Ministerie van Buitenlandse Zaken


---


1 Inleiding

---

Dit rapport bevat informatie over de positie van de christelijke bevolkingsgroep in Egypte. Het document is opgesteld mede met het oog op de beoordeling van asielaanvragen van christenen afkomstig uit Egypte.

Na algemene gegevens en een historisch overzicht in de hoofdstukken 2 en 3 volgt in hoofdstuk 4 een voor de rechtspositie van christenen relevante uiteenzetting over wet- en regelgeving. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de maatschappelijke positie van de christelijke bevolkingsgroep in Egypte, terwijl hoofdstuk 6 de verhouding met islamisten beschrijft. In hoofdstuk 7 komt de rol van de Egyptische overheid ten aanzien van de christelijke bevolkingsgroep aan bod, terwijl in hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de achtergrond van apostasie en bekering, en de maatschappelijke consequenties daarvan.

In hoofdstuk 9 is informatie verwerkt over proselitisme. Hoofdstuk 10 behandelt mogelijkheden voor binnenlandse verhuizing van christenen en bekeerlingen die stellen problemen te vrezen. In hoofdstuk 11 wordt het beleid van andere Westeuropese landen en UNHCR ten aanzien van christelijke asielzoekers uit Egypte weergegeven, gevolgd door een samenvatting in hoofdstuk 12.

Dit rapport vormt een geactualiseerde versie van eerdere ambtsberichten over de positie van christenen en tot het christendom bekeerde moslims in Egypte.

Bij de opstelling van dit rapport is gebruik gemaakt van rapportage afkomstig van de Nederlandse ambassade in Kairo, die over een netwerk beschikt van contacten met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties, christelijke instanties en kerken, journalisten en ambassades, alsmede van informatie afkomstig van onder meer het US Department of State, Amnesty International, Human Rights Watch en de Economist Intelligence Unit. Ook is gebruik gemaakt van vakliteratuur en berichtgeving in de media. De tekst van dit rapport is in een aantal gevallen gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. In de literatuurlijst is een overzicht opgenomen van de geraadpleegde openbare bronnen.


2 Landeninformatie

---

2.1 Basisgegevens

---
De Arabische Republiek Egypte wordt in het noorden begrensd door de Middellandse Zee, in het oosten door de Gazastrook, Israël, de Golf van Aqaba en de Rode Zee, in het zuiden door Sudan en in het westen door Libië.

Het land heeft een oppervlakte van 998.774 km² (26 x Nederland), waarvan slechts 35.200 km² in cultuur is gebracht of is bebouwd (0,9 x Nederland).

Geografisch kunnen drie streken worden onderscheiden, namelijk Neder-Egypte (Nijl-Delta, Suez-kanaalzone en groot-Kaïro), Opper-Egypte (Beni Sweif, El-Minya, Asyut, Sohag, Qena en Aswan), en woestijnprovincies (Noord- en Zuid-Sinai, Matruh, New Valley, Rode Zee). Bestuurlijk is het land opgedeeld in zevenentwintig provincies, die elk zijn onderverdeeld in districten.

Volgens tellingen in november l986 kende Egypte een bevolkingsaantal van ongeveer 48 miljoen inwoners. Als resultaat van tellingen eind december l996 werd het bevolkingsaantal geschat op ongeveer 60 miljoen mensen. Momenteel lijken schattingen tussen 65 en 70 miljoen het meest reëel. Volgens het Egyptische Central Agency for Mobilization and Statistics zouden van de in totaal 66½ miljoen Egyptenaren er 1,9 miljoen in het buitenland wonen.

Etnisch en linguïstisch kunnen in Egypte voornamelijk Arabieren (98%), bedoeïenen/Berbers (0,5%) en Nubiërs (1%) worden onderscheiden. Naast het Arabisch en het Nubisch wordt in Egypte Koptisch (kerktaal), Engels en Frans (handelstalen) gesproken. In vooral Kairo en Alexandrië zijn kleine groepen Griekse en Armeense minderheden woonachtig. In de Sinai-woestijn is het wereldberoemde Grieks-orthodoxe Sint Katharina-klooster gelegen.

Volgens eerdergenoemde tellingen van november l986 is ongeveer 94% van de Egyptische bevolking moslim, waarvan het overgrote deel de sunnitische leer volgt. Volgens diezelfde tellingen zouden er voorts ongeveer 2 miljoen koptisch-orthodoxe christenen in Egypte leven, die daarmee de grootste religieuze minderheidsgroep in het land vormen. Dit aantal wordt echter door veel kopten bestreden; van die zijde wordt vaak een aantal van 6 à 7 miljoen gehanteerd. Dit laatste komt overeen met cijfers van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken volgens welke het aantal koptisch-orthodoxen op ongeveer tien procent wordt gesteld . Schattingen binnen de koptische kerk en gemeenschap lopen soms op tot tien, twaalf of zelfs vijftien miljoen, maar dergelijke ramingen lijken niet te kunnen worden gestaafd met onderzoeksgegevens. Volgens waarnemers ligt het daadwerkelijke aantal christenen in Egypte tussen 2½ en 6 miljoen.

Enkele honderdduizenden hiervan behoren niet tot de koptisch-orthodoxe gemeenschap . Vanwege de koptische dominantie worden in de volksmond alle christenen wel kopten genoemd. Er wonen naar verhouding veel christenen in zuidelijk Egypte (in de provincies El-Minya, Asyut en in mindere mate in Sohag, Aswan en Luxor), alsmede in bepaalde wijken van Kairo (o.a. Zamalek, Zaitoun, Fagellah en Shubra. In laatstgenoemde wijk is dertig procent van de meer dan twee miljoen inwoners christen). In de Nijldelta is naar schatting twee procent van de bevolking christelijk.

Overigens is het aantal emigranten onder de christelijke bevolkingsgroep naar verhouding groter dan onder de gehele bevolking, terwijl het aantal geboortes per gezin relatief kleiner is. Bovendien zijn er meer bekeringen van christendom tot islam dan andersom.

2.2 Christelijke kerken

---
In Egypte kunnen de volgende christelijke kerken worden onderscheiden .

Orthodoxe kerken

Koptisch-orthodox

Uit de koptisch-orthodoxe kerk komt de grootste christelijke gemeenschap in Egypte voort. Er zijn miljoenen aanhangers, verspreid over Egypte, Sudan, andere Afrikaanse landen, de Verenigde Staten, Canada, Australië, Europa en het Midden-Oosten.

De koptisch-orthodoxe kerk wordt bestuurd door Shenouda III, die zetelt in Kairo en als officiële titel 'patriarch van Alexandrië' voert . Met behulp van gemeenschapsraden voert deze koptische patriarch het beheer over de kerkgebouwen en de scholen voor lager en voortgezet onderwijs die aan de koptisch-orthodoxe kerk verbonden zijn. Tevens draagt hij zorg voor het opstellen en het in de praktijk ten uitvoer leggen van regels met betrekking tot huwelijk, erfrecht en andere personen- en familierechtelijke aangelegenheden.

Grieks-orthodox

De Grieks-orthodoxe kerk heeft ongeveer 8.000 tot 10.000 volgelingen in Egypte, waarvan de helft van Griekse of Cyprische afkomst is en de andere helft van Arabische origine . Tot het eind van de jaren zestig was de Grieks-orthodoxe gemeenschap vele malen groter.

Aan het hoofd van deze kerk staat 'Zijne Zaligheid Petros VII, Paus en Patriarch van Alexandrië en Geheel Afrika'.

Armeens-orthodoxe kerk

De Armeens-apostolische kerk staat onder leiding van aartsbisschop Zaven Chinchinian en heeft ongeveer zevenduizend aanhangers.

Syrisch-orthodox

De Syrisch-orthodoxe gemeenschap in Egypte is zeer klein. Er is voorzover bekend één Syrisch-orthodoxe monnik werkzaam in Kairo.

Met Rome geünieerde kerken

Armeens-katholiek

Het Armeens-katholieke bisdom heeft tussen de één- en tweeduizend volgelingen en is ondergeschikt aan het patriarchaat van Cilicië, waarvan de patriarch zetelt in Beiroet.

Chaldeeuws

Het Chaldeeuws-katholieke diocees van Kairo heeft enkele honderden aanhangers. Aan het hoofd van de Chaldeeuwse gemeenschap staat bisschop Youssef Ibrahim Sarraf.

Koptisch-katholiek

Er is in Egypte één koptisch-katholiek patriarchaat (van Alexandrië) en een aantal diocesen, met ongeveer 150.000 tot 200.000aanhangers. Geestelijk leider is 'Zijne Zaligheid Stephanos II (Andreas Ghattas), patriarch van Alexandrië'.

Rooms-katholiek

In Egypte bestaat het apostolische vicariaat van Alexandrië (mede voor Heliopolis en Port Said), met een geschat aantal van zo'n tienduizend aanhangers. De geestelijk leider is Joseph Bausardi.

Maronitisch

Het maronitische diocees van Kairo heeft ongeveer 5000 aanhangers. Aan het hoofd staat de bisschop van Kairo, Joseph Dergham.

Melkitisch

De Grieks-melkitische patriarch van Antiochië, Alexandrië en Jeruzalem, zetelt in Damascus en is tevens verantwoordelijk voor Egypte. De patriarchaal exarch voor Egypte en Sudan is monseigneur Paul Antaki, 'titulair Aartsbisschop van Nubië'. Er zijn ongeveer 7000 Grieks-katholieken.

Syrisch-katholiek

Het Syrisch-katholieke diocees van Kairo heeft ongeveer 1500 tot 2000 aanhangers. Geestelijk leider is Joseph Hannouche, bisschop van Kairo.

Anglicaanse kerk

De werkzaamheden van het anglicaanse bisdom van Egypte, die in l958 werden opgeschort, zijn in l974 weer hervat. Het bisdom maakt sinds januari l976 deel uit van de Episcopaalse Kerk van Jeruzalem en het Midden-Oosten. Deze kerk heeft een viertal bisdommen en de geestelijk leider is de bisschop in Jeruzalem. De bisschop in Egypte, 'Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid' Ghais Abd Al-Malik, is in 2000 opgevolgd door bisschop Mounir. Hij heeft ook jurisdictie over de anglicaanse kapelaanschappen in Algerije, Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Libië, Somalië en Tunesië.

Protestantse kerken

De organisatie van Protestantse Kerken van Egypte behelst zestien of zeventien kerken en staat onder leiding van algemeen secretaris dr. Safwat Al-Baiady. Er zijn ongeveer honderdvijftig- tot tweehonderdduizend aanhangers.

Onder de protestantse denominaties die in Egypte actief zijn, behoren de Koptisch-Evangelische Kerk (Synode van de Nijl) en de Unie van de Armeens-Evangelische Kerken in het Nabije Oosten. Ook in Egypte zijn er zevendedagsadventisten en presbyterianen. Er is in Egypte een aantal evangelische kerken van niet-Egyptische signatuur actief.

Jehova's getuigen

In Egypte bestaat een kleine gemeenschap van Jehova's getuigen.


3 Historisch overzicht

---

Oorsprong

Volgens christelijke overlevering zou Marcus de Evangelist het christendom naar Egypte hebben gebracht. In het jaar 42 zou hij de eerste christelijke kerk in Alexandrië hebben gesticht.

Voor de verovering van Egypte door de Arabieren in 641 stonden bewoners van dat land bekend onder de naam 'Kopten' en werd Egypte 'het land van de Kopten' genoemd .

Als gevolg van het door de eerste christelijke Romeinse keizer Constantijn de Grote in 312 afgekondigde zogenaamde 'Decreet van Milaan' werd het christendom aanvaard en erkend. In 395 werd het christendom officieel benoemd tot staatsgodsdienst voor het gehele toenmalige Romeinse Rijk, waartoe ook Egypte behoorde. Daar schreef en sprak men de Koptische taal, dat wil zeggen de oud-Egyptische taal, geschreven in Griekse letters, aangevuld met zeven andere letters.

Islamisering

Toen de islamitische legers van generaal Amr Ibn Al-As Egypte binnentrokken, haalden de christenen de moslims als bevrijders in. De inheemse Koptische kerk had zich namelijk in 451 (Concilie van Chalcedon) na twisten over de natuur en het wezen van Christus van de officiële christelijke kerk afgescheiden en werd sindsdien door de Oost-Romeinse keizers onderdrukt.

Veel bekeringsijver legden de eerste islamitische veroveraars niet aan de dag, en het Arabisch werd pas honderd jaar later de officiële regeringstaal.

Rond het jaar 1000 was een groot deel van de bevolking in Egypte nog christelijk. Vooral in Opper-Egypte drong de islam maar langzaam door. Daar bleven verhoudingsgewijs veel christenen wonen. Pas in de vijftiende eeuw stierf het Koptisch uit als gesproken taal, om als kerktaal te blijven voortbestaan . Na verloop van tijd maakte de Arabische overheersing een einde aan de christelijke dominantie in taal en godsdienst.

Veel inwoners van Egypte bekeerden zich tot de islam. Dit gebeurde door gemengde huwelijken en uit geloofsovertuiging, of nadat zij langdurig gebukt waren gegaan onder Arabische overheersing, of uit een verlangen tot gelijkwaardigheid met moslims te komen in sociaal en politiek opzicht. Op den duur vormden de moslims de grootste bevolkingsgroep.

Het verval van de christelijke kerk hing nauw samen met de status van christenen en joden. Zij waren in het islamitische Egypte wettelijk gediscrimineerde religieuze groepen . Sommige islamitische heersers vervolgden de christenen. Kerken en kloosters werden verwoest, priesters verbannen en gelovigen gedwongen massaal tot de islam over te gaan. Overigens vielen problemen voor christenen veelal samen met tijden van grote problemen voor de samenleving als geheel.

Twintigste eeuw

Na het einde van het Britse mandaat en het uitroepen van de Egyptische onafhankelijkheid op 28 februari l922 was in zekere mate sprake van spanningen tussen de christenen en moslims als gevolg van toenemende missiepraktijken door katholieke en protestantse zendelingen enerzijds en islamitisch-fundamentalistische reacties (zoals het ontstaan van de Moslimbroederschap in l928) daarop anderzijds.

