Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
1 Inleiding
---
Dit ambtsbericht is gewijd aan de positie van Afghanen in Pakistan in de
periode van 1978 tot de eerste helft van februari 2002. In het ambtsbericht
wordt aandacht besteed aan de verschillende categorieën Afghanen die in
Pakistan verblijven. Daarnaast wordt beschreven onder welke omstandigheden
Afghanen in Pakistan wonen en in hun levensonderhoud voorzien. Voorts komt
de behandeling van Afghanen aan de orde en de vraag of Afghanen in Pakistan
gevaar lopen te worden aangehouden, opgesloten en teruggestuurd naar
Afghanistan.
Het ambtsbericht gaat ook in op de ontwikkelingen rond de situatie van
Afghanen in Pakistan sinds de aanslagen in de Verenigde Staten op 11
september 2001, de Amerikaanse aanvallen op Afghanistan sinds 7 oktober 2001
en de val van de Taliban in december 2001. Daarbij dient te worden opgemerkt
dat de gevolgen van deze gebeurtenissen voor de situatie van Afghanen in
Pakistan ten tijde van het schrijven van dit bericht nog niet volledig zijn
uitgekristalliseerd, aangezien de militaire en politieke situatie in de
regio nog dagelijks aan verandering onderhevig is. Ten slotte wordt
besproken of een Afghaan die in Pakistan heeft verbleven bij terugkeer
opnieuw toegang tot dit land zal worden verleend.
Bronnen
Aan de totstandkoming van dit ambtsbericht liggen rapportages van de
Nederlandse ambassade in Islamabad ten grondslag. Daarnaast zijn openbare
rapportages van organisaties van de Verenigde Naties en van
niet-gouvernementele organisaties (ngo's), alsmede vertrouwelijke rapporten
van het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken geraadpleegd. Tevens is
gebruik gemaakt van berichtgeving in de media. Vanwege de aard van het
onderwerp kon slechts in geringe mate gebruik worden gemaakt van informatie
uit andere bronnen. Verwijzingen naar literatuur vindt u in het
notenapparaat. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is
opgenomen in bijlage I.
2 Categorieën Afghanen in Pakistan
---
Pakistan is verdeeld in vier provincies. Twee provincies, de North-West
Frontier Province (NWFP) en Baluchistan, grenzen in het noorden en
noordwesten aan Afghanistan. De gemeenschappelijke grens heeft een lengte
van 2.580 kilometer. De grens met de NWFP beslaat 700 kilometer, de
grens met de provincie Baluchistan de rest. De bergketens (Hindukush,
Suleiman en Kirthar) vormen een natuurlijke grens tussen beide landen.
De belangrijkste grensovergang wordt gevormd door de historische Khyber-pas
in de Tribal Areas van de NWFP bij de Pakistaans-Afghaanse grensplaats
Torkham. Een andere belangrijke grensovergang ligt bij het Pakistaanse
Chaman in de provincie Baluchistan en het Afghaanse Spin Boldak in de
provincie Kandahar. Formeel werd de grens met Afghanistan in 1994 voor
Afghanen zonder geldige reisdocumenten gesloten, maar deze maatregel is in
de praktijk destijds niet ten uitvoer gebracht. Hoewel toegang tot Pakistan
sinds 1994 formeel alleen is toegestaan met een geldig paspoort en een visum
voor Pakistan, reisden Afghanen in de praktijk op grote schaal zonder
geldige documenten heen en weer. Echter, sinds 9 november 2000 is de
grensovergang bij Torkham voor alle Afghaanse nieuwkomers zonder geldige
grensoverschrijdingsdocumenten gesloten. De grens tussen Pakistan en
Afghanistan is evenwel uiterst poreus, mede vanwege het bergachtige
landschap.
Naar schatting van het Pakistaanse ministerie van Binnenlandse Zaken
verbleven per 1 september 2001 ongeveer 2,2 miljoen Afghanen in Pakistan.
Volgens UNHCR bedroeg het totale aantal Afghanen dat in Pakistan verbleef
ruim twee miljoen personen. Sinds 11 september 2001 zijn volgens UNHCR
zo'n 250.000 Afghanen (waarvan ruim 150.000 via onofficiële
grensovergangen) in Pakistan gearriveerd. Dit brengt het totale aantal
per januari 2002 naar schatting van UNHCR op ruim 2,2 miljoen Afghanen. In
dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de verschillende categorieën Afghanen
die in Pakistan verblijven.
2.1Status
---
Legalen
In Pakistan verblijven twee categorieën Afghanen die door de Pakistaanse
autoriteiten als legaal worden beschouwd. Het betreft de geregistreerde
Afghanen en Afghanen met een geldig visum.
De Pakistaanse autoriteiten beschouwen Afghanen die zich in de periode van
1978 tot november 2000 hebben laten registreren en in een hen toegewezen
woonoord (vluchtelingenkamp of in de stad) verblijven als prima facie
vluchteling (zie § 2.2.1). Volgens de Pakistaanse autoriteiten zouden er
1,7 miljoen geregistreerde Afghanen in de vluchtelingenkampen verblijven.
UNHCR stelt dat er 1,3 miljoen Afghanen zijn geregistreerd. Geregistreerde
Afghanen beschikken over een op naam uitgeschreven identiteitspas. De
registratie werd na november 2000 gestaakt. Afghanen worden in Pakistan niet
langer als prima facie vluchteling aangemerkt. Sinds augustus 2001 worden
Afghanen op individuele basis gescreend en geregistreerd (zie § 2.2.2 en §
2.2.3).
Voorts verblijven Afghanen met een geldig visum (bijvoorbeeld handelaren)
legaal in Pakistan.
Illegalen
Er bevonden zich begin 2001 naar schatting tussen de 500.000 tot 900.000
niet-geregistreerde Afghanen in Pakistan. Dit cijfer dient te worden
verhoogd met de ongeveer 150.000 Afghanen die vanaf 11 september 2001 tot 28
november 2001 via sluikwegen Pakistan clandestien zijn binnengekomen en
enkele duizenden Afghanen die van november 2001 tot februari 2002 de grens
wisten te passeren. De Pakistaanse autoriteiten beschouwen
niet-geregistreerde Afghanen zonder identiteitsdocumenten en zonder een
geldig visum als illegalen. Afghanen die wel beschikken over een op naam
uitgeschreven identiteitspas, maar niet in een vluchtelingenkamp of het op
de identiteitspas vermelde woonoord verblijven, worden ook beschouwd als
illegalen. Afghanen die zich ter hervestiging hebben aangemeld bij UNHCR en
niet geregistreerd staan bij de Pakistaanse autoriteiten worden eveneens als
illegaal beschouwd.
2.2 Registratie
---
Langdurige gewapende conflicten in Afghanistan hebben vele miljoenen
Afghanen in de loop der jaren bewogen hun heil buiten hun eigen land en met
name in Pakistan en Iran te zoeken. Pakistan is reeds sinds 1978
toevluchtsoord voor Afghaanse vluchtelingen. Pakistan is geen partij bij het
Vluchtelingenverdrag van 1951 en het Protocol van 1967. Pakistan kent geen
asielprocedure. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze Afghanen
in Pakistan worden geregistreerd bij afwezigheid van een asielprocedure.
Prima facie
De eerste stroom Afghanen richting Pakistan kwam op gang na de op 27 april
1978 gepleegde communistische staatsgreep waarbij de Democratische Republiek
Afghanistan werd uitgeroepen onder leiding van Taraki. Afghanen die het
repressieve regime ontvluchtten werden op grond van humanitaire overwegingen
door de Pakistaanse autoriteiten als prima facie vluchteling aangemerkt en
konden zich als zodanig laten registreren. De registratie van Afghanen was
opgedragen aan de in april 1979 opgerichte Commissioner for Afghan Refugees
(CAR) met kantoren in de provincies NWFP (Peshawar), Baluchistan (Quetta),
en vanaf 1982 tevens in Punjab (Lahore).CAR ressorteert onder het
Pakistaanse ministerie voor 'Kashmir Affairs and Northern Areas (KANA),
State and Frontier Regions (SAFRON) and Housing and Works' (hierna: SAFRON).
Voor Afghanen die vóór de oprichting van CAR in Pakistan waren gearriveerd,
gold de registratie met terugwerkende kracht. In oktober 1979 werd ten
behoeve van de eenduidigheid en coördinatie van de activiteiten van CAR een
Chief Commissionerate of Afghan Refugees (CCAR) ingesteld.
De criteria voor toelating in Pakistan als vluchteling waren neergelegd in het Handbook on Management of Afghan Refugees, dat in 1984 was verschenen. Dit handboek stelde dat iedere Afghaan die in Pakistan verbleef, ongeacht zijn motieven, aanspraak maakte op het prima facie vluchtelingschap. Registratie was een formaliteit, waarvoor elke Afghaan in Pakistan in aanmerking kwam. De Pakistaanse autoriteiten noteerden slechts de persoonsgegevens van de Afghaan in kwestie en verstrekten een identiteitspasje; statusbepaling van het vluchtelingschap bleef achterwege. De registratie gold zolang de omstandigheden in Afghanistan repatriëring niet toelieten. Aan het bezit van een op naam gestelde identiteitspas met een zogeheten 'ration-stempel' erop kon tevens aanspraak op materiële assistentie en voedselhulp worden ontleend. De Pakistaanse autoriteiten registreerden Afghanen niet stelselmatig. Tot medio 1980 genoten geregistreerde Afghanen vrijheid van beweging en arbeid in Pakistan.
De Afghanen konden zich in principe alleen laten registreren bij het
CAR-kantoor in de provincie waar zij verbleven. In de praktijk functioneerde
het registratiesysteem en de uitgifte van de identiteitspassen niet in ieder
CAR-kantoor. In het CAR-kantoor in Lahore hebben nooit registraties
plaatsgevonden. Het CAR-kantoor in Quetta registreerde Afghanen van 1979 tot
1991. Van 1991 tot maart 1998 werden er geen registraties meer in Quetta
verricht. De toenmalige gouverneur van Baluchistan blies het
registratieproces in maart 1998 nieuw leven in met de verordening dat alle
Afghanen die zich sinds 1991 in zijn provincie hadden gevestigd zich vóór
eind april 1998 moesten laten registreren. De circa 40.000 Afghanen die aan
deze oproep gehoor gaven, ontvingen bij wijze van legitimatie een
identiteitspas, voorzien van het stempel Only for identification and not
ration. Na 30 april 1998 heeft de CAR in Quetta geen registraties meer
verricht.
Het CAR-kantoor in Peshawar was, met een onderbreking in 1991 van circa acht
maanden, in bedrijf van april 1979 tot november 2000. Afghanen ontvingen op
naam gestelde passen die (tevens) dienden als legitimatiebewijs. In de
periode van 1979 tot en met 1992 was dit een identiteitspas (bekend als
'ration pass') met een UNHCR-sticker. Van 1993 tot maart 1995 werd de pas
zonder UNHCR-sticker verstrekt. In de periode van maart 1995 tot
november 2000 verstrekte het CAR-kantoor eveneens een pasje zonder
sticker.
Naast het bij registratie uitgegeven identiteitspasje kon iedere Afghaan op
verzoek bij het CAR-kantoor in Peshawar een zogenaamde shanakhti-pas
aanvragen. De verstrekking ervan was geen automatisme ter completering van
de registratie.Tot mei 1997 (erkenning van het Taliban-regime door Pakistan)
werden houders van een shanakhti-pas binnenslands geen reisbeperkingen
opgelegd. Op grond van een daartoe strekkende gedoogovereenkomst tussen
Pakistan en Afghanistan bestond voor houders van een shanakhti-pas geen
restrictie, qua frequentie of anderszins, om via de officiële grensovergang
bij Torkham, van Pakistan naar Afghanistan en vice versa te reizen. Tot
november 2000 kon de shanakhti-pas dus tevens worden gebruikt als geldig
grensoverschrijdingsdocument bij de Pakistaans-Afghaanse grensplaats Torkham
(zie hoofdstuk 5). Veel Afghanen die niet in de NWFP woonden hebben zich om
die reden bij het CAR-kantoor in Peshawar laten registreren.
Toelatingsbeperkingen
Mede onder druk van de slechte economische situatie in Pakistan is de
traditioneel welwillende houding van de Pakistaanse autoriteiten jegens
Afghanen geleidelijk aan verhard. Dit uitte zich voor het eerst in 1998 toen
door de toenmalige Pakistaanse regering onder leiding van premier Nawaz
Sharif een terughoudend inreis- en toelatingsbeleid jegens Afghanen werd
afgekondigd. Formeel zouden Afghanen slechts tot Pakistan worden toegelaten
indien zij beschikten over een geldig reisdocument met een geldig
inreisvisum. De maatregel werd nauwelijks uitgevoerd en alleen toegepast om
de toegang van Afghaanse niet-Pashtuns, met name in de provincie
Baluchistan, te verhinderen.
