Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitters van de algemene commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4, Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum februari 2002 Auteur G.J.L. Tielman

Kenmerk DIE-88/02 Telefoon 070-3484861

Blad /9 Fax 070-3484086

Bijlage(n) E-mail gjl.tielman@minbuza.nl

Betreft Geannoteerde agenda IMC&T Raad d.d. 1 maart 2002 C.c. de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal Zeer geachte Voorzitters,

Hierbij gaat u de geannoteerde agenda toe van de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad (IMC&T Raad) van 1 maart as.

Deze eerste IMC&T Raad onder Spaans Voorzitterschap heeft met twaalf onderwerpen een bescheiden agenda. De Raad zal voor de agendapunten normalisatie, SOLVIT en het Cardiff-proces resoluties cq. conclusies aannemen. Besluitvorming op lopende dossiers wordt niet voorzien. Nederland vindt dit met name betreurenswaardig voor het Gemeenschapsoctrooi en het wetgevend pakket voor de overheidsaanschaffingen omdat de daarvoor door de Europese Raad van Lissabon gestelde deadlines inmiddels zijn verstreken (afronding ultimo 2001). De Raad zal debatteren over de introductie van de euro (consumentenaspecten) en de resultaten van het Cardiff-proces en in het verlengde daarvan, de bijdrage van de IMC&T Raad aan de Europese Raad van Barcelona.

De Minister van Economische Zaken De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

De Euro en de Consument

De Raad zal een openbaar debat voeren over de introductie van de euro en de gevolgen daarvan voor de consument. Het Voorzitterschap heeft een aantal vragen opgesteld om het debat te structureren:

een algemene evaluatie van de invoering van de euro in de Lidstaten;

de duur van de "duale fase" (de periode waarin de euro naast de nationale munt blijft circuleren) en de duur van de fase van dubbele prijsvermelding (in euro's en nationale valuta);

beoordeling van de reactie van de consumenten op de invoering van de euro en de mate van hun aanpassing, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen uit de samenleving (gehandicapten, ouderen, economisch achtergestelde groepen);

hebben er prijsverhogingen plaatsgevonden als gevolg van de euro-introductie.

De minister van Financiën heeft uw Kamer per brief van 28 januari jl. (FM 2002-0069) reeds geïnformeerd over het verloop van de euro-introductie in Nederland. Voor nadere details over de algemene evaluatie van de euro-introductie (ad. vraag 1), verwijzen wij u naar deze brief. In aanvulling daarop kan hier vermeld worden dat in Nederland is afgesproken om de periode van dubbel prijzen niet langer te laten duren dan de duale fase (28.01). De guldenprijzen zullen vanaf nu dus geleidelijk verdwijnen. Onderzoek wijst uit dat de consument pas een referentiekader in euro opbouwt als er alleen in euro's wordt geprijsd. Het staat landen vrij zelf de duur van het dubbel prijzen te bepalen.

Zoals ook in de genoemde brief wordt aangegeven, is er in Nederland veel aandacht besteed aan de eurovoorbereidingen van de kwetsbare groepen in de samenleving. De eurovoorlichting is toegespitst op alle geledingen van de samenleving (b.v. in braille, in verschillende talen, voor dak- en thuislozen, in bejaardentehuizen, voor kinderen, etc). Ook zijn er speciale faciliteiten in het leven geroepen om een snelle en gemakkelijke omschakeling voor iedereen mogelijk te maken. Zo zijn er bijvoorbeeld voor dak- en thuislozen aparte "omwisselbalies" gecreëerd, omdat deze groepen vaak niet bij banken terecht kunnen. Als gevolg van deze maatregelen is de introductie van de euro ook voor deze groepen vrij soepel verlopen. Er zijn geen klachten geuit door de belangenverenigingen.

