Ministerie van Buitenlandse Zaken
charset="iso-8859-1"
---
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Ministerie van
Buitenlandse Zaken Directie West- en Midden-Europa Afdeling West-Europa
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 1 maart 2002 Auteur drs Karel J.G. van Oosterom
Kenmerk DWM 203-02 Telefoon 070-3485520
Blad /6 Fax 070-3485329
Bijlage(n) - E-mail dwm@minbuza.nl
Betreft Cyprus
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u naar aanleiding van het verzoek gedaan tijdens het Algemeen
Overleg met de Vaste Commissies voor Europese Zaken, Buitenlandse Zaken
alsmede Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer op 6 februari
2002 informatie aan over Cyprus. Ik zal daarbij ingaan op de zoektocht naar
een politieke oplossing voor de kwestie Cyprus, de stand van zaken in de
toetredingsonderhandelingen, de relatie tussen beide onderwerpen alsmede de
Nederlandse betrokkenheid.
De kwestie Cyprus
De pogingen om een oplossing te vinden voor de situatie op Cyprus, zijn
sinds 4 december 2001 een nieuwe fase ingegaan. Op die dag bereikten Glafcos
Clerides en Rauf Denktash, onder begeleiding van speciaal VN-gezant Alvaro
de Soto, overeenstemming dat in januari 2002 zou worden gestart met directe
besprekingen tussen beide partijen. Deze besprekingen zouden plaatsvinden
binnen de volgende kaders, geformuleerd in een verklaring van de Soto van
die datum:
geen voorwaarden vooraf;
alle onderwerpen op tafel;
doorgaan met te goeder trouw onderhandelen totdat een omvattende regeling is
bereikt;
niets is overeengekomen totdat alles is overeengekomen.
Tevens werd bij het vaststellen van dit kader gesproken over de wenselijkheid een politieke oplossing uiterlijk juni 2002 te bereiken.
De verklaring van 4 december 2001 vormde een belangrijke doorbraak in de
zoektocht naar een politieke oplossing: zoals bekend was deze in een impasse
terecht gekomen toen op 8 november 2000 de zogenoemde 'proximity talks' door
de heer Denktash werden afgebroken. Pogingen in de tussenliggende periode
partijen weer met elkaar in gesprek te brengen waren op niets uitgelopen. Op
de achtergrond hebben Turkije en Griekenland een nuttige ondersteunende en
aanmoedigende rol gespeeld bij het weer op gang komen van de besprekingen.
Nederlandse waardering voor hun opstelling in deze is zowel aan Athene als
Ankara duidelijk gemaakt.
En marge van de EU-OIC conferentie in Istanboel op 12 februari 2002 heb ik
met mijn Turkse ambtgenoot Ismail Cem van gedachten gewisseld over onder
meer Cyprus. Daarbij heb ik mijn waardering uitgesproken voor de Turkse
opstelling in deze, die van groot belang is geweest bij de terugkeer van de
heer Denktash aan de onderhandelingstafel. Minister Cem gaf aan dat het in
Turkse ogen thans vooral van belang is een oplossing te vinden voor de
relatief zwakke positie van de Turks-Cyprioten op het eiland (zowel in
demografisch als economisch opzicht). Tevens sprak hij zijn waardering uit
voor de opstelling van Griekenland ten opzichte van Turkije in het algemeen
en ook in de kwestie Cyprus.
Sinds 16 januari 2002 hebben inmiddels 14 rondes van directe gesprekken
plaatsgevonden, waarbij Clerides en Denktash elk door drie delegatie-leden
werden vergezeld en VN-gezant de Soto in deze fase vooral vastlegt wat er in
de gesprekken wordt gezegd. De gesprekken vinden plaats in een gebouw op het
oude vliegveld van Nicosia dat zich in "no man's land" bevindt. In deze fase
is er vooral sprake van uitwisseling en verheldering van standpunten,
waarbij door partijen voorzichtige indicaties worden gegeven waar zich de
meest moeilijke punten in de onderhandelingen bevinden.
De gesprekken hadden tot nu toe vooral betrekking op de volgende vier
thema's die centraal staan in de Cyprus-kwestie:
staatsstructuur en verdeling van bevoegdheden;
veiligheid;
verdeling van grondgebied;
eigendomskwesties.
Eind februari brengt VN-gezant de Soto in New York verslag uit aan SG VN,
waarna de directe besprekingen vanaf 1 maart zullen worden voortgezet. Het
is de bedoeling van gesprekspartners dat vanaf dat moment daadwerkelijk zal
worden onderhandeld en wordt gezocht naar 'bruggen' tussen de posities van
beide partijen.
Stand van zaken in de EU-toetredingsonderhandelingen
In de toetredingsonderhandelingen van Cyprus met de EU wordt goede voortgang gemaakt; het is één van de kandidaat-lidstaten waarmee de onderhandelingen het verst zijn gevorderd. Er zijn op dit moment 24 onderhandelingshoofdstukken afgesloten. Over de volgende hoofdstukken wordt nog gesproken: gemeenschappelijk landbouw beleid, regionaal beleid, begroting, institutionalia, mededinging en fiscaal beleid. Met deze voortgang ligt Cyprus nagenoeg op het schema van de road map; alleen de hoofdstukken fiscaal beleid en mededinging hadden al gesloten moeten zijn.