Een verdere aanscherping van het beleid vond plaats in maart 2000. De nieuwe
(interim)regering van Chief Executive generaal Pervez Musharraf, sinds de
coup jegens Sharif van oktober 1999 regeringsleider en sinds juni 2001 het
staatshoofd van Pakistan, heeft het jarenlange gedoogbeleid van
Pakistan opgeheven. Op 17 oktober 1999 had Musharraf in een radioboodschap
nog verzekerd dat minderheden in Pakistan dezelfde rechten en bescherming
zouden genieten als andere burgers, naar de letter en in de geest van de
Islam. Het Pakistaanse buitenlandbeleid zou niet wijzigen. Musharraf
benadrukte te streven naar een vreedzame oplossing voor het conflict in
Afghanistan. In maart 2000 lieten de Pakistaanse autoriteiten echter
weten dat de uitzonderingspositie van de Afghanen zou worden opgeheven en
Afghanen niet langer als prima facie vluchtelingen zouden worden beschouwd
en als zodanig konden worden geregistreerd.
Ofschoon in maart 2000 de Pakistaanse autoriteiten al hadden aangekondigd
dat de uitzonderingspositie van de Afghanen bij inreis zou worden opgeheven,
kreeg dit in de praktijk pas later in dat jaar zijn beslag. Op last van de
gouverneur van de NWFP, luitenant-generaal Syed Iftikhar Hussain Shah,
lieten de lokale Pakistaanse autoriteiten op 9 november 2000 weten de
officiële grensovergang bij Torkham in de Tribal Areas in de NWFP voor alle
nieuwkomers zonder geldige grensoverschrijdingsdocumenten, die voor het
eerst hun toevlucht in Pakistan zochten, te sluiten. Pakistaanse
grensbewakers stonden nog wel toegang toe aan bepaalde categorieën Afghanen,
te weten Afghanen die in het bezit waren van identiteitsdocumenten waaruit
een (eerdere) vluchtelingenregistratie in Pakistan bleek, handelaren en ngo-
of overheidsmedewerkers.
Ondanks afkeurende geluiden uit de internationale gemeenschap over het
verscherpte toegangsregime, kondigde de Pakistaanse minister van
Binnenlandse Zaken op zijn beurt een uitbreiding naar alle officiële
grensovergangen aan. Dit laatste werd evenwel niet volledig
geëffectueerd. Veel Afghanen maakten daarnaast gebruik van onofficiële
routes langs de even poreus gebleven grens en velen slaagden erin, mede door
omkooppraktijken, de grensovergangen te passeren.
In een brief van de secretaris-generaal van het ministerie van SAFRON van
2 februari 2001, gericht aan diens ambtgenoot van het ministerie van
Binnenlandse Zaken, werd de gewijzigde Pakistaanse positie ten aanzien van
Afghanen aldus verwoord: 'Henceforth, all those Afghan nationals who do not
possess 'refugee cards/refugee permits' issued by UNHCR/CAR or who have not
been granted visas on their passports, shall be considered as illegal
immigrants and will be treated as per The Foreigners Act applicable to
foreigners'.
Als voornaamste reden voor de weigering nog langer Afghanen in Pakistan op
te vangen noemde Pakistan het gebrek aan voldoende financiële assistentie
van de internationale gemeenschap voor de opvang van de nieuwe Afghaanse
asielzoekers. Het gebrek aan internationale steun werd geweten aan
donormoeheid. De regering wilde dat opvang in Afghanistan zelf werd
gecreëerd, opdat Pakistan zou worden ontlast.
In het voorjaar 2001 gaven de Pakistaanse autoriteiten aan een systeem van
screening te willen invoeren waarbij individuele statusbepaling zou
plaatsvinden. Een belangrijke rol zou daarbij zijn weggelegd voor
UNHCR. De Pakistaanse autoriteiten zegden daarbij toe niet tot verwijdering
te zullen overgaan, indien een Afghaan daadwerkelijk vluchteling zou blijken
te zijn. De screeningsprocedure is tot augustus 2001 onderwerp van
gesprek geweest tussen UNHCR-Pakistan en de Pakistaanse autoriteiten (zie
hierna).
Screening augustus-september 2001
In mei 2001 pleitte de Hoge Commissaris Lubbers tijdens zijn bezoek aan
Pakistan met succes voor een hernieuwde samenwerking met de Pakistaanse
autoriteiten bij de opvang van Afghaanse asielzoekers, en dan met name in de
vorm van 'joint screening' van de asielzoekers in de vluchtelingenkampen
waar de toestand het meest te wensen overliet. Na afloop van een gesprek met
de Chief Executive Musharraf, verklaarde Lubbers dat Pakistan had toegezegd
een team van VN en Pakistaanse vertegenwoordigers in de gelegenheid te
stellen Afghaanse asielzoekers in Jalozai te screenen.
Daarop kondigde de Pakistaanse regering op 21 mei 2001 aan ten minste
honderd screeningcomités te willen opzetten ten behoeve van de
statusdeterminatie van Afghanen die in de vluchtelingenkampen in de NWFP,
waaronder Jalozai, verbleven (zie § 3.2.1). De regering vroeg UNHCR deel uit
te maken van de screeningteams en te assisteren bij de uitzetting van, in
beginsel, documentloze Afghaanse asielzoekers. De
screeningsovereenkomst werd op 2 augustus 2001 getekend en vanaf 6 augustus
2001 geïmplementeerd.
De uitvoering van de overeenkomst beperkte zich in beginsel tot de bewoners
van de vluchtelingenkampen Nasir Bagh (9000 families d.w.z. circa 50.000
personen) en Jalozai (12.500 families d.w.z. circa 70.000 personen), en
nadien New Shamshatoo.
De feitelijke uitvoering van de overeenkomst was in gezamenlijke handen van
UNHCR-Pakistan en de CAR; de procedurele aspecten waren neergelegd in een
Operations Plan.
Het plan voorzag globaal in een tweetal screeningsfasen:
* Pre-screening (duur circa 20 dagen) van hoofden van families ter
inventarisatie van hen die op dat moment gezinsgewijs wensten te worden
gerepatrieerd (met een financiële bijdrage van UNHCR en een voedselpakket
van WFP). De pre-screening werd tevens benut voor de identificatie en
registratie van personen voor de volgende screeningsfase;
* Screening van alle meerderjarigen die niet vrijwillig wensten terug te
keren (duur circa een halfjaar). Tijdens deze screening of vooruitlopend op
de beslissing (naar aanleiding van deze screening) kon men alsnog opteren
voor vrijwillige repatriëring (met financiële bijdrage en
voedselpakket).
Deze eerste screening werd, verdeeld over Nasir Bagh en Jalozai, simultaan
uitgevoerd door dertig teams, elk bestaande uit een medewerker van UNHCR en
de CAR. Zij dienden op basis van consensus tot een oordeel te komen en
werden tijdens het screeningsgesprek (duur circa een uur) zonodig bijgestaan
door tolken. Dit deel van het proces leverde twee mogelijkheden op: men was
'screened-in', of 'screened-out'.
Degenen die 'screened-out' waren, zouden na enkele dagen worden uitgezet
naar Afghanistan, zonder financiële hulp en voedselpakket. Uitzondering
hierop vormden zij die waren aangemerkt als behorend tot bepaalde kwetsbare
categorieën:
- Personen afkomstig uit gebieden waar de droogte nog heerste of waar sprake
was van gevechtshandelingen: iedere twee maanden zou hun status worden
geactualiseerd;
- Personen jonger dan 18 jaar of ouder dan 60 jaar die niet behoorden tot
een gezin of groep meerderjarige personen waaraan zij waren toevertrouwd;
- Personen die op medische gronden niet in staat werden geacht om te worden
uitgezet.
Deze personen, ofschoon 'screened-out', zouden op grond van hun kwetsbare
positie door de CAR van documenten worden voorzien waaruit zou blijken dat
zij onder de gegeven omstandigheden -voorlopig- niet zouden kunnen worden
uitgezet. Zij werden in een vluchtelingenkamp gehuisvest.
De pre-screeningfase begon op 6 augustus 2001 in de vluchtelingenkampen Nasir Bagh en Jalozai; aansluitend zouden de bewoners van het New Shamshatoo in het screeningsproces worden betrokken. In de maand augustus namen 21.029 families deel aan de pre-screening. Hiervan werden 14.564 Afghaanse families geregistreerd voor de tweede fase van de screening. Voorts zijn 6.465 families vrijwillig gerepatrieerd. Zij ontvingen van UNHCR een terugkeerpakket met een plastic zeil, 150 kg tarwe en USD 90.
Twee dagen na aanvang van de tweede fase van de screening schortte UNHCR op
31 augustus 2001 de deelname in de screening tijdelijk op aangezien Pakistan
de overeenkomst zou hebben geschonden door Afghanen gedurende de screening
terug te sturen naar Afghanistan. Na de verzekering van Pakistan te
hebben verkregen dat Afghanen niet meer tijdens het screeningsproces zouden
worden uitgezet, werd de screening op 3 september 2001 hervat. De
Pakistaanse autoriteiten ontkenden evenwel dat Afghanen tijdens hun
screening zouden zijn uitgezet. Volgens de Pakistanen betrof het nieuwkomers
die waren geweigerd.
De screening werd vanwege de veiligheidssituatie in de regio, die na de
aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 was verslechterd, op
14 september 2001 opgeschort en is niet hervat. Tussen 6 augustus en 12
september 2001 hebben 22.559 families zich aangemeld voor het
screeningsproces en daarvan hebben 7884 families geopteerd voor vrijwillige
repatriëring. In deze periode is van gedwongen terugkeer naar Afghanistan
geen sprake geweest.
De grensovergangen tussen Pakistan en Afghanistan bleven ook na de
gebeurtenissen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 officieel
gesloten voor ongedocumenteerden (geen paspoort en geen visum).
Desalniettemin kwam in de dagen volgend op de aanslagen een nieuwe stroom
van Afghanen, met name uit Kandahar en Kabul, op gang die hun weg naar
Pakistan zocht. Deze Afghanen, in aantal aanvankelijk oplopend tot ruim
150.000, strandden bij de grensovergangen Chaman en Torkham. Eind september
2001 was de groep aan de grens min of meer verdwenen; een deel was, daartoe
aangespoord door de Taliban, teruggekeerd naar hun woonoord of vond onderdak
bij familie/kennissen elders, een deel verspreidde zich over het
nabijgelegen platteland en een deel bleef zich beijveren de grens (illegaal)
over te steken.
Het aantal Afghanen dat wegens de poreusheid van de grens kort na 11
september 2001 kans zag de grens met de provincie Baluchistan te passeren
wordt door UNHCR-waarnemers geschat op zo'n 60.000. Tevens hebben ruim
75.000 Afghanen volgens UNHCR sinds 11 september via smokkelroutes
(ezelspaden) hun weg naar de NWFP weten te vinden. Deze Afghanen zijn door
UNHCR getypeerd als 'invisible refugees'. Op 28 november 2001 was dit aantal
volgens UNHCR gestegen tot 150.000. Zij zijn na aankomst in Pakistan
merendeels uitgewaaierd over de steden of opgenomen in de bestaande
vluchtelingenkampen.
Ondanks het door Pakistan gevoerde beleid, stond de grens voor humanitaire
gevallen op een kier. Op 24 september 2001 werd de grensovergang nabij
Chaman om humanitaire redenen tijdelijk opengesteld voor enkele duizenden
Afghanen. Nadien werden via deze grensovergang, zij het mondjesmaat,
nog slechts door de UNHCR geïdentificeerde noodgevallen (vrouwen met
barensweeën, zieke kinderen en bejaarden) toegelaten. Er gold een plafond
van vijftig families per dag. Nadat dit aantal de 2000 had overschreden
en het de opvangcapaciteit van het inderhaast ingerichte noodkamp Killi
Faizo te boven ging, werd ook deze stroom door de Pakistaanse grensbeambten
tot staan gebracht. Nabij Torkham werden circa vijftig gewond geraakte
Afghanen voor medische behandeling in Pakistan toegelaten.
Als gevolg van de militaire acties in Afghanistan vanaf 7 oktober 2001 en de daarop volgende val van de Taliban op 7 december 2001 heeft Pakistan de controle aan de grens met Afghanistan aanzienlijk verscherpt. De grensbewaking werd verhoogd om te voorkomen dat tussen de ontheemden aan de Afghaanse grens ook Taliban-aanhangers (zowel Pakistaanse als Afghaanse) en sympathisanten van Osama Bin Laden Pakistan zouden binnenkomen. Pakistan stuurde extra militairen en tanks naar de grens met Afghanistan. De Pakistaanse inlichtingendienst heeft zo'n 180 illegale grenspassagemogelijkheden in de Tribal Areas van de NWFP in kaart gebracht. Tot eind december 2001 werden 347 personen, waaronder veertig Afghanen, als vermeend Talibanstrijder aan de grens geïdentificeerd en gearresteerd.
Met de inname van de belangrijkste Afghaanse steden door de Noordelijke Alliantie in november en ten slotte de val van Kandahar op 7 december 2001 is een stroom van vrijwillig terugkerenden richting Afghanistan op gang gekomen. UNHCR-waarnemers bij de grensovergang Torkham noteerden op 29 november 2001 ruim 2500 repatrianten. Sinds 24 november 2001 zijn dagelijks ongeveer 1500 Afghanen vrijwillig teruggekeerd. Naar zeggen van UNHCR zouden de eerste drie weken van januari 2002 ruim 58.000 (33.365 vanuit Baluchistan en 24.672 vanuit de NWFP) Afghanen vrijwillig vanuit Pakistan naar Afghanistan zijn teruggekeerd. Begin februari 2002 stond de teller op 80.000 Afghanen die sinds het begin van het jaar spontaan naar Afghanistan zijn teruggekeerd. Het betreft Pashtuns uit Oost- en Noord-Afghanistan en Tadzjieken die naar Centraal-Afghanistan terugkeren.
