Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2002/734
datum
26-02-2002
onderwerp
- mond- en klauwzeerbeleidsdraaiboek
- LNV-handboek communicatie in crises
- follow conferentie
TRC 2002/1913
bijlagen
2
Geachte Voorzitter,
1. Inleiding Bij deze doe ik u het concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer en het concept-LNV-handboek communicatie bij crises toekomen. Zoals in mijn brief van 4 februari jl. aangegeven, heb ik over de aanpassingen en wijzigingen in deze beide concepten van gedachten gewisseld met de meest betrokken partijen. Op een aantal belangrijke inhoudelijke punten zal ik in mijn brief nader ingaan. Beleid en (voorgenomen) uitvoering rondom preventie en bestrijding van dierziekten zijn zowel complexe, als continue processen. Epidemiologische, technische en logistieke ideeën en mogelijkheden, maar ook politieke en maatschappelijke opvattingen over 'de beste koers' evolueren voortdurend. Ik hecht er dan ook sterk aan te benadrukken dat dit concept-beleidsdraaiboek de stand van zaken op dit moment weerspiegelt. Verdere verbeteringen zijn en blijven mogelijk. Zo zal bijvoorbeeld op zeer korte termijn de B&A-groep mij haar rapportage over de mond- en klauwzeer-evaluatie doen toekomen en ook daaruit kunnen wijzigingen voor draaiboeken en handboeken voortvloeien. Ik zal u mijn reactie op dat rapport in ieder geval zo snel mogelijk doen toekomen.
datum
26-02-2002
kenmerk
VVA. 2002/734
bijlage
2. Algemeen
De uitbraak van mond- en klauwzeer is in Nederland al enige tijd
achter de rug en ook in het Verenigd Koninkrijk is de epidemie
gelukkig voorbij; de gehele Europese Unie is alweer enkele maanden
vrij van mond- en klauwzeer. De ziekte is daarmee echter de wereld
niet uit. Recent nog werd een uitbraak gemeld in Botswana en dat is,
in onze 'global village', maar net om de hoek. Mond- en klauwzeer is
als acuut gevaar geweerd, maar als potentieel gevaar nog steeds
aanwezig. Om die reden is dan ook de afgelopen tijd - parallel aan de
werkzaamheden van de B&A-groep in het kader van de evaluatie van de
recente crisis - veel energie gestoken in het verder optimaliseren van
de nationale aanpak van een uitbraak binnen de geldende internationale
kaders. Daarnaast zijn en worden, ter uitwerking van de uitkomsten van
de in Brussel gehouden mond- en klauwzeerconferentie, belangrijke
stappen gezet op weg naar aanpassing van de internationale
randvoorwaarden waarbinnen mond- en klauwzeer kan worden geweerd en
bestreden.
3. Optimalisering van de nationale aanpak van mond- en
klauwzeerbestrijding
De nationale aanpak van crises, in dit verband specifiek mond- en
klauwzeercrises, is opgehangen aan een samenhangend geheel van hand-
en draaiboeken. Zoals ik in mijn brief van 4 februari jl. aangaf, is
de afgelopen tijd de energie gericht op het aanpakken van punten die
in een viertal sessies met diverse organisaties als belangrijkste
knelpunten uit de mond- en klauwzeercrisis naar voren werden gebracht.
Met het concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer, respectievelijk
het concept-LNV-handboek communicatie bij crises, wordt de richting
aangegeven waarlangs die knelpunten zullen worden opgepakt in een
eventuele volgende mond- en klauwzeeruitbraak. Om het
concept-beleidsdraaiboek en het concept-LNV-handboek goed te kunnen
plaatsen zal ik eerst kort ingaan op de huidige structuren met
betrekking tot hand- en draaiboeken en de voornemens ten aanzien
daarvan.