De ministers van Financien en Economische zaken hebben uw Kamer per brief van 11 februari jl. (AFEP 2002-0011) reeds geïnformeerd over de CBS-inflatiecijfers over januari van dit jaar. Daarin wordt tevens ingegaan op de vraag of de invoering van de euro heeft bijgedragen aan de tegenvallende inflatie (4%) over januari. Voor details, wordt verwezen naar voornoemde brief. Het volstaat hier te melden dat het CBS aangeeft dat het lastig is een mogelijk effect van de invoering van de euro op de inflatie te meten. Van de factoren die een aandeel hebben in het inflatiecijfer van januari, kan worden gesteld dat de hogere prijzen van verse groenten, planten, bloemen, en brandstoffen hoogstwaarschijnlijk geen verband houden met de introductie van de euro. Dit valt echter niet uit te sluiten voor de prijsstijging in de horeca en de prijsontwikkeling van kleding en schoeisel. De CBS-cijfers wijzen er evenwel op dat het effect hiervan op het totale inflatiecijfer voor januari slechts beperkt kan zijn.

Etikettering van video- en computerspelletjes

De Raad zal een resolutie aannemen over leeftijdsclassificatie en etikettering van (interactieve software in) video- en computerspelletjes.

Lidstaten hanteren verschillende benaderingswijzen om te voorkomen dat minderjarigen worden blootgesteld aan schadelijke inhoud (porno, drugs, geweld) in audiovisuele diensten. Sommige maken daarbij gebruik van wettelijke maatregelen (Finland, Duitsland, Zweden), andere waaronder Nederland van geconditioneerde zelfregulering (= zelfregulering met wettelijke grondslag). Het Spaanse Voorzitterschap wil een discussie in de Raad over de opportuniteit van communautaire maatregelen. Het gaat daarbij met name om geharmoniseerde regels voor leeftijdsclassificatie en etikettering voor video- en computerspelletjes.

Nederland is van mening dat de bescherming van de (minderjarige) consument tegen schadelijke software in video- en computerspelletjes genoegzaam kan worden gewaarborgd door de systemen van geconditioneerde zelfregulering die verschillende Lidstaten hebben opgezet. In dit licht ondersteunt Nederland het lopende initiatief van de Europese industrie en zelfreguleringorganisaties om op Europees niveau te komen tot éénvormige criteria voor leeftijdsclassificatie en etikettering. Zelfregulering in Nederland vindt plaats door het NICAM (Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media). Het gaat derhalve niet om de vraag of bescherming van de minderjarige consument wenselijk is, maar of daartoe wettelijke Europese maatregelen nodig zijn. Gelet op de positieve ervaring in Nederland tot dusverre, wil Nederland de branche-organisaties de gelegenheid geven zelf op Europees niveau tot afspraken te komen. De Commissie kan dit proces monitoren.

Groenboek Consumentenbescherming in de Europese Unie

De Raad zal kennisnemen van een Commissiepresentatie over de resultaten van de consultatieronde over het Groenboek Consumentenbescherming. Betrokken partijen (overheden, bedrijfsleven, consumentenorganisaties) konden tot 15 januari jl. reageren. Bij brief d.d. 12 december 2001 van de staatssecretaris voor Economische Zaken (Kamerstuk no. 27879, nr. 3) is uw Kamer reeds op de hoogte gesteld van het standpunt van de Nederlandse Regering. Op basis van dit Nederlandse standpunt heeft op 7 februari jl. tevens overleg met uw vaste kamercommissie voor economische zaken plaatsgevonden. De Nederlandse reactie is inmiddels aan de Commissie verzonden.

De Commissie schetst in haar Groenboek een tweetal benaderingswijzen om een soepel functionerende interne consumentenmarkt te realiseren, gekoppeld aan een hoog niveau van consumentenbescherming. Het betreft de zogenaamde specifieke en de gemengde aanpak. De specifieke aanpak, op basis waarvan het merendeel van de huidige Europese consumentenwetgeving tot stand komt, is gebaseerd op het ontwikkelen van selectieve, specifieke wetgeving voor bepaalde branches of soorten goederen / diensten. Het beginsel van wederzijdse erkenning speelt een belangrijke rol indien geen communautaire wetgeving nodig is. De gemengde aanpak behelst een allesomvattende kaderrichtlijn, aangevuld met specifieke richtlijnen. De kaderrichtlijn zou een "algemene clausule" bevatten voor de betrekkingen tussen consumenten en bedrijven, hetgeen inhoudt dat men zich moet onthouden van "oneerlijke handelspraktijken". Zo'n algemene clausule moet worden aangevuld met algemene eerlijkheidscriteria en specifieke regels om verschillen tussen nationale voorschriften inzake handelspraktijken uit de weg te ruimen. Sectorspecifieke richtlijnen vormen daarop een aanvulling.