Het afzetten van koning Farouk in l952 na een militaire staatsgreep onder leiding van Gamal Abdel Nasser, en het uitroepen van de Egyptische Republiek een jaar later, brachten economische en sociale veranderingen teweeg. Door nationalisatie van bedrijven en landhervormingen raakten veel welgestelde christenen en moslims hun werk en bezittingen kwijt. De christelijke bevolkingsgroep speelde sindsdien een minder belangrijke rol in het openbare leven. Vanaf die tijd dateert de christelijke emigratie, met name naar de Verenigde Staten, Canada en Australië.

Patriarch Shenouda III

Patriarch Shenouda III, die in het Egyptische leger vol overtuiging had meegevochten tegen Israël, leefde geruime tijd als kluizenaar in de woestijn, tot zijn voorganger, patriarch Cyrillus VI, hem benoemde tot bisschop voor katechese, een nieuwe post binnen de koptische kerk.

Onder Shenouda's leiding verrezen overal in Egypte zondagsscholen en jeugdcentra, die de koptisch-orthodoxe jeugd bewuster moesten maken van haar religieuze achtergrond. Talrijke andere sociaal-maatschappelijke instellingen bloeiden op zoals scholen, hospitalen, weeshuizen en bejaardencentra. Ook het kloosterleven beleefde een opbloei.

In l971 werd Shenouda, mogelijk mede op persoonlijke voorspraak van president Anwar Al-Sadat , tot patriarch benoemd.

Onder leiding van patriarch Shenouda III probeert de koptische kerk aan de achtergestelde positie van de koptisch-orthodoxe christenen (met in hun kielzog de andere christenen) een einde te maken.

Zo stuitte elke poging het islamitische recht (shari'a) in Egypte in te voeren van meet af aan op fel verzet van de patriarch. Toen het Egyptische parlement in l977 een wetsvoorstel in behandeling nam dat voor moslims de doodstraf stelde op geloofsafval, beval Shenouda tot een landelijke vastenactie. De patriarch was van mening dat de nieuwe wet speciaal gericht was tegen tot de islam bekeerde christenen, die spijt hadden van hun bekering tot de islam en weer terugkeerden tot het christendom.

Hij mobiliseerde de koptische gemeenschappen in het buitenland en liet telegrammen sturen naar de W ereldraad van Kerken en de Commissie van de Verenigde Naties voor de Rechten van de Mens. Na een stroom van protesten uit binnen- en buitenland werd de behandeling van het wetsontwerp gestaakt.

Dit resultaat achtte patriarch Shenouda onvoldoende en hij begon zich te keren tegen de algemene discriminatie van de kopten. De crisis die hieruit voortvloeide, bereikte aan het eind van de jaren zeventig haar hoogtepunt, toen de spanning tussen christenen en moslim-fundamentalisten snel toenam. Enige kerken brandden af, enkele christelijke priesters werden vermoord, en christelijke winkeliers beroofd en bedreigd.

Toen president Sadat in augustus l979 de Verenigde Staten bezocht, demonstreerden honderden kopten voor het gebouw van de Verenigde Naties in New York. In Washington bekogelden zij Sadat's auto met eieren en tomaten .

Onder het bewind van Sadat nam '... de animositeit tussen moslims en kopten toe als gevolg van de in die tijd groter wordende invloed van moslim-extremisten, een religieuze opleving onder de kopten, en koptisch verzet tegen enkele sterk islamitische getinte maatregelen (bijvoorbeeld de wet waarin wordt bepaald dat de shari'a de hoofdbron van wetgeving is).' .

Met betrekking tot religieuze opleving onder de kopten geldt dat sinds halverwege vorige eeuw wel wordt gesproken van een 'koptische Renaissance', die deels parallel loopt met een islamitische opleving. De laatste decennia is binnen de koptische kerk met name sprake van een heropleving van het monnikendom, dat momenteel als steunpilaar van de koptische kerk kan worden beschouwd. Ook is al enige tijd sprake van veel ondersteuning vanuit het buitenland en wisselwerking met de koptische diaspora.

In juni l981 kwam het bij ernstige ongeregeldheden tussen kopten en moslims in de overbevolkte Kaireense wijk Al-Zawya Al-Hamra tot een bloedbad, waarbij een groot aantal personen de dood vond . In september van dat jaar werden ruim vijftienhonderd Egyptenaren, zowel moslims als christenen, door de politie van hun bed gelicht. Onder hen bevonden zich veel prominente politieke tegenstanders van president Sadat, die niets met de godsdienstrellen uitstaande hadden. Acht koptische bisschoppen en tweeëntwintig priesters kwamen in het gevang, terwijl president Sadat zijn erkenning van patriarch Shenouda terugtrok en hem verbande naar een klooster in Wadi Natroun, gelegen tussen Alexandrië en Kairo.

Sinds Sadats dood in oktober l981 zijn de betrekkingen tussen de Egyptische overheid en de koptische kerk verbeterd. De reden voor deze verbetering ligt in de pragmatische aanpak van Sadat's opvolger Mubarak om alle partijen te vriend te houden. In december l983 werd Shenouda door de nieuwe president weer teruggehaald naar Kairo en weer erkend als patriarch.

Met name in de periode 1992 - 1997 hebben uitbarstingen van religieus geïnspireerd geweld gericht tegen regeringsfunctionarissen, kopten en toeristen, alsmede daaruit voortvloeiende botsingen tussen veiligheidstroepen en aanhangers van militante moslimgroepen als Al-Jihad en Al-Jama'at al-Islamiyya , met name in Opper-Egypte honderden slachtoffers geëist. Twee voorbeelden van dergelijk geweld zijn de gewapende overval in de kerk van St. George in Abu Qurqas op 12 februari l997 waarbij tien christenen de dood vonden , en een aanval op toeristen in Luxor op 17 november l997 waarbij 62 mensen de dood vonden . Volgens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken zijn christenen het slachtoffer geweest van "... occasional violent assault by the Islamic Group and other terrorists. However, there were no reports of terrorist attacks against Christians..." .


4 Wet- en regelgeving

---

De Egyptische wetgeving kent seculiere en islamitische elementen. De Egyptische Grondwet noemt het islamitisch recht (shari'a) weliswaar als 'de belangrijkste bron van wetgeving' , maar de Egyptische wetgever is niet voortvarend in het navolgen van deze constitutionele instructie.

Het standpunt van de Egyptische overheid is dat circa 98% van de bestaande Egyptische wetgeving niet in tegenspraak is met de shari'a en derhalve geen wijziging behoeft. De overige 2% zou wel moeten worden herzien, doch aan deze toezegging is nog geen gevolg gegeven.

Inzake godsdienst en overgang naar een andere godsdienst is in Egypte de volgende wet- en regelgeving relevant:

In Egypte bestaat op basis van de Grondwet vrijheid van godsdienst en van godsdienstuitoefening , alsmede gelijkheid voor de wet ongeacht religie .

Naast de islam worden alleen het christendom en het jodendom erkend als godsdiensten met wetten, tradities en rituelen die geëerbiedigd moeten worden. Polytheïstische of monotheïstische godsdiensten die na de profeet Mohammed zijn ontstaan, zoals bijvoorbeeld het bahaïsme , vallen daarentegen niet onder de godsdienstvrijheid.

Het is de burger overigens niet toegestaan zich bij de rechter op de Grondwet te beroepen. Daarvoor zal hij zich moeten wenden tot het Hoge Constitutionele Hof. De burger mag zich wel direct beroepen op internationale overeenkomsten en verdragen.

Egypte is door het neerleggen van een akte van bekrachtiging op 14 januari l982 partij geworden bij het op 19 december l966 te New York voor ondertekening opengestelde Internationale Verdrag inzake de Burgerlijke en Politieke Rechten, dat voor Egypte in werking trad op 14 april l982. Artikel 18 van dat verdrag garandeert de vrijheid van belijden en veranderen van godsdienst . Artikel 27 van dat verdrag bepaalt dat religieuze minderheden recht hebben om hun godsdienst te belijden .

Egypte heeft echter bij de bekrachtiging van het verdrag de verklaring afgelegd dat de bepalingen van het verdrag van toepassing zijn voorzover zij niet in strijd zijn met de regels van de shari'a .

De islamitische wet- en regelgeving is in de loop der eeuwen vastgelegd in grote hoeveelheden casuïstische, rechtsgeleerde literatuur. De shari'a is geen wet of recht in de westerse zin van het woord. De shari'a erkent joden en christenen als religieuze minderheden binnen de islamitische samenleving. Hen wordt vrijheid van godsdienstuitoefening toegekend, alsmede een beperkte regelgevende en juridische autonomie inzake familie- en erfrecht.

Op dit moment is de shari'a voor moslims in Egypte van toepassing op het familierecht, erfrecht en het recht van islamitische stichtingen.

De Partijenwet uit l977 verbiedt de vorming van politieke partijen of het voeren van politieke campagne op basis van geloofsbelijdenis of op religieuze grondslag.

Bouw en verbouwing van christelijke kerkgebouwen zijn slechts mogelijk bij presidentieel decreet. Deze regelgeving van l934 is een restant van een Ottomaanse verordening uit l856 (het 'Hamayouni-decreet') . Volgens bepalingen van het Egyptische ministerie van Binnenlandse Zaken uit l934 moet bovendien aan tien voorwaarden worden voldaan, alvorens met een presidentieel decreet toestemming voor de bouw van christelijke kerkgebouwen kan worden verkregen. In reactie op kritiek op deze regelingen heeft president Mubarak in januari l998 afgifte van vergunningen voor reparaties aan christelijke kerkgebouwen gedelegeerd aan de gouverneurs. Ondanks het feit dat de president in achttien jaar alle van de meer dan 230 verzoeken honoreerde, stellen sommige christenen dat aanvragen soms lange tijd niet worden afgehandeld of behandeling voor onbepaalde tijd wordt uitgesteld. Ook zou in enkele gevallen de Egyptische veiligheidsdienst hebben verhinderd dat een vergunning daadwerkelijk werd gebruikt.

Overigens heeft president Mubarak in december 1999 afgifte van vergunningen voor reparaties aan kerkelijke gebouwen verder vergemakkelijkt door kerken op dezelfde voet te behandelen als moskeëen. Toen vaardigde de president een decreet uit waarbij reparaties in en aan alle religieuze gebouwen onderworpen worden aan een uit l976 daterende civiele bouwverordening. Dit decreet dat veelal een symbolische waarde heeft, maakt dat moskeeën en kerken voor de wet gelijk zijn. De praktische waarde van het decreet bestaat daarin dat de mogelijkheid voor reparaties aan kerkgebouwen aanzienlijk wordt verbeterd.

In 2000 gaf de Egyptische regering in 29 gevallen toestemming voor bouwwerkzaamheden aan kerken, waaronder in vier gevallen de bouw van nieuwe kerken. Er werd in zes gevallen toestemming verleend voor aanvullende werkzaamheden bij kerken; in 19 gevallen werd toestemming verleend voor kerken die eerder zonder toestemming waren gebouwd. Volgens de regering gaven in 2000 lagere autoriteiten in meer dan 350 gevallen toestemming voor herstel- en reparatiewerkzaamheden aan kerken.

Als gevolg van beperkingen in de praktijk van vergunningen voor de bouw van kerken gebruiken sommige christelijke gemeenschappen voor hun religieuze diensten particuliere gebouwen en appartementen.

In februari 2000 sloot de Egyptische veiligheidsdienst in de stad Al-Tour in de Sinai een kerk die zonder vergunning werd gebruikt. De christelijke gemeenschap in de Sinai had echter al in l995 een eerste verzoek bij de Egyptische autoriteiten ingediend om een eigen kerk in Al-Tour te mogen bouwen.

In april 2000 verleenden de Egyptische autoriteiten toestemming voor de bouw van een kerk in de wijk Al-Qalag in de stad Shebin Al-Qanater in de provincie Qalubiya. De historische kerk van de christelijke gemeente in die stad was in l989 door de Egyptische veiligheidsdienst gesloten.

In mei 2000 deed de redactie van het christelijke weekblad Watani ('Mijn Vaderland') in enkele opeenvolgende uitgaven verslag van het falen van de Egyptische overheid om in een tiental nieuwe christelijke gemeenschappen vergunningen voor de bouw van kerken af te geven.

Volgens de shari'a kan iedere moslim een geloofsgenoot aangeven op beschuldiging van on-islamitisch gedrag, hetgeen in de praktijk zou kunnen neerkomen op een beschuldiging van afvalligheid. In de zogenaamde 'Hisba-wet' van l996 is dit wettelijk geregeld. Deze wet is inmiddels opgenomen in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uit l997, in artikel 3bis . 'Hisba' is een islamitisch gebruik, dat inhoudt dat iedere moslim een andere moslim mag aanklagen vanwege 'on-islamitisch gedrag'. De Hisba-wet regelt dit gebruik in die zin dat de aanklacht moet worden ingediend bij het Openbaar Ministerie, en dat het OM de discretionaire bevoegdheid heeft tot onderzoek en eventueel vervolging over te gaan. De aanklager kan hierop niet in beroep tegen het besluit van het Openbaar Ministerie. De Hisba-wet stelt tevens dat vervolging slechts dan is aangewezen indien de aanklagende partij zijn persoonlijke betrokkenheid bij het vermeende 'on-islamitische gedrag' kan aantonen.

In verband met de Hisba-wet zijn als jurisprudentie de volgende twee uitspraken van de Egyptische Hoge Raad van belang:


· Volgens een uitspraak in maart l978 kan afvalligheid alleen worden vastgesteld op grond van een publieke verklaring daartoe, en niet gedragingen of anderszins.


· Onder een publieke verklaring kan ook worden begrepen een boek of een film.

De rechter heeft de bevoegdheid om, los van de uitleg van de auteur, vast te stellen of er sprake is van afvalligheid of niet.

Op grond van de Noodwet die sinds l98l onafgebroken van kracht is geweest, hebben politie en veiligheidsdiensten verregaande bevoegdheden. De Noodwet biedt de mogelijkheid van administratieve detentie zonder dat een verdachte in staat van beschuldiging wordt gesteld.

