RAAD VOOR WERK EN INKOMEN
RWI-akkoord over gesubsidieerde arbeid
RWI-AKKOORD OVER HERZIENING GESUBSIDIEERDE ARBEID
De Raad voor Werk en Inkomen, het nieuwe overlegorgaan van werkgevers,
werknemers en gemeenten voor de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, heeft in zijn vergadering van 21 februari 2002
overeenstemming bereikt over een nieuwe vormgeving van de instrumenten
van gesubsidieerde arbeid.
Het akkoord wordt in maart aan de achterbannen voorgelegd en maakt
onderdeel uit van het jaarlijkse beleidskader dat de Raad voor Werk en
Inkomen voor 1 april 2002 aan minister Vermeend zal aanbieden.
Een modernisering van het gemeentelijke arbeidsmarktbeleid is volgens
de Raad voor Werk en Inkomen een logisch gevolg van de beleidsmatige
omslag naar activerend arbeidsmarktbeleid van vangnet tot
trampoline.
Aanpassing is ook noodzakelijk vanwege de gewijzigde omstandigheden op
de arbeidsmarkt. Een aanhoudend grote vraag naar arbeidskrachten
dwingt tot een meer intensieve inzet gericht op tijdelijke
ondersteuning in het belang van vacaturevervulling, terwijl voor
langdurig werklozen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt adequate
vangnetvoorzieningen noodzakelijk blijven.
In aansluiting op het algemene reïntegratiebeleid, waarbij
reïntegratiebedrijven werkzoekenden ondersteunen bij terugkeer naar de
arbeidsmarkt, blijft gemeentelijk arbeidsmarktbeleid volgens de RWI
noodzakelijk voor een deel van de (langdurig) werkzoekenden.
De Raad voor Werk en Inkomen hanteert als uitgangspunten voor de
modernisering van het huidige instrumentarium:
het beleid moet in eerste instantie gericht zijn op tijdelijke in
plaats van permanente ondersteuning
het beleid moet leiden tot zoveel mogelijk werk in een reguliere in
plaats van in een beschermde werkomgeving
voor werkzoekenden met een vooralsnog grote afstand tot de reguliere
arbeidsmarkt blijft een gemeentelijke vangnetvoorziening
noodzakelijk
de drempel voor toegang tot de gemeentelijke arbeidsmarktinstrumenten
moet hoger liggen als het instrument niet tijdelijk is en verder van
de reguliere arbeidsmarkt af staat
Voor de gemeentelijke instrumenten voor arbeidsmarktbeleid leiden deze
uitgangspunten tot drie hoofdvormen:
regulier werk voor werklozen met behulp van een tijdelijke fiscale
loonkostensubsidie (eventueel aangevuld met aanvullende afspraken en
gemeentelijke subsidie ten behoeve van loonkosten, scholing,
begeleiding of training).
regulier werk in structurele functies in de collectieve sector die
gereserveerd zijn voor langdurig werklozen (zowel
bijstandsgerechtigden als WW-gerechtigden, arbeidsgehandicapten en
werkzoekenden zonder uitkering). Instroom op deze functies is pas
mogelijk nadat is bezien of andere vormen van bemiddeling en
begeleiding mogelijk zijn.
gesubsidieerd werk voor zeer langdurig werklozen en
arbeidsgehandicapten met een grote afstand tot de reguliere
arbeidsmarkt.
Het eerste beleidsspoor: regulier werk voor werklozen met tijdelijke
inzet van een loonkostensubsidie voor de werkgever - verdient naar het
oordeel van de Raad voor Werk en Inkomen beleidsmatig meer prioriteit
dan nu het geval is.
Het tweede beleidsspoor: structurele functies in de collectieve sector
die gereserveerd zijn voor personen die langdurig werkloos waren is
volgens de RWI van belang voor werklozen die ondanks het eerste
beleidsspoor toch langdurig zonder werk blijven. De huidige functies
in dit kader, zogeheten Instroom/Doorstroombanen dienen qua volume
naar het oordeel van het Raad gehandhaafd te worden uit een oogpunt
van arbeidsmarktbeleid. De Raad acht het mogelijk en wenselijk om het
reguliere karakter van deze functies te versterken.