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is Nederland van mening dat de specifieke aanpak vooralsnog de voorkeur geniet. Deze aanpak heeft in het verleden zijn nut bewezen. Niettemin zullen de voorstellen voor een algemene kaderrichtlijn en een rechtskader voor samenwerking van handhavinginstanties nader door Nederland worden bestudeerd. Het houdt vooralsnog enige twijfels over de toegevoegde waarde van een "algemene clausule". Nederland stelt meer vertrouwen in het opstellen van specifieke wetgeving op terreinen waar dat nodig is om concrete problemen van consumentenbescherming op te lossen, aangevuld door vormen van zelf- en co-regulering.

Voorbereiding Europese Raad van Barcelona: CARDIFF-proces

De Raad zal een debat voeren over structurele hervormingen in het kader van het Cardiff-proces en het Synthese-rapport van de Commissie dat aan de Voorjaarstop van Barcelona zal worden voorgelegd. De Raad zal daarnaast conclusies over het Cardiff-proces aannemen.

De Europese Raad van Cardiff (1998) besloot dat Lidstaten jaarlijks rapporteren over vorderingen op het gebied van de structurele hervormingen (product- en kapitaalmarkten). De Raadsconclusies dienen als inbreng vanuit de IMC&T Raad voor (i) de Globale Richtsnoeren voor het Economisch Beleid 2002 (GREB 2002); (ii) de Voorjaarstop van Barcelona; (iii) herziening van de Strategie voor de Interne Markt.

Nederland kan in grote lijnen instemmen met de opzet en inhoud van de voorliggende ontwerpconclusies, welke zijn opgebouwd rond de volgende vier thema's:

het creëren van optimale voorwaarden voor ondernemen (staatssteun, mededinging, openbare aanbestedingen, vereenvoudiging regelgeving, standaardisatie, interne markt voor diensten, voortgang implementatie Europese richtlijnen, onderlinge erkenning beroepskwalificaties);

het bevorderen van vertrouwen in markten, goederen en diensten (Groenboek Consumentenbescherming, SOLVIT-initiatief, Actieplan Financiële Diensten, overname richtlijn);

nuts- en netwerk sectoren (liberalisering, Single European Sky, evaluatie diensten van algemeen belang);

innovatiebeleid (ICT, Zesde Kaderprogramma Onderzoek, Risk Capital Action Plan, Gemeenschapsoctrooi, biotechnologie).

Nederland had graag gezien dat het ambitieniveau van de voorliggende ontwerpconclusies wat hoger was geweest, met name de passages over liberalisering van netwerksectoren en het Gemeenschapsoctrooi. Niettemin kan Nederland de ontwerpconclusies als compromis ondersteunen.

SOLVIT

De Raad zal conclusies aannemen over de Commissiemededeling en de Commissieaanbeveling inzake respectievelijk "Effectieve Probleemoplossing in de Interne Markt -- SOLVIT" en de "Beginselen voor het Gebruik van SOLVIT".

Het SOLVIT-initiatief beoogt verbetering van het bestaande netwerk van Contactpunten voor Burgers en Bedrijven. Deze zijn ondergebracht bij respectievelijk BZ en EZ (Klachtenloket Bedrijven). Doelstelling van het Contactpuntennetwerk is de burger en bedrijven in staat te stellen om op informele wijze efficiënt en snel tot oplossing van een probleem te komen. Het gaat hierbij specifiek om problemen waarmee zij worden geconfronteerd bij de uitoefening van hun interne-marktrechten, daar waar overheden Europese regels niet adequaat hebben geïmplementeerd dan wel naleven (in geval van burgers: wonen, werken en studeren in een andere EU-Lidstaat, in geval van bedrijven: wederzijdse erkenning, technische handelsbelemmeringen, etc.). Door dit systeem kunnen bedrijven en burgers gemakkelijk de weg vinden naar de betrokken overheden om een reactie op hun vraag of klacht te krijgen.