Een tegenovergestelde stroom deed zich eind december 2001 voor. Circa 3000 Afghanen hielden zich volgens UNHCR op 1 januari 2002 op in het niemandsland bij de Afghaans-Pakistaanse grens Spin Boldak/Chaman. Deze groep werd op 4 januari 2002 tot Pakistan toegelaten en geregistreerd in het noodkamp Killi Faizo. Daaropvolgend hebben de Pakistaanse autoriteiten aangekondigd dat de grens vanaf 5 januari 2002 weer werd gesloten. Op 14 januari 2002 zou een nieuwe groep in het grensgebied bij de Chaman-grensovergang zijn gestegen tot 13.000 Afghanen. Circa 92% van hen zijn Pashtuns uit Kandahar, Zabul, Ghazni en Helmand. De rest is Tadzjiek of van een andere etniciteit. Deze groep wachtte op de drempel van het kamp Killi Faizo op toelating. Op 16 januari 2002 gaven de Pakistaanse autoriteiten UNHCR na weken van aandringen toestemming voor de toelating van de 13.000 Afghanen. Tussen oktober 2001 en eind januari 2002 is aan ruim 50.000 Afghanen toegang tot Pakistan verleend. Zij zijn geregistreerd in Killi Faizo en vervolgens verplaatst naar de kampen Roghani, Landi Karez en Dara in Baluchistan. Volgens hulpverleners is de nieuwe stroom Afghanen richting Pakistan het resultaat van de verslechterde humanitaire situatie in met name het zuiden van Afghanistan. Dit gebied is (vooralsnog) moeilijk te bereiken voor hulpverleners vanwege de fragiele veiligheidssituatie.
UNHCR heeft er bij de Pakistaanse autoriteiten op aangedrongen dat de Afghanen in aanmerking zouden moeten komen voor tijdelijke opvang in Pakistan. Pakistan vindt echter dat de opvang in Afghanistan geïntensiveerd moet worden. Musharraf heeft in november 2001 aangegeven dat Pakistan ten aanzien van Afghanen het volgende driesporenbeleid volgt:
- Adequate opvang van Afghaanse ontheemden in Afghanistan;
- Terugkeer van Afghanen naar Afghanistan door middel van het
screeningsproces (zie § 2.2.2)
- Opvang/tijdelijke huisvesting van Afghanen in de vijftien zogeheten
Externally Displaced Persons-kampen in Pakistan.
Het Pakistaanse beleid is erop gericht de Afghanen in Pakistan terug te
laten keren naar Afghanistan. Een regeringsfunctionaris zei hierover:
'Pakistan has borne the refugee burden for too long'. De regering zou hebben
toegezegd geen Afghanen terug te sturen zolang de omstandigheden in
Afghanistan het niet toelaten. Afghanen zullen worden teruggestuurd als er,
naast vrede en stabiliteit, enige economische en infrastructurele
ontwikkeling in Afghanistan is, aldus een regeringsfunctionaris van SAFRON.
Alsdan zullen Afghanen uit de steden Islamabad en Karachi in eerste
instantie worden uitgezet (zie hoofdstuk 4).
UNHCR heeft op 23 januari 2002 met de Afghaanse minister voor
Repatriëringszaken overeenstemming bereikt over een voorgenomen plan om
vanaf begin maart 2002 zo'n 400.000 Afghanen naar Afghanistan te
repatriëren. Onderdeel van de bespreking vormt een amnestie voor
degenen die wensen terug te keren maar momenteel vanwege hun (pre -Taliban)
verleden sanctiemaatregelen (zeggen te) vrezen. UNHCR verwacht dat van een
generaal pardon een aanzienlijke stimulans uitgaat.
In een korte openbare zitting van de VN Veiligheidsraad sprak de voorzitter van de Afghaanse Interim Administration, Hamid Karzai, op 30 januari 2002 de Veiligheidsraad toe. In zijn toespraak zei Karzai uit te zien naar de repatriëring van de Afghanen die Afghanistan de afgelopen jaren zijn ontvlucht. Hij sprak de hoop uit dat de buurlanden van Afghanistan hun bijdrage zouden leveren aan de ontwerp- en implementatieprogramma's voor de spoedige terugkeer van de Afghanen. Bij een bezoek aan de Georgetown Universiteit in Washington riep Karzai landgenoten op terug te keren naar Afghanistan om bij te dragen aan de wederopbouw van Afghanistan.
3 Levensomstandigheden
---
3.1 Old arrivals (1978-november 2000)
---
Een deel van de Afghanen in Pakistan woont in de vluchtelingenkampen die
sedert de sovjetinvasie (in 1979) zijn gebouwd. De Pakistaanse overheid was
niet bij machte om de stroom Afghaanse vluchtelingen die vrijwel daags na de
inval op gang was gekomen in goede banen te leiden en sloot een overeenkomst
met UNHCR voor de levering van materiële, logistieke en organisatorische
steun voor de opvang en huisvesting van deze vluchtelingen. Naarmate de
instroom aanhield en medio 1980 honderdduizenden Afghanen zich over Pakistan
verspreidden, werd het treffen van voorzieningen voor de Afghanen met
voortvarendheid ter hand genomen door de Pakistaanse autoriteiten in
samenwerking met UNHCR. Veel vluchtelingenkampen die voor Afghanen zijn
opgezet, beschikken over meer voorzieningen op het gebied van
gezondheidszorg en onderwijs dan de Pakistaanse dorpen in hun omgeving.
Daarnaast wonen, al dan niet legaal, veel Afghanen in de grote steden in
Pakistan, zoals Peshawar, Quetta, Karachi en Islamabad.
De aanvankelijke vrijheid van beweging en arbeid van de geregistreerde Afghanen werd gaandeweg van overheidswege ingeperkt. Vanaf augustus 1980 golden deze vrijheden slechts ten aanzien van het bij de registratie aangewezen (en op de identiteitspas vermelde) woonoord. In talrijke gevallen werden echter uitzonderingsposities gecreëerd. De gouverneurs van de provincies NWFP, Baluchistan en Punjab achtten het tot hun voorrecht om vooraanstaande Afghanen, veelal met stam- of clanverbanden en doorgaans Pashtuns, het privilege te schenken om zich aan deze beperkingen te onttrekken. Ook op federaal niveau werd en wordt zo'n privilege voor prominenten gehanteerd. Er is niet exact vast te stellen om welke aantallen het gaat, maar gedacht moet worden aan tienduizenden, zoniet ruim honderdduizend Afghanen in Pakistan. Daarnaast zijn vrijstellingen gecreëerd voor Afghanen die bijvoorbeeld werkzaam zijn in exportbevorderende takken van handel en industrie, of in dienst zijn van VN- en andere internationale organisaties of buitenlandse instanties.
In 1996 wijzigde de Pakistaanse overheid het Handbook on Management of Afghan Refugees van 1984. Na aanpassing van het handboek genoot iedere Afghaan vrijheid van beweging en toegang tot de arbeidsmarkt. Het recht op vrijheid van beweging bracht met zich mee dat Afghanen niet langer in een vluchtelingenkamp hoefden te verblijven. In de NWFP waren Afghanen voornamelijk werkzaam in het beroepsvervoer, de bouw en de landbouw.
De voedselverstrekking en andere vormen van noodhulp beperkten zich tot hen
die waren geregistreerd en zich bevonden in het op de identiteitspas (met
ration-stempel) vermelde vluchtelingenkamp. De hulp werd afgemeten aan de
hand van de gezinssamenstelling. Sinds oktober 1995 werd de hulp aan de
Afghanen door de Pakistaanse overheid geheel overgelaten aan de
hulporganisaties. De Pakistaanse autoriteiten oordeelden dat de Afghanen,
kwetsbare gevallen daargelaten, zelfvoorzienend waren en de uitgifte van
pasjes met een ration-stempel werd gestaakt.
De ruim tweehonderd bestaande vluchtelingenkampen in de provincies NWFP,
Baluchistan en Punjab worden beheerd door SAFRON en de CAR. Uiterlijk
bestaat geen verschil tussen deze vluchtelingenkampen en de dorpen waarin de
Pakistaanse boerenbevolking leeft. Afghanen die in de vluchtelingenkampen
leven, kunnen gebruik maken van verscheidene voorzieningen, die door
UNHCR-Pakistan, andere VN organisaties en een aantal ngo's, worden verleend.
Het betreft onder meer medische zorg, onderwijs en voorzieningen op het
gebied van water en sanitatie. Ondanks deze voorzieningen hebben de kampen
te maken met problemen zoals werkloosheid, corruptie, drugsverslaving en
prostitutie.
Het Nasir Bagh-kamp, gesitueerd in een buitenwijk van Peshawar, is een
Afghaans vluchtelingenkamp dat al ruim twintig jaar bestaat. De
vluchtelingen hebben er lemen huizen gekocht en winkels, klinieken en
scholen gebouwd. De Pakistaanse regering is echter voornemens Nasir Bagh te
sluiten, omdat de provinciale autoriteiten een nieuw bestemmingsplan voor
het gebied hebben ontworpen. De Afghanen die in Nasir Bagh wonen,
zouden voor eind juni 2001 het kamp hebben moeten verlaten. Begin juni 2001
werd evenwel met de NWFP autoriteiten overeengekomen dat het kamp per 1
oktober 2001 moest zijn ontruimd. De bewoners hadden de keuze vrijwillig
terug te keren naar Afghanistan of zich elders in Pakistan te vestigen,
anders zouden zij gedwongen worden uitgezet. Het wordt legaal in Pakistan
verblijvende Afghanen toegestaan land te pachten van lokale
landeigenaren. Sinds de gebeurtenissen op 11 september 2001 in de
Verenigde Staten en de weerslag daarvan op Afghanistan is de ontruiming van
Nasir Bagh vooralsnog opgeschort.
Naar schatting leeft zo'n zestig procent van de in Pakistan verblijvende
Afghanen in feite buiten de vluchtelingenkampen. Zij zijn met name
geconcentreerd in en rond de steden Peshawar en Quetta. Onder hen zijn ook
gefortuneerde handelaren. De leefomstandigheden van Afghanen die in
Pakistaanse steden wonen zijn ongeacht hun etnische achtergrond grosso modo
hetzelfde en vergelijkbaar met die van Pakistanen in dezelfde
inkomensklasse. De Afghanen die buiten de vluchtelingenkampen wonen, hebben
toegang tot dezelfde voorzieningen als die welke plaatselijk openstaan voor
Pakistanen. Afghanen die over voldoende middelen beschikken, kunnen voor
onderwijs of medische zorg terecht bij particuliere instellingen.
De financiële armslag is per saldo bepalend voor de aard van de
leefomstandigheden. Een onbemiddelde Afghaan verblijft doorgaans in een
vluchtelingenkamp en is overgeleverd aan (nood)hulp, terwijl aan de andere
kant van het spectrum een gefortuneerde Afghaan huist in een villa in de
wijk Hayatabad in Peshawar en zich qua leefcomfort kan voorzien van westerse
luxe.
3.2 New arrivals (november 2000-september 2001)
---
De ruim 180.000 nieuwkomers, die sinds november 2000 tot het voorjaar 2001
op de vlucht waren voor gevechten, droogte en armoede, werden allen
opgevangen in de drie vluchtelingenkampen New Shamshatoo, Akora Khattak en
Jalozai. De meeste van hen waren etnische Tadzjieken uit de provincies
Takhar en Parwan. Daarnaast bevonden zich onder de nieuwkomers ook etnische
Oezbeken en Turkmenen uit het noorden van Afghanistan, evenals Pashtuns uit
gebieden ten noorden van Kabul en Hazara's.
In het Jalozai-kamp waren de nieuwkomers spontaan tussen de bestaande
onderkomens neergestreken en hadden daar met behulp van stokken en
voddenlappen tenten opgezet. In Jalozai bevonden zich drie
verschillende groepen Afghanen.
- De nieuwkomers uit het noorden van Afghanistan met name Turkmenen,
Oezbeken, Tadzjieken en Pashtuns.
- Dan de reeds in Jalozai verblijvende Afghanen die hoopten mee te
profiteren van de hulp van UNHCR.
- Voorts bevonden zich in Jalozai Afghanen uit het vluchtelingenkamp New
Shamshatoo die in Jalozai opnieuw op UNHCR hulp aanspraak probeerden te
maken.
