Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie N-Afrika en Midden-Oosten Afdeling Midden-Oosten Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag


Datum 1 maart 2002 Auteur M.J. van Deelen

Kenmerk DAM-074/02 Telefoon 070-3485185

Blad /3 Fax 070-3486639

Bijlage(n) - E-mail dam@minbuza.nl

Betreft Bezoek Peres en Israëlische vernielingen
Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelings-samenwerking, mijn antwoord aan op uw verzoek, d.d. 29 januari jl., kenmerk 202-013, over het gesprek met minister Peres op 24 januari jl., waarbij ook de Israëlische vernielingen aan door de EU gefinancierde Palestijnse infrastructuur aan de orde kwamen.

Verslag gesprek Peres

Op 24 januari bracht de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Peres op diens verzoek een bezoek aan Den Haag, bij welke gelegenheid hij

gesprekken voerde met de minister-president en mijzelf.

Peres stelde dat Arafat op het punt van bestrijding van geweld en terreur in staat moest worden geacht tot krachtiger optreden, gezien de middelen waarover hij beschikte. Peres persoonlijk zag evenwel geen alternatief voor de Palestijnse leider en beaamde dat verdere ondermijning van diens positie contra-produktief zou zijn. Met het oog op een politieke oplossing vonden regelmatig contacten plaats met Palestijnse vertegenwoordigers, die zowel de modaliteiten van een staakt-het-vuren als politieke aspecten betroffen. Peres benadrukte dat hij gecommitteerd bleef aan de uitgangspunten van het Israëlische regeerakkoord, te weten: geen nieuwe nederzettingen; Veiligheidsraadsresoluties 242 en 338; Oslo en andere met de Palestijnen getekende akkoorden worden gerespecteerd. Onverminderde betrokkenheid van de internationale gemeenschap was gewenst, in het bijzonder ook van een nauw met de VS samenwerkende Europese Unie.

Van Nederlandse zijde werd opgemerkt dat niet alle lasten eenzijdig op de schouders van Arafat konden worden gelegd. Uiteraard diende Arafat zijn verantwoordelijkheden te nemen en te doen wat hij moest doen, met name op het gebied van beteugeling van geweld en terreur. Maar hij diende ook serieus genomen te worden als partner in de vredesonderhandelingen, nu en in de toekomst.

Vernielingen

De Nederlandse verontrusting over de Israëlische vernielingen van Palestijnse infrastructuur werd nadrukkelijk onder de aandacht van minister Peres gebracht. De opbouw van deze infrastructuur was van groot belang voor de economische en sociale ontwikkeling van de Palestijnen en voor de humanitaire situatie in de Palestijnse Gebieden. Het ging daarbij niet alleen om vernieling van projecten als de haven en het vliegveld van Gaza, maar ook om aanvallen op Palestijnse politieposten en andere installaties. De omvangrijke Europese en Nederlandse investeringen in een tastbare verbetering van de levensomstandigheden van de Palestijnen hadden mede op aandringen van opeenvolgende Israëlische regeringen plaatsgevonden. De minister-president stelde daarbij de vraag hoe het mogelijk was dat wat men met de ene hand gaf, met de andere weer werd weggenomen, waarbij het moeilijk was vol te houden dat dit alles onbedoeld gebeurde.

Peres ontkende dat Israël de intentie had om infrastructuur te verwoesten of de Palestijnse bevolking te straffen, onderstreepte het onverminderde belang van de opbouw van Palestijnse infrastructuur, en verzocht Nederland en de EU om de investeringen in de Palestijnse economie en infrastructuur voort te zetten.

In het verslag van de Algemene Raad van 28 en 29 januari (vide mijn brief van 4 februari jl.) wordt ingegaan op de gemeenschappelijke reactie van de EU ten aanzien van deze vernielingen. Inmiddels heeft het Spaanse voorzit-terschap een brief aan Peres gestuurd, waarin ook wordt gewezen op het Israëlische belang bij de opbouw van Palestijnse infrastructuur. De EU verwerpt Israëlische operaties waarbij die infrastructuur wordt vernield en die niet in verhouding staan tot veiligheidsbehoeften. De vernieling van essentiële infrastructuur leidt tot grotere armoede, ondermijnt de Palestijnse Autoriteit en

draagt bij aan politieke instabiliteit. In de brief wordt Israël dringend opgeroepen een einde te maken aan deze praktijken en naar voren gebracht dat de EU zich het recht voorbehoudt met gepaste follow-up te komen.

Voorzover mij bekend, ten slotte, was er geen sprake van een verbod aan Arafat om naar Brussel te reizen ter gelegenheid van de Algemene Raad van januari en evenmin van een verzoek van Arafat aan de Israëlische autoriteiten om naar Brussel te kunnen reizen.

De Minister van Buitenlandse Zaken


Kenmerk DAM-074/02

Blad /3

===