College bouw ziekenhuisvoorzieningen
Persberichten:
Nr. 2002.204
Utrecht, 5 maart 2002
GGZ-Hulpverlening in grote steden kan beter
In de vier grote steden bestaan knelpunten bij de hulpverlening aan
psychiatrische patiënten. Het gaat om acute crisissituaties, zorg aan
verslaafden en allochtonen en maatschappelijke opvang. De knelpunten
hebben vooral te maken met de organisatie en samenstelling van het
zorgaanbod. Meer samenwerking en een betere coördinatie moeten daarin
verbetering kunnen brengen.
Bestaande tekorten zullen met lopende bouwplannen en
wachtlijstmiddelen flink worden verminderd. Dat de behoefte aan
GGZ-voorzieningen in deze steden structureel groter zou zijn, kan
echter niet worden aangetoond.
Dit stelt het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege) in
een rapport dat vandaag aan minister Borst is uitgebracht over
problemen die zich voordoen op het gebied van de geestelijke
gezondheidszorg in de vier grote steden.
Omdat onduidelijkheid bestaat over de omvang van de GGZ-problematiek
in de grote steden en, vooral in de media, met een zekere regelmaat
knelpunten worden geconstateerd, heeft het Bouwcollege de stand van
zaken in kaart gebracht. In het rapport zijn de resultaten verwerkt
van een onderzoek naar zorgbehoefte en -gebruik dat het Bouwcollege
door het Trimbos-instituut heeft laten uitvoeren.
Het Bouwcollege doet verschillende aanbevelingen om de knelpunten in
de grote steden op te lossen.
In de eerste plaats gaat het om acute crisissituaties. Door een gebrek
aan crisisplaatsen verblijven cliënten soms noodgedwongen in een
politiecel, of moet opvang in een andere regio gevonden worden. Soms
ontbreken voldoende vervolgvoorzieningen, zodat crisisplaatsen onnodig
lang bezet blijven. In de grote steden vinden relatief veel gedwongen
opnamen plaats, vaak van cliënten die herhaaldelijk van
crisisvoorzieningen gebruik moeten maken.
Om crisissituaties te voorkomen moet de ambulante psychiatrische zorg
worden uitgebreid, bijvoorbeeld in de vorm van thuiszorg, begeleid
wonen, dagbesteding en rehabilitatieprojecten.
Bij complexe sociaal-psychiatrische problemen kan een wijkgericht
samenwerkingsverband van hulpverleners, wijkagenten en medewerkers van
woningcorporaties escalatie helpen voorkomen.
Bij de verslaafdenzorg is sprake van een `verstopping' van de
beschikbare capaciteit, doordat veel voorzieningen gebruikt worden
door steeds dezelfde cliënten. Meer samenwerking tussen de
verslavingszorg en de GGZ alsook tussen de klinische en ambulante zorg
voor mensen met een dubbele diagnose (verslaafden met psychiatrische
problematiek), kan hierin verbetering brengen.
In voorzieningen voor maatschappelijke opvang (zoals sociale pensions
en accommodaties voor crisis- en vrouwenopvang) verblijven ook veel
mensen met psychiatrische problematiek. Kwaliteitsverbetering,
uitbreiding van de zorgverlening vanuit de GGZ - met inzet van extra
capaciteit - en een betere coördinatie zijn nodig om de problemen op
te lossen. Dit geldt ook voor de zorg aan dak- en thuislozen.
Tot slot zijn er knelpunten in de zorgverlening aan allochtonen (die een groot deel vormen van de bevolking in de grote steden). Communicatieproblemen en culturele verschillen bemoeilijken het opstellen en uitvoeren van behandelplannen. Ook is vaker dan bij autochtonen sprake van complexe problematiek, mede door het late tijdstip waarop allochtonen in het algemeen professionele hulp zoeken. Maatregelen op het terrein van personeelsbeleid, opleiding, methodiekontwikkeling, organisatie van de zorg (specifieke woonvoorzieningen), deskundigheidsbevordering en voorlichting moeten de GGZ-voorzieningen voor allochtonen beter toegankelijk maken.
Contactpersonen:
drs. J.J.M. Vijverberg drs. J.A.M.
Elich
secretaris Werkcommissie GGZ hoofd intake GGZ
Eerder uitgebrachte persberichten.
( Printer vriendelijke versie Stuur dit onderwerp naar een
e-mailadres )