De omstandigheden in het Jalozai-kamp lieten te wensen over. In het kamp
Jalozai was geen elektriciteit, weinig drinkwater en nauwelijks medische
(anders dan eerste) hulp en er waren geen toereikende toiletten of
wasfaciliteiten. De onderkomens van de nieuwkomers in het kamp bestonden
voornamelijk uit aan elkaar genaaide vodden die over boomtakken en stukken
bamboe waren gespannen en nagenoeg geen bescherming boden tegen hitte en
kou. Door zware stortregens waren de latrines overstroomd, waardoor
uitwerpselen het kamp binnen spoelden. Ondanks deze slechte omstandigheden
was het sterftecijfer in Jalozai volgens UNHCR echter niet abnormaal hoog op
basis van de schaal van 'Crude Mortality Rate'
Eind maart 2001 bracht de secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, een
bezoek aan Pakistan, waarbij hij onder meer het kamp New Shamshatoo
aandeed. De Pakistaanse autoriteiten weigerden Annan evenwel de toegang
tot het kamp Jalozai. Annan verklaarde dat UNHCR weliswaar toestemming had
verkregen om de Pakistaanse autoriteiten te assisteren bij het registreren
en helpen van de Afghanen in het kamp, maar dat de Pakistaanse regering deze
belofte niet was nagekomen. De Pakistaanse autoriteiten stelden zich
daarentegen op het standpunt dat de VN hun afspraken niet waren nagekomen,
omdat ze uit geldgebrek geen hulp konden geven.
De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, Ruud Lubbers, kreeg in mei 2001
wel de gelegenheid het kamp Jalozai te bezoeken. In navolging van Annan deed
Lubbers een beroep op de Pakistaanse regering zich gastvrijer op te stellen
tegenover de Afghanen en vroeg hij de Pakistanen coulanter te zijn bij de
opvang en huisvesting van Afghaanse asielzoekers.
In de periode van maart tot mei 2001 werd de situatie in het kamp enigszins
verbeterd. Door toedoen van niet-gouvernementele organisaties waren de
paadjes en goten schoongemaakt en geveegd, was er bluskalk gestrooid om de
verspreiding van vuil tegen te gaan en de armoedig geïmproviseerde tenten
waren vervangen door nieuwe. Ook privé-donaties hebben de omstandigheden in
Jalozai verbeterd.
In augustus 2001 startte in Jalozai de eerste screeningsfase door UNHCR en
de CAR, maar deze werd kort na aanvang van de tweede fase op 14 september
2001 stopgezet (zie § 2.2.2). In november 2001 zijn UNHCR en de Pakistaanse
regering het eens geworden over de opvang van drie categorieën Afghanen in
vijftien nieuw aan te leggen kampen aan de Pakistaanse kant van de grens
(zie § 3.3). De derde categorie Afghanen die hiervan profiteerde waren de
Afghanen in Jalozai. De Afghanen uit Jalozai zijn sinds november 2001 naar
de nieuwe kampen overgebracht en aldaar geregistreerd. In ruim twee
maanden tijd hebben UNHCR en de CAR 45.000 Afghanen uit Jalozai naar de
nieuwe kampen Kotkai, Shalman, Basu, Oud Bagzai en Barkili in de grensstreek
verplaatst. Jalozai was in januari 2002 zo goed als ontruimd. Op 11 februari
2002 vertrokken de laatste bewoners en is Jalozai officieel gesloten.
3.3 Post 11 september arrivals
---
In november 2001 werden vijftien nieuwe kamplocaties geïdentificeerd,
verspreid over de twee grensprovincies (drie kampen in Baluchistan en twaalf
in de NWFP). Het 'United Arab Emirates Red Crescent' runt één
kamplocatie, UNHCR de overige. In januari 2002 had UNHCR veertien kampen
langs de Pakistaans-Afghaanse grens in de NWFP en in Baluchistan voor de
opvang van Afghanen ingericht.
Het gaat om de kampen:
- Baluchistan: Roghani, Dara en Tor Tangi, welke kampen totaal 70.000
personen kunnen accommoderen (het noodkamp Killi Faizo zal op termijn worden
gesloten);
- NWFP: twee kampen in Bajaur Agency (totale capaciteit 20.000 personen),
drie kampen in Mohmand Agency (26.000), drie kampen in KhyberAgency
(24.500), drie kampen in Kurram Agency (40.000) en een kamp in
Zuid-Waziristan (10.000).
De kampen zijn opengesteld voor drie categorieën Afghanen, te weten de
kwetsbaren (hulpbehoevende nieuwkomers als gewonden, vrouwen en kinderen),
de zogeheten invisible refugees (ruim 150.000) die Pakistan van september
tot half november 2001 via onofficiële grensovergangen zijn binnengekomen en
de Afghanen uit (met name) het Jalozai-kamp.
Sinds 19 november 2001 heeft UNHCR zo'n 129.000 Afghanen vanuit Jalozai en
Peshawar (46.000) met bussen getransporteerd naar de nieuwe en beter
toegeruste kamplocaties bij de Pakistaans-Afghaanse grens in de Tribal Areas
en Baluchistan (83.000).
De levensomstandigheden in de nieuwe vluchtelingenkampen zijn redelijk. Bij
binnenkomst worden de Afghanen geregistreerd en ontvangen ze een warme
maaltijd, worden ze medische gescreend en de kinderen gevaccineerd. UNHCR
verschaft tenten en basisvoorzieningen en WFP distribueert voedsel. In
februari 2002 werden in totaal inmiddels 190.000 Afghanen in de nieuwe
kampen gehuisvest.
Op 19 januari 2002 heeft UNHCR het kamp te Spin Boldak (Afghanistan)
heropend. Zodra dit in de nadagen van de Taliban vrijwel volledig verwoeste
kamp is opgeknapt, zal het naar verwachting van UNHCR de druk op de
grensovergang naar Pakistan verlichten.
4 Overheidscontrole
---
Politieoptreden
Tot medio 2000 verschilde de wijze waarop en de mate waarin Afghaanse mannen
werden lastiggevallen, geïntimideerd, gearresteerd en (sporadisch) werden
uitgezet van geval tot geval, van tijd tot tijd, van politiebureau tot
politiebureau, van ruraal tot urbaan gebied, van plaats tot plaats, van
district tot district en van provinciale gouverneur tot provinciale
gouverneur. In vergelijking met het aantal Pashtuns, waren het vooral
Tadzjieken, Oezbeken, Turkmenen en Hazara's die disproportioneel aan
controles werden onderworpen.
Na invoering van de Foreigners (Amendment) Ordinance van juli 2000 tekende
zich gaandeweg een intensivering af met betrekking tot controles op verblijf
van illegale Afghanen in de stedelijke gebieden (met name in en rond
Islamabad, Rawalpindi en Karachi). Er werd daarbij geen onderscheid gemaakt
naar etniciteit, leeftijd, religie en sociale status. De Pakistaanse orde-
en veiligheidsdiensten (waaronder de politie) zijn bevoegd buitenlanders op
hun verblijfsstatus te controleren. Indien een Afghaan geen geldige
documenten kan tonen, zou hij krachtens artikelen 14.1 en 14B van de
Foreigners (Amendment) Ordinance kunnen worden gearresteerd en berecht of na
aanhouding zonder proces kunnen worden gedeporteerd. Afghaanse vrouwen en
kinderen worden, om culturele redenen, door de Pakistaanse politie als regel
niet gecontroleerd op hun verblijfsstatus.
Ongedocumenteerde Afghaanse mannen lopen sinds de verscherpte grenscontroles
in najaar 2000 en vandaag de dag nog steeds het risico om op grond van
illegaal verblijf te worden lastiggevallen door de politie.
Ongedocumenteerde Afghaanse mannen zijn in toenemende mate het slachtoffer
geworden van intimidaties, gewelddadigheden, mishandelingen, willekeurige
arrestaties en uitzettingen door de Pakistaanse politie. In beginsel werden
met name etnische minderheden in de steden lastiggevallen. De politie zou
volgens berichten van Amnesty International Afghaanse mannen willekeurig op
straat hebben aangehouden en steekpenningen hebben verlangd. Zij die
(een steekpenning) konden betalen werden doorgelaten. Zoniet dan werden ze
na een korte detentie ofwel na betaling van een boete door familieleden
vrijgelaten of met uitzetting bedreigd.
Formeel kunnen Afghanen zich beklagen over, en bescherming vragen tegen,
discriminatoir politieoptreden bij de (hoofd)commissaris van politie van het
ressort alwaar zij woonachtig zijn of waarin het voorval zich heeft
afgespeeld. Daarnaast kunnen Afghanen de bemiddeling inroepen van de
Pakistan Human Rights Commission om hun klacht aan de betreffende
Pakistaanse autoriteiten kenbaar te maken.
De praktijk is echter anders. Zowel legaal als illegaal in Pakistan
verblijvende Afghanen zijn wars van klagen bij officiële instanties.
Enerzijds omdat klagen geen onderdeel vormt van hun cultuur. Problemen
worden immers als regel in stam- of clanverband opgelost. Anderzijds omdat
de huidige generatie Afghanen weinig vertrouwen heeft in overheidsdiensten
belast met de handhaving van de openbare orde. Daarnaast speelt nog de (niet
ongefundeerde) argwaan dat een klacht over de politie voor de klager,
ongeacht diens verblijfsstatus, averechts zou kunnen werken.
Op 26 april 2001 deed de toenmalige Taliban-minister van Buitenlandse Zaken
Mutawakil bij zijn Pakistaanse collega schriftelijk zijn beklag over het
intimiderende politieoptreden jegens Afghanen in de steden Karachi, Peshawar
en Quetta. Mutawakil stelde voorts dat aan de grens bij de plaatsen Torkham
(NWFP) en Chaman (Baluchistan) sprake was van discriminatoir gedrag jegens
Afghanen. Mutawakil drong er bij Pakistan op aan om het intimiderende
politieoptreden jegens Afghanen in Pakistan te beëindigen. De Pakistaanse
autoriteiten ontkenden evenwel tegenover Mutawakil dat de politie actief
Afghanen zou lastigvallen.
Sinds 11 september 2001 vindt politiecontrole op illegale Afghanen in de
steden nog steeds plaats. Het provinciale bestuur van Sindh heeft op
aanwijzing van de federale overheid een comité gevormd die tot opdracht
heeft plannen op te stellen teneinde in Karachi en andere grote steden in
die provincie illegaal verblijvende Afghanen te 'verhuizen' naar bestaande
vluchtelingenkampen.
Refoulement
Voor de Pakistaanse autoriteiten is bij de bepaling van de (il)legale
status, respectievelijk de kans op uitzetting, van een Afghaan
doorslaggevend of de Afghaan zich heeft laten registreren en wanneer. De
scheiding ligt bij de 'old arrivals', voor zover geregistreerd en in het
bezit van een identiteitspas, en de 'new arrivals'. Voorts bestaat sinds 11
oktober 2001 een derde categorie, de zogenaamde 'agitators'.
De door de Pakistaanse autoriteiten geregistreerde Afghanen zijn niet
getroffen door de opheffing van de uitzonderingspositie van Afghanen in
november 2000. Zij hebben niet te vrezen voor refoulement. Voor vele
honderdduizenden Afghanen die hebben verzuimd zich bij de CAR als
vluchteling te registreren ligt dat anders. In de praktijk hielden de
Pakistaanse autoriteiten zich tot november 2000 ook bij deze groep Afghanen
aan het non-refoulementbeginsel. Sinds het najaar van 2000 waren er voor het
eerst geluiden te beluisteren dat illegale Afghanen in Pakistan met
uitzetting werden bedreigd.
Op 23 januari 2001 heeft de gouverneur van de NWFP, gesteund door de
federale regering, publiekelijk aangekondigd dat de grens in de NWFP strikt
zou worden gecontroleerd op illegale immigranten en de politie bevoegd was
illegale Afghanen op te pakken en uit te zetten. Ten aanzien van het aantal
Afghanen dat sindsdien terug zou zijn gestuurd naar Afghanistan is
verschillend cijfermateriaal voorhanden, variërend van ruim 3400 tot
ongeveer 7600 gedurende een periode van zes maanden. De cijfers beslaan
niet zozeer uitzettingen van gevestigde Afghanen maar merendeels het aantal
Afghanen dat sinds de grenssluiting voor ongedocumenteerden aan de grens is
geweigerd dan wel bij het passeren van een onofficiële grensovergang is
opgepakt en teruggezet ('pushed backs'). Afghanen die werden opgepakt bij
het illegaal oversteken van de grens, werden alvorens zij werden uitgezet
doorgaans aan de grens enige nachten in detentie gehouden, omdat zij de
opgelegde boete voor illegale grensoverschrijding niet konden betalen.
Ten aanzien van daadwerkelijke uitzetting zijn volgens regeringscijfers in de periode van november 2000 tot half mei 2001 1227 Afghanen opgepakt, naar de grens getransporteerd en uitgezet. Circa driekwart van dit aantal was ongedocumenteerd en afkomstig uit Peshawar dan wel de NWFP. Uitzettingen vonden hoofdzakelijk via de grens bij Torkham plaats. Volgens UNHCR betrof het met name Afghaanse mannen in de leeftijd van 18 tot 45 jaar die werden uitgezet naar Afghanistan. Het zou gaan om mannen die in Pakistan buiten vluchtelingenkampen verbleven. Naar schatting van UNHCR-Pakistan was het merendeel daarvan binnen de kortste keren weer teruggekeerd naar Pakistan. Uit gesprekken van medewerkers van het UNHCR-kantoor in Peshawar met uitgezette personen is gebleken dat de bedreiging met uitzetting, bij het niet kunnen of willen betalen van steekpenningen aan de politie, in zekere gevallen heeft geleid tot daadwerkelijke uitzetting. In deze, qua aantal door UNHCR als beperkt getypeerde, gevallen ging het steeds om ongedocumenteerde jongere Afghaanse mannen die ten tijde van de controle buiten familieverband in urbane gebieden vertoefden.