Nederland hecht er belang aan dat burgers en bedrijven beter in staat worden gesteld hun interne-marktrechten uit te oefenen. De interne markt is immers het fundament van de Europese integratie. Het Contactpuntennetwerk kan daaraan een grotere bijdrage leveren dan thans het geval is. In dit licht stemt Nederland in met het SOLVIT-initiatief en committeert het zich aan een spoedige operationalisering ervan.

Gemeenschapsoctrooi

De Raad zal door het Voorzitterschap worden geïnformeerd over de stand van zaken bij de besluitvorming over het Gemeenschapsoctrooi (GO). In opdracht van de Europese Raad van Laken is op 20 december jl. een IMC&T Raad ingelast, waarvan wij uw Kamer per brief van 19 januari jl. (kenmerk: DIE-08/02) reeds verslag deden. De twee belangrijkste problemen die aan deze extra Raadsbijeenkomst voorlagen, betroffen het talenregime en de rol van de nationale octrooibureaus (NOB's). Voor de resultaten van de bijeenkomst verwijzen wij u naar voornoemde brief. Het volstaat hier te melden dat de Raad geen politiek akkoord heeft kunnen bereiken, hoewel er consensus werd bereikt over de rol van de nationale octrooibureaus en 12 van de 15 Lidstaten (waaronder Nederland) alsook de Commissie konden instemmen met het door het Belgisch Voorzitterschap uitgewerkte compromis ten aanzien van het talenregime.

Het Spaans Voorzitterschap heeft aangegeven pas op besluitvorming in de Raad te willen aansturen wanneer er voldoende voortgang in de onderhandelingen (op ambtelijk niveau) is geboekt. Dat is tot op heden niet het geval. Vandaar dat het Voorzitterschap het GO niet voor besluitvorming op de aanstaande IMC&T heeft geagendeerd.

Nederland is teleurgesteld over het gebrek aan voortgang in de onderhandelingen over het Gemeenschapsoctrooi. De Lissabon-deadline (beschikbaarheid Gemeenschapsoctrooi ultimo 2001) is inmiddels verstreken. Nederland is van mening dat de IMC&T Raad zijn verantwoordelijkheid voor besluitvorming moet nemen en wil dat het Voorzitterschap er alles aan doet om besluitvorming in deze Raad af te ronden.

Gebruiksmodel

De Raad zal kennis nemen van een presentatie van de Commissie over de consultatieronde die zij heeft uitgevoerd onder Lidstaten en belanghebbenden inzake de wenselijkheid van een Gemeenschapsgebruiksmodel (communautaire titel). Aansluitend daarop zal een korte discussie plaatsvinden.

Het gebruiksmodel is een ongetoetst, kortlopend klein octrooi voor kleinere uitvindingen, waarvoor een minder zware administratieve procedure geldt dan voor een regulier octrooi.

Onderhandelingen over een richtlijn strekkend tot harmonisatie van nationale wetgeving voor het gebruiksmodel hebben tot nog toe geen resultaat opgeleverd. Enkele Lidstaten hebben bij herhaling herinnerd aan de Voorzitterschapsconclusies van de diverse Europese Raden waarin wordt gerefereerd aan een communautaire titel voor het gebruiksmodel die vooral van belang zou zijn voor het Europese MBK. Het Nederlandse MKB en ook de rest van het Nederlandse bedrijfsleven hebben aangegeven dat geen behoefte bestaat aan een geharmoniseerd gebruiksmodel en dat een communautair gebruiksmodel zelfs contraproductief zal zijn, vanwege de belemmerende werking ervan op het innovatievermogen.

