European Commission

IP/02/347

Brussel, 1 maart 2002

Commissie blij met conclusies van groep op hoog niveau over toekomst arbeidsverhoudingen

De Commissie is blij met de constateringen die de groep op hoog niveau inzake arbeidsverhoudingen, onder voorzitterschap van Maria João Rodrigues, presenteert in haar rapport over de toekomst van de arbeidsverhoudingen. Volgens het rapport moet er op alle niveaus (Europees, nationaal, regionaal en bij de bedrijven zelf) een nieuwe agenda voor de arbeidsverhoudingen worden opgesteld in verband met de volgende prioriteiten: concurrentievermogen, innovatie en sociale cohesie loongevoeligheid sociale integratie en sociale bescherming scholing en levenslang leren arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden nieuwe vormen van werk organisatie van de werktijd combinatie van werk en gezin.

In het verslag konden de conclusies van de Europese Raad van Laken van 15 december 2001 en de gezamenlijke bijdrage van de sociale partners voor de Europese Raad van Laken, van 13 december 2001, nog worden meegenomen. De groep hoopt dat haar aanbevelingen ook zullen doorwerken in de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van 14 en 15 maart.

Inhoud van het rapport

Het is de groep gelukt een reeks evenwichtige en toch dynamische aanbevelingen op te stellen. Die aanbevelingen zullen zeker aanleiding geven tot discussie onder de belangrijkste spelers in het veld van de arbeidsverhoudingen, met name de sociale partners, wier rol zal veranderen als gevolg van een aantal belangrijke ontwikkelingen waarmee de samenleving in Europa geconfronteerd wordt.

Het betreft hier onder meer de globalisering, de uitbreiding van de Unie, de economische en monetaire unie, technologische veranderingen en de overgang naar de kenniseconomie. Het rapport stelt duidelijk dat de partijen die bij de arbeidsverhoudingen betrokken zijn, op deze ontwikkelingen moeten inspelen.

Op grond van deze analyse worden in het rapport een aantal aanbevelingen gedaan aan de beleidsmakers in Europa en vooral aan de sociale partners. Met name:

* zouden de sociale partners hun eigen proces voor de open coördinatiemethode moeten ontwikkelen, toegespitst op het specifieke karakter van de arbeidsverhoudingen;
* moeten er geschikte indicatoren worden ontwikkeld om de voortgang in de verbetering van de arbeidsverhoudingen te meten. De sociale partners moeten hierbij worden betrokken en er actief aan meewerken;

* de Europese sociale dialoog moet worden benut om de uitbreiding tot een succes te maken en de nieuwe problemen na de uitbreiding het hoofd te bieden.

De groep heeft overigens verscheidene hoorzittingen gehouden met de sociale partners, deskundigen, beleidsmakers en de andere actoren van het maatschappelijk middenveld, om hun mening te horen en daarmee in het rapport rekening te houden.

Follow-up van het rapport

Het rapport is een positieve, sterke bijdrage om de sociale dialoog op Europees niveau weer op gang te brengen. Vooral is het volgens het rapport van belang dat er op het gebied van de arbeidsverhoudingen meer interactie tussen het Europese en het nationale niveau komt. Daarom heeft de Commissie besloten de voorzitter en de leden van de groep te steunen en te stimuleren door het organiseren van specifieke seminars in de verschillende lidstaten, bedoeld om de voornaamste constateringen en conclusies van het rapport over de toekomst van de arbeidsverhoudingen bekend te maken en hierover te discussiëren.

Achtergrond

Zoals de Commissie al in haar Agenda voor het sociaal beleid had aangekondigd, heeft zij deze groep op hoog niveau ingesteld om de modernisering van de arbeidsverhoudingen te bestuderen en de bijdrage van de sociale partners aan het aansturen van het veranderingsproces te vergroten. Het mandaat wijst er ook op dat het begrip kwaliteit van de arbeidsverhoudingen aandacht verdient en dat ook de uitbreiding niet mag worden vergeten; verder moet de groep speciale aandacht schenken aan "good governance".

BIJLAGE I : OPDRACHT VAN DE GROEP OP HOOG NIVEAU I. POLITIEKE CONTEXT

In maart 2000 hebben de Europese staatshoofden en regeringsleiders zich er op hun bijeenkomst in Lissabon toe verbonden in de komende tien jaar het nieuwe strategische doel van de EU te verwezenlijken, namelijk "Europa tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang".

Om dit doel te verwezenlijken is een positieve, dynamische interactie nodig tussen het economisch, het werkgelegenheids- en het sociaal beleid en politieke overeenstemming waardoor alle hoofdactoren zich voor het nieuwe strategische doel zullen inzetten.

