen. Afwijzingen en een lagere toekenning
dan het gevraagde bedrag worden eveneens onderbouwd.
De ambtelijke Programma Commissie behandelt de subsidie aanvragen gegroepeerd per invalshoek/doelgroep en brengt advies uit aan de Minister voor 1 september over de toe te kennen vormen van subsidie en de totale hoogte per thema/invalshoek. De besluiten worden voor 1 oktober vastgesteld.
Een externe referentiegroep, samen te stellen in overleg met de voor
subsidie in aanmerking komende organisaties. evalueert jaarlijks de
uitvoering van het Beleidskader Thematische Medefinanciering en toetst op
objectiviteit van keuzes.
Een centraal punt binnen het Ministerie voert het secretariaat van het
overleg met maatschappelijke organisaties die subsidie ontvangen. Dit
overleg vindt minimaal een maal per jaar plaats, en betreft de uitvoering en
andere beleidsinhoudelijke zaken. Ook jaarverslagen e.d. komen daarbij aan
de orde. Dit kan per groep organisaties maar ook met individuele
organisaties plaatsvinden.
Indien de Minister besluit de subsidie aan een bepaalde organisatie te
beëindigen of substantieel te verlagen, zal de organisatie in de gelegenheid
worden gesteld om te voldoen aan haar verplichtingen jegens derden die zij
binnen het raam van de subsidiebeschikking is aangegaan.
Uiteraard kan de organisatie, binnen het raam van de daarvoor geldende voorschriften, tegen een dergelijk besluit van de Minister in bezwaar komen en, indien het bezwaar niet tot een voor haar bevredigende uitkomst leidt, desgewenst beroep bij de administratieve rechter instellen.
TOETSING
De ingediende subsidieaanvragen zullen in eerste instantie beoordeeld worden
op de te leveren bijdrage aan structurele armoedebestrijding, via
indicatoren die beschreven en toetsbaar zijn. Deze bijdrage wordt niet
alleen in algemene zin getoetst, maar wordt ook beoordeeld vanuit het
betreffende thema (of specialisatie), waarvoor elke regio- of themadirectie
zijn eigen toetsingskader heeft. Aan de verdere invulling en bijstelling van
dit toetsingskader wordt in het regelmatig overleg tussen het ministerie en
respectievelijk de maatschappelijke organisaties en de externe
referentiegroep vorm gegeven. Het toetsingskader is bij het Ministerie op te
vragen.
De ontvangen subsidie aanvragen worden getoetst op twee hoofdpunten:
De eigenschappen en kwaliteit van de aanvragende organisatie;
De inhoud en kwaliteit van de subsidie aanvraag.
De eisen die worden gesteld zullen bij aanvragen voor instellingssubsidie
hoger zijn dan voor programma financiering. Immers overtuigend moet worden
aangetoond dat de organisatie als geheel doeltreffend en doelmatig
functioneert (inclusief adequate monitoring en evaluatie capaciteit).
Wat betreft de organisatie wordt vooral gelet op de gerichtheid op de
centrale Nederlandse ontwikkelingsdoelstelling: structurele
armoedebestrijding, de efficiëntie en effectiviteit waarmee hier aan
bijgedragen wordt en het maatschappelijk draagvlak in het Noorden én het
Zuiden. Daarbij wordt tevens gekeken naar het gangbare
beoordelingsinstrumentarium, waarbij de volgende elementen specifiek
beoordeeld worden:
De subsidie aanvrager werkt vanuit een specifieke ontwikkelingsrelevante
invalshoek en/of ten behoeve van een specifieke doelgroep, hetzij verkerend
in een kwetsbare positie, hetzij in potentie bijdragend aan maatschappij
opbouw. De subsidie aanvraag betreft een bijdrage aan structurele
armoedebestrijding, en de daaruit afgeleide doelen, via minimaal één van de
volgende drie interventiestrategieën: directe armoedebestrijding,
maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding.
Het onderhouden van dynamische relaties met organisaties in het Zuiden én
Noorden, blijkend uit het bestaan van samenwerkingsrelaties met (netwerken
van) civil society organisaties in het noorden en zuiden, het werken aan de
samenhang van beleidsontwikkelingen aan beide zijden van de evenaar en een
aantoonbare bijdrage aan de opbouw van partnerorganisaties en lokale
structuren in het Zuiden.