De Commissie is gevraagd een korte consultatieronde uit te voeren om de wensen van de Lidstaten en belanghebbenden t.a.v. een communautair gebruiksmodel te inventariseren. De Commissie zal over de resultaten daarvan aan de Raad rapporteren. Nederland zal er kennis van nemen, maar ziet vooralsnog geen reden de onderhandelingen over het gebruiksmodel te heropenen.

(evt.) Presentatie richtlijnvoorstel octrooiering computerprogramma's

De Raad zal kennisnemen van een Commissiepresentatie over de octrooiering van software. In haar presentatie zal de Commissie ingaan op de resultaten van een EU-brede consultatie die zij in het najaar van 2000 heeft uitgevoerd naar de wenselijkheid van een richtlijn die de octrooiering van software regelt. De uitkomsten wijzen uit dat de industrie er voorstander van is de huidige praktijk te handhaven. Daarbij zijn op basis van het Europees Octrooiverdrag (EOV) computerprogramma's als zodanig niet octrooieerbaar (immers beschermd door auteursrecht) maar is er in de praktijk wel sprake van octrooiverlening voor computerprogramma's als deze verbonden zijn aan (nieuwe) technische applicaties. Het MKB en overige belanghebbenden (universiteiten en andere kennisinstellingen) zijn kritischer ten aanzien van het octrooieren van software-gerelateerde uitvindingen, vanwege de (potentieel) remmende werking die er van uit kan gaan op innovatie en kennisverspreiding. Alle belanghebbenden zijn het er wel over eens dat de huidige situatie -- waarbij geen eenduidige Europese regelgeving bestaat -- nog enige onduidelijkheid en (rechts)onzekerheid met zich mee brengt.

Nederland is niet principieel tegen octrooieren van software-gerelateerde uitvindingen en vindt het van belang dat verhelderd wordt wat wel en wat niet octrooieerbaar is en hoe aanvragen worden beoordeeld. Nederland ondersteunt initiatieven die leiden tot meer juridische duidelijkheid. Een richtlijn op basis waarvan nationale wetgeving wordt geharmoniseerd, biedt daartoe de mogelijkheid. Nederland verwelkomt dan ook voorstellen van de Commissie voor een richtlijn, en vindt dat daarin tevens aandacht geschonken moet worden voor de eventuele implicaties ervan voor kennisverwerving en innovatie door het MKB en kennisinstellingen. Nederland zal de Commissie oproepen spoedig een voorstel te doen.

Overheidsaanbestedingen

De Raad zal kennisnemen van een voortgangsverslag van Voorzitterschap en Commissie over de onderhandelingen inzake het wetgevend pakket voor de overheidsaanbestedingen. Dit pakket, dat bestaat uit een richtlijnvoorstel voor klassieke aanbestedingen (diensten, leveringen, werken) en een richtlijnvoorstel voor de nutssectoren, bundelt en moderniseert de bestaande Europese aanbestedingsrichtlijnen. Het Europees Parlement, dat medebeslissingsbevoegdheid op dit dossier heeft, heeft in eerste lezing een aanzienlijk aantal amendementen aangenomen.

Hoewel tijdens het Belgische Voorzitterschap voortgang is geboekt op het richtlijnvoorstel voor de klassieke aanbestedingen, was een politiek akkoord niet mogelijk. Over het richtlijnvoorstel voor de nutssectoren is (nog immer) nauwelijks gesproken. De Lissabon-deadline voor het wetgevend pakket overheidsaanschaffingen -- afronding voor einde 2001 - is inmiddels verstreken. Dit is te betreuren, vooral gezien het substantiële economische belang van overheidsaanschaffingen (ca. 15% EU-BBP) en de noodzaak de richtlijnen aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen (ICT, privatisering telecommunicatiesector).

Hoewel ook Nederland zich aan de Lissabondoelstelling had gecommitteerd, is de Nederlandse inzet er tegelijkertijd op gericht de onderhandelingen af te sluiten met een kwalitatief hoogwaardig resultaat. In dit licht is het onder meer van belang dat de consistentie tussen de teksten van beide richtlijnen bewaakt wordt. Nederland wil dan ook dat de onderhandelingen over beide richtlijnen gelijktijdig worden afgerond. Nederland zal er toe oproepen dat de onderhandelingen in de Raad over het pakket nog dit jaar (2002) worden afgerond.