Het op 23 januari 2001 aangekondigde striktere illegalenbeleid van de
gouverneur in de NWFP werd in het najaar 2001 na de gebeurtenissen van 11
september 2001 door de federale regering herroepen. De regering zou hebben
toegezegd geen Afghanen terug te sturen zolang de omstandigheden in
Afghanistan het niet toelaten. Desalniettemin zouden volgens UNHCR in de
NWFP, en in mindere mate vanuit Quetta en Khurram Agency, na 11 september
uitzettingen plaats hebben gevonden. In oktober 2001 zou Pakistan Afghanen
die waren betrapt bij het illegaal oversteken van de grens hebben
uitgezet.
Na de inname van Kabul door troepen van de Noordelijke Alliantie op
13 november 2001 nam het aantal uitzettingen vanuit de NWFP volgens UNHCR eerder toe dan af. Het betrof zowel 'pushed backs' aan de grens als (willekeurige) uitzettingen uit de NWFP van ongedocumenteerden, met het argument dat in de 'bevrijde' gebieden in Afghanistan niet langer voor oorlogshandelingen te vrezen is. Precieze aantallen zijn niet voorhanden, omdat de aanwezigheid van UNHCR-waarnemers aan de grens door de gouverneur van de NWFP sinds november 2001 stelselmatig wordt tegengewerkt. De Pakistaans-Afghaanse grens wordt door (para-) militaire eenheden strikt gecontroleerd op illegale grensoverschrijding door Afghanen.
'Agitators', onmiddellijke uitzetting
Sinds de terreurdaden van 11 september 2001 en de daags daarna door de
Verenigde Staten aangekondigde vergeldingsacties jegens de Al-Qaida beweging
en het voormalige Taliban-regime, vonden in de grotere steden van Pakistan
met een zekere regelmaat, veelal na de vrijdaggebedsdiensten, demonstraties
plaats. Deze verliepen doorgaans vreedzaam, in die zin dat zij de openbare
orde niet ondermijnden. Uitzonderingen hierop vormden de vrijwel dagelijkse
betogingen in de grensgebieden, die gewelddadig van aard waren en gepaard
gingen met materiële schade aan eigendommen van de provinciale overheden,
particulieren en plaatselijke kantoren van (VN-)hulporganisaties. Deze
vooral in en rond Quetta en Peshawar waarneembare trend bereikte zijn
hoogtepunt toen een groep voornamelijk Afghaanse betogers een politiepost
bestormde, waarbij drie personen werden gedood.
Naar het oordeel van president Musharraf dreigde de situatie te ontsporen en
het imago van zijn regering en Pakistan te ondermijnen. Op 11 oktober 2001
kondigde hij daarom maatregelen af, waarin het Afghanen werd verboden zich
te mengen in binnenlandse aangelegenheden of uitingen daarvan door deelname
aan demonstraties. Afghanen die deze maatregelen niet bleken te
respecteren en als deelnemer van een demonstratie werden aangehouden, zijn
als ongewenste vreemdeling het land uitgezet ongeacht hun verblijfsstatus,
etniciteit, religie of sociale status. Naar verluidt betrof het tot 27
november 2001 ruim driehonderd gevallen. Op 20 november 2001 werd uit naam
van president Musharraf afgekondigd dat drastische (nood)maatregelen zouden
worden genomen tegen Afghanen die op enigerlei wijze de openbare orde
verstoorden of anderen daartoe aanzetten. In de praktijk is hieraan
geen daadwerkelijke uitvoering gegeven.
5 Wedertoelating
---
Reizen van Afghanen tussen Pakistan en Afghanistan
De Pakistaanse regering stond de Taliban in september 1996, na de val van
Kabul maar voorafgaand aan de formele erkenning van het bewuste regime in
mei 1997, toe vertegenwoordigers in Islamabad en Peshawar te stationeren.
Uit die tijd stamt een (mondelinge) overeenkomst tussen de buurlanden om
houders van een shanakhti-pas toe te staan zonder restrictie, qua frequentie
of anderszins, via de officiële grensovergangen naar Afghanistan te reizen
en naar Pakistan terug te keren (zie § 2.2.1).
Het gevolg was een situatie van ongebreideld grensverkeer van Afghanen. Om
dit enigszins te reguleren is, na consultaties tussen de Pakistaanse
minister van Binnenlandse Zaken en het Taliban-regime, op Pakistaans verzoek
bij de grensovergang bij Torkham een registratie- en controlesysteem
ingevoerd. Het systeem moest de bewegingen van Afghanen bij grenspassages in
kaart brengen. Met ingang van 23 januari 2001 diende een Afghaan die vanuit
Pakistan Afghanistan wilde bezoeken en aansluitend wilde terugkeren naar
Pakistan, te beschikken over een (uit-/in-)reisvergunning. Deze
reisvergunning kon worden verkregen bij het voormalig consulaat-generaal van
de Taliban in Peshawar of bij de door het voormalige Taliban-gezag
aangestelde administrateurs in de districten waar de vluchtelingenkampen
zijn gelegen. Op de reisvergunning stonden de data van de (geplande)
grenspassages vermeld.
Naar verluidt werd dit systeem tot 12 september 2001 toegepast. De
Pakistaanse autoriteiten hebben op 22 november 2001 de Taliban verzocht hun
ambassade in Islamabad te sluiten. Dit verzoek volgde op de sluiting eerder
in november van de Taliban-consulaten in Karachi, Quetta en Peshawar. Met de
opzegging van de betrekkingen tussen Pakistan en de Taliban is het niet
langer mogelijk om met een dergelijke reisvergunning van en naar Afghanistan
te reizen. In de praktijk reizen sedertdien veel Afghanen via sluikwegen
heen en weer tussen Pakistan en Afghanistan. De verwerving van de vereiste
exit- en terugkeervisa zou een enorme bureaucratische drempel opwerpen. De
regering van Karzai heeft inmiddels diplomaten benoemd die half februari
2002 naar Islamabad zullen afreizen om de Afghaanse ambassade aldaar te
heropenen. Het Afghaanse consulaat in Quetta is reeds heropend.
Reizen van Afghanen tussen Pakistan en derde landen
Een Afghaan die enige tijd legaal in Pakistan heeft verbleven en opnieuw toegang tot dat land zou willen verkrijgen vanuit een derde land dient- net als ieder ander die het land wil inreizen- te beschikken over een authentiek en geldig paspoort en een geldig visum voor wedertoegang tot Pakistan. Deze visa(zie VII)worden in Pakistan op aanvraag en onder overlegging van het geldige paspoort, het retour vliegticket en de identiteitspas, door het ministerie van Binnenlandse Zaken verstrekt. Het recht op verblijf in Pakistan op basis van de door de CAR in de loop der jaren verstrekte identiteitspasjes vervalt alsdan niet als de houder ervan vanuit Pakistan naar een derde land reist en vanuit een derde land naar Pakistan terugkeert.
Reizen van Afghanen van Nederland naar Pakistan
Het Pakistaanse visumbeleid is sedert 11 september 2001 ongewijzigd en geldt
onverkort. Een Afghaan die vanuit Nederland naar Pakistan wil reizen, dient
een visum aan te vragen bij de Pakistaanse ambassade in Den Haag.
De Pakistaanse ambassade verstrekt visa aan houders van Afghaanse paspoorten
op voorwaarde dat zij in het bezit zijn van een geldige Nederlandse
verblijfsvergunning. Zowel het paspoort als de verblijfsvergunning dienen,
te rekenen vanaf de dag van verstrekking van het visum nog ten minste zes
maanden geldig te zijn. Het beleid is sinds 11 september 2001 in zoverre
aangescherpt dat Pakistaanse vertegenwoordigingen in het buitenland niet
langer zelfstandig tot visumafgifte kunnen besluiten, maar de visumaanvraag
in beginsel ter beoordeling voor dienen te leggen aan het Pakistaanse
ministerie van Binnenlandse Zaken. Er moet derhalve worden gerekend op een
behandeltermijn van twee tot drie maanden.
Een visum wordt afgegeven voor één maand en kan zonnodig in Pakistan worden
verlengd. De geldigheid van een door de CAR verstrekte identiteitspas en het
recht op terugkeer vervalt in beginsel bij vertrek uit Pakistan. Op basis
van een vluchtelingenregistratie kan derhalve geen visum worden aangevraagd,
tenzij reeds vóór de uitreis een terugkeervisum voor Pakistan is verkregen
van het ministerie van Binnenlandse Zaken conform de hierboven beschreven
procedure onder overlegging van het geldige paspoort, het retour vliegticket
en de identiteitspas.
Sinds 11 september 2001 zijn vier Afghanen vrijwillig met behulp van de
International Organisation for Migration (IOM) vanuit Nederland via Pakistan
naar Afghanistan teruggekeerd. Allen hebben een single-entry visum (met als
einddoel Afghanistan) van de Pakistaanse ambassade te Den Haag verkregen. Op
één na, die een verblijfsvergunning had, zaten deze Afghanen nog in de
Nederlandse asielprocedure. Twee van hen vertrokken in respectievelijk
november (één van hen vloog naar Karachi om van daaruit over land naar
Kandahar te reizen) en december 2001, de andere twee Afghanen in januari
2002. Voor zover zij niet reeds in het bezit waren van een Afghaans
paspoort, hebben zij een paspoort verkregen via de Afghaanse ambassade in
Londen dan wel Bonn. In Nederland is geen Afghaanse ambassade gevestigd.
Verzoekers van een paspoort die zich in (nabijgelegen) landen bevinden waar
geen Afghaanse diplomatieke vertegenwoordiging aanwezig is, kunnen per post
een aanvraag bij de Afghaanse ambassade in Londen indienen. De Afghaanse
ambassade in Bonn geeft documenten af indien de aanvrager in persoon op de
ambassade verschijnt. De Afghanen hebben zelfstandig de visa aangevraagd. In
twee gevallen heeft IOM inlichtingen verschaft aan de Pakistaanse ambassade
in Den Haag.
Er verblijven momenteel ongeveer 2,2 miljoen Afghanen in Pakistan, waarvan
zo'n 1,3 tot 1,7 miljoen legaal en 500.000 tot 900.000 illegaal. Sinds 11
september 2001 tot begin februari 2002 zijn 250.000 Afghanen in Pakistan
gearriveerd. De Pakistaanse autoriteiten beschouwen alleen Afghanen die zich
in de periode 1979 tot 2000 hebben laten registreren en in een
vluchtelingenkamp of het op de identiteitspas vermelde woonoord verblijven,
én Afghanen die in het bezit zijn van een geldig visum, als legaal.
Pakistan is geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951 en het
Protocol van 1967. Pakistan kent geen asielprocedure. In de periode van 1978
tot november 2000 werd voor in Pakistan verblijvende Afghanen een
afzonderlijke regeling gehanteerd, die inhield dat Afghanen - in
tegenstelling tot niet-Afghanen - in Pakistan als prima facie vluchtelingen
werden beschouwd. Zij ontvingen na registratie bij de Commissioner for
Afghan Refugees een Pakistaanse identiteitspas waaruit hun legale status
bleek. Onder druk van de slechte economische situatie is vanaf 1998 de
traditioneel welwillende houding van de Pakistaanse autoriteiten jegens de
Afghanen geleidelijk aan verhard. Op 9 november 2000 werden op last van de
Pakistaanse autoriteiten de grensovergangen voor nieuwkomers zonder geldige
grensoverschijdingsdocumenten gesloten. Op 10 november 2000 werd het
registratieproces beëindigd.
Na lange onderhandelingen sloten de Pakistaanse autoriteiten op 2 augustus
2001 een screeningsovereenkomst met UNHCR waarbij individuele statusbepaling
plaats zou gaan vinden van de Afghaanse nieuwkomers vanaf november 2000. De
screening nam een aanvang op 6 augustus 2001, maar werd vanwege de
verslechterde veiligheidssituatie na de aanslagen in de Verenigde Staten op
14 september 2001 stopgezet.
De Afghanen die in Pakistan in vluchtelingenkampen leven kunnen gebruik
maken van verscheidene voorzieningen, die door UNHCR-Pakistan, andere VN
organisaties en een aantal ngo's worden verleend. Het betreft onder meer
medische zorg, onderwijs en voorzieningen op het gebied van water en
sanitatie. De leefomstandigheden van Afghanen die in Pakistaanse steden
wonen zijn vergelijkbaar met die van de plaatselijke Pakistaan aldaar in
dezelfde inkomensklasse. De sedert het najaar van 2000 nieuwaangekomen
Afghanen worden opgevangen in de vluchtelingenkampen New Shamshatoo, Akora
Khattak en Jalozai alwaar de omstandigheden te wensen overlieten.
Illegaal in Pakistan verblijvende Afghanen lopen sinds de beleidsverharding van de Pakistaanse autoriteiten het risico te worden lastiggevallen door de politie. Uitzetting van Afghanen naar Afghanistan vond tot november 2000 in de praktijk niet plaats. Sindsdien waren er steeds vaker geluiden te beluisteren dat Afghanen met uitzetting werden bedreigd.