Het derde beleidsspoor gesubsidieerde arbeid voor zeer langdurig
werklozen met een grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt komt
tegemoet aan de noodzaak van een vangnetfunctie in het gemeentelijke
arbeidsmarktbeleid, zoals dit voor arbeidsgehandicapten beschikbaar is
in de vorm van de sociale werkvoorziening (Wsw). De RWI acht het
wenselijk dat de WSW-infrastructuur ook voor zeer langdurig werklozen
wordt benut.
Meer concreet stelt de Raad voor Werk en Inkomen met betrekking tot de
modernisering het volgende voor:
Eerste spoor: Versterkt inzetten op loonkostenfaciliteiten met een
tijdelijk karakter
Snelle bemiddeling en begeleiding van werkzoekenden naar werk (door
het CWI en door reïntegratiebedrijven) staat over de hele linie voorop
als doelstelling van beleid. Werkzoekenden die desondanks langer dan 6
maanden werkloos zijn, kunnen met behulp van een tijdelijke
loonkostensubsidie toegeleid worden naar een reguliere baan. Dit moet
de bereidheid van werkgevers vergroten om deze mensen in dienst te
nemen. In de huidige situatie is voor toepassing van dit instrument
een werkloosheidsduur van tenminste 12 maanden vereist. De Raad wil
mensen sneller dan nu vanuit een werkloosheidssituatie met een
tijdelijk duwtje in de rug weer naar regulier werk leiden.
Om de toepassing van het instrument zowel voor uitvoerders als
werkgevers zo eenvoudig mogelijk te maken, zal de tijdelijke
loonkostensubsidie langs fiscale weg aan werkgevers worden verstrekt.
Daartoe stelt de Raad voor de huidige fiscale voorziening om instroom
van langdurig werklozen te bevorderen (de Vermindering afdracht
langdurig werklozen) te herzien.
Naast de fiscale loonkostensubsidie kunnen gemeenten aanvullend beleid
voeren. Hiervoor blijft het daarvoor bestaande budget ten behoeve van
werkervaringsplaatsen beschikbaar, dat wordt toegevoegd aan het
scholings- en activeringsfonds van het Fonds Werk en Inkomen. In
overleg met werkgever en werknemer kunnen afspraken op maat worden
gemaakt over begeleiding en scholing; zo mogelijk in de vorm van een
duale leer-werkbaan.
Door verruiming van de doelgroep, vereenvoudiging van de uitvoering en
de mogelijkheid tot het bieden van maatwerk door aanvullende afspraken
met individuele werkgevers en werknemers, denkt de Raad dat de
subsidieverstrekking leidt tot een vergroting van de kansen voor
werkzoekenden om in te stromen op een reguliere baan.
In het geval de beoogde toekomstige werkgever de risico's om
betrokkene in dienst te nemen vooralsnog als te groot inschat, blijft
tijdelijke detachering (door de gemeente of een uitlenende private
organisatie) net als nu mogelijk.
Aanvullend beleid bovenop de fiscale loonkostenfaciliteit kan
uiteraard, evenals in de huidige situatie, behalve door gemeenten ook
door het Uwv worden ingezet.
Tweede spoor: Gereserveerde werkgelegenheid voor langdurig werklozen
De Raad acht het van belang dat er reguliere, laagbetaalde banen in de
collectieve sector beschikbaar blijven voor langdurig werklozen voor
wie tijdelijke ondersteuning onvoldoende is gebleken.
Feitelijk zijn de huidige Instroom- en Doorstroom-banen al te
beschouwen als een vorm van gereserveerde werkgelegenheid. Het zijn
reguliere banen, waar momenteel echter nog een reeks van voorwaarden
aan verbonden is.
De Raad heeft op verzoek van het kabinet de vraag onder ogen gezien of
de huidige budgetten voor deze instroom- en doorstroombanen, zonder
voorwaarden, naar de werkgevers van deze functies zouden kunnen worden
overgeheveld. De Raad acht dit te risicovol omdat de kans bestaat
- dat het budget in het geheel niet meer aan werkgelegenheid wordt
besteed,
- het budget niet meer aan laagbetaalde werkgelegenheid wordt besteed
of
- dat de functies niet meer worden bezet door de groep langdurig
werklozen en arbeidsgehandicapten die op deze banen zijn
aangewezen.