De Commissie heeft in twee interpretatieve mededelingen aangegeven op welke wijze volgens haar aanbestedende diensten milieu- en sociale aspecten kunnen meewegen bij een aanbestedingsprocedure. Dit kan in verschillende fasen van de procedure, o.a. bij de omschrijving van wat de aanbestedende dienst wil hebben, de uitvoeringsvoorwaarden en, in beperkte mate, bij de selectie en de gunning. Er kunnen voorwaarden gesteld worden aan het te leveren product (zowel voor werken, leveringen als diensten) en in sommige gevallen aan de productiewijze. Nederland is van mening dat het op grond van de herziene regelgeving mogelijk moet zijn om eisen te stellen in het aanbestedingsproces die het milieu en sociale aspecten positief kunnen beïnvloeden.

Statuut Europese Coöperatieve Vennootschap

De Commissie zal een voortgangsverslag presenteren over het verordeningsvoorstel voor het Statuut van de Europese Coöperatieve Vennootschap (ECV).

De concept-verordening introduceert een nieuwe rechtsvorm: de "Europese Coöperatieve Vennootschap". Deze stelt regels voor de oprichting van de ECV, de inhoud van de statuten, hoogte en samenstelling van het kapitaal en de positie van bestuurders en leden. De ECV wordt een rechtsvorm naast bestaande nationale rechtsvormen. De tekst van het statuut-ECV is in overeenstemming gebracht met het statuut van de Europese Vennootschap, dat oktober 2001 door de Raad is aanvaard. In het statuut-ECV wordt tevens bepaald dat de rol van de werknemers is onderworpen aan een bijbehorende richtlijn betreffende medezeggenschap. Een ECV kan alleen worden opgericht in een lidstaat die deze bijbehorende richtlijn heeft geïmplementeerd.

Nederland acht de totstandkoming van het statuut van de ECV van belang omdat daarmee grensoverschrijdende samenwerking tussen coöperatieve rechtsvormen kan worden vereenvoudigd. Er is de achterliggende periode voortgang in de onderhandelingen geboekt. Zo is Nederland door het (vorige Belgische) Voorzitterschap tegemoet gekomen doordat het ontwerp-statuut nu beter is toegesneden op de mogelijkheid dat een Nederlandse coöperatie (mede)oprichter wordt van een ECV. De Nederlandse coöperatie is een bijzondere vorm van de vereniging, terwijl eerdere versies van het verordeningsvoorstel te zeer waren toegesneden op de (nationale) coöperatie als kapitaalvennootschap.

Normalisatie

De Raad zal worden gevraagd in te stemmen met ontwerpconclusies over het interim-rapport van de Commissie over normalisatie. Hierin wordt de voortgang beschreven die is geboekt in de implementatie van de Raadsresolutie van 28 oktober 1999 over de rol van normalisatie in Europa.

De aan de Raad voorliggende ontwerp-conclusies zijn opgesteld op basis van een inventarisatie van het Voorzitterschap van de acties die voortvloeien uit genoemde Raadsresolutie. De conclusies betreffen de beginselen van normalisatie, de rol van overheden, de efficiëntie en financiering van een levensvatbaar Europees normalisatiesysteem, de uitbreiding van de EU en de internationale / WTO-dimensie van normalisatie. Verder roepen zij de Commissie op tot vervolgrapportage in juni 2003.

Nederland kan instemmen met de ontwerp-conclusies. Op het gebied van normalisatie is de afgelopen jaren veel door de Commissie in gang gezet en is er belangrijke voortgang geboekt. Dit wordt door Nederland op prijs gesteld, zeker gezien het belang van normalisatie voor de werking van de interne markt. Wel verwacht Nederland dat in vervolgacties van Raad en Commissie meer aandacht wordt besteed aan de financiering van het Europese normalisatiesysteem, omreden dat het onzeker is hoe lang nog financiële baten uit de normverkoop kunnen worden verkregen.

