Waterschap Zuiderzeeland

02-03
Lelystad, 21 februari 2002

Waterschap Zuiderzeeland meet bestrijdingsmiddelen in Flevoland Het Waterschap Zuiderzeeland heeft in de periode 1998-2000 onderzoek gedaan naar bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater, de waterbodem en de neerslag in de provincie Flevoland. Belangrijkste conclusie is dat in 1998 de meeste bestrijdingsmiddelen zijn aangetoond en de meeste normoverschrijdingen hebben plaatsgevonden. In 1999 heeft een sterke verbetering van de waterkwaliteit plaatsgevonden. De sterke verbetering van de waterkwaliteit heeft zich in 2000 niet voortgezet.

Elk jaar verricht het waterschap onderzoek naar bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater. Dit onderzoek is van belang om te weten hoe het met de waterkwaliteit in Flevoland gesteld is, gezien het agrarische karakter van deze provincie. De waterkwaliteit was in 1998 slecht omdat in dat natte jaar door ziektedruk in de gewassen relatief veel bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt. In 1999 zijn 30% minder bestrijdingsmiddelen aangetoond. Het jaar 2000 was vergelijkbaar met 1999. Maar nog steeds worden waterkwaliteitsnormen overschreden. In het oppervlaktewater van Flevoland zijn circa 50 verschillende bestrijdingsmiddelen aangetroffen. In de bollen- en fruitteelt wordt het schimmelbestrijdingsmiddel carbendazim veel gebruikt; dit middel wordt in het aangrenzende oppervlaktewater vaak en in hoge concentraties aangetroffen. Onkruidbestrijdingsmiddelen worden het gehele jaar door het meest gemeten in oppervlaktewater. Het gaat om middelen die vooral worden gebruikt in de teelt van wintertarwe, suikerbiet, aardappel en ui. Dichlobenil (Casoronkorrels) is een onkruidbestrijdingsmiddel dat bijna altijd en overal in het oppervlaktewater wordt aangetroffen. Het veelvuldig aantreffen kan worden verklaard door particulier gebruik op erven, in windsingels en voorheen in droge sloten in het landelijk gebied. Ook in stedelijk gebied worden Casoronkorrels veelvuldig gebruikt bij gemeentelijk groenonderhoud.

In de Noordoostpolder is de waterkwaliteit slechter dan in de rest van Flevoland. Er worden meer verschillende bestrijdingsmiddelen in veelal hogere concentraties gemeten. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door de lichte zandgrond en de intensieve teeltwijze in de Noordoostpolder. Duidelijk zichtbaar is de verbetering van de waterkwaliteit na een verbod op het gebruik van een bestrijdingsmiddel. Een goed voorbeeld hiervan is het in 1998 verboden middel diuron. Daarnaast is gebleken dat het doorspoelen van een aantal tochten door het waterschap voor een duidelijke kwaliteitsverbetering heeft gezorgd. Het waterschap heeft ook onderzoek gedaan naar bestrijdingsmiddelen in de neerslag en waterbodem. In de neerslag kunnen vooral hoge concentraties bestrijdingsmiddelen aanwezig zijn. De waterbodem kan behoorlijk zijn vervuild met trifenyltin, gebruikt voor schimmelbestrijding tegen phytophthora in de aardappelteelt. De verwachting is dat de waterkwaliteit door de invoering van landelijke regels (teeltvrije zones, driftarme doppen) met 10% zal verbeteren. Daarom zal het waterschap de komende jaren de waterkwaliteit blijven onderzoeken.