ABN AMRO



Amsterdam, 21 februari 2002

Onderzoek naar de vergrijzing in Nederland

Nog vele jaren!

Onderzoek naar de vergrijzing in Nederland.

Het Economisch Bureau van ABN AMRO heeft onderzoek gedaan naar de vergrijzing in Nederland. Het rapport gaat in op het proces van vergrijzing van de Nederlandse bevolking en de verstrekkende gevolgen die deze blijkt te hebben voor de economie en de overheidsfinanciën.

De conclusies en de daaraan verbonden beleidsopties zijn hieronder geplaatst. Tevens kan het gehele rapport als PDF bestand worden gedownload: NOG_VELE_JAREN.PDF

---
Beleidsopties

Ingrijpen nu!
De 'nul-optie' - zonder nieuw gericht beleid de toekomst tegemoet - doet de overheidsfinanciën ontsporen met alle gevolgen van dien voor de economie. De belangrijkste les die valt te trekken uit de gepresenteerde feiten en scenario's, is de noodzaak van tijdig ingrijpen. De komende tien jaar kan nog gerekend worden op een hoge economische trendgroei door een 'de mografisch dividend', de groei van de potentiële beroepsbevolking. Voor het eerste decennium van deze eeuw schatten wij de gemiddelde economische groei op 2,6% per jaar (2,0% per hoofd van de bevolking). Het tweede decennium ligt de groei met 1,9% (1,6% per hoofd) een stuk lager en het zal tot de jaren veertig duren voor de economische groei weer structureel boven de 2% uitkomt. Niet uitgesloten is dat de werkelijke groei gedurende lange periodes onder de berekende trendgroei uitkomt. De technologische vooruitgang waar we een deel van de groei aan danken, is niet vanzelfsprekend.

Juist in de tijden dat de overheidsuitgaven het meest gaan oplopen door de vergrijzing, hapert de motor van de economie. Daarom is het nodig om de hoge trendgroei van de komende tien jaar te benutten voor versnelde reductie van de overheidsschuld en versterking van de economische structuur. Vanuit het oogpunt van solidariteit tussen generaties is dat te rechtvaardigen. Door versnelde aflossing sparen bijvoorbeeld de babyboomers mee voor de overheidsuitgaven die aan hen ten goede zullen komen. Ook een flinke verhoging van de participatie van de beroepsbevolking en dito stijging van de arbeidsproductiviteit kunnen de problemen deels opvangen. Zonder beleid zal de arbeidsparticipatie naar verwachting autonoom toenemen, maar niet in voldoende mate. Tot slot is er een politieke reden om snel tot ingrijpen over te gaan: door toename van het electorale gewicht van ouderen worden pijnlijke maatregelen politiek gezien steeds moeilijker.

Overheidsfinanciën
Volgens analyses van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Nederlandsche Bank (DNB) levert aflossing van de staatsschuld in 25 à 30 jaar voldoende budgetruimte op om de financiële gevolgen van de komende vergrijzing op te vangen, zonder dat daarbij een ontsporing van de overheidsfinanciën optreedt. Volgens het CPB is dat resultaat ook te bereiken bij minder dan volledige aflossing van de schuld. De budgetruimte ontstaat door we gvallende rentebetalingen over de staatsschuld. De berekeningen gaan ervan uit dat bij (gedeeltelijke) aflossing verder geen lastenverzwaring of bezuiniging op collectieve voorzieningen nodig is. Uitgaande van de trendgroei in ons basis-scenario zou bij een jaarlijks overschot (volgens de normen van de EMU) van 1,25 à 1,35% de schuld in 2025 verdwenen zijn. Bij een jaarlijks begrotingsoverschot van 0,9 à 1,0% is de schuld vijf jaar later afgelost.

Als de overheid behalve op schuldreductie zijn pijlen richt op economische structuurversterking en aanpassingen in de financiering van een aantal collectieve regelingen, dan is volledige schuldaflossing niet nodig. Een dergelijke beleidsmix achten wij het meest wenselijk. Omdat de trendgroei in de komende tien jaar aanzienlijk hoger ligt dan daarna, zouden de komende kabinetten moeten mikken op overschotten die elk jaar hoger zijn dan 1%. Dan kan tijdens de lagere economische groei in de jaren tien en twintig het overschot lager uitvallen -gemiddeld 0,5% van het BBP - om de staatsschuld tot onder de 10% van het BBP te brengen in 2025. In combinatie met te plegen investeringen in de economische structuur ontstaat daarmee een goede uitgangspositie voor de volgende jaren.