Op 28 juni 2000 heeft de Commissie haar mededeling "Een agenda voor het sociaal beleid" uitgebracht. De Agenda voor het sociaal beleid was het strategische antwoord van de Commissie voor de modernisering van het Europees sociaal model en de omzetting van de in Lissabon gedane politieke toezeggingen in concrete actie.

Uitgaande van de mededeling van de Commissie is in december 2001 op de top van Nice de Europese sociale agenda goedgekeurd. Hierin zijn voor de komende vijf jaar de specifieke prioriteiten en acties op EU-niveau vastgelegd waarmee het Europees sociaal model kan worden versterkt. De agenda is een belangrijke stap in de richting van de modernisering van het Europees sociaal model, dat gekenmerkt wordt door een onverbrekelijke band tussen economische resultaten en sociale vooruitgang.
II. ARBEIDSVERHOUDING EN HET BEGELEIDEN VAN VERANDERINGEN

De in Nice goedgekeurde sociale agenda hecht veel waarde aan de arbeidsverhoudingen om het strategische doel van Lissabon te verwezenlijken. De sociale partners moeten een leidende rol spelen bij het begeleiden van veranderingen en de aanpassing aan een nieuwe werkomgeving.

Het veranderingsproces moet op EU-niveau echter zodanig worden begeleid dat dit de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen in een veranderende economische en sociale context ten goede komt.

Daarom is de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen een essentieel element om de doelstellingen van de sociale agenda te kunnen realiseren.

De Commissie had in haar mededeling over de agenda voor het sociaal beleid al aangekondigd dat zij ten behoeve van dit proces een groep op hoog zou oprichten om zich te buigen over de toekomstige uitdagingen voor de arbeidsverhoudingen en de verbetering van de kwaliteit ervan. III. MANDAAT

De groep heeft tot taak aanbevelingen te doen aan de Europese beleidsmakers en de Europese sociale partners teneinde de arbeidsverhoudingen te verbeteren en de bijdrage van die partners aan de begeleiding van het veranderingsproces te vergroten.

Sleutelbegrip van het mandaat van de groep is de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen.

De groep zal de mogelijkheden en uitdagingen voor de arbeidsverhoudingen in de huidige veranderende omgeving evalueren en nagaan hoe die zich moeten ontwikkelen, teneinde uit te maken welke factoren essentieel zijn om de veranderingen te begeleiden en de kwaliteit te verbeteren.

Daarbij zal de groep zich voor haar aanbevelingen laten leiden door de volgende vragen:

* Wat wordt de rol van arbeidsverhoudingen in een veranderende kenniseconomie en welke nieuwe of hernieuwde partnerschappen zijn nodig om met succes met de veranderingen om te gaan gelet op de opkomst van nieuwe vormen van bestuur?

* Welke draagwijdte en inhoud moeten de arbeidsverhoudingen in een kenniseconomie hebben? Welke prioriteiten en nieuwe onderwerpen moeten aan de orde komen om de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen te verbeteren zodat zij een positieve invloed op het veranderingsproces hebben?

* Welke structuren en procedures kunnen het best bijdragen aan de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen in een kenniseconomie en hoe kunnen die structuren en procedures efficiënt op Europees niveau worden verwezenlijkt?

Ook zal de groep bij haar mandaat volledig rekening houden met de uitbreiding. Zij zal nagaan in hoeverre de arbeidsverhoudingen bijdragen aan en van invloed zijn op het veranderingsproces in de kandidaat-lidstaten en specifieke aanbevelingen doen ten behoeve van de uitbreiding.

Ten slotte zal de groep aanbevelingen doen voor specifieke indicatoren ten behoeve van de follow-up en evaluatie van de modernisering van de arbeidsverhoudingen en de positieve invloed ervan op het begeleiden van het veranderingsproces.
IV. VOORGESTELDE AANPAK

De groep is natuurlijk vrij te bepalen hoe zij te werk gaat, maar dient in elk geval gedegen expertise en kennis op te bouwen over relevante beste praktijken, ervaringen met innovaties en voorbeelden van benchmarking, afkomstig van bedrijven, vakbonden, ondernemingsraden, ngo's en andere organisaties of instellingen op elk niveau (EU, nationaal, lokaal, afzonderlijke bedrijven).

Zij doet dit aan de hand van hoorzittingen, gesprekken en/of vragenlijsten, enquêtes, internetchats of via belangengroepen. Ter onderbouwing kan zij gebruikmaken van bestaande studies en rapporten of zelf opdracht geven tot specifieke studies.