De lidmaatschapsaanvraag van Cyprus betreft de Republiek Cyprus als zodanig. In de toetredingsonderhandelingen wordt echter uitsluitend gesproken over het acquis communautaire in het zuidelijke deel, omdat de regering van de Republiek Cyprus in de praktijk geen gezag uitoefent over het noordelijke deel en de heer Denktash de uitnodiging van Grieks-Cypriotische zijde om deel te nemen aan de toetredingsonderhandelingen heeft afgewezen.
Bij opening van de toetredingsonderhandelingen in maart 1998 heeft de EU er
op gewezen dat helaas nog geen politieke oplossing was bereikt, maar dat een
politieke regeling het mogelijk zal maken de bepalingen van het
Toetredingsverdrag op het gehele eiland toe te passen. De AR van 5 oktober
1998 constateerde dat de acquis screening niet het hele grondgebied van
Cyprus kan omvatten. Dat heeft ertoe geleid dat de EU bij de voorlopige
afsluiting van ieder hoofdstuk met Cyprus:
in de ontwerp-gemeenschappelijke positie herinnert aan beide genoemde
verklaringen;
constateert dat de Turks-Cypriotische gemeenschap de uitnodiging tot
deelname nog niet heeft aangenomen, en
vaststelt dat om die reden op een geschikt moment kan worden teruggekomen op
het onderhavige hoofdstuk.
Het maximale bedrag dat Cyprus in 2000-2004 aan pre-accessiesteun kan
ontvangen is EUR57 miljoen. De middelen worden ingezet voor projecten en
activiteiten die bijdragen aan de voorbereiding op toetreding. Een derde
deel van de middelen dient te worden besteed aan bi-communale projecten, dat
wil zeggen aan activiteiten die bijdragen aan de verzoening van de Grieks-
en Turks-Cypriotische gemeenschappen. In 2002 is EUR 11,5 miljoen
beschikbaar. In dit jaar zal er bijzondere aandacht zijn voor institutionele
ontwikkeling op het gebied van de interne markt, landbouw, milieu, regionaal
beleid, transport, JBZ en economische en sociale cohesie. Per onderwerp zijn
reeds specifieke activiteiten geïdentificeerd. Bij de bi-communale projecten
zal de nadruk liggen op ondersteuning voor het MKB, alsmede inrichting van
een klein projecten-fonds voor activiteiten op het gebied van onder andere
milieu, gezondheid en veiligheid op het werk, restauratie van het oude
centrum van Nicosia en communicatiebeleid. Uitvoering van de bi-communale
projecten stuit in de praktijk vaak op praktische problemen als gevolg van
de gecompliceerde situatie op het eiland.
Daarnaast is ook van belang dat de Europese Commissie inmiddels een verdere
aanmoediging heeft gecreëerd (naast de 'gewone' voordelen van lidmaatschap)
om de Turks-Cypriotische leiders te bewegen een politieke oplossing te
bereiken. In het Common Financial Framework 2004-2006 for the Accession
Negotiations stelt de Commissie dat in de Financiële Perspectieven van
Berlijn onvoldoende rekening is gehouden met het noordelijk deel van Cyprus.
Zij stelt daarom voor een fonds ten behoeve van het noordelijke deel van het
eiland te creëren. Implementatie van deze voorziening is afhankelijk van het
bereiken van een politieke oplossing. De Commissie suggereert daartoe in
totaal EUR206 mln. extra beschikbaar te stellen voor ondersteuning van het
noordelijke gedeelte van Cyprus. Het betreft EUR39 mln. in 2004, EUR67 mln.
in 2005 en EUR100 mln. in 2006. Ruim 70% van de middelen is bedoeld voor
Regionaal beleid, ruim 20% voor GLB en ruim 7% voor activiteiten onder de
rubriek Intern beleid.
Relatie tussen politieke oplossing en EU-toetreding
De relatie tussen toetreding en het vinden van een politieke oplossing staat
zoals bekend als volgt omschreven in de Conclusies van de Europese Raad (ER)
van Helsinki van december 1999:
"De ER onderstreept dat een politieke regeling de toetreding van Cyprus tot
de EU zal vergemakkelijken. Indien op het moment van afronding van de
toetredingsonderhandelingen geen overeenstemming is bereikt, zal de Raad het
besluit betreffende de toetreding nemen zonder dat het bovenstaande daarbij
als voorwaarde vooraf geldt. In die zin zal de Raad rekening houden met alle
relevante factoren."
De Nederlandse regering heeft bij aanbieding van de ER conclusies aan de
Kamer op 14 december 1999 aangegeven dat het bereiken van een politieke
oplossing zo'n 'relevante factor' is. Ook is door de regering benadrukt dat
de opstelling van de betrokken partijen tot de 'relevante factoren' behoort.
