Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
De Voorzitter van de Vaste Commissie Voor Buitenlandse Zaken van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Mensenrechten en
Vredesopbouw (DMV) Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 21 februari 2002 Behandeld DMV/MR
Kenmerk DMV/MR- 058/02 Telefoon 070-3485061
Blad /1 Fax 070-3485049
Bijlage(n) 1 E-mail dmv-mr @minbuza.nl
Betreft Openstaande vragen n.a.v. AO Mensenrechten- beleid op 13 december
2001
Naar aanleiding van het verzoek van uw Commissie met kenmerk Buza 2002/1,
d.d. 14 januari jl., doen wij u hierbij het antwoord toekomen op een aantal
mondelinge vragen tijdens het Algemeen Overleg Mensenrechtenbeleid op 13
december 2001.
De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
Antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor
Ontwikkelings-samenwerking op openstaande vragen n.a.v. het Algemeen Overleg
Mensenrechtenbeleid d.d. 13 december 2001
Vraag 1
De brede coalitie tegen het terrorisme heeft met betrekking tot de
rechtssystemen een discrepantie tussen de VS en de EU aan het licht
gebracht. In Europa zou het optreden van een militaire rechtbank zoals dat
in de VS gebeurt in strijd zijn met de regels van het EVRM. Verwacht de
minister op dit punt problemen?
Antwoord
Het Amerikaanse presidentiële decreet maakt de instelling van militaire
tribunalen mogelijk, waarvoor van terrorisme verdachte buitenlanders achter
gesloten deuren berecht kunnen worden. Ook wordt de bewijsvoering
versoepeld. De exacte modaliteiten van de tribunalen zijn overigens nog niet
vastgesteld en nog voorwerp van politiek debat in de VS.
Indien de vraag doelt op problemen bij een mogelijk verzoek aan Nederland om uitlevering ten behoeve van strafvervolging van een persoon die van terrorisme wordt verdacht, geldt dat dit verzoek zal worden behandeld als elk uitleveringsverzoek in het kader van het bilaterale uitleveringsverdrag met de VS. Wat de kwaliteit van de rechtsgang betreft, veronderstelt het verdrag een eerlijke rechtsgang in beide landen. Indien er reden zou zijn om daaraan te twijfelen, dient de regering te bezien of Nederland door middel van uitlevering aan de VS in conflict zou komen met zijn verplichtingen op het gebied van mensenrechten, zoals onder meer vervat in het EVRM.
Vraag 2
De heer Koenders wijst er voorts op dat de internationale samenwerking ook
risico's met zich meebrengt. De toenemende bureaucratisering werkt
vertragend en hierdoor kunnen initiatieven verzanden in procedures. Soms
wacht men op elkaar met het nemen van actie. Een voorbeeld daarvan is
Algerije. Nederland noch de Europese Unie blijken in staat de grove
schendingen van de mensenrechten daar aan te pakken. Wellicht speelt de
positie van Frankrijk in Europa een rol, maar wie is nu bereid iets te doen?
(gedeeltelijk beantwoord tijdens het AO).
Antwoord
De mensenrechtensituatie in Algerije was en is wel degelijk onderwerp van
gesprek in de Europese Unie en met Algerije. In november 2001 is een EU
Associatie-akkoord met Algerije geparafeerd, waarvan een politieke dialoog
over onder meer de mensenrechten integraal onderdeel uitmaakt. Ratificatie
van het Associatie-akkoord betekent in feite institutionalisering van de
politieke dialoog met Algerije. Ook in het kader van het Barcelona-proces
maakt de EU zich sterk voor politieke hervormingen en naleving van de
mensenrechten.
De Europese Commissie heeft daarnaast voor de periode 2002 - 2006 fondsen
vrijgemaakt voor Algerije, die onder andere worden aangewend ten bate van
justitiële hervormingen, vergroting van de vrijheid van de media, scholing
van politie en ondersteuning van de société civile, teneinde bij te dragen
tot de ontwikkeling van een rechtsstaat met goed bestuur.
Tijdens de jaarlijkse zittingen van de VN-Mensenrechtencommissie spreekt de
EU voorts steeds haar zorg uit over de mensenrechtensituatie in Algerije in
haar interventie over landensituaties. Ook dit jaar streeft Nederland er
naar Algerije in die toespraak op te nemen. De mensenrechtensituatie in
Algerije wordt op de voet gevolgd en Nederland zal deze in EU-verband
blijven aankaarten.