De islamitische, christelijke en joodse gemeenschappen in Egypte hebben elk hun eigen familiewetten. Christenen zijn derhalve voor de meeste zaken die het familierecht betreffen (huwelijk, scheiding, alimentatie, kindervoogdij) aangewezen op kerkelijke wetten . Binnen de diverse christelijke kerkgenootschappen bestaan onderling afwijkende wetten. Overigens hebben de kerken een voorstel gedaan voor een gemeenschappelijk familierecht voor christenen.

Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelt in dit verband dat "... according to a l995 law, application of family law, including marriage, divorce, alimony, child custody, inheritance and burial, is based on an individual's religion. In the practice of family law, the State recognizes only three 'heavenly religions': Islam, Christianity, and Judaism. Muslim families are subject to the Personal Status Law, which draws on Shari'a. Christian families are subject to canon law, and Jewish families are subject to Jewish law. In cases of family law disputes involving a marriage between a Christian woman and a Muslim man, the courts apply the Personal Status Laws. The children of such marriages must be raised as Muslims. " . Moslim-vrouwen mogen niet trouwen met een christelijke man.

In geval van een huwelijk tussen christenen van verschillende denominatie kan de shari'a worden toegepast bij rechtszaken in de persoonlijke sfeer.


5 Maatschappelijke positie

---

Zoals eerder aangegeven wordt de term 'kopt' in Egypte veelal ook gebruikt voor aanhangers van de niet-koptische denominaties. Om hen te onderscheiden van de moslims worden alle Egyptische christenen vaak aangeduid als 'kopten'. Egyptische kopten hebben een met moslims gemeenschappelijke geschiedenis en nationale identiteit. Zij zijn van dezelfde etniciteit en delen taal en cultuur. Christenen leven verspreid over Egypte, vaak als buren van moslims. In het grootste gedeelte van Egypte is in het algemeen sprake van een vrij harmonieuze coëxistentie van christenen en moslims; ook is er sprake van interkerkelijke discussies en andere interconfessionele contacten tussen islamitische en christelijke leiders, terwijl ook over en weer diensten worden bezocht.

Particuliere christelijke scholen laten islamitische studenten toe; religieuze liefdadigheidsinstellingen richten zich zowel op christelijke als op islamitische gemeenschappen.

In l998 werd tussen het Vaticaan en Al-Azhar (de voornaamste islamitische instelling van Egypte met een vooraanstaand seminarie voor islamitisch-sunnitische studies) een commissie voor een wederzijdse dialoog in het leven geroepen. Al-Azhar is in Egypte en daarbuiten met vertegenwoordigers van andere godsdiensten een dialoog aangegaan.

De Coptic Evangelical Organization for Social Services (CEOSS) geeft ondersteuning aan een Center for Intercultural Dialog. In mei 2000 organiseerden Al-Azhar en CEOSS een bijeenkomst inzake 'Religious Thought and Justice'. Deze bijeenkomst in Port Said trok meer dan honderd deelnemers, waaronder minister Hamdy Zaqzouq van Religieuze Stichtingen, verantwoordelijk voor het beheer van religieuze onroerende goederen, en de sjeik Al-Azhar.

In een reactie op het negatieve beeld dat op lokaal niveau maar ook in het buitenland wordt geschetst van de behandeling door de Egyptische autoriteiten van christenen, hebben lokale christelijke en islamitische leiders in l998 een zogenaamde 'raad van wijze mannen' in het leven geroepen. Met als doel de problemen van de christelijke gemeenschap in Egypte nader te omschrijven en mogelijke oplossingen daarvoor voor te stellen aan de Egyptische autoriteiten en de Egyptische samenleving. Deze raad van wijze mannen kwam met de volgende vijf prioriteiten:


· afschaffen van de Ottomaanse verordening uit l856 en daarmee samenhangende richtlijnen die de bouw en het herstel van kerken regelen,


· vermeerderen van het aantal christenen te nomineren voor verkiesbare plaatsen door de regerende National Democratic Party (NDP),


· vermeerderen van het aantal christenen te benoemen in belangrijke overheidsfuncties,


· wegnemen van de ongelijke behandeling van christenen in de media en verbieden van verspreiding van discriminerende informatie,


· wegnemen van de ongelijke behandeling in het onderwijs, en meer aandacht voor de koptische geschiedenis in het onderwijs.

Na het sectarische geweld eind december l999 en begin januari 2000 hebben de wijze mannen zich weer gericht tot de Egyptische autoriteiten en de Egyptische samenleving in een hernieuwde oproep om religieuze discriminatie uit de wereld te helpen.

Van tijd tot tijd echter wakkeren religieuze spanningen aan, spelen vooroordelen op en ontstaan situaties waarin geweld wordt gebruikt . Wederzijds komt discriminatie voor , veelal van de christelijke minderheid door de islamitische meerderheid.

De maatschappelijke positie van de christelijke bevolkingsgroep in Egypte kenmerkt zich in economisch, politiek en bestuurlijk opzicht door enige verschillen van de rest van de bevolking. Zo zijn christenen in het algemeen ondervertegenwoordigd in de publieke sector en zijn bij de laatste parlementsverkiezingen in 2000 drie christenen gekozen, en heeft de president, gebruikmakend van zijn bevoegdheid om (maximaal tien) parlementsleden te benoemen, vier christelijke parlementsleden aangesteld.

Een kopt is al enige jaren minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel. Ook de voormalige Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, de Egyptenaar Boutros Boutros Ghali, is kopt. Hij was voordien minister van Buitenlandse Zaken.

Van de 32 ministers in het Egyptische kabinet zijn er twee van koptisch-christelijke afkomst. Alle zesentwintig gouverneurs in Egypte zijn moslim . Onder de 127 Egyptische ambassadeurs zijn er enkele van christelijke afkomst. Van de 3.600 staatsbedrijven in Egypte zouden er tien een president van christelijke afkomst hebben . Er zijn geen kopten met hoge functies bij de politie of binnen de strijdkrachten.

Christenen daarentegen zijn naar verhouding oververtegenwoordigd in de handel en vrije beroepen als apotheker, advocaat en journalist . Voorts kennen zij een gemiddeld hogere levensstandaard dan hun moslim-medeburgers.


6 Verhouding met islamisten

---

6.1 Islamistische stromingen

---
In Egypte kunnen verschillende islamistische oppositie-groeperingen worden onderscheiden. In de eerste plaats zijn er de niet-militante Moslimbroeders, die de status van legale politieke partij nastreven. Hun uiteindelijke doel is de invoering van de shari'a en stichting van een islamitische staat. De Moslimbroeders zijn bereid te participeren in het bestaande politieke systeem om dat vervolgens van binnenuit te hervormen.

Bij de verkiezingen van november 2000 zijn zeventien 'onafhankelijken' gekozen waarvan bekend is dat zij sympathieën hebben voor de Moslimbroederschap.

Daarnaast is in Egypte een aantal militante islamistische organisaties bekend. Al-Jihad is met name bekend vanwege aanslagen tegen politici, hoge ambtenaren en militairen, met name in Kairo. De extremistisch-militante groepering wordt verantwoordelijk gehouden voor moordaanslagen op minister van Informatie Safwat Al-Sharif in maart l993, op minister van Binnenlandse Zaken Hassan Al-Alfi in augustus l993 en op premier 'Atef Sidqi in november l993.

Naast Al-Jihad is een verzameling van radicale islamisten te onderscheiden, die veelal onder de noemer Al-Jama'at al-Islamiyya bekend staan. Al-Jama'at al-Islamiyya beoordeelt de Egyptische staat als een anti-islamitische vijand, waartegen met geweld verzet dient te worden geboden .

In tegenstelling tot de Moslimbroeders beschouwen sommige aanhangers van Al-Jama'at al-Islamiyya iemand die behoort tot de christelijke bevolkingsgroep niet als 'dhimmi' (dat wil zeggen: als een gelovige, die een geopenbaard boek bezit en binnen het kader van de shari'a recht heeft op een beschermde positie tegen betaling van een soort belasting), maar als ongelovige. Overigens zijn er ook Moslimbroeders en aanhangers van gelijksoortige islamitische stromingen die christenen als zogenaamde 'medeburgers' ('muwatin') zouden willen erkennen. Voor zover aanhangers van Al-Jama'at al-Islamiyya christenen wel eenduidig als 'dhimmi' aanmerken, willen zij hen vastleggen op een tweederangspositie volgens de meest strikte interpretatie van de shari'a.

Al-Jama'at al-Islamiyya heeft traditioneel een naar verhouding grote aanhang in de provincies Asyut en Minya. Dit zijn ook de regio's waar verhoudingsgewijs veel christenen wonen. Overigens wordt het aantal actieve aanhangers van Al-Jama'at al-Islamiyya op enkele duizenden personen geschat. Uit uitspraken van enkele moslim-fundamentalistische leiders valt op te maken dat de militanten buiten hun eigen kringen weinig aanhang vinden .

6.2 Geweld59

---
De jaren zeventig gaven een toename van deels gewelddadige conflicten tussen zekere moslim-extremistische en christelijke geloofsgemeenschappen te zien .

In l978 escaleerde een en ander in rellen tussen moslims en christenen in Asyut en Minya, ondanks verzoeningspogingen van de koptisch-orthodoxe patriarch en de sjeik Al-Azhar, de hoogste islamitische autoriteit in Egypte .

In l98l vonden hevige uitbarstingen van geweld plaats in Kairo . De daaropvolgende massale arrestaties onder de politieke oppositie werden gerechtvaardigd onder het mom van het voorkomen van een 'libanisering' van Egypte.

Hoewel het in het recente verleden wat minder het geval was, is er ook onder het presidentschap van Hosni Mubarak, ondanks diens op verzoening gerichte beleid, in feite geen jaar voorbij gegaan zonder conflicten of spanningen tussen moslims en christenen .

Afgezien van enkele aanslagen in Kairo concentreren zich de gewelddadigheden voornamelijk in de gouvernoraten Minya, Asyut en Sohag, waarbij christenen, hun bezittingen en kerken, doelwitten vormden van militante moslims.

Van spanningen is sindsdien vooral sprake geweest in die gebieden waar traditioneel sprake is van een militante fundamentalistische aanhang, gekoppeld aan de aanwezigheid van een relatief groot aantal christelijke bewoners. Vaak braken rellen uit naar aanleiding van geruchten of van onbeduidende gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld het vertonen van een video in een café.

Conservatieve moslims voelen zich hierdoor ontriefd, en vaak worden gebeurtenissen aangedikt. Zo ontstaan situaties waarbij doden en gewonden kunnen vallen en bijvoorbeeld winkels van christenen kort en klein kunnen worden geslagen.

Overigens kunnen in Opper-Egypte ook 'maffia-praktijken' voorkomen, waarbij moslimbendes 'beschermingsgeld' eisen van christenen. Bij weigering hieraan gevolg te geven riskeren betrokkenen geweld tegen henzelf en hun gezinnen en bijvoorbeeld brandstichting in hun winkels en bedrijfjes.

De traditie van bloedvetes in Opper-Egypte versterkt het geweld.

Er zijn aanwijzingen dat individuele politie-agenten of functionarissen van de veiligheidsdienst vanwege hun fundamentalistische gedachtengoed christenen met weinig respect behandelen en lastig vallen. Het is ook voorgekomen dat lokale politiefunctionarissen op individuele basis waren betrokken bij geweld tegen christenen .

De tegen christenen gerichte gewelddadigheden staan overigens niet op zichzelf.

Radicale moslims voeren eveneens gewelddadige acties uit tegen de Egyptische autoriteiten en hun veiligheidsdiensten. Het moslimgeweld tegen christenen komt dan ook niet meer zozeer voort louter uit religieuze motieven, maar het heeft veelal ook politieke en criminele achtergronden. Militante moslim-extremisten trachten met hun aanslagen op regeringsleden, intellectuelen , christenen en toeristen de legitimiteit van de Egyptische autoriteiten te ondermijnen. Na de aanslag op toeristen in Luxor in november l997 zijn de gewelddadigheden tussen extremistische moslims en de Egyptische veiligheidsdiensten echter beduidend afgenomen.

Overigens hebben in juli l998 vijf leiders van Al-Jama'at Al-Islamiyya (Karam Zuhdi, Nagih Ibrahim, 'Abbud Al-Zumr, Hamdi 'Abd Al-Rahman en Fu'ad Al Dawalibi), die allen langdurig vastzitten in de Tora-strafgevangenis in Kairo, opgeroepen de gewelddadige acties van de organisatie te beëindigen. Op 25 maart l999 werd in een verklaring van Al-Jama'at Al-Islamiyya aangekondigd dat de gewapende acties van de groepering zouden worden gestaakt; een maand later werden 1200 aanhangers van de beweging uit Egyptische gevangenissen vrijgelaten .

In l998 waren extremisten verantwoordelijk voor de dood van zes christenen in de provincie Minya , waar ongeveer twintig procent van de bevolking christelijk is.

De laatste jaren is geen sprake meer van extremistisch geweld.

Al-Kosheh - Dar Al-Salaam

Op 31 december l999 liep een transactiegeschil tussen een christelijke kleermaker en een islamitische klant in het dorp Al-Kosheh in de provincie Sohag uit de hand . Als gevolg van de daaropvolgende gewelddadigheden tussen moslims en christenen in dat gebied vonden op 2 januari 2000 21 christenen en één moslim de dood. In Al-Kosheh vielen 39 gewonden en in het aangrenzende dorp Dar Al-Salaam raakten 5 personen gewond. Zo'n 200 winkels en huizen werden verwoest.

President Mubarak stuurde de minister van Lokaal Bestuur naar Al-Kosheh om zich ter plaatse op de hoogte te stellen van de gebeurtenissen. Ook de minister van Huisvesting en de Openbare Aanklager bezochten voor verder onderzoek A l-Kosheh. Premier Atef Ebeid sprak van de noodzaak tot zware straffen.

De Egyptische regering schonk een bedrag in Egyptische ponden met een waarde 882 dollar aan iedere familie waarvan een lid bij de ongeregeldheden om het leven was gekomen. Een bedrag met een waarde van 147 dollar werd geschonken aan eenieder die bij de ongeregeldheden gewond was geraakt.

Het Egyptische ministerie van Sociale Zaken heeft meer dan 15.560 dollar aan schadevergoeding uitgekeerd. Ook andere organisaties en individuele personen schonken giften aan de christelijke gemeenschap in Al-Kosheh.