Op basis van de conclusies van Helsinki behouden de EU-lidstaten vrijheid
van oordeel op het moment van besluitvorming en bestaat er een aansporing
voor beide partijen op het eiland mee te werken aan het bereiken van een
politieke oplossing.
Zoals hierboven aangegeven is aan Turks-Cypriotische zijde het besef
gegroeid dat Turkije en de Turks-Cypriotische gemeenschap geen veto hebben
op toetreding van Cyprus tot de Europese Unie. Dit besef heeft mede geleid
tot de huidige opstelling van de heer Denktash m.b.t. directe gesprekken
over een politieke oplossing. Overigens realiseren de Turks-Cypriotische
gesprekspartners zich steeds meer welke voordelen er zullen zijn als gevolg
van EU-toetreding van een herenigd eiland, met name ook voor de
Turks-Cypriotische gemeenschap. In dit verband dient overigens wel te worden
opgemerkt dat aan Turks-Cypriotische zijde een gebrek aan kennis bestaat
over kenmerken, werkwijze en beleidsimplicaties van de EU. Dit gebrek aan
kennis hindert de Turks-Cyprioten niet alleen in hun voorbereiding op
toetreding tot de EU, maar vormt steeds meer ook een praktische belemmering
in de vredesbesprekingen, zo wordt door zowel Turks-Cyprioten als de VN
onderkend.
Anderzijds realiseert de Grieks-Cypriotische zijde zich dat de Conclusies
van de Europese Raad van Helsinki geen automatische toetreding van Cyprus
tot de EU impliceren.
Een belangrijk aspect bij de thans plaatsvindende besprekingen betreft de
relatie tussen een eventuele politieke oplossing en het acquis
communautaire. Uiteraard zou het de voorkeur verdienen wanneer een
dergelijke oplossing volledig in overeenstemming zou zijn met het acquis.
Maar zoals door Commissie-Voorzitter Prodi en Commissaris Verheugen is
aangegeven, mag en zal het acquis geen belemmering vormen voor het vinden
van een politieke oplossing. Via uitzonderings-bepalingen en
overgangstermijnen moet het mogelijk zijn het resultaat van de gesprekken
tussen de twee leiders te accomoderen.
Het is op dit moment te vroeg een oordeel uit te spreken of inderdaad op het
moment van besluitvorming over toetreding van Cyprus tot de Europese Unie
een politieke oplossing is bereikt. Wel kan worden vastgesteld dat sinds de
aanvang van directe besprekingen tussen beide partijen een einde is gekomen
aan een situatie waarin door het ontbreken van contacten tussen de partijen
op het eiland zo goed als geen uitzicht bestond op het vinden van een
politieke oplossing. Tevens kan worden geconcludeerd dat alle partijen er op
dit moment naar streven dat besluitvorming over toetreding tot de EU zal
kunnen plaatsvinden op basis van een herenigd Cyprus.
Betrokkenheid Nederland
De Nederlandse regering verwelkomt de hervatting van directe besprekingen
tussen de partijen op het eiland om een politieke oplossing te vinden. Zowel
bilateraal als in EU-verband is deze opvatting uitgedragen. Het is thans aan
de twee partijen op het eiland zelf een oplossing te bereiken, waarbij in
eerste instantie de VN, met een centrale rol voor VN-gezant Alvaro de Soto,
een ondersteunende rol speelt. Andere sleutelspelers, zoals het
EU-Voorzitterschap, de Europese Commissie, de VS, alsmede de
'garantie-machten' onder de Cypriotische grondwet (het VK, Griekenland en
Turkije) spelen een rol op de achtergrond, met als uitgangspunt dat men de
met elkaar sprekende partijen zoveel mogelijk met rust moet laten bij het
onderhandelingsproces.
Zoals hierboven aangegeven heeft Nederland zowel bilateraal als in
EU-verband in de afgelopen jaren een ondersteunende rol gespeeld, met name
door het geven van de juiste politieke signalen aan de politieke actoren die
een sleutelrol spelen in de kwestie-Cyprus. Het spreekt vanzelf dat ook in
de komende tijd contact zal worden gehouden met beide partijen op het eiland
ter ondersteuning en aanmoediging van het voor hen ongetwijfeld moeizame
proces op weg naar een politieke oplossing. Dit geldt evenzo voor contacten
met partijen buiten het eiland, waarbij contacten van de Regering met
Turkije en Griekenland speciale vermelding verdienen.
Daarnaast zullen in de komende periode actief mogelijkheden worden verkend
om vanuit Nederland een bijdrage te leveren aan het vergroten van de kennis
aan Turks-Cypriotische zijde over de EU.
Tenslotte wil ik niet onvermeld laten dat, zoals eerder aan de Kamer
aangekondigd, voorbereidingen in gang zijn gezet om nog dit jaar een
Nederlandse Ambassade op Cyprus te openen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Kenmerk
Blad /6
===