Ministerie van Economische Zaken

Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: ZOUTWINNING
Nummer: 26
Datum: 27-02-2002

Het lid van de Tweede Kamer,Witteveen-Hevinga (PvdA), heeft aan de minister van Economische Zaken op 30-01-2002 de volgende schriftelijke vragen gesteld.


1 Heeft u kennisgenomen van de zorg van de verenigingen voor Dorpsbelang van Dongjum - Boer, Pietersbierum- Sexbierum, Oosterbierum en Tzummarum - Firdgum over de gevolgen van de bodembewegingen tengevolge van zoutwinning? 1)


2 Is het waar dat mogelijk gedupeerden eerst zelf onderzoek dienen te plegen alvorens advies kan worden ingewonnen bij de Commissie Tommel? Is het waar dat de daarmee verbonden kosten kunnen oplopen tot zeker ? 3181,82? Bent u bereid deze kosten te financieren door b.v. de toegang tot de Commissie Tommel zo laagdrempelig mogelijk te houden, temeer daar de verzekeringsmaatschappijen weigeren in deze situaties rechtsbijstand te verlenen?


3 Is het waar dat de publicatie van het nieuwe rapport over de in augustus 2001 gedane metingen van de bodembewegingen met betrekking tot de steenzoutconcessie Barradeel vertraging heeft opgelopen? Zo ja, wat is de verklaring hiervoor? Kunt u de publicatie van dat rapport bespoedigen?

4 Wat is uw oordeel over de situatie dat de bodem in 2000 minder is gedaald dan in 1999 terwijl de productie van zout is toegenomen? 2)

5 Hoe verhouden zich de ontwikkelingen van een mogelijk nieuwe concessieverlening met de feitelijke conclusie over de huidige concessie? 3)

6 Wilt u zo spoedig mogelijk overleg plegen met de plaatselijke bevolking over de mogelijk nieuwe concessieverlening?

7 Wanneer zal het overleg over het ontginningsplan met de gemeente Franekeradeel starten?
---

1) Netwerk d.d. 22 januari jl.

2) Rapport Oranjewoud, 13 oktober 2000. 'De Deformatiemeting 2000 Steenzoutconcessie Barradeel, Frisia Zout B.V. ', Bijlage 4, Blad 4 van 10.
3) Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO 'Bodemdaling door zoutwinning in de concessie Barradeel. Waarneming en prognose', 29 april 1999. Paragraaf 2.2.2. 'Drukfluctuaties in de caverne' pagina 13 en paragraaf 6 'Conclusies en aanbevelingen' Pag. 31.
De Minister van Economische Zaken, mw. A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen als volgt beantwoord.


1 Ik heb via de uitzending van Netwerk van 22 januari jl. kennis genomen van de zorg van genoemde dorpsverenigingen.


2 Noodzakelijke voorwaarde voor een verzoek om advies bij de Technische commissie bodembeweging (TCBB, met als voorzitter de heer Tommel) is dat geen overeenstemming is bereikt met de concessionaris, en dat deze laatste door degene die schade heeft schriftelijk aansprakelijk is gesteld. De procedure voor het vragen van advies is beschreven in het Instellingsbesluit van de TCBB van 11 april 2001 (Stcrt. nr. 76 van 19 april 2001). Deze procedure brengt geen, althans minimale, kosten met zich mee. Bij het verzoek om advies dient de verzoeker een bedrag van ? 90 (voor particulieren; anderen betalen ? 181) te betalen; dit bedrag wordt teruggegeven als uit het advies van de Tcbb blijkt dat de verzoeker terecht advies heeft gevraagd; andere kosten zijn er voor de verzoeker niet aan de adviesaanvraag verbonden. De drempel voor een beroep op de TCBB is daarmee al tot een minimum teruggebracht. Met betrekking tot het acceptatiebeleid van rechtsbijstandverzekeraars verwijs ik naar het Algemeen Overleg van 12 oktober 2000 (TK, 2000-2001, 27400 XIII, nr 9) en de beantwoording van schriftelijke vragen over schade ten gevolge van delfstofwinning, waarbij is vermeld dat deze verzekeraars elk hun eigen beleid met betrekking tot het accepteren van verzekeringnemers voeren.