Paus Shenouda verklaarde echter in het openbaar dat onachtzaamheid van de zijde van de politie en de plaatselijke leiders een toename in het aantal slachtoffers en in een escalatie van het geweld tot gevolg heeft gehad.

Zo'n 65 winkels die tijdens de rellen waren verwoest, werden herbouwd. De plaats waar daadwerkelijk winkels mochten worden geopend, vormde echter geruime tijd onderwerp van geschil tussen de plaatselijke christelijke en islamitische kooplui. De christelijke gemeenschap schat dat christelijke bewoners en winkeliers tijdens

de rellen meer dan een miljoen dollar schade hebben ondervonden aan verlies van koopwaar en persoonlijke bezittingen. De koptisch-orthodoxe kerk schonk een bedrag met een waarde van bijna tweehonderduizend dollar ter leniging van de geleden schade.

Op 11 maart 2000 werden 135 personen door de openbare aanklager in staat van beschuldiging gesteld wegens betrokkenheid bij het sectarische geweld in beide plaatsen, met aanklachten die varieerden van onwettige samenscholing tot moord. Een eerdere aanklacht tegen een lokale priester werd echter ingetrokken.

Op 3 juni 2000 werden 39 personen die waren aangeklaagd wegens geweldpleging in Dar Al-Salaam voor een eerste zitting, voorgeleid voor de strafrechtbank van Sohag. Een tweede zitting vond plaats op 3 juli 2000. In september 2000 werden 18 van hen vrijgelaten, 17 personen ontvingen straffen die varieerden van zes maanden tot twee jaar gevangenisstraf, en vier personen werden tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Deze laatste vier zouden volgens onbevestigde berichten op 25 januari 2001 zijn vrijgelaten.

Op 4 juni 2000 werden 96 personen aangeklaagd wegens geweldpleging in Al-Kosheh voor een eerste zitting voorgeleid voor de strafrechtbank van Sohag. Een tweede zitting vond plaats op 7 augustus 2000. Hoewel het op gang komen van een geruchtenstroom een belangrijke rol heeft gespeeld in het toenemen van het geweld, zijn er geen aanklachten wegens uitlokking ingediend.

Op 7 december 2000 stelde de rechtbank in Sohag alle 96 wegens geweldpleging in Al-Kosheh aangeklaagde personen zonder borgtocht op vrije voeten, in afwachting van het uitspreken van het definitieve vonnis. Begin 2001 werden vier personen veroordeeld, waarvan één moslim veroordeeld voor tien jaar voor doodslag op een andere moslim. De drie anderen kregen lichtere straffen. Er werd niemand schuldig bevonden aan de dood van 21 christenen. De overige 92 aangeklaagden werden bij gebrek aan bewijs vrijgesproken, waarop het Egyptische Openbaar Ministerie heeft aangegeven beroep te overwegen. Op 21 mei 2001 is het besluit om al dan niet over te gaan tot een nieuw proces uitgesteld tot 30 juli.Volgens onbevestigde berichten zouden vele vrijgesproken personen zijn ondergedoken of naar het buitenland zijn uitgeweken, mogelijk uit angst voor heropening van de zaak.

Ofschoon de regering geen onderzoek heeft ingesteld naar de rol van de politie tijdens de rellen, werd in maart 2000 de directeur van de staatsveiligheidsdienst van de provincie Sohag, Said Abu Al-Ma'aly, uit zijn functie ontzet.


7 Rol Egyptische autoriteiten

---

Er bestaat onder de christelijke gemeenschap in Egypte behoefte aan stappen van de zijde van de Egyptische autoriteiten ter verbetering en erkenning van de positie van christenen in Egypte. Volgens verschillende mensenrechtenactivisten zouden dergelijke stappen meer morele bescherming moeten bieden aan christenen. Volgens hen is het gebrek aan een open dialoog over de positie van christenen een groot probleem. Vele christenen voelen zich tweederangs burgers en achten zich in feite achtergesteld bij de islamitische meerderheid.

In christelijke kringen wordt de Egyptische autoriteiten verweten dat er te weinig benoemingen van christenen zijn op hoge bestuurlijke en ambtelijke posities, dat er onvoldoende christelijke programma's in de media voorkomen en dat toestemming voor de bouw en verbouwing van kerkelijke gebouwen ondanks versoepelingen nog immer problematisch is. Ook zou men in christelijke kring meer christenen op de kieslijsten van de sinds l978 regerende National Democratic Party (NDP) willen zien, zodat de kans op vertegenwoordiging in het Egyptische parlement groter wordt. Daarnaast hoopt men op meer aandacht voor de christelijke geschiedenis van Egypte in het onderwijs.

Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelt in dit verband dat '... the Constitution provides for equal public rights and duties without discrimination due to religion or creed. For the most part, these constitutional protections are upheld by the Government. However, discrimination against Christians exists. There are no Christians serving as governors, university presidents, and deans. There are few Christians in the upper ranks of the security services and armed forces. Although there was improvement in a few areas, government discriminatory practices include: Suspected statistical underrepresentation of the size of the Christian population; bias against Christianity and Coptic history in the educational curriculums; limited coverage of Christian subjects in the media; failure to admit Christians into public university training programs for Arabic language teachers (because the curriculum involves study of the Koran); discrimination against Christians in the public sector; and discrimination against Christians in staff appointments to public universities.'.

In november l997 legde een groep van islamitische en christelijke intellectuelen, schrijvers en zakenlieden een document voor aan de Egyptische regering, om aandacht te vragen voor een aantal ontwikkelingen die vooral voor de christelijke gemeenschap van belang werden geacht. Zo werd een oproep gedaan tot verandering in de regelgeving voor bouw en verbouwing van christelijke kerkgebouwen. Ook zouden meer daartoe gekwalificeerde kopten in verantwoordelijke en leidinggevende functies in het gehele land moeten worden aangesteld, als gouverneur, decaan en bestuursvoorzitter van universiteiten, bij de politie, de media, de rechterlijke macht en de volkvertegenwoordiging.

Daarnaast zouden de Koptische geschiedenis en cultuur in schoolboeken behandeld moeten worden. Aan universiteiten zouden speciale afdelingen voor koptische studies ingericht moeten worden. Tevens zou de mogelijkheid voor kopten geschapen moeten worden om zich in de media, met name op de televisie, te kunnen presenteren. De groep zou voornemens zijn het voorstel te doen de vermelding van godsdienst uit identiteitsbewijzen te verwijderen .

Van de zijde van de Egyptische overheid werd in het recente verleden op de uitingen van frustratie en verontrusting van koptische zijde als volgt gereageerd.

De National Democratic Party (NDP) nomineerde zelf in een district in de stad Alexandrië bij verkiezingen voor de lokale volkvertegenwoordiging een kopt als kandidaat; deze werd vervolgens ook gekozen. De Egyptische staatstelevisie schonk de afgelopen tijd beduidend meer zendtijd aan christelijke thema's, en besloot voor het eerst om de missen ter gelegenheid van Kerstmis (in december l998) en Pasen integraal uit te zenden. Ook in de regeringsgezinde kranten werd meer aandacht besteed aan christelijke onderwerpen. Daarnaast werd in documentaires aandacht besteed aan de komst van Maria, Jozef en het Kind Jezus, die volgens de overlevering in Egypte hebben verbleven, en aan andere aspecten van de geschiedenis van het christendom. De festiviteiten die het ministerie van Toerisme in juni 2000 organiseerde vanwege de tweeduizendste verjaardag van de aankomst in Egypte van de heilige familie, toen Jezus een kind was, werden bijgewoond door de minister-president en andere hoogwaardigheidsbekleders.

Mede met het oog op de mogelijke inkomsten uit toerisme en bedevaarten is een groot aantal restauraties gaande op plaatsen die worden geassocieerd met de reizen van de Heilige Familie in Egypte.

Ruime aandacht werd voorts besteed op radio, televisie en in de schrijvende pers aan het bezoek dat paus Johannes Paulus II in februari 2000 aan Egypte bracht. Speciale aandacht ging daarbij uit aan de door de paus gecelebreerde heilige mis, zijn bezoeken aan heilige plaatsen in het land en ontmoetingen met religieuze leiders.

De Egyptische regering liet voorts diverse toneelstukken op televisie uitbrengen, met als thema religieuze verdraagzaamheid. Ook werden nieuwsprogramma's uitgezonden die de officiële christelijke visie op belangrijke thema's weergaven. De media zonden overigens geen voor christenenen discriminerende programma's meer uit. Dagbladen van de overheid boden redactioneel meer ruimte voor christelijke onderwerpen en christelijke auteurs dan in de afgelopen jaren. De echtgenote van de Egyptische president, Suzanne Mubarak, zette zich persoonlijk in voor het ontwikkelen van leesmateriaal, waarin verdraagzaamheid werd bepleit. Via projecten die onder haar begunstiging stonden en die de leesvaardigheid en opleidingsmogelijkheden onder meisjes moesten verbeteren, werd dit materiaal verspreid.

De gouverneur van de provincie Asyut in Opper-Egypte vaardigde voorts een decreet uit waarbij vijfenveertig christelijke kerken zouden mogen worden gerestaureerd.

Relevant is in dit verband ook een actie van een aantal prominente koptische zakenlieden gericht op financiering van de restauratie van een belangrijke moskee in Kairo. Via advertenties in buitenlandse kranten hebben zij ook afstand genomen van vermeende vervolging van christenen in Egypte.

In januari l999 is er een regeringscommissie gevormd om de inhoud van de geschiedenislessen op lagere en middelbare scholen te herzien en daarbij de Koptische en Byzantijnse perioden van de Egyptische geschiedenis in het curriculum te verwerken. Er komt de laatste tijd meer aandacht voor Koptische geschiedenis op de Egyptische scholen. Er is een nieuwe tekst voor geschiedenisonderwijs ontwikkeld, die als bijlage bij tekstboeken in het curriculum is verwerkt. Vanaf oktober 2001 zou deze bijlage in de tekstboeken zelf worden opgenomen. Er bestaan geen koptologische faculteiten aan Egyptische universiteiten. Het ministerie van Onderwijs heeft de examenroosters aangepast aan de christelijke feestdagen.

In februari 2000 kondigde president Mubarak een reorganisatie van de National Democratic Party (NDP) aan, waarbij een vijftal kopten op belangrijke posities in deze partij, die in het Egyptische parlement een meerderheid aan zetels inneemt, werden benoemd. De NDP alsmede oppositiepartijen hadden voorts aangekondigd dat zij van plan waren om kopten te nomineren voor een zetel in het Egyptische parlement tijdens verkiezingen. In juni 2001 werd het sensatietijdschrift Al-Nabaa Al-Watany gesloten en de hoofdredacteur ervan aangeklaagd, nadat de krant foto's van een in 1996 geëxcommuniceerde koptische monnik had gepubliceerd, waarop te zien was dat deze sex bedreef met een vrouw. De publicatie en de vrijlating op borgtocht van de hoofdredacteur leidden tot hevige protesten en demonstraties van kopten die in de publicatie een samenzwering tegen hun kerk zagen.

Volgens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken valt er in de afgelopen tijd een verbetering te constateren '.... in the Government's respect for and protection of the right to religious freedom.' .

Volgens het A merikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken is de Egyptische regering onverminderd '...engaged in efforts to arrest and convict ...' extremisten die aanslagen plegen . In het algemeen trachten de Egyptische autoriteiten naar vermogen de christelijke minderheid in het land te beschermen tegen acties van de zijde van moslim-extremisten; zo worden christelijke kerkgebouwen vaak bewaakt. Maar zoals de diverse aanslagen op toeristische doelen hebben bewezen, is het niet altijd mogelijk om honderd procent veiligheid te garanderen. Het feit dat de overheid islamitisch-fundamentalistisch geweld tegen christenen in Opper-Egypte niet volledig onder controle heeft kunnen houden, draagt bij aan de indruk bij sommige christenen dat de Egyptische overheid tekortschiet bij de bescherming van christenen.

In reactie op gebruik van geweld door moslim-militanten tegen christenen en hun bezittingen treden de Egyptische autoriteiten in het algemeen hard op.

Veiligheidsdiensten verrichten daarbij veelal op grote schaal arrestaties, waarbij men zich vooral richt op aanhangers van Al-Jama'at al-Islamiyya. In sommige gevallen kunnen ook christenen worden gearresteerd. In het algemeen wordt een groot deel van de arrestanten na korte tijd weer op vrije voeten gesteld.

Door arrestaties en inbeslagname van grote aantallen opruiende geschriften weet men soms een verdere uitbreiding van de onrust een tijdelijk halt toe te roepen.

Het tegen de christenen gebruikte geweld wordt in Egypte door de regeringspartij én de oppositie veroordeeld. Zowel van regeringszijde als van de zijde van islamitische leiders werden aanvallen op christenen scherp bekritiseerd.

Hoewel naar het voorkomt de Egyptische regering zich volledig inzet in haar streven om extremisten aan te houden en te doen veroordelen, blijven sommige christenen van oordeel dat de autoriteiten laks zijn bij het beschermen van het leven en de eigendommen van christenen.

Volgens waarnemers is er sprake van wat wel een tweesporen-beleid van de overheid jegens islamitisch-fundamentalistische krachten in de Egyptische samenleving kan worden genoemd. Aan de ene kant is de overheid in de jaren negentig de strijd aangegaan met extremistische moslims. Tegelijkertijd probeert de overheid een islamitisch imago in stand te houden om haar legitimiteit tegenover conservatieve moslims te behouden. Zo veroordeelde de strafrechtbank van Sohag op 16 juli 2000 een uit Al-Kosheh afkomstige kopt tot drie jaar gevangenisstraf vanwege het in het openbaar beledigen van de islam. Hij was ingevolge de artikelen 160 en 161 van het Egyptische wetboek van Strafrecht in staat van beschuldiging gesteld vanwege het vervloeken van de islam en de islamitische vastenpraktijk gedurende de Ramadanmaand.

Het regeringsbeleid heeft in zekere zin nadelige gevolgen voor de christelijke bevolking. Immers, door de nadruk die de overheid legt op het islamitische karakter van haar beleid en van de staat Egypte, voelen de christenen zich buitengesloten.