Bij het eindrapport kan een repertorium van de bijeengebrachte goede praktijken worden gevoegd.
V. RAPPORTAGE

De groep brengt tegen het eind van de zomer van 2001 tussentijds verslag uit aan de Commissie. Zij moet haar werkzaamheden in januari 2002 hebben afgerond en dan een eindrapport uitbrengen.

BIJLAGE II : SAMENSTELLING VAN DE GROEP OP HOOG NIVEAU Maria João Rodrigues (voorzitster)

Maria João Rodrigues is speciaal adviseur van de Portugese premier en belast met de coördinatie van economische en sociale zaken. Tijdens het Portugese voorzitterschap was zij coördinator voor de actielijn "werkgelegenheid, economische hervormingen en sociale samenhang: op weg naar een Europa van innovatie en kennis" van het voorzitterschap en van de Europese Raad van Lissabon (2000). In 1998 was zij lid van de werkgroep op hoog niveau inzake de economische en sociale gevolgen van de industriële verandering (groep Gyllenhammar). Marco Biagi

Italiaans jurist, werkzaam op het gebied van de arbeidsverhoudingen en hoogleraar aan de Universiteit van Bologna. Veelvuldig adviseur van de Italiaanse regering, de IAO en de Europese Commissie op het gebied van arbeidsverhoudingen en werkgelegenheid. Momenteel adviseur van de IAO inzake arbeidsrecht in de landen van Midden- en Oost-Europa. Jean Gandois

Jean Gandois is voorzitter van de raad van bestuur van het Franse bedrijf Suez Lyonnaise des Eaux. Van 1987 tot 1999 was hij voorzitter van de CNPF (nationale raad van Franse werkgevers). Directielid bij Danone, Eurafrance, Société Générale de Belgique (België), Air Liquide España (Spanje) en Air Liquide Italia (Italië). Tevens is hij lid van de raad van toezicht van Vallourec, Akzo Nobel (Nederland), Rodamco Continental Europe (Nederland) en Siemens (Duitsland). Renate Hornung-Draus

Renate Hornung-Draus is directeur Europese en internationale zaken van de BDA (Duits werkgeversverbond). Zij is lid van het Comité voor de sociale dialoog, vice-voorzitter van het comité sociale zaken van UNICE en lid van het Economisch en Sociaal Comité (vice-voorzitter van de werkgeversgroep).
Maria Lado

Hongaarse, senioronderzoeker en sociologe. Zij werkt voor het Hongaarse ministerie van Economische Zaken, waar zij leiding geeft aan de interministeriële werkgroep voor sociaal beleid (die belast is met de voorbereiding van de toetreding van Hongarije op het gebied van het sociaal beleid). Tevens senioradviseur van de Arbeidsvoorziening in Boedapest.
Patricia O'Donovan

Ierse vakbondsvrouw, van 1987 tot 1997 assistent-secretaris-generaal en van 1997 tot 2000 adjunct-secretaris-generaal van de ICTU. Sinds januari 2001 is zij bij de IAO directeur van het programma Infocus ter verbetering van de sociale dialoog.
Inger Ohlsson

Zweedse, sinds 1999 directeur-generaal van het Zweedse Nationaal Instituut voor de arbeidsomstandigheden. Van 1994 tot 1999 was Inger Ohlsson voorzitter van het Zweeds verbond van ambtenaren en administratief personeel (TCO). Ook was zij bestuurslid van het EVV en lid van de stuurgroep daarvan (1994-1999).
Dimitri Paraskevas

Dimitri Paraskevas is praktiserend advocaat in Griekenland en houdt zich vooral bezig met fusies, overnames en privatisering. Was adviseur voor het Griekse ministerie van Industrie, Energie en Technologie (1993) en secretaris voor privatisering bij het ministerie van Ontwikkelingszaken (1993-juli 1999).
Jelle Visser

Jelle Visser is hoogleraar empirische sociologie en bezet de leerstoel arbeids- en organisatiesociologie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij wetenschappelijk directeur is van het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS), een interdisciplinair instituut waar economen, sociologen, psychologen en juristen hun expertise samenbrengen. Hij is tevens verbonden aan het Max Planck Institut für Gesellschaftsforschung te Keulen en was consultant voor de OESO en de IAO.
José María Zufiaur

Spaans vakbondsman (UGT), sinds 1986 lid van het Economisch en Sociaal Comité. Momenteel technisch directeur van de afdeling internationale sociale betrekkingen van het Instituut voor internationale zaken (Universidad Complutense de Madrid). Tevens directeur van "Labour Consulting", een adviesbureau voor arbeidsverhoudingen en arbeidsrecht.