Diversen: Commissiemededeling over "TRANSIT"

De Raad zal kennis nemen van een Commissiepresentatie over het geautomatiseerde gegevensuitwisselingsysteem voor het communautaire douanevervoer (TRANSIT). Het communautair douanevervoer betreft een schorsingsregeling waarbij betaling van invoerrechten op goederen wordt uitgesteld van het moment waarop deze de Europese Unie binnenkomen tot het moment waarop zij de plaats van bestemming (binnen) de EU hebben bereikt. Aldaar worden de goederen in het vrije verkeer gebracht, nadat de invoerrechten zijn voldaan.

In 1996-97 is door EP en Raad vastgesteld dat fraude in het communautaire douanevervoer mede mogelijk gemaakt worden door een achterhaald documentair systeem. Besloten is toen dat dit systeem moet worden vervangen door een systeem van elektronische gegevensuitwisseling. Dit is het New Computerised Transit System, afgekort tot NCTS en/of TRANSIT. Het systeem staat wat betreft de werkzaamheden voor de Commissie nagenoeg op de rails. De Commissie levert echter slechts een Minimal Common Core (gemeenschappelijk interoperabel computerplatform) waar de lidstaten toepassingsapplicaties omheen moeten bouwen. Sommige lidstaten lopen echter achter met hun deel van het project, waardoor de deadline eind 2003 in gevaar lijkt te komen. Eind dat jaar moet het systeem operationeel zijn over de gehele EU plus de zeven staten (Visegrad- + EVA-landen) waarmee de EG een gemeenschappelijke douaneovereenkomst heeft. De Commissie wil de achterblijvende lidstaten sterker committeren aan hun toezegging mee te werken aan de automatisering van het communautaire douanevervoer, en daarin te investeren. Nederland hoeft zich niet aangesproken te voelen, want het ligt met een geplande uitrol medio 2002 voor op het communautaire schema. Het steunt de aansporing van de Commissie aan de achterblijvers.

Diversen: Vakantiespreiding

Nadat dit agendapunt ook al op Oostenrijks verzoek was geagendeerd voor de IMC&T Raad van 27 september 2001, dringt deze Lidstaat wederom aan op agendering voor de aanstaande Raadsbijeenkomst. De fatale ongelukken die in de zomermaanden veelvuldig plaatsvinden in Oostenrijkse tunnels als gevolg van het drukke vakantieverkeer, vormen de reden voor Oostenrijk dit onderwerp wederom aan de orde te willen stellen.

N.a.v. de Raadsbespreking in september van het vorig jaar, heeft de Commissie toegezegd een inventariserende studie te zullen uitvoeren naar de huidige vakantiespreiding in EU-Lidstaten. Deze studie is inmiddels afgerond, maar de resultaten ervan zijn nog niet bekend gemaakt. Vooralsnog ziet de Commissie geen reden om op EU-niveau maatregelen te nemen.

Oostenrijk ziet daarentegen wel een duidelijke meerwaarde in een EU-brede coördinatie van vakantiespreiding, met name om zodoende de verkeersintensiteit in de Oostenrijkse tunnels vanuit veiligheidsoogpunt op bepaalde momenten te beperken. Oostenrijk is dan ook niet tevreden met de actie (of beter: het gebrek aan actie) die tot nog toe door de Commissie is ondernomen en wenst door agendering nogmaals de schijnwerpers op dit onderwerp te richten.

Nederland is voorstander van spreiding van vakantieperiodes; op nationaal niveau is reeds sprake van vakantiespreiding. De spreiding heeft een gunstige uitwerking op de verkeersintensiteit in Nederland op specifieke (zater)dagen. Zowel vanuit veiligheids- als milieu-optiek (geconcentreerde uitstoot uitlaatgassen) is vakantiespreiding aan te bevelen. Nederland wijst dan ook niet op voorhand eventuele ideeën van overleg op Europees-niveau over vakantiespreiding af. Nederland zal de Commissie ertoe oproepen zo spoedig mogelijk de resultaten van de door haar afgeronde studie bekend te maken.


Kenmerk DIE-88/02

Blad /9

===