Voor sommige christenen geldt dat zij zich gezien hun religieuze achtergrond als leden van een minderheid in toenemende mate niet op hun plaats voelen in wat door hen in verschillende mate wordt ervaren als een dominant-islamitische samenleving. In bepaalde gevallen leidt dit tot gevoelens van sociaal isolement of zelfs 'maatschappelijke verstikking'. De geïsoleerde positie, samen met uitspraken van militante moslims over de tweederangs status van christenen, voedt dergelijke sentimenten. Overigens worden in islamitische kringen van de politieke islam ook constructieve standpunten over christenen gehoord. Aan de andere kant geldt dat sommige fanatieke christenen juist een isolement van de christelijke gemeenschap trachten te bewerkstelligen.


8 Apostasie en bekering

---

Men dient zich te realiseren dat religie in het Midden-Oosten een geheel andere connotatie heeft dan doorgaans in Europa het geval is. Religie is in de Arabische wereld meer dan een geloofsbelijdenis; zij maakt deel uit van de individuele - en groepsidentiteit. Een religieuze gemeenschap heeft een eigen levensstijl, eigen normen en een eigen familiewetgeving.

Apostasie en bekering hebben in Egypte derhalve veel verder strekkende gevolgen dan in Europa. Wijziging van religie leidt veelal tot verstoting uit de ene gemeenschap en met wantrouwen bejegend worden door de andere.

In Egypte worden bekeringen aan beide zijden (islamitisch en christelijk) wel ervaren als een verlies van de eigen geloofsgemeenschap, dan wel een overwinning op de andere geloofsgemeenschap.

Het theoretisch-wetenschappelijk onderscheid tussen apostasie en bekering wordt in Egypte vaak niet zodanig strikt gehanteerd; in geval van bekering is in de Egyptische praktijk immers veelal sprake van apostasie, en vice versa. Ook geldt dat de opvatting dat men zich bekeert tot een bepaalde godsdienst zonder dat men eerder een andere religie aanhing, over het algemeen niet strookt met de Egyptische realiteit. Andersom geldt dat apostasie zonder overgang naar een andere godsdienst in de praktijk niet veel voorkomt, al kunnen de zaken van de professoren Nasr Abu Zeid en Hassan Hanafi , en van de schrijfster Nawal al-Saadawi , volgens sommigen als uitzonderingen hierop worden beschouwd, en werd de Egyptische Nobelprijswinnaar Naguib Mahfouz vaker van geloofsafval beticht op basis van atheïsme-aanklachten. Echter, in de meerderheid van het - overigens naar verhouding beperkte - aantal gevallen gaat afvalligheid van de islam gepaard met overgang naar het christendom. In zeer geringe mate komt in Egypte bekering tot het bahaïsme voor. Zoals elders aangegeven betreffen de meeste bekeringen om uiteenlopende redenen overgang van het christendom tot de islam. Overigens komt het ook voor dat christenen wisselen van denominatie; een overstap van de ene christelijke kerk en/of gemeenschap naar de andere kan op bezwaren van kerk en sociale omgeving stuiten.

8.1 Wetgeving

---
Volgens het islamitisch recht kan een moslim nimmer de islam afzweren: afvalligheid van de islam is verboden. Er kan - afhankelijk van de rechtsschool - de doodstraf op staan indien de afvallige niet tot de islam terugkeert. Deze bepaling is niet opgenomen in de Egyptische wetgeving .

Het Egyptische recht kent geen officiële straf voor apostasie. Strafrechtelijke vervolging louter op grond van bekering vindt niet plaats. Ondanks het feit dat er geen verbod op afvalligheid van de islam of op overgang naar een andere religie bestaat, is het mogelijk dat een moslim die zich bekeerd heeft tot het christendom weliswaar niet vervolgd wordt voor de bekering zelf, maar wel op basis van daarmee verband houdende aanklachten, zoals het aanzetten tot religieuze verdeeldheid en het aantasten van de nationale eenheid.

Zo is het denkbaar dat moslims die zich bekeren, of dat degenen die aan deze bekering hebben meegeholpen (bijvoorbeeld priesters en missionarissen) , worden opgepakt en strafrechtelijk vervolgd, indien sprake is van maatschappelijke onrust tussen de confessionele groepen of andere omstandigheden zoals genoemd in artikel 98f van de Egyptische Strafwet:

"A penalty of imprisonment for a period of not less than six months and not more than five years, or a fine of not less than LE 500 and not more than LE 1.000, shall be imposed on any person who exploits religion in order to promote or advocate extremist ideologies by word or mouth, in writing or in any other manner with a view to stirring up sedition, disparaging, or belittling any divine-revealed religion or its adherents, or prejudicing national unity or social harmony.".

Er zijn weinig of geen gevallen bekend waarbij strafrechtelijke vervolging van christenen krachtens artikel 98f ook daadwerkelijk heeft plaatsgehad . Wel zijn er tientallen gevallen geweest waarbij er de afgelopen twintig jaar sprake is geweest van arrestatie en tijdelijke detentie van christenen in verband met overgang van islam naar christendom of vanwege bekeringsactiviteiten , of andere beschuldigingen die samenhangen met artikel 98f , zonder dat geheel duidelijk is in hoeverre dergelijke arrestanten en gedetineerden officieel in staat van beschuldiging werden gesteld . Op dit punt blijft ook thans nog de nodige onduidelijkheid bestaan. Na enige tijd werden de gearresteerden/gedetineerden in de regel weer vrijgelaten. Gerechtelijke procedures werden vaak niet ingesteld. Indien een bekering bekend wordt bij de staatsveiligheidsdienst, kan deze in verband met een mogelijke inbreuk op de sociaal-maatschappelijke orde overgaan tot arrestatie en detentie.

In l990 zijn vier tot het christendom bekeerde moslims gearresteerd en beschuldigd van overtreding van artikel 98f van de Egyptische strafwet. Nadat zij tien maanden hadden vastgezeten gaf president Mubarak opdracht tot hun vrijlating in l99l.

Desondanks werden hun namen blijkbaar tot l998 niet verwijderd van een officiële lijst waarop personen voorkomen voor wie reisbeperkingen gelden.

Nadat twee van hen in december l997 en februari l999 op een Egyptisch vliegveld waren aangehouden en korte tijd vast hadden gezeten, verwijderden de autoriteiten de vier namen van de lijst . Er zijn geen aanwijzingen dat het hier iets anders betrof dan een administratieve vergissing.

8.2 Sociale acceptatie

---
Een officiële overheidsreactie (louter op apostasie) van repressieve aard is uitermate onwaarschijnlijk. Van een geheel andere orde is de sociale druk waarmee afvallige moslims worden geconfronteerd. Het feit dat een moslim zich tot het christendom bekeert, is in Egypte maatschappelijk onacceptabel. De islamitische regel dat een moslim de islam nimmer kan verlaten, is in de Egyptische samenleving een diepgewortelde norm. Vooral van de zijde van de familie, maar in veel gevallen ook vanuit de moskee, de werkgemeenschap en de woonomgeving zal men trachten de 'dwalende terug te brengen op het juiste pad'. Lukt dit niet, dan wordt een afvallige vaak uitgestoten uit de familie- en kennissenkring, en maatschappelijk geïsoleerd. Daarnaast kunnen problemen met collega's ontstaan en kan men bijvoorbeeld worden ontslagen. Ook riskeert men conflicten met buren en andere omwonenden. Zo is het geval bekend van een tot het christendom bekeerd moslim-echtpaar in de Kaireense wijk Hadayek al-Ma'adi, dat in de woonomgeving opviel doordat de echtgenoot
- daartoe aangespoord door zijn buren - niet wilde meedoen aan moskeebezoek. Toen de bekering uitkwam of werd verondersteld, volgde een dreigement van brandstichting en werd de huisbaas gedwongen de huur van het echtpaar op te zeggen. Het echtpaar zag zich genoodzaakt te verhuizen. Enkele vergelijkbare voorbeelden zijn bekend. Ook komt het voor dat kinderen problemen kunnen krijgen op school.

Afhankelijk van de sociale klasse, de plaats waar de bekering plaatsvond (in Egypte of daarbuiten), de invloed van de bekeerling op anderen, de maatschappelijke positie, de manier waarop de afvallige uiting geeft aan de apostasie, de ruchtbaarheid die de geloofsafval heeft gekregen en mogelijk andere factoren en specifieke omstandigheden, zal de reactie van de sociale omgeving verschillen.

Hieraan moet worden toegevoegd dat mishandeling en zelfs moord door familie in verband met erekwesties in Egypte geen onbekende verschijnselen zijn . De sociale druk en de daarmede gepaard gaande negatieve bejegening van de zijde van familie en anderen, kunnen zodanige (levensbedreigende) vormen aannemen, dat het voor de betrokken bekeerling (en vaak ook diens echtgeno(o)t(te) en kinderen) feitelijk onmogelijk wordt gemaakt om een normaal bestaan te leiden in zijn oude sociale omgeving. Men zal zich veelal elders in Egypte moeten vestigen.

Het is overigens niet uitgesloten dat iemand uit de sociale omgeving van een afvallige moslim aangifte tracht te doen bij de politie of veiligheidsdienst, of een als fundamentalistisch bekend staande organisatie inlicht. Vaak claimen familieleden dat hun bekeerde verwanten door christenen zijn ontvoerd of gehersenspoeld. Indien politie of veiligheidsdienst verwachten dat de geloofsafval negatieve gevolgen kan hebben voor de sociale verhoudingen en de stabiliteit in een woonwijk, dorp of gemeenschap, dan zal men ingrijpen. Politie en veiligheidsdienst zullen veel eerder hiertoe geneigd zijn, indien hen klachten uit de omgeving van de bekeerling bereiken.

Structurele vervolging van afvalligen en bekeerlingen door moslim-extremisten vindt voorzover bekend niet plaats. In het algemeen krijgt een bekeerling last van moslim-extremisten, indien deze tot zijn familie behoren of als de bekeerling zelf tot hun groepering behoorde.

In beginsel is het mogelijk dat tegen eventuele vervolging van afvalligen en bekeerlingen door moslim-extremisten bescherming wordt ingeroepen bij de autoriteiten. Echter, de Egyptische overheid lijkt vervolgingen, in de privé-sfeer maar ook daarbuiten, niet altijd te kunnen verhinderen. Bovendien zal een tot christen bekeerde moslim vaak geen bescherming willen inroepen tegen vervolging, omdat de gemiddelde functionaris van politie of veiligheidsdienst zeker geen affiniteit met een tot christen bekeerde moslim zal tonen. De meeste bekeerlingen zullen vanwege de mogelijke negatieve consequenties hun bekering zo lang mogelijk geheim willen houden.

In tegenstelling tot overgang van een moslim tot het christendom is toetreding van een niet-moslim tot de islam sociaal geaccepteerd; bekering van een christen tot de islam zal door moslims alom worden toegejuicht.

De mogelijke problemen waarop personen stuiten die zijn bekeerd van het christendom tot de islam en vervolgens weer zijn teruggekeerd tot het christendom, zullen per individueel geval verschillend zijn. Afhankelijk van de duur van de periode gedurende welke men moslim is geweest, de mogelijke invloed op anderen, de mate van integratie in de islamitische samenleving, de sociale klasse, de maatschappelijke positie, de manier waarop men (openlijk) de islam heeft beleden, de ruchtbaarheid die de dubbele bekering heeft gekregen en andere factoren en specifieke omstandigheden, zal de reactie van de sociale omgeving verschillen.

Men kan er zeker niet zonder meer van uitgaan dat dergelijke personen dezelfde maatschappelijke reactie ondervinden als moslims die zich tot het christendom hebben bekeerd zonder dat zij eerder christen waren. Omdat zij in tegenstelling tot personen die van geboorte moslim waren, niet of minder te maken zullen hebben met negatieve bejegening uit eigen familie, kunnen de problemen waarop 'dubbel bekeerde' christenen zullen stuiten als kleiner worden ingeschat. Dit kan onder meer worden aangenomen in gevallen waarin men slechts korte tijd moslim is geweest of waarbij de bekering tot de islam slechts in beperkte kring bekend is geworden. In het algemeen geldt voor christenen die zich tot de islam hebben bekeerd en vervolgens weer terugkeren tot het christendom, dat terugkeer tot hun oorspronkelijke geloof en kerk vaak kan samengaan met terugkeer tot hun vroegere (christelijke) sociale omgeving.

Bij bekering van het christendom naar de islam en weer terug naar het christendom is het overigens relevant of de bekering in eerste instantie (dat wil zeggen: tot de islam) al is doorgevoerd in de identiteitspapieren . Personen die zijn bekeerd van het christendom tot de islam en vervolgens weer zijn teruggekeerd tot het christendom, ondervinden uiteraard minder of geen problemen als hun identiteitskaart nog niet is veranderd. Indien dergelijke personen nog staan geregistreerd als christen, kunnen zij hun gewone leven als christen voor zover bekend zonder meer hervatten.

Over het algemeen wordt aangenomen dat het totaal aantal gevallen van afvalligheid en bekering in Egypte van islam naar christendom naar verhouding zeer gering is. Volgens een goed ingevoerde waarnemer is circa 10.000 een reële schatting van het aantal personen dat per jaar van het christendom naar de islam overgaat. Mede gezien het maatschappelijke taboe dat op het onderwerp rust, zijn harde feiten en cijfers echter nauwelijks voorhanden.

8.3 Redenen tot bekering tot het christendom

---
Ook bij de achtergronden van apostasie en bekering is een onderscheid te maken tussen moslims die overgaan tot het christendom, en christenen die moslim worden en vervolgens weer terugkeren tot het christendom. Naar verhouding veel bekeringsgevallen maken deel uit van deze laatste groep.