Vraag 3
Vanwege de globalisering zijn andere onderwerpen actueel geworden. Door de
ongelijke ontwikkeling zijn de sociaal-economische mensenrechten, zoals
vakbondsvrijheid, weer aan de orde. Op welke manier wil de Minister zich
daarvoor inzetten?
Antwoord
In de Notitie Mensenrechtenbeleid 2001 wordt aangegeven dat er evenzeer
aandacht moet worden geschonken aan economische, sociale en culturele
rechten (esc-rechten) als aan de burger- en politieke rechten
(bupo-rechten). Deze worden ondanks de verschillen niet als gescheiden
categorieën gezien, maar eerder als elkaar aanvullend en versterkend, zowel
in het buitenlandspolitieke als in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
Vakbondsrechten zijn een goed voorbeeld van de verwevenheid van de bupo- en
de esc-rechten. Naast de economische en sociale aspecten gaat het immers ook
om politieke vrijheden zoals het recht op vrijheid van vereniging en
vergadering, op vrijheid van meningsuiting en op participatie. Meer in het
algemeen: een politieke orde die de burger- en politieke rechten
respecteert, is een voorwaarde om sociaal-economische rechten te
verwezenlijken.
Via het ILO partnershipprogramma verleent Nederland steun aan het programma
"Promoting the ILO Declaration on Fundamental Principles and Rights at
Work".
Daarnaast wordt in de politieke dialoog met landen aandacht besteed aan
beide soorten rechten. De EU-China mensenrechtendialoog is daarvan een
voorbeeld.
Vraag 4
Verificatie en rapportageverplichtingen zijn van belang. Wil Nederland de
mogelijkheid onderzoeken van een facultatief protocol bij het internationaal
verdrag inzake economische en sociaal-culturele rechten?
Antwoord
Nederland heeft vorig jaar, tijdens de 57-ste zitting van de
VN-Mensenrechtencommissie, de instelling van een onafhankelijk expert die de
mogelijkheid van de totstandkoming van een facultatief protocol bij het
VN-Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten nader zal
bestuderen, ondersteund. De expert, de heer Kotrane, zal aan de aankomende
58e zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (18 maart - 26 april a.s.)
verslag uitbrengen. Na bestudering van zijn rapport zal een
regeringsstandpunt worden voorbereid.
Vraag 5
Maatschappelijk verantwoord ondernemen in ontwikkelingslanden kan door de
ambassades worden bevorderd. Welke instructies krijgen de ambassades op dit
punt?
Antwoord
De ambassades zijn geïnformeerd over de herziene OESO-richtlijnen voor
multinationale ondernemingen en over de opzet van het Nationaal Contactpunt
(NCP).
Veel ambassades zijn betrokken bij MVO door aandacht voor de mensenrechten,
goed bestuur (corruptiebestrijding), sociale aspecten (ILO conventies) en
milieuprogramma's.
In Ghana is een samenwerkingsverband gesloten met het bedrijfsleven op het
gebied van HIV/AIDS. Bezien wordt of het voorbeeld van Ghana elders kan
worden gevolgd.
Ambassades zullen eveneens worden gevraagd uit te kijken naar mogelijkheden
voor samenwerking met het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en
de lokale overheid op het gebied van de brede MVO-agenda en, waar mogelijk,
hierin een actieve rol te spelen (bevordering dialoog). Uitwisseling van
best practices zal hiervan deel kunnen uitmaken; het in oprichting zijnde
Kenniscentrum MVO kan daarbij behulpzaam zijn.
Vraag 6
Hoeveel geld wil de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking ter beschikking
stellen voor groeperingen in Argentinië die daar de schending van de
mensenrechten aan de orde willen stellen?
Antwoord
Argentinië komt niet in aanmerking voor steun uit ODA-middelen. Wel kunnen
non-ODA middelen worden ingezet voor de bescherming en bevordering van
mensenrechten lastens het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB).
Lastens het Vredesfonds wordt momenteel bijgedragen aan een
samenwerkingsverband tussen de Nederlandse politie-academie en de
Argentijnse politie op het gebied van mensenrechteneducatie.
Kenmerk DMV/MR-923/01
Blad /2
===