Na de inname van Kabul door troepen van de Noordelijke Alliantie op 13
november 2001 nam het aantal uitzettingen vanuit de NWFP volgens UNHCR
eerder toe dan af. Precieze aantallen zijn niet voorhanden. Het Pakistaanse
beleid is erop gericht de Afghanen in Pakistan terug te laten keren naar
Afghanistan.
De officiële grensovergangen tussen Pakistan en Afghanistan bleven ook na de
gebeurtenissen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 gesloten voor
ongedocumenteerde Afghanen. Het aantal Afghanen dat tot november 2001 wegens
de poreusheid van de grens kans heeft gezien de grens te passeren wordt door
UNHCR-waarnemers geschat op zo'n 150.000 Afghanen. Deze 'invisible refugees'
zijn na aankomst in Pakistan merendeels uitgewaaierd over de steden en het
restant is in de massa van de bestaande vluchtelingenkampen verdwenen. Een
tegenovergestelde stroom heeft zich sinds december 2001 voorgedaan. Naar
zeggen van UNHCR zouden in de periode van 11 september 2001 tot begin
februari 2002 ruim 80.000 Afghanen vrijwillig vanuit Pakistan naar
Afghanistan zijn teruggekeerd.
In november 2001 heeft de Pakistaanse regering UNHCR toestemming gegeven
vijftien nieuwe kampen te openen verspreid over de twee grensprovincies NWFP
en Baluchistan om de Afghaanse nieuwkomers op te vangen. De kampen zijn
opengesteld voor drie categorieën Afghanen, te weten de kwetsbaren
(hulpbehoevende nieuwkomers als gewonden, vrouwen en kinderen), de zogeheten
invisible refugees en de Afghanen uit (met name) het Jalozai-kamp. De kampen
huisvestten in februari 2002 zo'n 190.000 Afghanen.
Het Pakistaanse visumbeleid is sedert 11 september 2001 ongewijzigd en geldt
onverkort. Een Afghaan die vanuit Nederland naar Pakistan wil reizen, dient
een visum aan te vragen bij de Pakistaanse ambassade in Den Haag. De
Pakistaanse ambassade verstrekt visa aan houders van Afghaanse paspoorten op
voorwaarde dat zij in het bezit zijn van een geldige Nederlandse
verblijfsvergunning.
Bijlage(n)
Security Council 4461 Meeting, Chair of Afghanistan's Interim
Administration Addresses Security Council, Request Extension of
International Security Force, SC/7284, 30 januari 2002
The situation in Afghanistan and its implications for international peace
and security. Report of the Secretary-General, A/55/907-S/2001/384, 19 april
2001
The situation in Afghanistan and its implications for international peace
and security. Report of the Secretary-General, A/55/1028-S/2001/789, 17
augustus 2001
Question of the Violation of Human Rights and Fundamental Freedoms in Any
Part of the World. Report on the situation of human rights in Afghanistan,
submitted by Mr. Kamal Hossain, Special Rapporteur, in accordance with
Commission resolution 2000/18, E/CN.4/2001/43, februari 2001
Letter dated 4 April 2001 from the Permanent Representative of Pakistan to
the United Nations addressed to the Secretary-General, A/55/897-S/2001/346,
10 april 2001
Letter dated 6 April 2001 from the Permanent Representative of Pakistan to
the United Nations addressed to the Secretary-General, A/55/897-S/2001/347,
10 april 2001
Briefing Notes - Kabul, Press Briefing by the UN Offices in Kabul, periode
oktober 2001-februari 2002
Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for Pakistan
and Afghanistan, periode oktober 2001-februari 2002
UNHCR, Return of Refugees from Neighbouring Countries, Background Note,
Afghanistan, februari 2001
UNHCR, Background Paper on Refugees and Asylum Seekers from Afghanistan,
april 2001
UNHCR, Afghan refugee statistics, 6 mei 2001
UNHCR, Recent wave of forced returns of Afghans (NWFP), juni 2001
UNHCR, Weekly Update 422, 27 juli 2001
UNHCR Afghanistan Update 17 september 2001
UNHCR, Note on the Protection of Afghan civilians following the 11
September terrorist attacks on the United States of America, oktober 2001
UNHCR News Stories, Pakistan urged to open borders as flow of Afghan
refugees continues, 4 januari 2002
UNHCR, Afghanistan humanitarian update-no. 31-51, in periode november
2001-februari 2002
Brief van de Staatssecretaris van Justitie, vergaderjaar 2000-2001, 19 637,
nr. 569, 27 maart 2001
Minister van Buitenlandse Zaken, Beantwoording vragen van het lid Karimi
over Afghaanse vluchtelingen in het Jalozai vluchtelingenkamp, HH-0440/01, 2
april 2001
Minister van Buitenlandse Zaken, Internationale acties in het kader van
terrorismebestrijding, DPZ-282/00, 23 oktober 2001
Brief voor de minister voor ontwikkelingssamenwerking, vergaderjaar
2001-2002, 28 000 V, nr. 20, 29 oktober 2001
US Department of State, Afghanistan Country Report on Human Rights Practices
for 2000, februari 2001
Amnesty International, News Release, Pakistan: Harassment and police
brutality against Afghan refugees, 29 juni 2001
Amnesty International, Pakistan: Refugees camps in tribal ares - a risky
strategy, ASA 33/025/2001, 18 oktober 2001
Amnesty International, Pakistan: Refugees at risk at Chaman staging camp,
ASA 33/027/2001, 5 november 2001
Amnesty International, Afghanistan: Making Human Rights the Agenda, ASA
11/023/2001, november 2001
Amnesty International, Afghanistan: Refugees fleeing the war are an
international responsibility, ASA 11/044/2001, 7 december 2001
Amnesty International, Pakistan: Refugees must not be forced back to an unstable Afghanistan, ASA 33/030/2001, 14 december 2001
Amnesty International, Afghanistan: Refugees situation trapped in "no man's land" escalating, ASA 11/001/2002, 10 januari 2002
U.S. Committee for Refugees, Country Report: Pakistan, 2001
Human Rights Watch, Refugee Crisis in Afghanistan, 11 november 2000
Human Rights Watch, Afghanistan and Refugees: Need for Humanitarian Action
Statement by Human Rights Watch to the Senate Foreign Relations Committee,
10 oktober 2001
Human Rights Watch, No Safe Refuge, The Impact of the September 11 Attacks
on Refugees, Asylum Seekers and Migrants in the Afghanistan Region and
Worldwide, 18 oktober 2001
Kaartjes UNHCR Afghan refugees
CAR-Identiteitspasjes
Screeningsovereenkomst Pakistan-UNHCR
Questions and Answers about Phase 2: Screening
Pakistaanse vreemdelingenwetgeving
De regelgeving ten aanzien van de toelating en het verblijf dan wel de
vrijheid van beweging in Pakistan voor buitenlanders is neergelegd in de
'Foreigners Act' nummer XXXI van 1946. Deze is nadien aangevuld met de
Foreigners Order van 1950 en laatstelijk gewijzigd en aangevuld via de
'Foreigners (Amendment) Ordinance', nummer XXV van 10 juli 2000. De
laatste wijzigingen/aanvullingen, onder redactie van het ministerie van
Binnenlandse Zaken, betreffen onder meer:
Artikel 13-A: Verbodsbepaling inzake hulp bij illegale grensoverschrijding;
Artikel 13-B: verbodsbepaling inzake emplooi aan illegalen;
Artikel 14.1: strafbepaling inzake illegaal verblijf (strafmaat: maximaal drie jaar detentie en een geldboete waarvan het bedrag onbekend is);
Artikel 14.2: strafbepaling inzake illegale grensoverschrijding (strafmaat:
maximaal tien jaar detentie en een geldboete van ten hoogste 10.000
Pakistaanse rupees);
Artikel 14B (i) en (ii): voorzien in deportatie respectievelijk na
aanhouding c.q. voorarrest of detentie;
Artikel 14-C: voorziet in verzekerde bewaring van een illegaal van ten
hoogste drie maanden na verstrijking van de vrijheidsstraf, teneinde
deportatie te arrangeren;
Artikel 14-D.2: verplichting tot registratie voor iedere in Pakistan
verblijvende die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze
wet, zich illegaal in Pakistan bevond.
Deze registratie is opgedragen aan een instantie die in de bewuste wetgeving
wordt aangeduid als de 'Aliens Registration Authority' maar in de praktijk
bekend staat als de 'National Aliens Registration Authority' (NARA). De
betrokkene ontvangt een bewijs van de registratie.
Pakistaans uitreis- en terugkeervisum
Dit betreft de door de Britten in 1893 getrokken Durand-lijn die dwars
door tribale gebieden snijdt.
Circa vijfentwintig procent van de NWFP wordt gevormd door de
(Federally Administered) Tribal Areas, bestaande uit zeven 'Agencies' (te
weten Bajaur, Mohmand, Khyber, Orakzai, Kurram, Noord Waziristan en Zuid
Waziristan). Ofschoon de Tribal Areas onder federaal bestuur staan, geniet
de Pakistaanse federale regering in de Tribal Areas nagenoeg geen
autoriteit. De stammen in de Tribal Areas hebben een grote mate van
autonomie.
UNHCR, Afghan Refugee Statistics, september 2001.
UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for
Pakistan and Afghanistan, 28 januari 2002. UN, Briefing Notes, Genève 12
februari 2002.
De 203 vluchtelingenkampen zijn gegroepeerd in 127
vluchtelingenclusters waarvan er 105 in de NWFP liggen, 21 in Baluchistan en
één in Punjab. Zie ook bijlage II.
UNHCR, Return of Refugees from Neighbouring Countries, Background
Note, Afghanistan, februari 2001, blz. 3.
U.S. Committee for Refugees, Country Report: Pakistan, 2001.
Het onderscheid tussen old en new arrivals is gelegen in de
Pakistaanse beleidswijziging van november 2000. Old arrivals konden zich
laten registreren en worden dientengevolge beschouwd als prima facie
vluchteling. New arrivals kunnen zich niet meer als zodanig laten
registreren.
Ter illustratie zijn in bijlage III in kopie twee formulieren met
vertaling toegevoegd. Het formulier was door de CAR in de NWFP ontwikkeld.
De CAR-kantoren elders in Pakistan hadden het formulier gekopieerd. Met de
loop der tijd werden vele varianten van dit formulier afgegeven.
UNHCR was vanaf 1979 tot november 2000 vrijwel ononderbroken
betrokken bij het gezamenlijk met CAR uitgevoerde registratieproces. Het
plakken van de UNHCR-sticker had geen toegevoegde waarde en werd daarom
gestaakt.
In maart 1995 werd op instigatie van SAFRON door WFP en UNHCR
geconcludeerd dat de Afghanen in de vluchtelingenkampen het stadium hadden
bereikt dat zij, met uitzondering van enkele kwetsbare groepen, zelf in hun
eerste levensbehoeften konden voorzien. Materiële en voedselhulp werden
gestaakt.
Door UNHCR-Pakistan werd het jaarlijkse aantal 'refugees on home
leave' geschat op 600.000.
Eind 1999 en begin 2000 hebben zich bij de grensplaats Chaman wel
enige incidenten voorgedaan. De incidenten begonnen in november 1999. Toen
hielden de Pakistaanse grensautoriteiten enige tijd Hazara's tegen die in
Pakistan een goed heenkomen wilden zoeken. Hoewel de acties bij Chaman met
name gericht waren tegen Hazara's, ontzegden de grensautoriteiten ook
sommige etnische Oezbeken, Turkmenen en Tadzjieken de toegang tot Pakistan.
Alleen Afghaanse Pashtuns werden ongemoeid gelaten; zij konden de grens
ongehinderd passeren.
In de periode medio februari en begin maart 2000 werden opnieuw ongeveer
honderd Hazara's door de Pakistaanse autoriteiten bij Chaman aan de grens
tegengehouden of korte tijd na aankomst in Pakistan naar Afghanistan
verwijderd. De acties bij Chaman zijn na deze incidenten weer opgehouden.
Bij Torkham in de NWFP konden Afghanen steeds zonder problemen Pakistan
inreizen. UNHCR, Return of Refugees from Neighbouring Countries, Background
Note Afghanistan, februari 2001.
Zie over de machtswisseling in Pakistan het ambtsbericht 'Militaire
staatsgreep in Pakistan van 12 oktober 1999' met kenmerk DPC/AM-664702 van
16 februari 2000.
'Text of CE's address to the nation', The News (18 oktober 1999).
In juni 2000 werd, onder handhaving van de CAR, de CCAR opgeheven en
het toezicht op de CAR's ondergebracht bij een nieuw gevormd orgaan, de
Afghan Refugee Rehabilitation and Repatriation Cell (ARRRC), eveneens
ondergeschikt aan de beleidsbepalende Federal Committee on the Refugees en
voorgezeten door de directeur-generaal van het Directoraat-Generaal van
SAFRON.
Naar verluidt zouden de lokale Pakistaanse autoriteiten de Taliban
hebben verzocht te voorkomen dat Afghanen zonder geldige reisdocumenten de
grens zouden bereiken. UN, Question of the Violation of Human Rights and
Fundamental Freedoms in Any Part of the World. Report on the situation of
human rights in Afghanistan submitted by Mr. Kamal Hossain, Special
Rapporteur, in accordance with Commission resolution 2000/18
(E/CN.4/2001/43, februari 2001). UN, The situation in Afghanistan and its
implications for international peace and security. Report of the
Secretary-General (A/55/907-S/2001/384, 19 april 2001). Human Rights Watch,
Refugee Crisis in Afghanistan, 11 november 2000.