3.1 Systematiek van hand- en draaiboeken
De opbouw van de LNV-crisisorganisatie staat beschreven in het
'departementaal handboek crisisbesluitvorming' en het 'regionaal
handboek crisisbesluitvorming'. Deze twee LNV-handboeken vormen samen
met het 'Handboek Financieel Management in Crisissituaties' en het
concept 'Handboek Communicatie bij crises' de 'horizontale' paraplu
voor alle LNV-draaiboeken. Op korte termijn zal een nieuwe versie van
het LNV-Handboek crisisbesluitvorming vastgesteld worden. Het huidige
departementale en regionale handboek zijn daarin geïntegreerd, de
organisatiestructuur van de LNV-crisisorganisatie wordt daarin nader
uitgewerkt en de taken van de verschillende onderdelen zijn
aanzienlijk scherper beschreven dan in het huidige handboek. Tevens is
een aantal organisatie-onderdelen toegevoegd dat in de afgelopen
crisis ook een rol heeft vervuld. De bij LNV gekozen structuur sluit
aan bij de (interdepartementale) structuur zoals beschreven in het
'Nationaal handboek crisisbesluitvorming'.
Onder deze 'horizontale paraplu' fungeren de verticale pijlers: onder
andere de draaiboeken die voor de diverse uitbraken van dierziekten
(bijvoorbeeld mond- en klauwzeer, Klassieke varkenspest, etc.) zijn
geschreven. Het gaat hier om draaiboeken die aanvullend zijn op
datgene wat al in algemene zin geregeld is.
De draaiboeken in de verticale pijler gaven in de praktijk nogal eens
aanleiding tot onduidelijkheid. Zo wordt veelal verzocht om 'het mond-
en klauwzeerdraaiboek', terwijl niet geheel duidelijk is welk
draaiboek wordt bedoeld. Verschillende organisaties beschikken immers
over een eigen mond- en klauwzeerdraaiboek. Toegespitst op mond- en
klauwzeer is bijvoorbeeld in het in januari 2000 aan de Tweede Kamer
toegezonden maatregelenpakket aangegeven welke (beleids)maatregelen in
geval van een uitbraak zouden worden getroffen en beschikt
bijvoorbeeld de RVV over een uitvoeringsdraaiboek mond- en klauwzeer
dat op gedetailleerd uitvoeringsniveau die beleidsmaatregelen
uitwerkt.
Aan deze onduidelijkheid wordt nu een einde gemaakt. Er komt zo
spoedig mogelijk een eenduidig en uniform systeem van verticale
dierziektedraaiboeken: daar waar het noodzakelijk is te anticiperen op
dierziekte-uitbraken in 'verticale' draaiboeken, zal een
beleidsdraaiboek worden geconcipieerd waarin de beleidsmaatregelen
zijn opgenomen, en een of meer uitvoeringsdraaiboeken waarin die
maatregelen gedetailleerd en 'op werkvloerniveau' worden vertaald.
Mond- en klauwzeer zal in die zin een voorbeeld vormen voor andere
belangrijke besmettelijke dierziekten.
Naar aanleiding van de ervaringen opgedaan tijdens de bestrijding van
de mond- en klauwzeeruitbraak is het technisch uitvoerende
RVV-draaiboek mond- en klauwzeer reeds aangepast. Aan de nieuwe versie
zijn hoofdstukken over vaccinatie, nazorg (met name de controle op
reiniging en ontsmetting en de afvalverwerking) en herbevolking
toegevoegd. Het RVV-draaiboek wordt daarnaast in 2002 ook verder
geactualiseerd aan de hand van de ervaringen opgedaan tijdens de mond-
en klauwzeeruitbraak, waarbij de evaluaties en interviewverslagen van
de diverse directies en diensten na analyse verwerkt worden. De
wijzigingen van het maatregelenpakket zullen op zo kort mogelijke
termijn verwerkt worden in het RVV-draaiboek.
3.2 Het concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer
Het bijgevoegde concept-beleidsdraaiboek is opgebouwd vanuit de
filosofie dat zoveel mogelijk duidelijkheid en heldere lijnen vooraf
snelheid van handelen en duidelijkheid bij alle betrokkenen tijdens de
crisis sterk ten goede komt. Centraal in het boek staan de
verschillende situaties die zich rondom een uitbraak van mond- en
klauwzeer kunnen voordoen, variërend van een uitbraak in een
(relatief) ver weg gelegen land, tot de situatie waarin Nederland te
maken heeft met uitbraken in heel het land. Bij elk van die situaties
- in het concept-beleidsdraaiboek beschreven als scenario's - is een
zogenaamd maatregelenpakket opgenomen. Deze pakketten - waarin de
relevante verbeterpunten zijn verwerkt - bevatten nauwgezet de
verschillende maatregelen die getroffen zullen worden wanneer zich de
betrokken situatie voordoet. Met de gekozen aanpak wordt vooraf
aanzienlijk meer duidelijkheid geboden dan in het verleden het geval
was.