3 De definitieve rapportage over de metingen in augustus en september jl. is inderdaad nog niet afgerond. Deze is opgehouden teneinde de resultaten van de landelijke vijfde nauwkeurigheidswaterpassing, waarmee de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat bezig is, nog te kunnen verwerken. Een voorlopige bewerking van de gegevens indiceert overigens, dat de bodemdaling in het diepste punt iets meer dan 20 centimeter bedraagt. Dit is in lijn met het in 2000 door Staatstoezicht op de Mijnen geaccordeerde voorspellingsmodel. De verwachting is nu dat het rapport medio dit jaar gereed zal zijn. Op dit moment werkt Frisia Zout aan een tussentijds rapport; de verwachting is dat dit rapport over enkele weken gereed zal zijn. Het ziet er naar uit dat deze rapportage niet tot significant andere inzichten zal leiden.

4 De bodemdaling is gemeten in mei 1998, juli 1999 en september 2000. De zoutwinning in de tweede periode lag 11% lager dan die in de eerste. De bodemdaling spoort met het voor de bodemdaling gehanteerde voorspellingsmodel.


5 Met betrekking tot de huidige concessie kan worden geconcludeerd dat het van groot belang is geweest, dat winning niet is toegestaan zonder goedgekeurd ontginningsplan. Het ontginningsplan regelt o.a. de relatie tussen zoutwinning en bodemdaling. Bij de goedkeuring van het ontginningsplan is bepaald welke bodemdaling toelaatbaar is. Deze procedure is effectief gebleken. Ook bij nieuwe concessieverlening zal het ontginningsplan het middel zijn om beperkingen aan zoutwinning in relatie tot bodemdaling op te leggen.


6 Gezien de vele momenten waarop de (plaatselijke) bevolking zijn zienswijze op de vergunningverlening aan Frisia kenbaar heeft kunnen maken en nog kan maken, acht ik het op dit moment niet opportuun in dit proces te interveniëren. Ter toelichting diene het volgende. Frisia Zout heeft een aantal vergunningen nodig voordat zij tot winning kan overgaan; het betreft de concessie, de goedkeuring van het ontginningsplan, de milieuvergunning met daaraan voorafgaand een mer-procedure, bouwvergunning en mogelijk nog andere vergunningen. De bevolking is op verschillende manieren betrokken bij deze vergunningen. Frisia Zout heeft over haar voorgenomen activiteiten op verschillende wijzen overleg gevoerd en informatie gegeven. Op 27 september 2001 is er bestuurlijk overleg geweest bij de provincie Friesland met de betrokken overheden en waterschappen over de verschillende vergunningprocedures, waarbij Frisia Zout een toelichting heeft gegeven op haar plannen voor nieuwe winningslocaties. De provincie heeft toen aangeboden de zorg te willen dragen voor het coördineren van de verschillende vergunningen. Op 21 november heeft Frisia Zout overleg gevoerd met B&W van de gemeente Franekeradeel, waarbij is afgesproken dat bij de volgende vergaderingen van de bestaande omwonendencommissie (deze omwonendencommissie bestaat reeds voor de winning-Barradeel) tevens vertegenwoordigers van de dorpsbelangen in het aangevraagde gebied zouden worden uitgenodigd. Frisia Zout heeft in de bijeenkomsten van de omwonendencommissie van 17 oktober en 12 december een presentatie gegeven van haar concessieaanvraag en het ingediende ontginningsplan voor het nieuwe winningsgebied. Bij de concessieverlening komen overigens geen gegevens over concrete locaties en bodembeweging aan de orde. Die moeten wel in het ontginningsplan, goed te keuren door de minister van Economische Zaken, worden opgenomen. Bij de concessieverlening is voorzien in advisering door de Mijnraad en gedeputeerde staten van de provincie Friesland. Het ontginningsplan zal voor advies worden voorgelegd aan de TCBB.


7 Op 21 november hebben de gemeente Franekeradeel en Frisia overleg gevoerd, waarbij ook het ontginningsplan ter tafel is gekomen. In maart wordt een informatieavond georganiseerd in het kader van de startnotitie voor het MER; in deze bijeenkomst zal ook het ontginningsplan worden toegelicht.