(http://www.reliefweb.int). 'Pakistan-Afghan border closed in Kurram', The
News (24 april 2001). UNHCR, Return of Refugees from Neighbouring Countries,
Background Note, Afghanistan, februari 2001, blz. 3.
Voorheen staken maandelijks dertig- tot veertigduizend Afghanen de
grens bij Torkham over, na 9 november 2000 passeerden slechts druppelsgewijs
personen de grens. Sindsdien hebben Afghanen nieuwe routes via de
(officiële) grensovergangen in Kurram Agency en Noord-Waziristan Agency
verkend om Pakistan in te reizen. Met name Afghanen uit de provincie Bamiyan
zouden van deze route gebruik hebben gemaakt. 'Sanctity of Torkham border
restored', Dawn (3 mei 2001).
Zo zouden leden van de sjiietische geloofsgemeenschap der Ismaëlieten
de uitreis vanuit Afghanistan naar bestemmingen in Pakistan hebben gekocht.
Afghanen met bezittingen (kleren, voedsel, kippen, geiten) werden, soms
herhaaldelijk, door de politie aan de grens lastiggevallen om geld te
overhandigen. UN, Question of the Violation of Human Rights and Fundamental
Freedoms in Any Part of the World. Report on the situation of human rights
in Afghanistan submitted by Mr. Kamal Hossain, Special Rapporteur, in
accordance with Commission resolution 2000/18 (E/CN.4/2001/43, februari
2001). 'Kabul seeks end to refugees 'harassment', Dawn (28 april 2001).
Het aantal nieuwaangekomen Afghanen sinds november 2000 oversteeg
medio 2001 180.000. De nieuwkomers vestigden zich in het New Shamshatoo-,
Akora Khattak- en Jalozai-kamp in de NWFP. Het betrof zowel Afghanen die
voor de eerste keer naar Pakistan waren uitgeweken als Afghanen die eerder
vanuit Pakistan waren gerepatrieerd, maar vanwege de droogte en de gevechten
naar Pakistan waren teruggekeerd. Uit een onderzoek onder de nieuwkomers in
New Shamshatoo bleek dat 43% vanwege de droogte, 32% vanwege economische
motieven en 25% vanwege een combinatie van droogte en gewapend conflict naar
Pakistan was gevlucht. Letter dated 6 April 2001 from the Permanent
Representative of Pakistan to the United Nations addressed to the
Secretary-General, (A/55/897-S/2001/347, 10 april 2001). UN, The situation
in Afghanistan and its implications for international peace and security.
Report of the Secretary-General (A/55/907-S/2001/384, 19 april 2001). UN,
The situation in Afghanistan and its implications for international peace
and security. Report of the Secretary-General (A/55/1028-S/2001/789, 17
augustus 2001).
Zie voor de Pakistaanse vreemdelingenwet bijlage VI.
In 1979 zou UNHCR bijvoorbeeld nog USD 200 op jaarbasis per
vluchteling bijdragen. Medio 2001 was dat bedrag gedaald tot USD 10. 'UN
stand-off over Afghan refugee issue continues', The News (21 april 2001). UN
Afghanistan Magazine, Aina, Fall/Winter 2000.
Als reden voor de screening voerden de Pakistaanse autoriteiten aan
dat de Taliban, die het overgrote deel van Afghanistan beheersten, in de
door hen gecontroleerde gebieden een vreedzaam bewind zouden uitoefenen.
Hierbij wordt opgemerkt dat, naast Saoedi Arabië en de Verenigde Arabische
Emiraten, Pakistan het enige land was dat het bewind van de Taliban als
wettige regering van Afghanistan erkende. Saoedi Arabië en de Verenigde
Arabische Emiraten hebben de betrekkingen met het Taliban-regime naar
aanleiding van de gebeurtenissen in september 2001 verbroken. Pakistan
verbrak als laatste de betrekkingen met de Taliban in november 2001.
UN, Letter dated 6 April 2001 from the Permanent Representative of
Pakistan to the United Nations addressed to the Secretary-General,
A/55/897-S/2001/347, 10 april 2001.
Reuters, UN examines Pakistani plan for Afghan refugees, 22 mei 2001.
Reuters, UN gives food in Afghan refugee camp, 21 mei 2001.
De onderhandelingen die hebben geleid tot de screeningsovereenkomst werden gevoerd door enerzijds UNHCR-Pakistan en anderzijds vertegenwoordigers van SAFRON en de CAR. Uitgangspunt van de onderhandelingen was het verschaffen van een wettelijke basis voor een statusdeterminatie ter bescherming van de belangen van Afghaanse vluchtelingen in Pakistan. Daarnaast vormde de overeenkomst en het bijbehorende uitvoeringsplan zowel voor UNHCR als de Pakistaanse autoriteiten het instrumentarium om enkele schiftingen onder de Afghaanse asielzoekers aan te brengen. De schifting had een drieledig resultaat: vrijwillige repatriëring (met financiële bijdrage en voedselpakket), verschaffing van een (tijdelijke) verblijfsstatus, dan wel uitzetting (na een negatieve screening) naar Afghanistan zonder financiële bijdrage en voedselpakket (waar UNHCR zich noch tegen zou verzetten noch aan mee wilde werken). Zie bijlage voor de screeningsovereenkomst IV.
Ofschoon wel gevraagd, werden op 24 juli 2001 tijdens een briefing door UNHCR in dit kader geen uitspraken gedaan omtrent de bewoners van de circa tweehonderd andere vluchtelingenkampen in Pakistan. Evenmin werd duidelijk wat het beleid zou zijn ten aanzien van de naar schatting 500.000 tot 900.000 Afghanen die zich in Pakistan buiten de kampen ophouden.
Zie ook de als bijlage V bijgevoegde 'Questions and Answers about
phase 2'.
In het eerste geval gold dit besluit voor het gehele gezin; men
ontving van de CAR documenten waaruit de (tijdelijke) verblijfsstatus bleek
en had de keuze zich buiten het vluchtelingenkamp in Pakistan te vestigen
dan wel te worden ondergebracht in een vluchtelingenkamp, althans voor de
duur dat terugkeer naar Afghanistan door UNHCR en de CAR onverantwoord werd
geacht. Naar het inzicht van UNHCR zouden zich binnen de categorie
'screened-ins' personen bevinden die voor resettlement in aanmerking kwamen.
In het tweede geval ('screened-out') stond een beroepsmogelijkheid open; de
screening werd herhaald door een ander UNHCR/CAR-team. Bij een
gelijkluidende beslissing was men definitief 'screened-out' (dat gold voor
het gehele gezin). Indien in tweede instantie de beslissing 'screened-in'
luidde, prevaleerde dat besluit (recht van de twijfel). In het geval waarin
de teamleden het onderling niet met elkaar eens konden worden, besliste de
teamcoördinator.
De screening stond onder leiding van de Zwitser Klaus Nicolas.
UNHCR stelde te beschikken over informatie dat 28 Afghaanse families afkomstig uit Jalozai waren uitgezet bij de grens bij Torkham.
Op 20 september 2001 werd ARRRC opgeheven. Per 1 december 2001 is
Seyed Asif Khan aangetreden als Chief Commissioner for Afghan Refugees
(CCAR).
De repatriëring van het Pakistaanse personeel van de Pakistaanse
ambassade in Kabul op 23 september 2001 luidde het einde in van de groep
Afghanen die gedocumenteerd (paspoort en geldig visum) de grens met Pakistan
overstaken. Op 14 januari 2002 zijn de Pakistaanse ambassade in Kabul en het
consulaat in Jalalabad heropend. De consulaire afdeling van de Pakistaanse
ambassade in Kabul heeft de werkzaamheden op 22 januari 2002 hervat. Echter,
ten minste tien Afghanen (waaronder artsen en handelaren) voorzien van
inreisvisa voor Pakistan zouden eind januari bij de Torkham-grensovergang om
onduidelijke reden zijn tegengehouden. Er wordt vermoed dat de Pakistaanse
grensbeambten nog geen instructies hadden ontvangen gedocumenteerde Afghanen
tot Pakistan toe te laten. 'Border guards accused of refusing entry to
Afghans', The News (25 januari 2002).
UNHCR verwachtte aanvankelijk een miljoen Afghanen maar verlaagde dit
cijfer op 12 oktober 2001 naar 300.000 Afghanen. Ook dat aantal bleek aan de
hoge kant. In februari 2002 verklaarde UNHCR dat sinds 11 september 2001
250.000 Afghanen in Pakistan waren gearriveerd. Ministerie van Buitenlandse
Zaken, Internationale acties in het kader van terrorismebestrijding,
DPZ-282/00, 23 oktober 2001. UN Briefing Notes, Genève 12 februari 2002.
Brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, vergaderjaar
2001-2002, 28 000 V, nr. 20, 29 oktober 2001. 'Pakistan negeert oproep Kok
meer Afghaanse vluchtelingen toe te laten', NRC Handelsblad (28 oktober
2001).
UNHCR schat het aantal op 10.000 Afghanen.
'Pakistan plans to return Afghan regfugees', The Guardian (6 december
2001).
ANP/RTR, Pakistan stuurt extra soldaten naar Afghaanse grens, 15
november 2001.
UN Briefing Notes, Genève 12 februari 2002.
UNHCR, Humanitarian update no. 51, 24 januari 2002.
UN, Briefing Notes - Kabul, Press Briefing by the UN Offices in
Kabul, 6 januari 2002. UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the
UN Offices for Pakistan and Afghanistan,
7 januari 2002.
UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for
Pakistan and Afghanistan, 14 januari 2002. UNHCR, Afghan refugees continue
arriving at closed Pakistani border, 15 januari 2002. 'Efforts continue to
relocate Afghan refugees', The Nation, (25 januari 2002).
UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for
Pakistan and Afghanistan, 15 januari 2002.
Op 21 januari 2002 had UNHCR zo'n 12.000 Afghanen geregistreerd.
UNHCR, Humanitarian update no. 49, 16 januari 2002. UN, Briefing Notes -
Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for Pakistan and Afghanistan, 21
januari 2002.
UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for
Pakistan and Afghanistan, 28 januari 2002.
Volgens UNHCR ter plaatse arriveren de Afghanen met grote
hoeveelheden persoonlijke eigendommen hetgeen erop duidt dat ze niet zijn
gevlucht voor gevechten. UNHCR, News Stories, Afghans fleeing economic
hardship mass at Pakistani border, 2 januari 2002. UNHCR, News Stories,
Citing lack of aid and fear of bombimgs, more Afghans flee towards Pakistan,
3 januari 2002. ANP/RTR, Nieuw drama dreigt voor Afghaanse vluchtelingen, 15
januari 2002.
In een verklaring zei UNHCR het volgende: 'UNHCR appreciates the
heightened security concerns at the border with Afghanistan, but we must
insist that borders remain open for innocent people fleeing for safety -
especially women, children, and the elderly - so they can be assisted
properly in a safer area'. UNHCR, News Stories, Pakistan shuts border as
3000 Afghan refugees wait near Killi Faizo site, 7 januari 2002.
UNHCR, News Stories, Pakistan urged to open borders as flow of Afghan
refugees continues, 4 januari 2002.
"Our point of view has always been that we must establish camps
across the border in Afghanistan and all assistance to the refugees must be
given there, so that people go back to Afghanistan instead of making them
comfortable here in Pakistan. Pakistan is prepared to accept people who are
old, injured, children, some women...but we cannot open the floodgates for
all refugees flowing into Pakistan", aldus Musharraf. CNN.com, Refugees
sent back to Afghanistan, 24 oktober 2001.
'Pakistan plans to return Afghan regfugees', The Guardian, (6
december 2001). 'Tribals demand repatriation of Afghan refugees', The Nation
(24 januari 2002).
UNHCR, News Stories, UNHCR and Afghanistan's Repatriation Minister
reach accord on return of refugees, 24 januari 2002. UN, Briefing Notes -
Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for Pakistan and Afghanistan, 4
februari 2002.
UN, Security Council 4461 Meeting, Chair of Afghanistan's
Interim Administration Addresses Security Council, Request Extension of
International Security Force, SC/7284
30 januari 2002.
CNN.com, Karzai pleads with Afghan expatriates to return, 27 januari
2002.
In 1981 waren 1,4 miljoen Afghanen ondergebracht in 240 tentenkampen
(Refugee Tentage Villages), verspreid over vijftien locaties langs de
Pakistaans-Afghaanse grens.
Het ging hierbij om districten in de NWFP, Baluchistan en enkele
districten in de Punjab.
Illustratief is de (villa)wijk Hayatabad in Peshawar, alwaar
tienduizenden Afghanen zijn gaan wonen.
Te denken valt hierbij aan de circa 250 tapijtknoperijen in de NWFP
en Baluchistan.
Dit bleek onder andere tijdens een bezoek van Tweede Kamerlid Farah
Karimi aan het Afghaanse vluchtelingenkamp Akora Khattak in de NWFP in de
zomer van 2000.