Op een aantal hoofdthema's uit het concept-beleidsdraaiboek zal ik in
het navolgende nader ingaan. Concreet betreft dat het vraagstuk van
het al of niet vaccineren van dieren tijdens een uitbraak, de
problematiek rondom compartimenteren, het fokverbod en forfaitaire
bedragen.
Vaccinatie
Het vraagstuk van de vaccinatie is en blijft een belangrijke rode
draad in discussies over de aanpak van mond- en klauwzeer. Het punt
was nadrukkelijk agendabepalend tijdens de crisis, alsook in de
aanloop naar c.q. op de mond- en klauwzeerconferentie in december
2001.
Tijdens die conferentie zijn conclusies getrokken over het anders
omgaan met vaccinatie tegen mond- en klauwzeer. De realiteit gebiedt
echter te constateren dat er tijd mee gemoeid zal zijn vooraleer die
conclusies daadwerkelijk zijn omgezet in gewijzigde (juridische)
kaders, waaronder ook de internationale acceptatie van (het gebruik
van) markervaccins. Tot dien zal het concept-beleidsdraaiboek moeten
worden geënt op dezelfde internationale randvoorwaarden als tijdens de
mond- en klauwzeercrisis. Het kan - helaas - niet anders.
Centrale randvoorwaarde bij de discussie over vaccinatie blijft vooralsnog derhalve het gegeven dat, bij gebruik van vaccinatie waarbij de runderen in leven gelaten worden (zogenaamde beschermende vaccinatie), Nederland geconfronteerd zal worden met langdurige exportrestricties. Restricties die, zoals ook reeds tijdens de mond- en klauwzeercrisis uit een studie van het Landbouw Economisch Instituut bleek, zeer ernstige economische repercussies zouden hebben voor het Nederlandse agrarische bedrijfsleven in brede zin.
In lijn met de aanpak tijdens de mond- en klauwzeercrisis is in het
concept-beleidsdraaiboek dan ook als uitgangspunt geen sprake van de
inzet van het instrument van de beschermende vaccinatie. Wel is thans
expliciet een afwegingsmoment ingebouwd: daar waar sprake is van het
'scenario buitengewone omstandigheden' en er een spreiding van mond-
en klauwzeer over Nederland aan de orde is, zal nadrukkelijk de
afweging moeten plaatsvinden of een traject zonder beschermende
vaccinatie moet worden voortgezet. Gelet op de zeer grote implicaties
van een eventueel besluit tot beschermende vaccinatie spreekt het voor
zich dat alsdan expliciete gedachtewisseling daarover tussen kabinet
en uw Kamer aan de orde is.
Belangrijk verschil met het voorheen geldende maatregelenpakket mond-
en klauwzeer is de inzet van zogenaamde onderdrukkende vaccinatie,
direct bij de eerste uitbraak van mond- en klauwzeer in Nederland.
Hierbij worden dieren gevaccineerd, maar na vaccinatie wel geruimd.
Vaccinatie zal dan plaatsvinden in een gebied met een straal van
tenminste 1 kilometer rondom de besmette haard. Aan de hand van een
door het CIDC ontwikkelde 'beslisboom' zal per geval op basis van
veterinaire afwegingen worden bezien of uitbreiding van het
vaccinatiegebied tot 2 kilometer noodzakelijk is. Met de
'standaardinzet' van deze vorm van vaccinatie kan het proces tot
bestrijding van mond- en klauwzeer logistiek optimaal worden aangepakt
en zal het ook mogelijk worden om in vrijwel alle gevallen het
feitelijk doden van de dieren in het slachthuis te laten plaatsvinden.