De meeste bekeerlingen worden gedreven door praktische motieven. Er kan een onderscheid worden gemaakt in de volgende vier categorieën:

a. Het betreft in de eerste plaats voormalige christenen die zich vanwege familierechtelijke problemen hebben bekeerd tot de islam. Vervolgens keren zij in veel gevallen terug tot het christendom. De voornaamste achtergrond bij bekering van moslims tot het christendom wordt gevormd door dergelijke problemen. Egyptische christenen kunnen volgens hun familiewetten niet of nauwelijks scheiden . Zelfs als de Egyptische rechtbanken in scheidingszaken waarbij christelijke echtparen zijn betrokken, het islamitisch recht toepassen - hetgeen in de praktijk voorkomt - kunnen echtelieden elkaar het leven zuur maken door de procedures jaren te rekken. Bekering tot de islam lijkt in dergelijke gevallen de meest praktische oplossing: de bekeerde man kan zich van zijn (christelijke) vrouw laten scheiden ; het huwelijk van een tot de islam bekeerde vrouw met een christelijke man wordt van rechtswege ontbonden. Bovendien krijgt de bekeerling tot de islam vaak de voogdij van de kinderen toegewezen. Een voordeel voor een tot de islam bekeerde vrouw is dat zij automatisch niet meer valt onder de huwelijksmacht van haar (christelijke) echtgenoot. Een (vermeend) praktisch voordeel van bekering tot de islam door minderjarige christenen echter, te weten de mogelijkheid zich zo te onttrekken aan het ouderlijk gezag, maakt dat onder jongeren een dergelijke bekering soms voorkomt. Ook komt het voor dat vrouwen zich na een huwelijk met een moslim bekeren, omdat zij anders ieder recht op de kinderen verliezen in geval van echtscheiding. In veel van dergelijke gevallen keert men na te zijn overgegaan naar de islam terug tot het oorspronkelijke geloof.

b. De tweede reden voor bekering tot het christendom kan zijn vergroting van de
kans op asiel in het westen. Ook hierbij kan het uiteraard personen betreffen die al eerder christen waren. Het gaat vaak om personen die van geloof veranderen in het volle besef van de risico's die zij lopen. In Egypte wordt door sommigen verondersteld dat bekering van islam tot christendom de kans op het verkrijgen van asiel in het Westen kan vergroten. Meestal keren dergelijke personen terug naar de islam als zij in het Westen verblijven. In het verleden zijn diverse Egyptische mensenrechtenorganisaties benaderd door personen die zich presenteerden als bekeerling tot het christendom, teneinde verklaringen van deze organisaties los te krijgen ter ondersteuning in asielprocedures. Voorzover bekend komt dit tegenwoordig niet meer voor. Naar verluidt zijn er advocaten die tegen betaling elementen voor een asielrelaas aandragen, opdat de potentiële asielzoeker geloofwaardiger overkomt.
In een aantal gevallen betreft het weinig geschoolde jongeren uit de lagere sociale en economische klassen, die in veel gevallen het argument hanteren dat zij door 'studie' van christelijke literatuur tot de bekeringsbeslissing zijn gekomen.
Waarnemers menen dat personen die zich tot het christendom bekeren met het oog op asiel in het westen in vergelijking met bekeerlingen uit religieuze overwegingen opportunisme en lichtvaardigheid kan worden verweten, hetgeen onder meer kan blijken uit het feit dat men niet selectief is als het gaat om de keuze uit de verschillende christelijke denominaties. Louter de vermeende vergroting van kans op asiel speelt een rol. Dezelfde bronnen menen dat van dergelijke bekeerlingen een zelfde soort lichtvaardigheid kan worden verwacht met betrekking tot terugkeer van het christendom tot de islam.

c. Op de derde plaats zijn er bekeerlingen die hopen hun persoonlijke problemen te ontvluchten door de overstap naar een andere religie en omgeving te maken. In het algemeen betreft het christelijke jongeren die hopen door bekering tot de islam betere maatschappelijke kansen te krijgen, maar na teleurgesteld te zijn in hun verwachtingen, weer terug willen naar het christendom. Ook betreft het jonge moslims die tijdens hun puberteit - vaak onder invloed van zendings-/missiewerk - tot het christendom zijn bekeerd. Een extreem geval uit de praktijk is dat van een moslimextremist die zou zijn gemarteld en regelmatig zou zijn mishandeld door de Egyptische staatsveiligheidsdienst, en zich bekeerde tot het christendom om aan deze situatie te ontsnappen.

d. Als laatste kan worden genoemd de groep bekeerlingen die zich uit overtuiging of roeping tot het christendom bekeren. Het gaat hier volgens ingewijden niet om grote aantallen. Voor oprechte bekeerlingen is de keuze uit één van de verschillende christelijke denominaties niet per definitie van groot belang. Sommigen voelen zich aangesproken door het christendom en het evangelie zonder dat zij (reeds) neigen naar een specifieke denominatie.

8.4 Bekering tot de islam

---
Gevallen van bekering tot de islam betreffen vaak christelijke mannen die een relatie hebben met een islamitische vrouw. De familie van de vrouw zal vaak van de man verwachten of eisen dat hij zich bekeert tot de islam, opdat zij vervolgens in het huwelijk kunnen treden.

Over 'gedwongen' bekering tot de islam van minderjarige christelijke meisjes doen in Egypte veel verhalen de ronde. Onderzoek van twee mensenrechtenorganisaties (de Egyptian Organisation for Human Rights en het Legal Rights Research Centre for Human Rights) van een tiental zaken wees uit dat in vrijwel alle onderzochte gevallen geen sprake was van dwang . In bijna alle gevallen betrof het christelijke meisjes die met hun islamitische vriendjes van huis waren gelopen. Volgens de autoriteiten dient in dergelijke gevallen het meisje teneinde toestemming te verkrijgen voor een bekering tot de islam, zich te verstaan met haar familie, met een priester en met het hoofd van haar kerk. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelt in dit verband dat "... there are credible reports of the Government's failure to ensure that such meetings occur, of government harassment of Christian families that attempt to regain custody of their daughters prior to the marriage, and of the failure of the authorities to uphold the law (which states that a marriage of a girl under the age of 16 is prohibited, and between the ages of 16 and 21 is illegal without the approval and presence of her guardian) in some cases of marriage between an underage Christian girl and a Muslim male."

Zoals hierboven al is aangegeven, hoeft een christelijke vrouw zich niet tot de islam te bekeren om met een moslim te kunnen trouwen. Doet een koptische vrouw dat wel dan wordt zij door de koptisch-orthodoxe kerk ge-excommuniceerd .

Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelt dat "... ignorance of the law and social pressure, including the centrality of marriage to a woman's identity, often affect her decision. Family conflict and financial pressure also are cited as factors."

Een persoon die na apostasie terugkeert naar de islam (en dus 'terugkeert op het juiste pad') zal door zijn familie en zijn oude sociale omgeving in het algemeen positief worden bejegend, en zijn gevrijwaard van problemen die verband houden met zijn (inmiddels immers gecorrigeerde) bekering tot het christendom. Terugkeer tot de islam van bekeerlingen tot het christendom wordt in vrijwel alle gevallen door moslims zonder meer aangemoedigd.

8.5 Registratie van bekering

---
Bij registratie van bekeringen dient men een onderscheid te maken tussen registratie bij de overheid (veelal Burgerlijke Stand) en registratie bij religieuze instanties.

Overheidsinstanties

Egyptenaren staan bij de Burgerlijke Stand ('Al-Sigil al-Mandani') geregistreerd met vermelding van hun godsdienst. De godsdienst is eveneens aangegeven op de identiteitskaarten ('moslim' of 'christelijk'), maar niet in de paspoorten.

Naast sociaal isolement en mogelijke pesterijen van medeburgers is veruit het belangrijkste knelpunt in het dagelijks leven van bekeerde moslims de vermelding van de oude religie op hun identiteitskaart.

Er is in de seculiere Egyptische wetgeving niets te vinden dat verandering van de religie op de identiteitskaart zou verbieden. Er bestaat daarentegen wel jurisprudentie waaruit blijkt dat vanwege bepalingen in het islamitische recht die afvalligheid van de islam verbieden, het niet is toegestaan de genoemde religie op een identiteitskaart te wijzigen van islam naar christendom.

Indien een tot het christendom bekeerde moslim zijn godsdienst in zijn identiteitsbewijs wil wijzigen, zal hij bij de Burgerlijke Stand worden geweigerd vanwege mogelijke verstoring van de maatschappelijke orde en zal zeer waarschijnlijk onmiddellijk de staatsveiligheidsdienst worden ingelicht. Echter, het schijnt op incidentele basis mogelijk te zijn dat men door omkoping of door medewerking van christelijke ambtenaren toch over nieuwe identiteitspapieren kan beschikken.

In de praktijk levert een en ander problemen op bij het sluiten van huwelijken, familiekwesties, mogelijkheden op de arbeidsmarkt en inschrijving aan scholen van de kinderen. Veel christelijke activisten bepleiten dan ook afschaffing van het vermelden van de religie op de identiteitskaart. In veel gevallen echter is de naam van een persoon een indicatie van diens religie, waardoor het verwijderen van de religie van de identiteitskaart weinig zin heeft.

Het ligt overigens niet in de verwachting dat de Egyptische autoriteiten snel tot een dergelijke beslissing zullen overgaan. Het is veel te gevoelig voor de meerderheid van de moslims in Egypte dat zij hun religie niet meer zouden kunnen vermelden op hun identiteitskaart.

In l997 spande de mensenrechtenactivist Mamdouh Naklah een rechtszaak aan waarbij hij de grondwettigheid van een decreet uit l994 van de minister van Binnenlandse Zaken inzake het uitbrengen van nieuwe identiteitsbewijzen bestreed en verwijdering van een vermelding van de godsdienst uit de nieuwe identiteitsbewijzen eiste. De behandelende rechtbank verwees de zaak door naar de 'State Commissioner's Office'. In mei 2000 bracht deze groep van juridische experts een standpunt uit. Hierin werd opgemerkt dat de rechtszaak niet binnen zestig dagen na afkondiging van het decreet van l994 aanhangig was gemaakt zoals bij wet was voorgeschreven. Het juridisch advies van deze groep van juridische experts is echter juridisch niet bindend. In deze zaak is nog geen uitspraak gedaan.

Het is voor christenen die zich tot de islam bekeren vrij eenvoudig om een nieuwe identiteitskaart te krijgen met de vermelding van islam als hun (nieuwe) godsdienst. Voor het wijzigen van de godsdienst in de identiteitskaart dient de belanghebbende zich te vervoegen bij de Burgerlijke Stand, waar bekering tot de islam doorgaans gemakkelijk zal worden aangenomen. Overigens kan ook een (nieuwe) islamitische naam in de identiteitskaart worden aangetekend.

In geval van bekering tot de islam is registratie bij overheidsinstanties in beginsel niet aan enig voorschrift gebonden. Vaak wordt een bekeerling doorverwezen naar het kadaster, waar tevens registraties inzake het personeel statuut plaatsvinden, of naar een islamitisch instituut (zoals 'Al-Azhar' of de 'Dar Al-Ifta') om een islam-verklaring te verkrijgen. Een dergelijke verklaring heeft slechts een bewijsrechtelijke functie.

Een bekering moet in een politiebureau worden geregistreerd. Alvorens een en ander wordt vastgelegd, dient de politie een ontmoeting te arrangeren tussen de priester en de persoon die zich wil bekeren. Naar verluidt gebeurt dit niet altijd.

In een aantal gevallen van overgang van islam naar christendom hebben de Egyptische autoriteiten bekeerlingen beschuldigd van vervalsing van identiteitsdocumenten. De bekeerlingen zouden identiteitsbewijzen en andere documenten zelf hebben aangepast om hun nieuwe religie hierin weer te geven. Er zijn geen recente voorbeelden van dergelijke gevallen bekend .

Kerkelijke instanties

In geval van bekering van moslims tot het christendom vindt normaliter geen registratie door de kerken plaats. De reden hiervan is gelegen in het feit dat kerken bij registratie van bijvoorbeeld een doop bang zijn voor het risico van strafrechtelijke vervolging wegens missie-activiteiten. Dat is tevens de reden dat de kerken in het algemeen een bekering niet doorgeven aan de overheid. Voorts is men zeer terughoudend jegens iemand die zich bij hen aanmeldt als bekeerling. Veel geestelijken zullen zeer gereserveerd reageren indien zich een kandidaat-bekeerling aandient. Een enkeling zou uit vrees voor problemen zelfs de politie kunnen waarschuwen. Een uitzondering hierop vormt de handelswijze van het koptisch-orthodox patriarchaat in Alexandrië, dat in het verleden christenen die waren bekeerd tot de islam na hun terugkeer tot het christendom heeft aangegeven bij de Egyptische veiligheidsdienst, in beginsel op het moment dat de bekeerlingen zich in het buitenland bevonden. Op deze wijze lijkt men te beogen dat de veilige terugkeer naar Egypte feitelijk onmogelijk wordt gemaakt. Er is in dergelijke gevallen geen sprake van een standaardprocedure van de koptisch-orthodoxe kerk, maar veeleer van het creëren van een situatie waarbij een asielaanvraag van een dergelijke bekeerling een grotere kans van slagen zou hebben.


9 Proselitisme110

---

Christelijke zendingsactiviteiten zijn officieel niet verboden, maar zouden in de praktijk wel actief vervolgd kunnen worden, eveneens vanwege het in gevaar brengen van de nationale eenheid . Er zijn thans geen aanwijzingen dat georganiseerde bekeringscampagnes van moslims door christelijke geloofsgemeenschappen vanuit het buitenland in Egypte plaatsvinden. Dit zou door de Egyptische autoriteiten ook niet worden getolereerd. Wel zouden individuele westerse zendelingen/missionarissen - hoewel nooit op openlijke wijze - actief zijn met bekeringsactiviteiten, en verspreiden sommige kerkelijke organisaties bijbels. Zij zijn aangesloten bij evangelische kerken van buitenlandse signatuur, en zouden zich zowel op christenen als moslims richten. In veel van deze gevallen is men actief onder de christelijke gemeenschap met het doel mensen over te halen zich te bekeren van de ene christelijke kerk tot een andere. Volgens sommige vertegenwoordigers van deze evangelische kerken zouden kopten niet als 'echte'christenen moeten worden beschouwd.

Op de islam gerichte bekeringsactiviteiten van moslims stuiten op weinig bezwaren van de zijde van de autoriteiten, zij het dat de regering waakt voor verspreiding van een fundamentalistische islam .