Het gemiddelde dagloon van een Pakistaanse arbeider bedraagt 50-60 rupees
(circa USD 1). Afghanen verdienen hiervan de helft. GroenLinks Magazine,
Dagboek van Farah Karimi in Pakistan en Afghanistan, september 2000. UN OCHA
IRIN-CA, Pakistan: Afghan refugees an economic burden, official says, 14
november 2000. UNHCR, Return of Refugees from Neighbouring Countries,
Background Note, Afghanistan, februari 2001, blz. 3.
In 1999 werden reeds 874 Afghaanse vluchtelingen verplaatst om ruimte
te maken voor de bouw van een snelweg en woningbouw. Sommigen werden
overgebracht naar het kamp Akora Khattak, anderen keerden terug naar
Afghanistan, of vestigden zich elders in Pakistan. US Department of State,
Afghanistan Country Report on Human Rights Practices for 2000, februari
2001. Zie ook het ambtsbericht 'Situatie in Afghanistan' met kenmerk
DPC/AM-633314 van 16 september 1999, blz. 59.
'Afghan refugees said to vacate camp near Peshawar', The News (12
juni 2001).
'Pakistan plans to return Afghan refugees', The Guardian, (6 december
2001).
Volgens een rapport van het Coördinatiebureau van Afghaanse ngo's
zijn er in Peshawar 155 basis- en middelbare scholen voor en door Afghanen.
Ruim 90.000 kinderen genieten ochtendonderwijs. In de wijk Hayatabad wordt
in veertig gehuurde panden door 11.420 jongens en meisjes gestudeerd. Voorts
zijn er circa 15.000 Afghaanse kinderen toegelaten tot scholen met een
Engels curriculum in Peshawar en tevens wordt er onderricht gegeven op
universitair niveau (Afghan University in Peshawar; opgezet door en voor
Afghanen). In 2000 was één op de drie patiënten in de drie voornaamste
ziekenhuizen een Afghaan. Daarnaast zijn er Afghanen met een eigen kliniek
en apotheek. In Peshawar is zestig procent van de arbeiders en vijftig
procent van de geschoolde werknemers Afghaan. Zij zijn niet alleen werkzaam
als kleine zelfstandige, maar ook als werknemer in de (in)formele sectoren.
'Refugees encroach on locals' rights', Dawn (27 april 2001).
Het is zowel UNHCR als de Pakistaanse autoriteiten onbekend waarom
deze spontane nederzetting in Jalozai plaatsvond en hoe deze kon worden
opgelost. UNHCR en de Pakistaanse regering waren het oneens over de status
van het kamp Jalozai dat slechts geschikt is als tijdelijk onderkomen. De
Pakistaanse regering weigerde het kamp voor langdurig gebruik in te richten.
Ze wilde niet nog meer asielzoekers toelaten. Het spanningsveld lag hierin
dat de Pakistaanse autoriteiten vreesden dat er bij het doen van
investeringen in het kamp tegelijkertijd een aantrekkingskracht op
nieuwkomers uit zou gaan.
Hulporganisaties kregen evenmin toestemming om de bewoners van Jalozai naar
een betere locatie te brengen, omdat de Pakistaanse autoriteiten van mening
waren dat het slechts economische migranten betrof en ze Afghanistan veilig
achtten. 'Schoon kamp zou nog meer Afghanen lokken', De Volkskrant (9 mei
2001). De autoriteiten lieten derhalve slechts primaire basiszorg toe, te
weten primaire gezondheidszorg, het aanleggen van latrines en extra steun
aan de twee scholen in het kamp.
UNHCR, Background Paper on Refugees and Asylum Seekers from
Afghanistan, april 2001, blz. 17. Zie ook de brief van de minister van
Buitenlandse Zaken met kenmerk HH-0440/01 van 2 april 2001 aan de Voorzitter
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal met antwoorden op Kamervragen van
Kamerlid Karimi over Afghaanse vluchtelingen in het Jalozai
vluchtelingenkamp.
UN, The situation in Afghanistan and its implications for
international peace and security. Report of the Secretary-General
(A/55/907-S/2001/384, 19 april 2001).
Jemima Khan, echtgenote van de voormalige Pakistaanse
top-cricketspeler en politicus Imran Khan, zamelde geld in en kreeg twee
dagen voor het bezoek van Lubbers toestemming om duizenden tenten te
brengen. 'Lubbers bezoekt lastig Pakistan', Trouw (7 mei 2001).
UNHCR, Afghanistan humanitarian update no. 31, 8 november 2001.
UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for
Pakistan and Afghanistan, 28 januari 2002. 'Jallozai camp exists no more',
The News (26 januari 2002). UN, Briefing Notes, Genève 12 februari 2002.
UNHCR, Final convoy marks closure of notorius Jalozai site, 12 februari
2002.
Teneinde de verstoord geraakte werkrelatie met de provinciale en
federale autoriteiten te verbeteren (onenigheid over locatiekeuze, toegang
tot en beveiliging van de nieuwe kampen), heeft UNHCR-Pakistan de heer Javid
Akram, een voormalig directeur-generaal van SAFRON, als Humanitarian Policy
Advisor gecontracteerd voor de NWFP, met standplaats Peshawar; met hetzelfde
oogmerk wordt omgezien naar een kandidaat voor Baluchistan, met standplaats
Quetta.
UNHCR, Afghan refugees continue arriving at closed Pakistani border,
15 januari 2002. UNHCR, Afghanistan humanitarian update no. 48, 15 januari
2002.
UNHCR, Afghanistan humanitarian update no. 31, 8 november 2001.
Begin januari 2002 werden dagelijks gemiddeld 1500 Afghanen vanuit onder meer Jalozai naar verschillende nieuwe kampen in de tribale gebieden getransporteerd. UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for Pakistan and Afghanistan, 7 januari 2002. 'Probleem Afghaanse vluchteling is uniek', NRC Handelsblad (31 oktober 2001).
Op 9 januari 2002 werden in een konvooi van 33 bussen 2020 personen
verplaatst naar het Shalman-kamp in Khyber Agency. Het Shalman-kamp dat werd
geopend op 5 januari 2002 huisvestte op 9 januari 6000 personen. UN,
Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for Pakistan
and Afghanistan, 9 januari 2002. UN, Briefing Notes - Islamabad, Press
Briefing by the UN Offices for Pakistan and Afghanistan, 14 januari 2002.
UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for
Pakistan and Afghanistan, 18 januari 2002. UNHCR, Humanitarian update no.
51, 24 januari 2002.
UN, Briefing Notes - Islamabad, Press Briefing by the UN Offices for
Pakistan and Afghanistan, 28 januari 2002. UN, Briefing Notes, Genève 12
februari 2002.
Zie voor de Pakistaanse vreemdelingenwetgeving bijlage VI.
De gouverneur van de NWFP zette naar verluidt de
vreemdelingenwetgeving en de officiële grenssluiting voor ongedocumenteerde
Afghanen per 10 november 2001 kracht bij via de introductie van een
quotumregeling waaraan hij de inzet van de desbetreffende opsporingsbeambten
in zijn provincie toetste.
Amnesty International, News Release, Pakistan: Harassment and police
brutality against Afghan refugees, 29 juni 2001.
Een Afghaanse straatverkoper die zich geen Afghaans paspoort kon
veroorloven, werd in het voorjaar in Islamabad opgepakt en na vier dagen
detentie en een boete van USD 50 weer vrijgelaten.
Eind april 2001 werden tijdens een politieoptreden 36 Afghanen in Islamabad
opgepakt. Zij waren niet in het bezit van visa of verblijfsvergunningen. Dit
politieoptreden hield verband met een recente bomaanslag op een groente- en
fruitmarkt in de Pakistaanse hoofdstad. Een woordvoerder van de politie van
Islamabad kondigde aan dat de activiteiten van Afghanen in en rondom
Islamabad in de gaten werden gehouden en dat nieuw politieoptreden werd
verwacht. Integrated Regional Information Networks (IRIN), Pakistan:
Government denies harassment of Afghans, 1 mei 2001. '36 Afghans arrested
for not having stay permits', The News (27 april 2001).
De commission gaf te kennen in mei 2001 namens een gefingeerde Afghaan als testcase een klacht inzake vermeend discriminatoir politieoptreden te hebben ingediend bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. De klacht werd, zonder enige vorm van onderzoek, verworpen op grond van het standpunt dat de voorkomendheid waarmee de politie buitenlanders, inclusief Afghanen, bejegent boven twijfel verheven zou zijn.
Dit werd bekend gemaakt tijdens uitzendingen van Radio Shariat op 27 en 28 april 2001. De tekst is vervolgens vertaald opgenomen in het ICRC nieuwsbulletin, News in Afghanistan, 27-28 april 2001.
Zo zouden in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad bij een
politiecontrole zes illegale Afghanen zonder geldige documenten en/of visa
zijn opgepakt. 'Six illegal refugees arrested', Fontier Post (28 januari
2002).
In navolging op de berichten over uitzettingen van Afghanen naar
Afghanistan, zijn gesprekken geïnitieerd tussen Afghaanse vluchtelingen en
Pakistaanse mensenrechtenactivisten over de mogelijkheid voor Afghanen om
een beroep te doen op de Pakistaanse Wet op het Staatsburgerschap van 1951.
Bij verzoekschrift komen ongeveer honderdduizend Afghanen die de laatste
twee decennia in Pakistan zijn geboren conform sectie 4 van deze wet in
aanmerking voor het Pakistaanse staatsburgerschap, aldus juridische experts.
In de afgelopen tien jaar zouden in Pakistan circa 600.000 Afghaanse
vluchtelingenkinderen in vluchtelingenkampen zijn geboren. Sectie 4 luidt:
'Every person born in Pakistan after the commencement of this Act shall be a
citizen of Pakistan by birth, provided that the person shall not be such a
citizen by virtue of this section if at the time of his birth (a) his father
possesses such immunity from suit and legal process as is accorded to an
envoy of an external sovereign power accredited in Pakistan and is not a
citizen of Pakistan; or (b) his father is an enemy alien and the birth
occurs in a place then under occupation by the enemy'. UN, Question of the
Violation of Human Rights and Fundamental Freedoms in Any Part of the World.
Report on the situation of human rights in Afghanistan submitted by Mr.
Kamal Hossain, Special Rapporteur, in accordance with Commission resolution
2000/18 (E/CN.4/2001/43, februari 2001). 'Pakistan-born Afghans may seek
citizenship', Dawn (26 april 2001).
Volgens Pakistaanse regeringscijfers zouden in de periode van 26
oktober 2000 tot 14 mei 2001 7633 individuen gedwongen zijn teruggekeerd
naar Afghanistan. Volgens berichtgeving van UNHCR, die vrijwel dagelijks en
doelgericht bij Torkham hebben waargenomen zouden gedurende het eerste half
jaar van 2001 ruim 3400 ongedocumenteerde Afghaanse mannen vanuit Pakistan
zijn uitgezet naar Afghanistan. Dit cijfer betreft de optelsom van
uitgezette Afghanen en Afghanen die aan de grens toelating is geweigerd of
bij het passeren van de grens zijn opgepakt en vervolgens, veelal daags
daarna, zijn teruggezet. UN, Weekly Update-422, 27 juli 2001. Human Rights
Watch, No Safe Refuge, The Impact of the September 11 Attacks on Refugees,
Asylum Seekers and Migrants in the Afghanistan Region and Worldwide, 18
oktober 2001.
UNHCR, Recent wave of forced returns of Afghans (NWFP), juni 2001.
In het tijdvak van maart tot augustus 2001 werden volgens lokale waarnemers 774 personen uitgezet, waaronder op 8 mei 2001 vier gedocumenteerden volgens het dagblad The News. UNHCR-Pakistan beschouwde de uitzetting van de gedocumenteerde Afghanen als een incident. De overige 770 (overwegend Tadzjieken, Oezbeken en Pashtuns) waren ongedocumenteerd en voor 75% afkomstig uit de NWFP en de overigen uit Islamabad, Karachi, Rawalpindi en Lahore. In het tijdvak was voorts sprake van vrijwillige repatriatie van 221 families (1445 personen) en in 623 gevallen was sprake van weigering van toelating bij gebrek aan geldige reisdocumenten c.q. bij het passeren van de grens opgepakte en doorgaans enkele dagen later teruggezette Afghanen.
Reuters, Pakistan says cannot absorb more Afghan refugees, 23 oktober
2001.
Acht Afghaanse Sikhs, die eind november 2001 in Pakistan waren
gearresteerd, zijn volgens Amnesty International in december 2001 naar
Afghanistan uitgezet. Amnesty International, Pakistan: Refugees must not be
forced back to an unstable Afghanistan, ASA 33/030/2001, 14 december 2001.
'Police arrest two more Taliban officials', The News (31 januari
2002).
De gouverneur van de NWFP scherpte de leefregels voor in zijn
provincie verblijvende Afghanen nog verder aan teneinde het aantal en de
omvang der demonstraties drastisch te verminderen. Het werd Afghanen
verboden deel te nemen aan betogingen, publieke bijeenkomsten of
soortgelijke activiteiten, terwijl voorts een avondklok werd ingesteld die
Afghanen dwong zich vanaf 18.30 uur binnen hun kamp op te houden.
Zonder aanziens des persoons kunnen hun huizen worden afgebroken, hun winkels gesloten en kunnen zij worden gedeporteerd. ' Action ordered against Afghan troublemakers', The News (21 november 2001).
===