Compartimentering
In de afgelopen mond- en klauwzeercrisis was het land ingedeeld in 6
grote compartimenten met diverse beperkende maatregelen. Bezoeken aan
bedrijven werden beperkt tot de bedrijven binnen één compartiment. Elk
vee-, melk- of veevoertransportmiddel werd geregistreerd én van
uiterlijke kenmerken voorzien, als behorend tot één vastgesteld
compartiment. Transportmiddelen mochten wel het gebied verlaten voor
bezoek aan niet-veehouderijbedrijven (melk- of veevoerfabriek of
destructor), maar mochten alleen in één vastgesteld compartiment
veehouderijbedrijven bezoeken. De compartimenten werden in een vroeg
stadium van de crisis en tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in
die crisis ontworpen en bekendgemaakt.
Door knelpunten op het gebied van welzijn en bijvoorbeeld gebrek aan
slachtcapaciteit volgden binnen deze compartimenten de aanpassingen
van regelingen elkaar in een snel tempo op. Daarnaast waren er ook
talrijke aanpassingen van de beschrijving van de compartimenten in
relatie tot de gebieden in de EU-Beschikkingen (de zogenaamde annex 1
en annex 2 gebieden).
In het concept-beleidsdraaiboek is gekozen voor het reeds op voorhand
opdelen van Nederland in meerdere, kleine, vastomschreven
compartimenten. Deze 'slapende' compartimenten zijn samengesteld,
rekening houdende met grote wegen en natuurlijke grenzen,
dierdichtheid, varkensvrije zones, slachtcapaciteit en de ligging van
melkfabrieken. Hiermee is - bij uitvoerders, handhavers, overheden en
bedrijfsleven - vooraf volstrekte helderheid geschapen omtrent de
grenzen van compartimenten. In geval van een mond- en
klauwzeeruitbraak worden, rekening houdend met de plaats van de
uitbraak, deze kleine compartimenten samengevoegd tot een aantal
groter compartimenten. Voor deze grote compartimenten kan dan relatief
eenvoudig bekendgemaakt worden welke maatregelen in welke
compartimenten van toepassing zijn.
Op korte termijn zal ik aan de Europese Commissie de nieuwe
Nederlandse systematiek voorleggen met het oog op het feitelijk
gelijkschakelen van nationale en Brusselse compartimenten.
Fokverbod
De primaire landbouwsector krijgt tijdens een mond- en klauwzeercrisis
zeer snel met welzijnsproblematiek te kampen. Met name in de
varkenssector kunnen binnen enkele weken, door de stringente
beperkingen aan het vervoer van dieren, overvolle stallen ontstaan.
Het welzijn van de dieren kan daarmee op gespannen voet komen te staan
met de veterinair noodzakelijke maatregelen. In het
concept-beleidsdraaiboek is om die reden en vanwege het simpele feit
dat bij het uitbreken van crisis vooraf nimmer met zekerheid de
einddatum van de crisis zal kunnen worden aangegeven, opgenomen dat,
in geval van een uitbraak van mond- en klauwzeer in Nederland, direct
een fokverbod voor varkens wordt ingesteld in de beschermings- en
toezichtsgebieden. Zodra de betreffende beschermings- en
toezichtsgebieden worden opgeheven, zal ook het fokverbod worden
ingetrokken. Biggen, geboren tijdens de duur van het fokverbod zullen
worden overgenomen, tenzij daartoe - gelet op het verloop van de
crisis - geen aanleiding is. Een en ander laat overigens de
verantwoordelijkheid voor de varkenshouder onverlet om de
welzijnsproblemen bij zijn varkens zoveel mogelijk te beperken. Het is
dan ook de varkenshouder die flankerende maatregelen zal moeten
treffen als rantsoenering van voer en het inrichten van
noodvoorzieningen op het bedrijf. Vanwege die verantwoordelijkheid, de
inzet van fokverbod en de overname van nadien geboren biggen, zal het
opkopen van vóór een fokverbod geboren varkens in beginsel niet aan de
orde zijn.