De Raad wil daarom voorwaarden blijven verbinden aan de financiering.
De gemeente kan vanuit haar regiefunctie voor het gemeentelijk
arbeidsmarktbeleid deze voorwaarden waarborgen. Evenals in de huidige
situatie zal het maximale functieloon voor de gereserveerde functies
130% WML zijn, met een uitloop naar 150% WML voor een klein aantal van
de functies.
De Raad wil het reguliere karakter van de huidige gereserveerde banen
(In- en Doorstroombanen) versterken:
- door alleen gereserveerde banen te realiseren bij werkgevers waar
een CAO van kracht is;
- door de Wsw het werkgeverschap niet te laten vervullen;
- door geen eisen meer te stellen aan de omvang van het dienstverband
op deze functies;
- door de bepaling te schrappen dat het aanvangssalaris het
minimumuurloon moet zijn;
- door de Doorstroombanen volledig in plaats van grotendeels te
financieren. Dit is mogelijk door het nu nog bestaande verschil tussen
gerealiseerde banen en beschikbare banen.
Door het versterkte reguliere karakter van de gereserveerde banen,
maken de werknemers onderdeel uit van het reguliere personeelsbeleid
van de organisatie zodat, evenals voor andere werknemers in die
organisatie - systematisch aandacht wordt besteed aan
loopbaanperspectief en scholing. Hierdoor ontstaan er meer
mogelijkheden voor groei binnen de eigen organisatie of naar ander
werk. In dat geval ontstaat ruimte voor nieuwe instroom op de
vrijgekomen gereserveerde baan voor een langdurig werkloze of
arbeidsgehandicapte.
De Raad wil de gereserveerde banen in beginsel reserveren voor
personen die langer dan twee jaar werkloos zijn (op dit moment is dit
nog 1 jaar werkloos), tenzij op basis van een onafhankelijke
indicatiestelling vanuit het CWI wordt vastgesteld dat betrokkene,
gezien het voorafgaande intensieve traject, eerder voor een
gereserveerde baan in aanmerking komt.
Zelfs indien goed werkgeverschap ertoe leidt dat meer dan gemiddeld
sprake is van uitstroom uit een gereserveerde functie, dan nog is de
jaarlijkse ruimte voor instroom in gereserveerde banen beperkt in
verhouding tot het aantal langdurig werklozen en arbeidsgehandicapten
dat tot de doelgroep voor deze banen behoort. Uit arbeidsmarktoogpunt
is er daarom geen aanleiding voor de Raad om het huidige aantal
gereserveerde banen te heroverwegen. Het volume in relatie tot het
gewenste niveau van maatschappelijke dienstverlening is overigens
primair een politieke verantwoordelijkheid.
Derde spoor: Een aanvullende voorziening voor
niet-arbeidsgehandicapten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
De Raad denkt dat een deel van de werkzoekenden zo'n grote afstand tot
de arbeidsmarkt heeft dat ze niet in aanmerking komt voor een
reguliere baan en daarom een vorm van beschermde werkgelegenheid nodig
is.
De Raad denkt dat instroom op deze aanvullende voorziening mogelijk
moet zijn voor werkzoekenden die langer dan 3 jaar werkloos, ouder dan
50 jaar zijn en hiervoor geïndiceerd worden of waarvan een objectieve
indicatiecommissie vaststelt dat er geen mogelijkheden bestaan om op
een andere manier betaald werk te verrichten. De
indicatiestellingscommissie wordt, evenals de bestaande
indicatiestelling voor toegang tot de WSW - bij het CWI ondergebracht
om een zo groot mogelijke objectiviteit te waarborgen.
Het budget dat op basis van de voorstellen van de Raad beschikbaar
komt, kan voor deze aanvullende voorziening worden ingezet.
Werknemers die momenteel een WIW-dienstbetrekking voor onbepaalde tijd
vervullen, behouden via overgangsrecht baanzekerheid.
De gemeente is verantwoordelijk voor het totstandkomen van deze
voorziening en maakt daarbij met voorkeur gebruik van de
infrastructuur van de sociale werkvoorziening. Dit mag niet ten koste
gaan van het bestaande voorzieningenniveau voor de doelgroep van de
Wsw.
22 feb 02 16:33