De overheid kan de economische structuur versterken door intensiveringen in bijvoorbeeld de (kennis)infrastructuur. Gegeven het vorderingenoverschot, kan de overheid de budgettaire ruimte voor intensiveringen vergroten door de lasten te verzwaren of andere prioriteit te geven aan uitgaven. De eerste optie, hogere lasten, schiet deels zijn doel voorbij omdat een grotere lastendruk de economische structuur verzwakt. Bovendien kan gerichte lastenverlichting juist zorgen voor structurele verbeteringen. Ruimte voor intensiveringen zal de overheid dus vooral moeten zoeken in het verminderen van andere, consumptieve uitgaven. Ombuigingen zijn ook structuurversterkend vorm te geven, door bijvoorbeeld een activerende werking. Zo zou het verschil tussen de beloning van werk en uitkering groter kunnen , waardoor de evenwichtswerkloosheid daalt.

Arbeidsparticipatie
Grotere arbeidsparticipatie van vrouwen is een autonome trend die positief te beïnvloeden is door goed geregelde kinderopvang. Oudere werknemers zouden ook langer aan het werk kunnen blijven. Een leeftijdsbewust personeelsbeleid en het minder aantrekkelijk maken van vervroegde uittreding kunnen hierbij behulpzaam zijn. In het algemeen kan een vergroting van de mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren, zorgen voor een groter aanbod van arbeid in personen en uren.

Ook zou serieus werk gemaakt moeten worden van verlaging van het aantal WAO-ers. Nederland heeft bijna één miljoen WAO-ers. Mede hierdoor ligt het aantal werkende Nederlanders van 55-64 jaar fors onder het EU-gemiddelde. Een eigenaardigheid van het Nederlandse systeem vergeleken met dat van andere landen is het gebrek aan onderscheid tussen 'risque social' en 'risque professionel'. Verder kent de claimbeoordeling weinig prikkels om de schad elast te beperken. Daardoor is het acceptatiebeleid in de praktijk erg ruimhartig gebleken.

Immigratie
Immigratie van werknemers is geen structurele oplossing. Het effect op de participatiegraad is gering, omdat na enige tijd vaak gezinshereniging ontstaat. Bovendien worden immigranten ook ouder, zodat in feite het financieringsprobleem wordt doorgeschoven. In die zin is deze beleidsoptie vergelijkbaar met een piramidespel. Op deelterreinen kan gerichte immigratie van werknemers wel wenselijk zijn, als zich bijvoorbeeld ernstige knelpunten voordoen met gevolgen voor de gehele economie. Ook als de overheid een acuut probleem heeft om bepaalde belangrijk geachte aanspraken te garanderen - denk aan langdurige verzorging van patiënten - kan immigratie van werknemers een optie zijn. Het zal dan wel om een tijdelijke oplossing moeten gaan. Ten eerste belemmert het structureel onttrekken van geschoolde arbeidskrachten uit arme landen de economische ontwikkeling aldaar. Ten tweede zou het niets anders zijn dan symptoombestrijding. De oorzaak van langdurige personeelstekorten moet worden gezocht in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden. Bij bijvoorbeeld hogere lonen of betere mogelijkheden voor kinderopvang zou er wellicht wel voldoende aanbod van personeel zijn geweest.

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan verder omhoog door structurele hervormingen die leiden tot meer deregulering en marktwerking. Voor een effectieve mededinging moeten de juiste voorwaarden worden geschapen en is toezicht nodig. In markten die - door kartelvorming of regulering - onnatuurlijk stabiel zijn, vindt in de regel ook minder innovatie plaats. De productiviteit is ook te verhogen door meer ontwikkeling en toepassing van kennis. Zowel de ontwikkeling van basiskennis, als het benutten van toepasbare kennis kan beter. Menselijk kapitaal is een belangrijke hulpbron voor de economie. Nederland geeft relatief weinig uit aan primair en secundair onderwijs. Met gericht bestede extra middelen kan hier de basis gelegd worden voor een grotere productiviteit in de toekomst. Meer private en publieke investeringen in infrastructuur zijn nodig, bijvoorbeeld om de bereikbaarheid te vergroten - een belangrijk knelpunt voor economische groei.