Forfaitaire bedragen voor de waardevaststelling van dieren
Gedurende de mond- en klauwzeercrisis is het vee getaxeerd door een
hiervoor beëdigde ambtenaar, die hiervoor een bedrijfsbezoek moet
afleggen. Teneinde het aantal bedrijfsbezoeken zoveel mogelijk te
beperken, is gekeken in hoeverre het mogelijk is met forfaitaire
bedragen - vastgestelde bedragen op basis van marktprijzen binnen een
bepaalde periode - te werken. De conclusie is dat een systeem met
forfaitaire bedragen belangrijke voordelen heeft maar, met name in het
kader van de verantwoording van de kosten voor de EU, nog verdere
uitwerking behoeft.
3.3 Het concept-LNV-handboek communicatie bij crises
De paradox van crisiscommunicatie is de enorme honger naar actuele, volledige en betrouwbare informatie aan de ene kant, en anderzijds het feit dat beleid en regelgeving onder invloed van nieuwe ontwikkelingen en snel wisselende omstandigheden aan permanente verandering onderhevig zijn. Aan het begin van de crisis was de capaciteit bij LNV niet toegesneden op de explosieve groei van de behoefte aan informatie. Daarop is de informatievoorziening snel opgeschaald en gestroomlijnd. Het aantal mensen bij het algemene informatienummer werd sterk uitgebreid en het 'trechtermodel' werd geïmplementeerd. Dit model maakt het mogelijk alle relevante informatie uit het departement op één plek samen te brengen, waar verificatie en autorisatie plaatsvindt, waarna de informatie, voor de verschillende categorieën ontvangers op maat gemaakt, gelijktijdig aan betrokkenen en belanghebbenden (waaronder mede-overheden) ter beschikking kan worden gesteld. Door daarbij gebruik te maken van de bestaande communicatie-infrastructuur van de betrokken organisaties en instellingen kon LNV adequaat in de informatiebehoefte voorzien. Het trechtermodel is opgenomen in het Handboek Communicatie bij Crises LNV, evenals een call-center. Of dat laatste het best intern of extern kan worden opgezet, zal binnenkort worden besloten.
Overigens is het niet altijd mogelijk of wenselijk alle betrokkenen
tegelijkertijd van informatie te voorzien. Zo heb ik tijdens de
crisis, op een enkele onvermijdelijke uitzondering na, onverkort
vastgehouden aan het uitgangspunt dat nieuwe uitbraken eerst dan
publiek mochten worden gemaakt, als vaststond dat de betrokken
veehouder was geïnformeerd. De communicatie met direct getroffenen
door een crisis verdient immers bijzondere aandacht. Met name de
ruimingsploegen stonden in dat opzicht voor een zware taak, waar zij
zich op bewonderenswaardige wijze van hebben gekweten. Daarnaast
verliep de communicatie met getroffen veehouders behalve via het
departement grotendeels via het Regionale Crisis Centrum. Om deze
communicatie te optimaliseren, is daar tijdens de crisis een
communicatiemedewerker gedetacheerd. Het Handboek voorziet nu in de
onmiddellijke instelling van een Regionaal Communicatieteam (naast het
Departementele Communicatieteam) bij het RCC.
De MKZ-crisis raakte niet alleen de getroffen gebieden. Heel Nederland
was en voelde zich betrokken. Dan is de inzet van alle beschikbare
communicatiemiddelen nodig. Nieuwe media hebben daarbij hun nut
bewezen. Zo werd het MKZ-dossier op de LNV-internetsite in drie
maanden tijd vijf miljoen maal geraadpleegd, en maakten 14.000
organisaties en individuen gebruik van de mogelijkheid om zich te
abonneren op de e-mailversie van de LNV-persberichten. Maar de nieuwe
media maken meer traditionele middelen als advertenties en
nieuwsbrieven geenszins overbodig. Ook de massamedia hebben een
onmisbare functie vervuld. Zeker waar sprake is van doelgroepen waarin
de penetratiegraad van nieuwe en nieuwere media laag is, zijn deze
kanalen van groot belang. De keuze van communicatiemiddelen wordt in
het Handboek niet in detail beschreven. Bij iedere nieuwe crisis zal
daarover een afweging moeten plaatsvinden op basis van de specifieke
omstandigheden van dat moment.