10 Binnenlandse verhuizing

---

Indien individuele christenen te lijden hebben onder gewelddadige acties van de zijde van islamisten, zouden zij zich hieraan in principe kunnen onttrekken door naar elders in Egypte uit te wijken. In grote delen van Egypte is immers sprake van een vrij harmonieuze coëxistentie van christenen en moslims. In het algemeen kunnen Kairo en het gebied net ten zuiden van de hoofdstad, alsmede Alexandrië en de Mediterrane kuststreek, de regio's van de Nijldelta, de Sinaï en de Rode Zeekust, en ook de regio rondom Aswan, hiertoe worden gerekend. Het deel van de Nijlvallei tussen Beni Sweif en Luxor zou hier niet zonder meer toe moeten worden gerekend. Desondanks kan het voorkomen dat individuele christenen in bijvoorbeeld Kairo en Alexandrië in specifieke gevallen aanwijsbare redenen hebben om zich in deze steden niet veilig te voelen.

Overigens dient hierbij te worden aangetekend dat bij vrijwel alle verhuizingen binnen Egypte naar dorpen en volksbuurten, buurtgenoten uit de nieuwe woonomgeving zullen informeren naar de achtergrond van de nieuwkomers. In bepaalde wijken van provinciehoofdsteden, in grote steden als Kairo en Alexandrië, en in meer recent ontwikkelde (satelliet-)steden als 'Ashara Ramadan en Sitta Uktuber, zal men zich relatief eenvoudiger anoniem kunnen vestigen; de sociale controle is er niet overal zo strikt.

Tot christen bekeerde moslims zouden zich aan mogelijk repressief optreden door de directe omgeving kunnen onttrekken door elders in Egypte een nieuw bestaan op te bouwen. Zij zien zich nogal eens gedwongen daarbij elk contact met vrienden en familie te verbreken. In sommige gevallen wordt men opgevangen door een vertegenwoordiger van een kerkelijke instantie. Het komt voor dat groepjes bekeerlingen zich scharen rondom een geestelijke, en zich met diens steun isoleren van hun vroegere sociale omgeving. Binnen de koptisch-orthodoxe kerk zijn enkele personen belast met de opvang van oprechte bekeerlingen.

Indien tot het christendom bekeerde moslims naar elders verhuizen, dan zullen zij in het algemeen zoveel mogelijk vermijden dat hun afvalligheid en bekering in hun nieuwe woonomgeving bekend wordt. Door de grote sociale controle in Egypte zal dit vaak niet gemakkelijk zijn. Het feit dat de voormalige islamitische naam en godsdienst op het identiteitsbewijs niet of nauwelijks kunnen worden gewijzigd, betekent dat de identiteitskaart géén aanwijzing van de bekering kan vormen.

Uiteraard spelen de religieuze verhoudingen in de nieuwe verblijfplaats een rol bij de mate waarin bekeerlingen zich als (praktiserend) christen zullen gedragen. Mogelijke problemen in de nieuwe sociale omgeving zullen ook afhangen van andere specifieke omstandigheden die bij hervestiging een rol spelen. Men kan dergelijke problemen bijvoorbeeld voorkomen door hervestiging in een omgeving waar religie, identiteit en achtergrond van nieuwe bewoners minder snel openbaar worden, of minder bepalende factoren zijn. Dit laatste is bijvoorbeeld eerder het geval in nieuwe of duurdere wijken in en nabij de miljoenensteden Kairo en Alexandrië , maar mogelijk ook in een aantal steden in de Nijldelta . Ook toeristische plaatsen als Sharm el-Sheikh, Hurghada, en wellicht ook Luxor en Aswan zouden mogelijkheden kunnen bieden voor een bestaan zonder problemen zoals die in de oude omgeving wel zouden hebben bestaan. In deze plaatsen is de tolerantie in het algemeen vaak groter vanwege de buitenlandse invloeden.

Voor bekeerlingen tot de koptisch-orthodoxe kerk geldt dat hervestiging in overwegend door kopten bewoonde dorpen en steden in Opper-Egypte weliswaar maakt dat men zich fysiek temidden van geloofsgenoten bevindt, maar dat juist in deze provincies religieuze spanningen wel eens opspelen. Toch is het goed denkbaar dat een tot het christendom bekeerde moslim uit Opper-Egypte zich, om problemen in de plaats van herkomst te ontlopen, naar elders in Opper-Egypte uitwijkt, bijvoorbeeld van een dorp naar een op enige afstand gelegen provinciehoofdstad. Er mag echter niet in alle gevallen van worden uitgegaan dat een tot het christendom bekeerde moslim van buiten Opper-Egypte zonder meer zal worden opgenomen in een koptische gemeenschap in die regio. Bovendien betekent verhuizing van het meer ontwikkelde deltagebied of de grote steden naar de rurale gebieden van Opper-Egypte cultureel een grote overgang.

Derhalve moet worden gesteld dat voor tot het christendom bekeerde moslims een binnenlandse verhuizing in beginsel mogelijk is, maar zeker niet in alle gevallen probleemloos zal verlopen.

In het algemeen geldt dat moslims die tot het christendom zijn toegetreden zich zouden kunnen vestigen in hun oude sociale omgeving, indien zij terugkeren tot de islam. Immers, een persoon die na apostasie terugkeert naar de islam (en dus 'terugkeert op het juiste pad') zal door zijn familie en zijn oude sociale omgeving in het algemeen positief worden bejegend, en zijn gevrijwaard van problemen die verband houden met zijn (inmiddels immers gecorrigeerde) bekering tot het christendom. Terugkeer tot de islam van bekeerlingen tot het christendom wordt in alle gevallen door moslims zonder meer aangemoedigd.


11 Beleid andere westerse landen en UNHCR

---

11.1 Beleid andere westerse landen

---
Het aantal asielaanvragen in België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Noorwegen, Oostenrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland van vreemdelingen uit Egypte die stellen tot de christelijke bevolkingsgroep te behoren en om die reden bloot staan aan maatregelen van de Egyptische autoriteiten of van moslim-fundamentalistische groeperingen, is bijzonder klein. Er is dan ook geen algemeen geldend bijzonder (toelatings-) beleid voor deze groepering ontwikkeld.

Verwijdering van afgewezen asielzoekers vindt in principe plaats, maar is in de praktijk alleen mogelijk indien voor betrokkenen, die meestal niet (meer) over documenten beschikken, een reisdocument (paspoort of laissez-passer) van een Egyptische diplomatieke/consulaire vertegenwoordiging kan worden verkregen.

11.2 Beleid UNHCR

---
UNHCR is van mening dat er geen systematische vervolging door de Egyptische autoriteiten plaatsvindt van mensen die stellen tot de christelijke bevolkingsgroep of tot het christendom bekeerde moslims te behoren.


12 Samenvatting

---

In het grootste gedeelte van Egypte is in het algemeen sprake van een vrij harmonieuze coëxistentie van christenen en moslims. Van vervolging van christenen door de Egyptische staat om religieuze motieven is geen sprake. Wel voelen christenen zich soms door de autoriteiten achtergesteld bij de islamitische meerderheid in het land. In bepaalde gevallen leidt dit tot gevoelens van sociaal isolement of zelfs 'maatschappelijke verstikking'.

De positie van christenen in de Egyptische samenleving kenmerkt zich in een aantal opzichten door verschillen van de rest van de bevolking. In politiek en bestuur treft men weinig christenen aan op hoge posities.

Christenen kunnen worden geconfronteerd met gewelddadig optreden tegen hun persoon of eigendommen van de kant van enkele moslim-extremistische groeperingen, zoals dat in het verleden voorkwam, met name in de provincies

Minya, Asyut en Sohag in Opper-Egypte. Hier lijken religieuze motieven zich echter te mengen met politieke, criminele en economische. Er is de Egyptische overheid veel aan gelegen de christelijke minderheid tegen dit geweld te beschermen, maar zij heeft het geweld niet altijd onder controle kunnen houden.

Het aantal moslims dat zich tot het christendom bekeert, is zeer gering. Overgang van het christendom naar de islam komt vaker voor, en lijkt zich vooral om praktische (familierechtelijke) redenen voor te doen.

Op apostasie en bekering staat in Egypte geen officiële straf. Desondanks is het mogelijk dat degenen die bij een bekering zijn betrokken, strafbaar worden gesteld omdat zij kunnen worden beschuldigd van bijvoorbeeld het veroorzaken van sociale onrust.

Ook moeten moslims in geval van geloofsafval en bekering rekening houden met een sterk negatieve reactie uit de sociale omgeving. De sociale druk waaraan een bekeerling tot het christendom wordt blootgesteld, kan soms zodanige vormen aannemen dat het voor betrokkene feitelijk onmogelijk wordt gemaakt om in zijn oude omgeving een normaal bestaan te leiden. Soms is er sprake van geweld of dreiging van geweld tegen betrokkene.

Voor christenen die extremistisch geweld vrezen, bestaat in het algemeen een mogelijkheid om naar elders in Egypte uit te wijken. Ook voor tot het christendom bekeerde moslims is een binnenlandse verhuizing in beginsel mogelijk. Een dergelijke verhuizing zal zeker niet in alle gevallen probleemloos verlopen.

Literatuur

---

Aiuto alla Chiesa che Soffre, La libertà religiosa nei Paesi a maggioranza islamica, rapporto l998, Segretariato Italiano (Rome, l999)

Al-Ahram (Egyptisch dagblad)

Amnesty International, Egypt - Human rights abuses by armed groups, MDE 12/22/98 (Londen, september l998)

Amnesty International, Egypt - Muzzling civil society, MDE 12/21/00 (Londen, september 2000)

Associated Press (AP)

Ayalon, Ami, Egypt's Coptic Pandora's Box, in: 'Minorities and the state in the Arab World', edited by Ofra Bengio and Gabriel Ben-Dor (Boulder/Colorado, l999)

BBC News

Brownlie, I., Basic documents in international law (Oxford, Clarendon Press, 1967)

Cairo Times

Freedom House's Centre for Religious Freedom, Country Report - Egypt's endangered Christians (New York, april l999)

Freedom in the World 1999 - 2000: Egypt (New York, l999)

Freysen, I., De Banier van de islam, Centrum voor Niet-Westerse Studies (CNWS) (CNWS Publications no. 1, Rijksuniversiteit Leiden, l991)

Hulsman, K., Forced conversions or not? (Kairo, juni l999)

Human Rights News - Egypt

Human Rights Watch, Egypt - Human Rights Developments, World report 2000 (New York, l999)

International Herald Tribune

Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Egypte (Amsterdam/'s-Gravenhage, l990)

Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Egypte, (Amsterdam/'s-Gravenhage, l999)

Ma'oz, Moshe, Middle East Minorities between integration and conflict, the W ashington Institute for Near East Policy, Policy Papers no. 50, (Washington, l999)

Middle East International

Mideast Mirror

Ministerie van Buitenlandse Zaken, De positie van christenen en bekeerde moslims in Egypte (DPC/AM/Adm.nr. 569561, 's-Gravenhage, 18 maart l998)

Ministerie van Buitenlande Zaken, De positie van christenen en bekeerde moslims in Egypte (DPC/AM/Adm.nr. 632511, 's-Gravenhage, 1 november l999)

Minority Rights Group International, The Copts of Egypt (Londen, 1996)

NRC Handelsblad

Pacini, Andrea, Christian Communities in the Arab Middle East (Oxford, 1998)

Peaslee, Amos J. , Constitutions of Nations, Volume 1, Africa, revised fourth edition ('s-Gravenhage, l974)

Raoul Wallenberg Institute of Human Rights and Humanitarian Law, report no. 27, 2 edition, Peter van Krieken, Apostacy & Asylum (Lund, l998)

Religious News Service from the Arab World (RNSAW)

Reuters

Rodenbeck, M., Sectarian violence in Egypt, Middle East International (no. 372, 30 maart l990, blz. 10 en 11)

The Economist

The Economist Intelligence Unit, Country reports l999/2000 - Egypt

The Economist Intelligence Unit, Country reports 2000/2001 - Egypt

The Egyptian Organization for Human Rights, Press release on the Sectarian Violence in the Village of el-Kosheh (Kairo, 6 januari 2000)

The International Herald Tribune

The Middle East

The Middle East and North Africa, 46 edition, 2000, Europa Publications Ltd. (Londen, l999)

The New E ncyclopaedia Brittannica (15 edition, volume 3)

United Nations Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including Religious Intolerance, 11 januari 1999

US Department of State, 2000 Country Reports on Human Rights Practices: Egypt (Washington, 21 februari 2001)

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt (Washington, 5 september 2000)

Vatikiotis, P.J., The history of modern Egypt - from Muhammad Ali to Mubarak, fourth edition, Weidenfeld and Nicolson (Londen, l992)

Volkskrant

Onder de Egyptenaren die in het buitenland wonen, zijn er naar verhouding veel christenen.

Associated Press, 7 mei 2001.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Leden van de Sudanese gemeenschap niet meegerekend.

Voor een overzicht van de christelijke kerken in Egypte zie paragraaf 2.2.

The Middle East and North Africa, 47 edition, 2001, Europa Publications Ltd., Londen, 2000.

Egyptische kopten noemen hem vaak 'paus'.

Egyptisch, Syrisch, Palestijns en Libanees.

Latijnse ritus.

Voor de komst van de Arabieren duidden de inwoners van Egypte zichzelf en de taal die zij spraken in het Grieks aan als 'Aigypt(i)os' (in het Arabisch 'qibt' en later verwesterd tot 'kopt'). Dat zou weer een verbastering zijn van het oud-Egyptische 'Hika-Ptah', 'huis van (de god) Ptah', een van de namen van de oude faraonische hoofdstad Memphis, vlak bij het huidige Kairo.

Toen de moslims in Egypte later ophielden zichzelf 'Aigypt(i)oi' noemen, werd deze benaming nog wel gebruikt voor de christelijke minderheid in dat land.

In tegenstelling tot de dualistische geloofsovertuiging van de officiële kerk (Constantinopel en Rome) was de meerderheid van de christelijke kerk van mening dat men maar van één natuur (in het Grieks ' monofysis') kon spreken.

Zie paragraaf 2.1.

Zie ook hetgeen over 'dhimmi's' is gesteld in paragraaf 6.1.

Zie ook: The Copts of Egypt, Minority Rights Group International, Londen, 1996.