Pensioenen en AOW
Het gemengde stelsel met zowel kapitaaldekking als omslag, is vanuit het oogpunt van risicospreiding gunstig. De eerste pijler (AOW) is beter bestand tegen macro-economische risico's zoals inflatie, de tweede pijler (verplicht pensioen) is beter bestand tegen demografische risico's. Grote wijzigingen in de samenstelling van dit systeem zijn dan ook niet gewenst. Wel is een gedeeltelijke verschuiving binnen het 'defined benefit' systeem wenselijk - van eindloon naar middenloon -om het risico van tegenvallende beleggingsresultaten voor de premiebetalers te verminderen. Verder kan een lichte accentverschuiving van 'defined benefit' naar 'defined contribution' het risico voor pensioenfondsen verminderen. Hierdoor kan het risico voor de werknemer to enemen. Flexibilisering van de pensioengerechtigde leeftijd maakt het mogelijk dat dit risico voor de werknemer is op te vangen. Zo heeft langer werken het effect van een tweesnijdend zwaard: het pensioenvermogen stijgt terwijl het verwachte aantal jaren van pensioen genieten afneemt. Voor de maandelijkse pensioenuitkering heeft dit al snel een effect van enkele procenten. Sinds de introductie van de AOW is de levensverwachting flink toegenomen. Dat rechtvaardigt een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Betaalbaarheid van oudedagsvoorzieningen is verder gebaat bij waardevaste in plaats van welvaartvaste aanspraken. In het eerste geval wordt gecorrigeerd voor inflatie, in het tweede geval voor de loonontwikkeling. Het nadeel van de welvaartsvaste pensioenen is dat een stijging van de arbeidsproductiviteit de financierbaarheid niet helpt (omdat op de lange duur lonen de productiviteitsontwikkeling volgen).

Gezondheidszorg
Het huidige zorgstelsel is niet meer van deze tijd. De central e aanbodsturing door de overheid heeft zorguitgaven de afgelopen decennia in toom gehouden in een tijd dat dit nodig was, maar niet zonder duidelijke nadelen. Wachtlijsten laten zien dat vraag en aanbod niet met elkaar in evenwicht zijn. Patiënten betalen veelal niets voor zorg (vanwege de verzekering) en tegen die prijs overtreft de vraag het aanbod. De schaarste belemmert de keuzevrijheid van patiënten en dit verkleint de prikkel voor zorgaanbieders om klantgericht te zijn. De huidige aanbodsturing moet overboord, al kan de zorg nooit helemaal worden losgelaten. Het zal moeten gaan om een systeem van gereguleerde concurrentie waarbij verzekeraars concurreren om de gunst van de verzekerde en contracten afsluiten met zorgaanbieders. Door het toelaten van meer (deels privaat) aanbod moeten meer keuzemogelijkheden ontstaan voor de patiënt en verzekerde. Het verminderen van de sturing van het zorgaanbod maakt een grotere rol noodzakelijk voor de vraagkant. Prijsprikkels zijn nodig - direct voor de zorgvragers (denk aan een verplicht eigen risico) maar ook via de concurrerende zorgverzekeraars (via de nominale premie). Met vouchers
- die patiënten kunnen besteden bij een zorgaanbieder naar keuze - ontstaat een prikkel voor de zorgaanbieders om prestaties te leveren. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat er ook risico's verbonden zijn aan dit model omdat in principe de budgettaire beheersing van de zorguitgaven wordt uitbesteed aan de verzekeraars.

De invloed van de vergrijzing op de zorguitgaven is relatief gering. Het zijn vooral medisch technologische ontwikkelingen die de uitgaven opdrijven. Nu gaat 9% van het nationaal inkomen naar zorg, in 2040 zal dat 13 à 14% zijn. Om te voorkomen dat de wig tussen bruto- en nettoloon teveel toeneemt - dat kost namelijk banen en schaadt de concurrentiepositie - kan het collectief gefinancierde pakket aan zorg worden verkleind. Zo kunnen zaken als huishoudelijke hulp uit het pakket. Steeds minder zal de toegankelijkheid van de gezondheidszorg een probleem vormen, omdat het aantal ouderen met alleen AOW afneemt. Tegelijkertijd neemt door de groei van het aantal koopkrachtige ouderen de druk toe om meer keuzevrijheid en marktwerking in de zorg te krijgen.

De zorgsector moet zijn productiviteit verhogen om problemen op de arbeidsmarkt te voorkomen. Veel zorgprocessen zijn doelmatiger in te richten omdat veel werknemers vooral tijd kwijt zijn aan routinewerkzaamheden terwijl ze complexere taken aankunnen.



ABN AMRO Bank N.V.

Afdeling Persvoorlichting (HQ1190)
Gustav Mahlerlaan 10
1082 PP Amsterdam

Tel. 020 628 89 00
Fax. 020 629 54 86

Please read our disclaimer.
Copyright © 1998-2002 ABN AMRO Bank N.V.
All rights reserved.