4. Follow-up mond- en klauwzeerconferentie
Conform haar toezegging tijdens de Landbouwraad van december 2001 is
de Europese Commissie druk doende met het verwerken in de
desbetreffende Europese regelgeving van de conclusies van de mond- en
klauwzeerconferentie.
Met betrekking tot het vraagstuk van de markervaccins is de Commissie
inmiddels overgegaan tot financiering van een onderzoek dat op basis
van de resultaten van vaccinatie in Nederland, Turkije en Uruguay het
markervaccin en de bijbehorende test evalueert. Wanneer de resultaten
van dit onderzoek bekend zijn kan verder gewerkt worden aan de
internationale acceptatie van de mogelijkheden van vaccinatie, onder
andere in OIE-verband.
De Commissie verwacht daarnaast op korte termijn haar uitgewerkte
voorstellen voor wijziging van de bestrijdingsrichtlijn in bespreking
te kunnen brengen. De Nederlandse inbreng zal daarbij de nadruk leggen
op maatregelen in de eerste fase van een uitbraak. De ervaring met
zowel varkenspest als mond- en klauwzeer hebben uitgewezen dat de
meeste winst (maar ook de grootste verliezen) in de eerste uren na de
ontdekking van een uitbraak te behalen valt (respectievelijk geleden
wordt). Het instellen van een standstill in een groot gebied, het snel
maar flexibel instellen van een exportverbod, het verbieden van het
verzamelen van dieren en het instellen van compartimenten zijn
belangrijke maatregelen die nu niet in de bestrijdingsrichtlijn zijn
opgenomen.
Ook op het gebied van de preventie van dierziekten is het voorwerk van
de Commissie vrijwel gereed en zal de discussie terzake met de
lidstaten op korte termijn starten. Concreet gaat het dan om de inbouw
van extra veterinaire waarborgen in de intacommunautaire
handelsrichtlijnen. Te denken valt daarbij onder andere aan
beperkingen aan het verzamelen van dieren en de invoering van een
quarantaineregime. Ook werkt de Commissie aan een aanpassing van de
richtlijn ten aanzien van het niet commercieel verkeer van producten
van dierlijke oorsprong uit 3e landen. Naar het voorbeeld van Amerika
en Australië, zal gekeken worden in hoeverre deze import in zijn
geheel verboden moet worden.
Het is de Europese Commissie terecht ernst met de uitwerking. De
flinke inzet tot dusverre moet behouden blijven, maar mag niet ten
koste gaan van een gedegen inhoudelijk pakket aan maatregelen voor
bestrijding en preventie. Ik ben daarom voornemens zoveel mogelijk
gezamenlijk met de lidstaten op te trekken om snelheid en kwaliteit te
behouden.
Met betrekking tot de uitwerking van een voorlichtings- en
marketingstrategie ten aanzien de afzet van producten van
gevaccineerde dieren zal ik bij de Commissie informeren over de
laatste stand van zaken.
Naast de inzet van de Europese Commissie ter zake, heeft tot mijn
instemming ook het Europees Parlement aangegeven over het toekomstig
beleid rond mond- en klauwzeer voorstellen te willen formuleren. Eind
februari stelde het Europees Parlement een Tijdelijke Commissie Mond-
en Klauwzeer in, die onder andere de beheersing van de mond- en
klauwzeerepidemie en de tenuitvoerlegging van de toepasselijke
Gemeenschapsregelgeving zal onderzoeken.
De financiële aspecten van de epidemie en het vaccinatiebeleid zijn
ook onderwerp van het werk van de Tijdelijke Commissie, dit alles met
het oog op het formuleren van voorstellen voor toekomstig beleid. Ik
zal graag mijn medewerking aan het werk van de Tijdelijke Commissie
verlenen en een delegatie van de Tijdelijke Commissie uitnodigen een
werkbezoek aan Nederland te brengen.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
Bijlage:
Concept-beleidsdraaiboek mond- en klauwzeer (PDF-formaat, 383 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2002/par02058.htm
.
Concept-LNV-handboek communicatie bij crises (PDF-formaat, 158 Kb)
up Reageren
Homepage
---