Vraaggerichtheid, analyses van armoedeprocessen, ownership, gelijkwaardige
relaties en wederzijdse accountability zijn aantoonbaar verankerd in
werkwijze en bedrijfscultuur.
Doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatie, waarbij o.a. gekeken
wordt naar de resultaten in het verleden, de professionaliteit van de aanpak
, het onderhouden goede relaties met de stakeholders (doelgroep, donoren,
overheden, etc.) en van het vermogen om, samen te de partnerorganisaties de
kwaliteit van de resultaten te verbeteren.
Het voeren van een adequaat beheer , onder andere blijkend uit de kwaliteit
en continuïteit van de interne bedrijfsvoering , en het publiekelijk
afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid .
Het betrekken van de eigen achterban bij (onderdelen van) het beleid en de
uitvoering daarvan, en het vergroten van het Nederlandse en internationale
draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking.
Innoverend vermogen
Het eindoordeel wordt bereikt door een afweging van bovengenoemde elementen,
waarbij geen van de afzonderlijke elementen doorslaggevend is.
Bij subsidie aanvragen van die Internationale organisaties waarmee het
Ministerie positieve ervaringen heeft, wordt bovendien meegewogen in welke
mate zij de mogelijkheid hebben om elders voor subsidie in aanmerking te
komen,.
KWALITEITSSYSTEEM
De subsidie-ontvangende organisaties ontwikkelen een kwaliteitssysteem in
samenspraak met de Minister en andere 'stakeholders'. De organisaties zijn
ieder voor zich verantwoordelijk voor het kwaliteitssysteem en het gebruik
ervan. De Minister houdt toezicht en is verantwoordelijk voor de toegekende
subsidies.
Het kwaliteitssysteem van maatschappelijke organisaties die in het kader van
het Beleidskader subsidie ontvangen, omvat de volgende aspecten:
· De organisaties dragen ieder voor zich verantwoordelijkheid voor de eigen
bedrijfsprocessen en resultaten en rapporteren hierover aan de Minister
volgens afgesproken inhoudelijke en financiële standaarden, waarbij onder
andere aandacht wordt geschonken aan doeltreffendheid en doelmatigheid.
· De organisaties dragen ieder voor zich zorg voor een adequaat
evaluatiesysteem. De resultaten van evaluaties worden, voorzien van
beleidsconclusies, aan de Minister ter beschikking gesteld.
· Eens per vier jaar vindt een externe evaluatie plaats ten behoeve van het
vergroten van het inzicht in de doelmatigheid, doeltreffendheid,
lerendvermogen, betrokkenheidvanstakeholders, enz.
TIJDPAD
Indienen aanvragen: voor 1 mei
Beoordeling Directie: voor 1 augustus
Advies Programma Commissie voor 1 september
Vaststellen Besluiten voor 1 oktober
Tijdpad in 2002 (overgangsperiode)
Indienen aanvragen: voor 1 augustus
Beoordeling Directie: voor 1 oktober
Advies Programma Commissie voor 1 november
Vaststellen Besluiten: voor 1 december
Kenmerk
Blad /1
Voor die organisaties die niet binnen de nieuwe regeling vallen, blijft
de oude regeling geldig. Het betreft hier organisaties die niet werkzaam
zijn binnen de doelstelling structurele armoede bestrijding, noodhulp,
technische assistentie en organisaties die gezien het eigen karakter en
historie vooralsnog niet binnen de nieuwe regeling passen, zoals het
vakbonds medefinancieringsprogramma en de gemeentelijke initiatieven.
Uitzonderingen hierop zijn activiteiten op het terrein van noodhulp, en
technische assistentie via PSO. Voor noodhulp kan apart financiering worden
aangevraagd.
In de Aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer dd 27-6-2001 en de Notitie
Civil Society blz. 6 corefunding genoemd.
Dac guidelines on poverty reduction
Deze categorisering is gebaseerd op de "DAC guidelines on poverty
reduction", waarmee aansluiting wordt gezocht bij het armoede
mainstreamingsproces van het Ministerie.
Voor aanvragen die het werkterrein van meer themadirecties bestrijken
zal een themadirectie als coördinator worden aangewezen.
===