Egypte, Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Amsterdam/'s-Gravenhage, l990; Egypte, Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Amsterdam/'s-Gravenhage, l999.

Egypte, Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Amsterdam/'s-Gravenhage, l990; Egypte, Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Amsterdam/'s-Gravenhage, l999.

'De Banier van de islam', Ivo Freysen, Centrum voor Niet-Westerse Studies (CNWS), CNWS publicaties no. 1, Rijksuniversiteit Leiden, l99l.

'De Banier van de islam', Ivo Freysen, Centrum voor Niet-Westerse Studies (CNWS), CNWS publicaties no. 1, Rijksuniversiteit Leiden, l99l.

Zie ook hoofdstuk 6.

'Jihad' betekent 'Heilige Oorlog'.

'Al-Jama'at Al-Islamiyya' staat voor 'De Islamitische Groep'.

Amnesty International Report 'Egypt - Human Rights Abuses by Armed Groups', september l998.

Ibidem.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Tijdens incidenten die niet in verband stonden met terrorisme werden in augustus en september l999 priesters in de steden Mahalla en Dairout aangevallen. In het eerste geval werd de aanvaller op 15 april 2000 voor zijn daad veroordeeld tot drie jaar dwangarbeid. In het tweede geval werd de aanvaller geestelijk minder toerekeningsvatbaar verklaard en op 29 april 2000 in een psychiatrische inrichting van de staat geplaatst. Op last van de Egyptische autoriteiten werden de aangevallen priesters medisch verzorgd.

Zie ook hoofdstuk 6.

Van l971 tot l981 luidde artikel 2 van de Egyptische Grondwet: "Islam is the religion of the State and Arabic its official language; the principles of Islamic jurisprudence constitute a principal source of legislation.".

Pas in l981 werd in artikel 2 bepaald dat de shari'a de belangrijkste bron van wetgeving is. Dit is vooral om politieke redenen gebeurd; men wenste islamitische groeperingen gunstig te stemmen.

Artikel 46 van de Egyptische Grondwet luidt: "The State shall guarantee freedom of belief and freedom to exercise religion.".

Artikel 40 van de Egyptische Grondwet luidt: "Citizens are equal before the law. They have equal rights and public duties without distinction of race, origin, language, religion or creed.".

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Het bahaïsme is een monotheïstische godsdienst die zich via het shi'isme in de vorige eeuw van de islam heeft afgescheiden.

International Convention on Civil and Political Rights

Artikel l8 (1): "Everyone has the right to freedom of thought, conscience and religion; this right includes freedom to have or to adopt a religion or belief of his choice(...)";

Artikel 18 (2):"No one shall be subject to coercion which would impair his freedom to have or to adopt a religion or belief of his choice.".

International Convention on Civil and Political Rights

Artikel 27: "In those states in which ethnic, religious or linguistic minorities exist, persons belonging to such minorities shall not be denied the right, in community with the other members of their group, to enjoy their own culture, to profess and practise their own religion, or to use their own language.".

De tekst van deze verklaring luidt als volgt:"....Taking into consideration the provisions of the Islamic Sharia and the fact that they do not conflict with the text annexed to the instrument, we accept, support and ratify it....".

Het in l994 aan deze wet toegevoegde artikel 4, sub 3, stelt dat 'het verboden is een partij op te richten waarvan de uitgangspunten, het programma, de activiteiten of de keuze van de partijleiding of de partijleden, ingaan tegen de regels van wet nr. 33 uit l978 inzake de bescherming van het binnenlands front en de maatschappelijke vrede, of op basis van klasse, sekte, of groepering, of geografisch, of op discriminatoire basis vanwege geslacht, afkomst, religie of overtuiging.".

In januari l996 spande de Egyptische mensenrechtenactivist Mamdouh Naklah een rechtszaak aan waarbij hij de grondwettigheid van deze verordening bestreed. In december l998 verwees een administratief hof deze kwestie naar het 'State Commissioner's Office'. Het advies van deze groep, dat juridisch niet bindend is, luidde dat het decreet niet constitutionel is, maar dat Naklah niet in de positie was om een aanklacht in te dienen. Voorzover bekend heeft de rechtbank nog geen uitspraak gedaan.

Deze voorwaarden behelsen onder meer de ligging van de voorgestelde plaats voor de bouw van de nieuwe kerk, de religieuze samenstelling van de mensen die in in de buurt wonen, en de eventuele nabijheid van andere kerken.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, Egypt - Country Report on Human Rights Practices - 2000, Washington, februari 2001.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

De relevante passage uit artikel 3bis luidt als volgt: 'Het voorgaande doet niet af aan de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om overeenkomstig de wet een zaak aanhangig te maken, te interveniëren of in beroep te gaan in deze zaak. Het voorgaande laat eveneens onverlet dat de wet een niet-rechthebbende toestaat een verordening in te stellen, in beroep te gaan of een aanklacht in te dienen in kwesties waarin hij persoonlijk belang heeft zoals door de wet vastgesteld.".

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Zie hoofdstuk 1.

Zie paragraaf 6.2.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Zie paragraaf 6.2.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Zie ook hoofdstuk 7.

Country Report - Egypt's Endangered Christians, Freedom House's Centre for Religious Freedom, april l999.

'La libertà religiosa nei Paesi a Maggioranza islamica - Rapporto l998', Aiuto alla Chiesa che Soffre/Segretariato Italiano, blz. 38.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Ibidem.

Egypte, Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Amsterdam/'s-Gravenhage, l990; Egypte, Koninklijk Instituut voor de Tropen/Novib, Amsterdam/'s-Gravenhage, l999.

Zie ook paragraaf 6.2.

Amnesty International Report 'Egypt - Human Rights Abuses by Armed Groups', september l998, blz. 1 en 2.

Amnesty International Report "Egypt - Human Rights Abuses by Armed Groups', september l998, blz. 3.; The Economist,, 'A Survey of Egypt', 20 maart l999, blz. 15.

Zie ook hoofdstuk 3.

The Middle East and North Africa l999, 45 edition, Europa Publications Ltd., blz. 399.

The Copts of Egypt, Minority Rights Group International, Londen, l996, blz. 19.

The Copts of Egypt, Minority Rights Group International, Londen, l996, blz. 19.

Amnesty International Report 'Egypt - Human Rights Abuses by Armed Groups', september l998.

Amnesty International Rapport 'Egypt - Human Rights Abuses by Armed Groups', september l998.

Hiervoor wordt wel gehanteerd de term 'jizya', die in het klassiek islamitisch recht staat voor een vorm van betalingsplicht voor niet-moslims die in een islamitisch land wonen.

De Egyptische openbare aanklager heeft begin mei l999 besloten geen vervolging in te stellen tegen vier politiemannen die door vijftien koptische christenen van foltering waren beschuldigd. De kopten zeiden gemarteld te zijn in het kader van een politie-onderzoek in het dorp Al-Kosheh in augustus l998 (zie ook paragraaf 8.2).

Amnesty International Report 'Egypt - Human Rights Abuses by Armed Groups', september l998, blz. 10-12.

A mnesty International Report , Egypt - Human Rights Abuses by Armed Groups, september l998, blz. 3-6.

Egyptian Organization for Human Rights (EOHR), Press Release, 27 april l999.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 9 september l999.

The Economist, 8 januari 2000; Al-Ahram Weekly, 14-20 december 2000.

RNSAW, 5 maart 2001.

Cairo Times, 14 - 20 december 2000; RNSAW, 5 maart 2001.

Zowel moslims als christenen.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000. Hierbij zij aangetekend dat christenen niet worden geweigerd aan letterenfaculteiten, maar dat zij zich niet inschrijven omdat zij geen mogelijkheden zien te worden benoemd als leraar Arabisch. Volgens onbevestigde bronnen zou het ministerie van Onderwijs de beslissing geen christenen als leraar Arabisch te benoemen, hebben ingetrokken.

Yousef Sidhom, uitgever van het christelijke weekblad Watani ('Mijn Vaderland'), stelt in dit verband: "We want to establish the understanding that the state has nothing to do with religious identity on official documents. This is a private matter. As an Egyptian citizen, I have full rights to be safeguarded by the state if I change my religion or have no religion at all." (Cairo Times, 4 - 17 februari l999).

The Middle East, mei 2001.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

NRC, 21 juni 2001; Reuters, 17, 18 en 20 juni 2000; BBC News, 24 juni 2001.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Amnesty International, Egypt - muzzling civil society, Londen, september 2000, blz. 19.

Apostasie wordt door Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 11e druk, l989, gedefinieerd als: afval, geloofsverzaking.

United Nations Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including Religious Intolerance, 11 januari l999, pp. 13 en 14.

Volkskrant, 18 mei 2001; Reuters, 28 mei 2001; Human Rights News Egypt, 18 en 27 mei 2001, 7 juni 2001;BBC News, 24 april 2001.

Deze zaken worden hier niet toegelicht omdat zij geen bekering tot het christendom betreffen. Betrokkenen beschouwen zichzelf als moslim.

Zie hoofdstuk 4.

Met bekering wordt in dit geval bedoeld 'het overgaan tot een andere godsdienst (i.c. het christendom)' of 'zich bekeren'. Dit in tegenstelling tot 'het doen overgaan tot een andere godsdienst ', hetgeen onder 'Proselitisme' in hoofdstuk 9 wordt behandeld.

Zie ook hoofdstuk 9.

Een bedrag van LE 500 (500 Egyptische Pond) komt ruwweg overeen met fl. 300,-.

Naast de eerder genoemde rechtszaak naar aanleiding van de gebeurtenissen in Al-Kosheh eind 1999 is er een ander geval waarbij mogelijk sprake zou kunnen zijn van gebruik van artikel 98f Strafwet, al is het waarschijnlijker dat het een aanklacht betrof in verband met knoeien met bewijsmateriaal. Het betreft de arrestatie in l998 van de lokale predikanten bisschop Wisa en priester Antonius uit Al-Kosheh in de provincie Sohag. Deze geestelijken werden in oktober l998 door de openbare aanklager beschuldigd van het omkopen van getuigen, nadat zij in het openbaar geprotesteerd hadden tegen het politie-optreden bij het onderzoek naar een dubbele moord op twee kopten, Samir Aweda Hakim en Karam Tamer Arsal, eerder dat jaar.

Hierbij zouden in het voornamelijk door kopten bewoonde Al-Kosheh door de politie honderden burgers, waaronder verwanten van de verdachten (ook vrouwen en kinderen) zijn opgepakt, en voor een deel zijn blootgesteld aan mishandeling en marteling. Volgens lokale waarnemers zouden ook moslims hiervan slachtoffer zijn geweest. Mishandeling door politie-functionarissen komt vaker voor in Egypte. Het is niet duidelijk in hoeverre religieuze aspecten een rol speelden in het gedrag van vier in dit verband aangeklaagde agenten. Overigens zouden de vier zich kleinerend hebben uitgelaten over het geloof van de arrestanten. De vier politie-functionarissen zijn inmiddels overgeplaatst. De aanklachten tegen de betrokken geestelijken zijn inmiddels ingetrokken.

Op 5 juni 2000 veroordeelde de rechtbank in Sohag Shayboub William Arsal tot vijftien jaar dwangarbeid wegens moord op Hakim en Arsal. Tegen dit vonnis is inmiddels beroep aangetekend. De christelijke gemeenschap in Al-Kosheh denkt dat Shayboub, een christen uit Al-Kosheh, vanwege zijn godsdienst is veroordeeld.

Zie ook hetgeen over proselitisme is gesteld in hoofdstuk 9.

US Department of State, Egypt - Country Report on Human Rights Practices - 2000, Washington, februari 2001.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

Deze verschijnselen zijn cultuur-gebonden en kunnen zowel in islamitische als in christelijke kringen voorkomen.

Zie paragraaf 8.5.

Zie ook paragraaf 8.2.

Scheiden is voor de meeste christenen in Egypte van oudsher (nagenoeg) onmogelijk. Bovendien zijn de Koptisch-orthodoxe echtscheidingsgronden in edicten van patriarch Shenouda III extra beperkt.

Vaak wordt de term 'verstoting' gehanteerd.

RNSAW, Kairo, 1999 en april 2001.

Zie verderop onder d.

Ook de Nederlandse journalist Kees Hulsman komt tot deze conclusie in zijn in eigen beheer in juni l999 uitgegeven artikel 'Forced Conversions or not.'.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000.

US Department of State, l999 Country Reports on Human Rights Practices: Egypt, Washington, 25 februari 2000.

US Department of State, Egypt - Country Report on Human Rights Practices - 2000, Washington, februari 2001.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Egypt, Washington, 5 september 2000; US Department of State, Egypt - Country Reports on Human Rights Practices - 2000, Washington, februari 2001.

Proselitisme wordt door Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 11e druk, l989, gedefinieerd als: (opdringerige) bekeringsijver.

Zie paragraaf 8.1.

Er vinden op grote schaal religieuze activiteiten onder moslims plaats vanuit islamitische landen. Soms wordt met veel geld getracht via cassettebandjes, het verspreiden van zeer goedkope islamitische boekjes, koranscholen, de bouw van moskeeën en financiering van islamitische banken, bij te dragen aan de islamisering van Egypte. In een aantal gevallen zou sprake zijn van anti-christelijke propaganda.

De Egyptische autoriteiten hebben dit soort missie-activiteiten lange tijd oogluikend toegestaan. Tijdens de discussies rondom de totstandkoming van de in 1999 aangenomen nieuwe wet 153/99 inzake niet-gouvernementele organisaties is echter duidelijk gebleken dat zij tegenwoordig veel beduchter zijn voor buitenlandse financiering van islamitische groeperingen in Egypte. Deze wet is in juli 2000 onconstitutioneel verklaard. Een aangepaste versie is begin 2000 voor advies ingediend bij de 'Shura Council', een orgaan dat terzake advies kan uitbrengen voor behandeling in het Egyptische parlement.

Kairo heeft naar schatting zestien tot twintig miljoen inwoners. Sommige schattingen komen zelfs boven twintig miljoen uit. In Alexandrië wonen minstens vijf miljoen mensen.

In de Nijldelta wonen meer dan 25 miljoen Egyptenaren.

Zie ook paragraaf 8.4.

===